Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1025
.gezellen van gips, marmer en brons te rooken,
totdat het geluid van naderende voetstappen hem
plotseling deed opschrikken. Haastig bedekte
h\j de brandende pyp met beide handen en
luisterde.
»Ben jjj hier," groote aap?"vroeg een stem.
>Ik ben hier, antwoordde Salem, »geen aap."
»Je kunt nu wel ophoepelen." zeide de portier.
«Morgen wordt de Jury gekozen, dus dan hoef
je niet te komen. Maar zoodra je in de krant
leest, dat de jury aan het werk zal gaan, moet
je oogenblikkelijk terugkomen, en, je weet, dan
is het van 's morgens vroeg tot 's avonds laat,
hoor! Het beste is, dat je den nacht van te
voren hier maar doorbrengt. dat is veiliger!"
Salem volgde de raadgeving van zyn bondge
noot met groote nauwgezetheid op. Den avond
voor den dag waarop de jury aan het werk zou
gaan verscheen hij weer in zijn broek en kiel,
en toen men hem bij de deur van het tentoon
stellingsgebouw tegenhield, vroeg by met zyn
kinderlijken glimlach naar zijn vriend den portier.
Men liet hem binnengaan. Hij ver&topte zich
achter een pilaar en bleef in zijn schuilplaats,
totdat het gebouw werd gesloten.
De nu volgende nacht zal hem waarschijnlijk
tamelijk lang gevallen zijn; misschien hielpen
de verhaaltjes over zyn land hem wel den tijd
te dooden.
Eindelijk brak de morgen aan.
Salem kleedde zich uit en begon toilet te
maken voor de jury. Van het hoofd tot de voeten
beschilderde hij zich met de in water opgeloste
bronestof, waarbij zyn spiegeltje hem van veel
dienst was. Daarna versterkte hij zich met een
pÜpje en een flinken slok rum en klom vol moed
op zy'n voetstuk.
In het groote benedenvertrek waar de beeld
houwwerken worden opgesteld om aan het oor
deel van de jury te worden onderworpen, is het
niet erg licht. Salem had gerekend op deze om
standigheid, die hem in zijn krijgslist moest
helpen en de onvolmaaktheden van zijn werk
moest verbergen. Maar toch was hij min of
meer zenuwachtig, toen de leden van de jury,
die hem byna allen bekend waren, de zaal binnen
traden en op hem toe kwamen.
»K\jk eens," zeide een stem, »die figuur van
Méraud is prachtig!"
»0, dat is die groote duivel, Salem!" zeide
een der anderen.
Salem voelde zich gestreeld, toen hy op zoo'n
welwillende wijze over zich hoorde spreken, en
begon zich wat meer op zijn gemak te voelen.
»Ik zie nu al," begon een derde, *dat dit ding
ons een medaille zal kosten."
»Een medaille ?" herhaalde X. (ik wil hem
niet blameeren, door zijn naam te noemen). »Het
karakter is niet goed weergegeven de werkelijke
Salem is veel minder grof zinnelijk en veel listiger."
Y. en Z. waren het dadelijk met den spreker eens.
»Siecht weer gegeven," zeide Y.
»Eenbanale, moderne uitvoering," voegde Z. erby.
»Een overdreven gezochtheid in het teruggeven
van toevallige huidvormingen," besliste Y.
»0ch wat!" riep Falguières onstuimig uit met
zjjn luide, sympathieke stem. »Die neger is
prachtig en als wy aan de medailles toe zyn,
kunt ge er vast oprekenen, dat ik voor Méraud's
neger stem."
Delaplanche, die toen nog leefde, riep vol
geestdrift uit: »Waarachtig, je zoudt bijna
kunnen zeggen, dat hij bezig is, zich een van
zjjn vroolijke verhaaltjes te vertellen, en op het
punt is, in lachen uit te barsten !"
En waarlijk, bij die woorden kwamen alle
verhalen, waarmee Salem gewoon was, zijn lange
zittingen te kruiden en op te vroolyken, hem
allemaal tegelijk in den zin, en kon hij zich
nier langer bedwinger. Zijn borstkas zette zich
uit, het bronzen beeld boog zich plotseling schud
dend van het lachen, voorover, en een kinder
stem kraaide: «Niet waar, chic, mijnheer De
laplanche ? Salem krijgt een medaille ?"
Het is overbodig te zeggen, dat alle leden van
de jury door Salem's lachsn werden aangestoken
met uitzondering van X., Y. en Z.
Van dien dag af kunnen die drie heeren geen
kunstwerk van een collega meer beoordeelen,
zonder dat de een of ander hen waarschuwt met
de woorden:
»Pas op, hoor, straks begint het ding nog
te lachen !"
Een Ibseuiaan.
(Jagend.)
Uit Yictorien Sardou's
jongste drama,
(Spiritisme.)
In het Renaissance-theater te Parijs hebben de
eerste opvoeringen van Spiritisme, het jongste
stuk, door Sardou voor Sarah Bernhardt geschre
ven, plaats gehad. Sardou heeft zich sinds lang
met spiritisme bezig gehouden en na het nieuwe
stuk is het niet twijfelachtig, of hij aan de zijde
der ontkenners of der geloovigen staat. In de
eerste acte wordt de quaestie in het breede be
sproken, met spot aangevallen en met warmte
verdedigd; de welsprekendheid is aan de zijde
der geloovigen. Aan het slot der acte wordt op
het tooneel eene spiritistische séance gehouden,
waarbij de geesten een spoorwegongeluk ont
sluieren. Met den trein die verongelukt, is
madame Simonne naar men meent vertrokken,
zoodat haar man haar voor dood houdt. In hec
Gilberte. Ha ! daar is mijnheer Parisot!
d'Aubenas (gaat Parisot te gemoet). Wel
kom, dokter, welkom.
Parisot. Ik kom zoo van Bordeaux, waar
ik in consult geroepen was. Ik vind uw briefje;
even wat gegeten, en hier ben ik. Er is toch,
hoop ik, niemand ziek ?
d'Aubenas. Niemand. Maar er zullen hier
proeven genomen worden, waar u, als ik mij niet
vergis, wel wat voor voelen zult Laat ik u eerst
even voorstellen! my'n neef, Valentin Clayières
(gij groeien) en doctor Harry Davidson van
Edinburg, een collega !
Parisot (rriendelijk, iril Juni de hand toe
steken). Mijnbeer !
d'Aubenas. Een uitstekend medium.
Parisot f/ilotselinf/ hekoeld, gunt zijn hoed op
de amajiéleggen eit ziet Daridxon wantrouwend
aan). O 'i
d'A u b e n a s. Ik weet hoe ongeloovig u is,
dokter, en meende u genoegen te doen door
u uit te noodigen om eene spiritistische-séance
bij te wonen, tot mijn spijt onze laatste.
Dokter Davidson moet noodzakelijk morgenoch
tend vertrekken orn ziju boot niet te missen.
Parisot (spottend, zijn handschoenen
uitDe handelsreiziger fler toekomst.
(Lustige Ulatter.)
Veel
(Punch.)
Oude dame (lelasl en Maden) : »Er is toch neg n plaats ?"
Conducteur: Jawtl, mevrouw, maar mijn bus i» geen verhuiswagen !"
Het doel heiligt de middelen,
(Lustige Uliitter.)
»Lieve hemel ! kinderen, boe komen al die honden hier !"
»0, pa ! dio laien w« strai.j<>.s weer loupei), die hebbeu we maar opgevangen, omdat we
een vlooitntheater maken.
tweede bedrijf verschijnt de man bij een vriend,
die zijne vrouw naar dien trein heeft gebracht, orn
van hem bijzonderheden omtrent het ongeluk te
vernemen. Madame Simonne intussclmn was niet
op reis gegaan; zij bad juist met dien vriend
een rendez-vous. De vriend kan dus den man
de waarheid niet zeggen; hij moet dezen in den
waan laten, dat zijn vrouw een der slarhtotïers
van de ramp geworden is.
In de derde acte nu is de vrouw bij haren
man teruggekomen. Deze, als overtuig.) spirilist,
meent eerst den geest van zijne vrouw voor zich te
zien; hij vergeeft haar alles, opdat zij rust vinde
in het graf. De tweede acte is de meest pakkende;
over de derde, kan rnen dispnteeren en glim
lachen. Eigenlijk zou men moeten zeggen, dat
wanneer de tooneeldichter werkelijk zoo ernstig
het spiritisme opnam als zijn held dat doet, h< t
hem te heilig moest wezen om er een ontrouwe
vrouw gebruik van te laten maken tot bedekking
van haar schuld. Toch geeft de dialoog in de
eerste acte den indruk, dat men met eene ver
dediging, meer dan met een aanval te doen heelt.
tri'L-lii'iid). Heeft mijnbefr al proeven genomen in
uw l 'ij zij n '.'
d'A u b e n a >-. Driemaal. De beMeeersteséances
waren opmerkelijk, maar meer oi.k niet Maar u e
derde, die van gisteren, was verba/end !
Parisot ('ds ntrni. i/uuf o/i th' anm/jr :,iUcin.
Ken extia voorstelling du- V
d'Aubenas. Oordeel zelf! Dit tafeltje, dat
tot neg toe alleen onder onze vumers bad ge
danst en met duidelijke, soms zachte klopjes op
onze vnigim bad geantwoord, is plotseling onder
onze handen weggeschoven en door de kamer gaan
ronddraaien: toen is het zoo boog boven den vloer
gerezen, beeft daar eenige seconden gezweefd en
ia toen zachtjes weer naar den grond gedaald.
P a r i s o t l<ds rtircii)? Natuurlijk in stikdonker?
d'A u !) e n a s. Volstrekt niet! In het volle
Hebt, zoo helder als nu. Ik laat het aan de
hoeren over, n te vertellen wat er verder gevolgd
is. i U ij ijitat <>\> ilcn stoel rechts run de In/el
j .:it/rnj.
Des Aubiers t tot l'ttrisot). Ik voelde op
mijn schouder, daar, een zacht tikje. Onwille
keurig bracht ik er de hand aan, en wat grijp
ik? een andere band.
Parisot. Van gomel tstiek ?
Des Aubiers. Een mensc'unhand, lauw,
Zóó spaart men een monsterkoffer uit.
buigzaam, levend. Ik trok mijn hand terug en
de andere werd op het hoofd van Marescot ge
legd, die een schreeuw gat'.
Marescot. Dat is te zeggen ! . . .
Des A u b i e r s. Hij gilde het uit! .. Daarna
verschool de hand zich in die van d'Auhenas,
die haar drukte en haar wilde vasthouden. Maar
onder die drukking is zij bijna terstond
weggesmolten, opgelost in ijle lucht!
d'A u b e n a s. Juist zoo.
Parisot. Anders niet?
d'A u b en a s. Nog veel meer! Kort daarop
ia die pendule gaan slaan ! Maar niet het ge
wone slagwerk, heel anders, heel vreemd! Korte,
lichte, zilverachtige tonen, langgerekte trillingen,
als een streeiing, een langsstrijken met de vleu
gels van een vlinder.
Parisot- Natuurlijk. Een uiltje dat in
dekast van de pendule is geraakt. En de rest, dat
draaien van de tafel, die kloppen, die antwoorden,.
dat is zoo eenvoudig mogelijk. Dat zijn instinct
matige spiertrekkingen, de terugslag van jelui
eigen gedachten. Dan die hand, die muziek,
anders niet dan spanning, opwinding van
dehersenen, autosuggestie.
Des A u b i e r s. Pardon, pardon, dokter, we
hebben het toch gezien en gehoord !
Parisot. Mijn bette mijnheer, u moet niet
zeggen: ik heb gezien en gehoord, maar ik
hebmeenen te zien, ik heb ine verbeeld te hooren !
d ' A u b e n a s. Foei, foei, dokter Marphurius l
Als ik niet meer het getuigenis van mijn zin
tuigen gelooven mag, dan verbeeld ik me mis
schien ook, dat u daar staat en dat u mij argu
menten opdischt die gei-n steek houden !
Parisot. Kunt u niet toegeven dat er hal
lucinatie bestaat ?
d ' A u b e n a s. Bij ons allen tegelijk, en eender V
Parisot. Zeker !
d'A u b e n a s. Geeft u ons dan ook alsjeblieft
een verklaring van de laatste manifestatie, het
slot en de bekroning van de séance. Op het
oogenblik dat we allen op de pendule letten,.
hield plotseling bet speelwerk op. Ken mandje
van ijzerdraad, vol met gedroogde rozenblaadje».
dat ik bij liet begin der séance van het kleine
tafeltje had genomen en aan Marescot had gegeven
om bet hier op den schoorsteen te zetten,?nu,
dat mandje stijft plotseling een meter in ile
hoogte; daarna doorzweeft het de heele kamer,
en strijkt, al zwevend als een vogel, op den
hoek van die kast neer, daar bovenaan, waar het
nu nog staat. Als er hallucinatie in het spf-S
was, zou dat mandje wel hier zijn blijven staan,
dunkt mij ? l Hij l,1o/>l o/i ilcn sclioorsieenrund.j
l' a r i s o t. ilebben jelui dat gezien ?
Des A u b i e r s, Marescot. Allemaal !
d'A u b e n a s. In het volle licht !
l'a r i s o t. Dan is het een goocheltoer.
d'A u b en a s En de goochelaar is V
D a v i il s o n (fi/intl<ichcitd). Zeker een Schot,
nietwaar ?
Parisot (droog). Ik heb bet oog op niemand
Bescherming der suikerindustrie.
Minister-president Móline, de begunstigde
beetwortel zegenend.