Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 970
Engeland en de fransraal.
(Ckicago Times.)
Een heele toer om gehoor te krijgen
HETSJES
De Weflnwe.
i.
Sinds twee jaren reeds droeg Jane Merle den
rouw en leefde zij in het duister en haar zwaar
moedigheid scheen niet af te nemen; zij had ge
broken met de wereld, waarin zij vroeger zoo ge
vierd was geworden en dwong zich tot de striktste
afzondering.
Een romantische legende had zich om haar heen
gesponnen en zij deed werkelijk al het mogelijke
om die legende levendig te houden. Haar smart
had iets tragisch. Niets scheen die ooit te kunnen
lenigen.
Sinds twee jaren had zij het tooneel verlaten,
plotseling, de eenen dag nog spelend, den volgenden
niet meer; haar rol, waarmee zij toch zulk een
benijdenswaardig succes behaalde, aan een andere
overlatend, en was stil teruggetrokken gaan leven.
» Waarom gaat ge niet in het klooster ?" had
haar een auteur gevraagd, toen hij haar toevallig
ontmoette en onder haar dikken sluier herkende.
Hij was een der tooneelschrijvers van naam, die
voor baar gewerkt hadden, vroeger, toen zij het
geheele land verrukte door haar bekoorlijk spel,
toen aij voor de geheele wereld de weergalooze
artitte was, die de Prinses zonder bruidschat"
had gecreëerd.
«'t Is wel mijn plan", had zij geantwoord.
Voor goed?"
Helaas!"
Ach! Arme Jane, is 't misdrijf zoo zwaar dat
ge u tot zulk een boete verplicht acht ?"
Misschien !"
En met een diepen zucht had zij hem den rug
toegekeerd.
Zij was devoot geworden. ledere week liet zij
-een mis lazen, die zij zelf bijwoonde en de priester
die haar las bad een zwarte stool om. Zij verliet
de kerk steeds met een bezwaard gemoed en rood
geweende oogen.
lederen morgen ging zij naar het kerkhof, met
de handen vol bloemen; de oppassers, die haar
van aanzien kenden, groetten haar eerbiedig.
't Is merkwaardig!" zeiden zij ouder elkander
zoolang als zij 't uithoudt. Zelfs de meest be
droefden loopen gewoonlijk na een maand of drie
zoo druk niet meer. Maar zij, ze slaat geen dag over!"
Dan bleef zij lang, zeer lang, geknield, op een
graf, dat alleen haar handen sierden.
De bewaker ran het kerkhof verzaakte zijn gewonen
stroeven ernst tegenover zulk een trouwe klant".
Wanneer hij haar op zijn rondgangen ontmoette
gaf hij haar menigen goeden wenk bij het rang
schikken der bloemen, die zij had meegebracht en
over de beste manier om ze in het leven te houden.
Zuster .... dochter .... weduwe?" had hij
eens, met eerbiedige nieuwsgierigheid gevraagd
En fier had Jane Merle's antwoord geklonken :
,Weduwe !"
Zij beschouwde zichzelf inderdaad als weduwe,
niettegenstaande zij tot hem, om wien zij rouwde,
in niet de minste betrekking had gestaan; mat.r
zij geloofde dat Jacques Meillan om harentwille
was gestorven en hield den eed, dien zij aan zijn
gedachtenis had gezworen, toen zij zijn tragisch
einde vernam, om in hem den vriend te zien, den
echtgenoot harer keus, wien zij zou hebben toe
behoord ....
II.
O! die verschrikkelijke dood van Jacques ! Onop
houdelijk bleef haar de indruk bij van het oogenblik,
toen zij de tijding vernam van een vreemde, die
het nieuwtje rondbazuinde. In dt visioenen harer
verbeelding zag zij den armen, knappen jongen,
met een kogel door het voorhoofd, op zijn bed
liggen, waar men hem had gevonden, met het
ijskoude, witte gelaat in het hoofdkussen, dat be
vlekt was door het bloed, dat droppel voor droppel
uit de wonde was gevloeid. De revolver, waarmee
hij zich had gedood, was zijn verstijfde vingers
ontgleden en op het ijsbecrenvel gevonden, dat
voor het ledikant lag en door de laatste stuip
trekkingen eveneens rood was bevlekt.
Hij, dien zij den avond te voren nog in de volle
kracht van zijn jeugd en gezondheid had verlaten !
Zeker! zij herinnerde zich alles.
Hij had haar van den schouwburg naar huis
gebracht, want hij maakte haar reeds verscheidene
maanden het hof, en haar gesmeekt, gebeden, haar
in haar woning te mogen vergezellen; hij aanbad
haar nu reeds zoo lang, zoo lang.
Waarom had zij geweigerd, waarom was zij uit
koketterie zoo barsch, zoo hard, tegen hem geweest,
terwijl zij, in den grond van haar hart bijna op
het punt was geweest toe te geven en voelde, dat
hij haar werkelijk liefhad. Zij had zoo gaarne vja"
gezegd. Haar onheusche woorden logenstraften haar
bedoeling en zij huiverde, toen hij zoo teeder haar
handen greep en ze met kussen bedekte. Waarom
had zij hem nog langer willen laten smachten,
zelfs tegen haar eigen zin?
Kom'" had Jacques gezegd, //je wilt dus mijn
dood ..."
Maar er had weer iets zoo onbeschrijfelijk luchtigs
en lief schertsends geklonken in den toon, waarop
hij die woorden sprak; 't scheen slechts ecu uit
drukking van spijt, die niets bijzonder dramatisch
had . ..
En toch had Jacques Meillan zich den volgen
den morgen gedood, en zij was verschrikt, ontsteld,
verpletterd geworden bij de tijding van zijn dood,
waarvoor zij zich aansprakelijk gevoelde.
De arme jongen had haar dus meer lief gehad,
dan zij vermoedde, zoo lief zelfs dat hij zijn leven
voor haar opofferde, omdat, hij haar niet l,ad kun
nen vermurwen !. ..
En dit misverstand, dat tot zulk een treurig
einde had geleid, had Jane geschokt. Een man had
zich voor haar het leven benomen ! Zij dacht nergens
anders meer aan; zij deed zich zelve bittere ver
wijten over haar wreedheid, zij verfoeide zichzelf
als schuldig aan het vergoten bloed . . . Helaas !
waarom had zij niet den vorigen avond de waar
heid gezegd! Waarom had zij hem niet te kennen
gegeven dat zij niet onverbiddelijk was, dat zij niets
liever wenschte, dan hem te behooreu! Eu met
oprecht berouw vervloekte zij de instiuktmatige
vrouwelijke dubbelhartigheid, die haar dwaselijk
had bewogen Jacques te misleiden omtrent haar
ware gevoelens, om te weigeren, niettegenstaande
zij hem in haar hart reeds toeoehoorde.
Zij schaamde zich, de arme .lane, dat een afschuwe
lijke trots zich n oogenblik, onwillekeurig, met
haar wanhoop had vermengd. Acli ! die geliefde
doode, met die wonde in het voorhoofd, waaruit
het leven was ontvloden ! Zij had eertijds verschil
lende rollen in treurspelen vervuld, en kunnen
tooneelspeelsters, al zijn ze oprecht, zich wel altijd
losmaken van een zeker theatraal lintje iu de vertol
king harer gevoelens? Die held, die martelaar, zou
ten minste luisterrijk door haar worden beweend !
Toen was het, dat zij zich omfloersde met dien
onteaglijken rouw, die al haar vrienden had ver
bijsterd.
«Weduwe," herhaalde zij voor zich, //ja, ge
liefde, ik wil je weduwe zijn, en een weduwe
die niets vermag te troosten !"
Zij vond iets heldhafugs in de standvastigheid
van haar smart en de innerlijke waarneming dier
bestendigheid mishaagde haar niet.
Zij had alles verlaten, ter goeder trouw, zonder
voorbehoud; zij had haar contract verbroken, zij
had zich geheel gegeven aan de schim van hem,
dien zij bij zijn leven had teruggestooten; geen
opoffering was haar zwaar gevalleu, en haar over
vloedige tranen ontsproten uit ongeveinsd verdriet.
Zij vond iets aantloeulij k-poëtisch in de besten
diging van die wanhoop. Jacques was om harent
wille gestorven; zij was jegens hem verplicht haar
verder leven eeuwig treurend te slijten. Met een
zekere geestdrift iu haar droefenis had zij zich
aan dien rouw gewijd. Zou zij ooit met haar tranen
de misdaad uitwisscheu, waarvan zij zich beschul
digde : dien vurigen minnaar tot zulk eeu nood
lottig besluit te h bben gedreven ?
III.
Maanden en maanden treurde zij aldus in
gemoede voort...
Op zekeren morgen was zij min of meer ver
rast, haar dagelijksche bedevaart naar het kerkhof
volbrengend, bij Jacques' graf een heer te ont
moeten, in ernstige overpeinzing, met den hoed
in de hand.
Onwillekeurig maakte zij een gebaar van mis
noegen; zij gedoogde geen inmenging van vreemden
in den rouw, dien naar zij meende zij alleen
het recht had te dragen.
Hem aanziende herkende zij echter een
vroegereu vriend, den schilder Massy, die ook Jacques'
vriend was geweest.
Hij van zijn kant, toonde zich miu of meer ver
baasd, haar op die plek te ontmoeten.
Och kom!" zei hij, haar de hand reikend, na
twee jaren nog! . .. 'k Moet zeggen 't komt maar
hoogst zelden voor, dat iemand zóó laug de her
innering aan eeu afgestorvene bewaart."
,/O ... ik!..." zuchtte zij met een troosteloos
gebaar en ten hemel geslagen oogen.
Massy merkte den diepen zin van dat, gebaar
niet op, of hield het, sceptisch als hij was, voor
onwillekeurig komediespel, vertooning uit gewoonte.
Hij vervolgde:
Die arme jongen! 't was toch jammer van hem;
wat een bespottelijk einde, hè?"
Jane's houding teekende oogenblikkelijk protest
aan. Hoezeer ook verdiept in haar leed, vond zij
den schilder alles behalve galant. Jacques dood
was bedroevend, ja maar met den romautischen
aureool, die hem omstraalde, geenszins bespottelijk.
Massy sloeg er geen acht op.
//'k Was in Indië," vervolgde hij, »toen ik de
tijding van zijn overlijden kreeg. .. Ik ben pas
dezer dagen terug gekomen en miju eerste gang
Ooi Paul en Dr, Jameson.
(L/ixt'ge BiaUer.)
was naar zijn graf.. . Wie zou dat, gedacht hebben?"
//Ja", herhaalde Jane droevig, //wie had dat
gedacht ?"
//Ik was hem dit pijnlijk bezoek wel schuldig",
ging de artist voort. //De laatste regelen, die hij
schreef, golden mij .. . Een oogenblik voor hij zich
voor het hoofd schoot heeft hij ze nog op het papier
geworpen, aan mijn adres . . ."
Jane gevoelde zich min of meer gekrenkt door
dien voorkeur. Nu Jacques zich om harentwil had
doodgeschoten, had hij haar ook wel een laatst
vaarwel kunnen zenden, 't Scheen haar, alsof Massy
haar een deel van Jacques gedachte had ontstolen.
//Kijk, 'k heb deu brief bij me", vervolgde de
schilder, //hij heeft bepaald het hoofd verloren. Zóó
wanhopig zal 't toch wel niet zijn geweest".
//Neen! o, neen!" riep Jane levendig, met een
nieuwen aanval van berouw. Zóó wanhopig was
't niet!"
//Hij had vrienden genoeg; wat duivel! die graag
iets zouden hebben opgeofferd om hem te redden".
//O, zeker!" bevestigde Jane met een zucht.
Massy nam den brief uit zijn portefeuille.
Een siddering beving Jane bij het weerzien van
het schrift van den man, dien zij sinds twee jaren
zoo droevig had beweend. Die brief was zijn laatste
leveusteekeu geweest. Bevend nam zij hem aan.
Eensklaps frommelde zij l,et papier woedend ineen.
Zoo'n ellendeling!" riep zij, bleek van drift,
terwijl Massy haar vcibaasd aanzag.
De brief luidde aldus :
/,Ouwe Jongen!
Vaarwel ! ik ga er van door ! Wel ecu wonderlijk
einde voor iemand die zoo levenslustig- was als ik
en zooveel van liet leven kon genieten. Maar 'k
heb geen andere keus. : :JJJ
Ziehier, wat mij is overkomen. Zonder reden.
zonder zelfs tot mijn verontschuldiging te kunnen
aanvoeren dat ik behoefte aan verstrooiing of
verdooving had, heb ik vannacht lielsch gespeeld en
een bedrag verloren, dat ik nooit, in der eeuwig
heid zal kunnen bijeenbrengen. Ik hecht, nog aan
het ouderwetsche begrip van eere-schuldcn. Niet
iu staat dien af te lossen, geef ik miju schuldenaar
de Benige voldoening, die ik hem kan aanbieden r
ik betaal hem met mijn huid ....
Beklaag mij en deuk nu en dan nog eens aan
je vriend,
Jacques Meillan."
Jane scheen na bare uitbarsting van woede ver
pletterd, totaal vernietigd.
* Zelfs geen enkel woord voor mij! Hij gaf
niets om mij ! En ik verbeeldde mij nog al dat ik
de oorzaak van zijn dood was. Beu ik daarom al
dien tijd zoo wanhopig geweest ? Ik, die hem
voor een sentimenteele minnaar, een romanheld
hield ! '
En woedend de bloemen tegen den grond slin
gerend, die zij in de hand hield, om ze, als gewoon
lijk, op het graf neer te leggen, schreeuwde zij,
de schim van den overledene toe : j^
//Ellendeling! Laffe huichelaar! Vrouwenplager'1
't Idee, dat ik mijn oogen heb uitgehuild om
zoo'n hansworst! Bah !"
1871 - 18 Januari
B'smirek leest te Versailles de Keizer-proclamatie voor.
(Xaar de teckening van A. vnx Wu::xnn.)