Historisch Archief 1877-1940
No. 1025
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
kring uitgevoerd is altijd eenigszins kritiek, want
men vraagt zich altijd af, welk aandeel de uit
voering die alle werken in het scuoonste licht
stelt, aan den indruk heeft. En voorzeker kan
een goede of slechte uitvoering een juist of valsch
licht op een kunstwerk werpen, doch lier bleek
het dat de jonge componist geleerd heeft zeer
effectvol voor die vier instrumenten te schrijven
en dat de hooge eischen die hij aan de uitvoerders
stelde, niet te hoog waren berekend.
Al kwam het mij ook voor dat de klank en
kleureffecten hooger stonden dan de bouw van het
werk (iets dat ik door een tweede auditie nog
bevestigd zou moeten zien) toch was deze compo
sitie de openbaring van een zeer groot
compositietalent.
Dat vond ik bevestigd op eene muzikale soiree,
gegeven door een jong violist, deu heer
Liugeman, die zich deed hooren in vereeniging met
mevr. Oldenboorn en den heer Pameijer. Deze
laatste speelde namelijk twee klavierstukken van
Suk die mij zeer interesseerden en waaruit even
als uit het bovengenoemde kwartet iets zeer
oorspronkelijks sprak.
Ik heb den heer Pameijer met veel genoegen
gehoord. Hij is een zeer muzikaal pianist, die
verdient in ruimer kring op te treden, dit bleek
zorwel uit zijne soli, als uit zijne schoone artis
tieke wijze van begeleiden.
De jonge violist (leerling van den heer Cramer)
had dit concert gegeven, om zich van zijn dienst
plicht, (niet als violist doch als militair) te kunnen
ontslaan. Ik hoop dus dat hem dit zal gelukken,
want al was hij nog sterk onder den indruk van
een voor hem ongewoon optreden, bij voortgezette
studie belooft hij werkelijk iets goeds.
Deze soiree werd bovendien opgeluisterd door
den zang van Mevr. A. Oldenboom, die zes Ned.
liederen zong op eene zoo schoone wijze dat wij
componisten, haar daarvoor zeer dankbaar mogen zijn.
Deze zangeres wint steeds aan uitdrukking en
muzikale voordracht, hetgeen temeer uitkwam omdat
de gezongen liederen zeer verschillend van karakter
en stijl waren.
Ik hoorde nog een werk van Beethoven door de
zangvereeniging: Arti et Religioni, doch dat is
een andere Beethoven dan die uit de strijkkwar
tetten spreekt.
Dit werk is nog geheel behandeld in den ouderen
vocalen-stijl met tal van tekstherhalingen en in de
bekende afgesloten vormen. Toch herkent men
ook hierin op veel plaatsen den grooteu meester,
o. a. bij de verkondiging van den Seraplt met de
effectvolle en sobere bazuinenbegeleiding.
Il fant juger les crits d'après leur date.
De vertolking door de solisten mevrouw Noor
dewier en de heeren Rogmans en Zalsmau mag
onverdeeld worden geprezen. Op schoone wijze
vervulden de beide eerstgenoemdtn hunne zooveel
eischende partijen en ook de meer bescheiden
Petrus partij werd door den heer Zalsmau goed
in den stijl vertolkt. Evenveel lof heb ik voor
de leiding van den heer Loots en het koor, vooral
het mannenkoor dat uitstekend zong.
milliiiiiiimiiilllliiiimi
M AVONTUUR IN DE BERGEN.
DOOK
B R ET HARTE.
(Slot).
Ze kwam weer tot zichzelve in het flikkerende
licht van een vuurtje van boomschors, spelend op
de balkeu eener zolderiug belegd met boomschors,
en op een grond bestrooid eu bedekt met boom
schors. Ze verbeeldde zich zelfs te liggen op een
matras van boomschors, ouder een zware berehuid,
die ze op zich voelde en betastte. Ze had een
prettige gewaarwording van warmte, en, te gelijk
met een eigeuaardigen geur van bosch en van vrije
natuur, van iets beschermeuds, alsof ze thuis was.
En waarlijk, toen ze opzag, zat haar vader naast baar!
Met korte woorden vertelde hij wat er gebeurd
was. Eerst was hun aandacht getrokken door het
verschrikte gehin lik en gesteiger der paarden, wat
zij duidelijk zien konden; ofschoon meer niet.
Maar Mr. Penbrook...
Mr. wie?" vroeg Anny, naar de balken turend.
Wel, de bewoner van deze hut de man, die
ons te hulp gekomen is , hij greep eensklaps
zijn geweer, riep ons toe hem te volgeu, eu rende
bliksemsnel den berg af. Eerst liepen we hem
blindelings na, zonder te weten wat er gaande
was, want we zagen niets dan de verschrikte paar
den, die echter geheel alleen schenen en
net rijtuig, waar jij nog in scheen te zitten. Toen,
voor liet eerst, lieve kind, zagen we in welk ge
vaar je verkeerde! Stel je voor wat er in ons
omging, toen we dat afschuwelijke dier zich over
eind zagen richten en op het rijtuig aanvallen.
We riepen Penbrook toe vuur te geven, maar hij
deed het niet wat me u<»g een raadsel is
ofschoon hij als een razende den beigafholde. Toen
hoorden we je gillen..."
tik heb niet gegild, papa; dat deden de paarden!"
Kind, ik ken je item toch!"
Nu ja, 't was maar ecen, omdat ik viel."
Het kleurtje kwam weer terug op de wangetjes.
jEn toen, toen je zoo gilde, gaf Penbrook
vuur! 'n merkwaardig schot, van zoo'u af
stand! ? en de beer viel dood neer; hoewel
Penbrook zegt dat dit niet had moeten zjn. 'k Ge
loof dat hij hem liever levend had gevangen. Die
Tot mijn spijt kwam ik te laat <.m De Kosmos
van Zweers, een werk uit vroeger jaren, waarover
ik indertijd schreef, en de Feestcantate van
Pb. Loots op het Gouden Priesterfetst van Mgr.
Bottemanne te hooren.
Met dit laatste werk heb ik echter in de partitie
kennis gemaakt en daarom wil ik niettemin ver
klaren, dat deze cantate zich verheft boven zoo
vele gelegenheidswerken door grondiger bewerking
en niet alledaagsere effecten en expressie. Ik acht
sommige gedeelten zeer schoon geslaagd.
VAN MILLIGEN.
Edward Grieg.
In de Plannen en Vrouwen tan Hetcckenis in
ome Dagen is eene levensbeschrijving van Edward
Grieg door P. A. van Westhreene verschenen.
Deze schrijver heeft al wat Grieg geschreven
heeft en al wat er over hem geschreven is getrouw
gevolgd en als vrucht van die studie geeft hij
eene, op goede gronden steunende, eigen meening
over Grieg's beteekenis als componist. Hij wijst
er terecht op dat Grieg zich eigenlyk voor 20
jaar al geheel heeft uitgesproken, doch tevens
dat hij de muzikale schatten van zyn volk aan
het licht heeft gebracht en overal zyn weg vindend
in de binnenkamer, waar de toondichter meer
invloed kan uitoefenen dan in de concertzaal, het
begrip van harmonie heeft ontwikkeld, en ineen
tydperk, schitterend door souvereine beheersching
van de techniek, de toovermacht heeft doen
gevoelen van de reine, eenvoudige melodie.
v. M.
Enfle tespereert niet!'
Een jong Hollander, slachtoffer van een
onvoorspoedige liefde, gaat naar Java, om in het vreemde
land en een vreemd bedrijf carrière of anders
vergeting van zijn verdriet te zoeken. Hij komt
aan een suikerfabriek, en verneemt na eenigen
tijd, dat de vrouw, op wie hij nog altijd eenigs
zins gehoopt had, geëngageerd is, en wel met
den halfbloed Victor Brian, een Indo, gelijk de
schrijver het ras der gemengden van af komst noemt.
Deze tijding strekt er niet toe om den jongen
Hollander, Willem Maas, meer vrede te doen
vinden met het leven in Indië, waarmee hij toch
al niet best over weg kan. Hij besluit echter
zich over zijn leed heen te zetten, en op Java
te leven zooals men op Java leeft: hij neemt een
inlandsche huishoudster. Doch niettegenstaande
deze koloniale daad blijft Willem een luar. Hij
denkt dat hij nu echt-Indisch is, doch het heeft
er weinig van: in zijn gemoed blijft de
Ilollandsche opvatting over leven en omgaan voortbe
staan. De aanvallige Javaansche, die zijn huis
houdster is, hij verwacht te veel van haar; hij
jageis hebben zulke vreemde begrippen! Eu toen,
omdat je flauw gevallen was, dioeg hij je den
berg op.''
nIVIe droeg me?"
//Penbrook. Die ktrel is zoo sterk als 'n paard.
Nam je op z'n schouders alsof je '11 veertje was."
O!"
Eu omdat het lijtuig door de klauwen van het
dier beschadigd was, besloten we op ons gemak
alles in orde te maken, eu jou hier 'n poosje te
laten uitrusten."
Eu waar is... waar zijn ze allemaal r"
,/Ze zijn met htt rijtuig bezig. Ik wou liever
bij je blijven, hoewel je hier volkomen veilig bent."
Ik dien... dien man... wel te bedanken, hr
papa r"
«Zeker! Natuurlijk heb ik 't al gedaan. Maar
ik vond hem erg kortaf. Die half verwilderde
lui hebben zulke wonderlijke idtés. Hij beweerde
dat het beest je stellig niet rust gelaten zou heb
beu als iiij die honig niet geroken had. Nu, dat,
's belachelijk!''
Dus is 't alles mijn schuld."
Gekheid! Dat kon jij immers niet weten r"
Eu ik beu de oorzaak van al die soesah. . .
Van den angst van de paarden. . . Dat het rijtuig
stuk is. .. Eu dat die mail mij in zijn armen hier
heen gedragen heeft, wat hij natuurlijk dood
vervelend vond."
//Kiiid! Zeg toch niet zulke dwaze dingen!
Amytje ! Ik herken je niet!. . ."
Want het dwaze meisje veegde werkelijk twee
dikke tranen uit haar blauwe oogeu. Toen verviel
ze in een onheilspellend stilzwijgen, nu en dan
afgebroken door een zeuuwachti^eu snik. Kom,
probeer wat te slapen, kind; je zenuwgestel is
iieelemaal in de war," suste haar vader. Ze bleef
zwiji^en, maar ging niet slapen.
Ik ruik kollie."
Ja zeker, kiud."
Hebt u dan kollie gedronken, papa?"
Ja, we hebben een enkel kopje gedronken," ver
ontschuldigde zich de arme man, ofschoon waarom
begreep hij zelf niet.
, Vour ik hier was?... Toen de beer aanstalten
maakte om mij te vtrsliudeu?"
Neen, daarna."
ik heb zoo'u akeligen smaak in den mond. Dat
is vau die hoijig. 'k Eet nooit weer houig! Nooit!"
't Is misschien van de cognac.''
Van wat? . .."
Van de cognac. Je was geheel verkleumd van
de kou, en totaal weg, begrijp je. Toen hebben
we je 'u slok cognac gegeven.'
bit. . die . . zwarte . . . llesch ?"
Ja."
is goed en wel verliefd en heeft plannen en
droomen om zy'n geliefde op te voeden tot een
vrouw, zijn geschikte gezellin voor heel het
leven; hij wil haar doen gevoelen, wat men in
Holland als de ware verhouding tusschen man
en vrouw beschouwt.
Doch hy vergist zich, hij kent noch de vrouw,
noch zichzelven genoeg, en als de hartstocht
gevloden is, is de liefde niet gebleven, en partijen
besluiten, dat het beter is van elkander te gaan.
Willem zoekt ander werk; hij komt dieper
het binnenland in ; hij verslikdorpt, bij verwildert,
hij wordt onverschillig. Hij mist op Java alles,
wat hij in Holland als de voorwaarden en ele
menten van een menschwaardig bestaan had
leeren kennen, en de lezer gaat vreezen dat er
niets aan hem te doen is.
Evenwel, de fortuin helpt een hanóje. Er komt
verandering in zijn werkzaamheden, die hem tot
reizen dwingen, die hem met velerlei menschen
in aanraking brengen, die hem kennis doen
maken met Indo's en Javanen in soorten. Hij
leert gevoelen, dat er goeds is in het half-ras;
hij heeft nog eens een avontuurtje met een
Javaansch vrouwtje; hij wordt verliefd op een
jonge dame van gemengd ras, en moet het
ondervinden, dat hij, de heele blanke, door de
moeder, een halfbloed, wordt afgewezen.
Deze ervaringen zijn leerzaam, maar brengen
hem niet verder in de wereld; het blijft sukkelen
met zijn werk, tot alweder de fortuin hem een
goedgunstig blootje geeft, en hem daar brengt,
waar hij tot verbazing van zich zelf en anderen
op zijn plaats is. Hij komt op een koopmans
kantoor en legt daar een nooit vermoed talent
voor den handel aan den dag; hij wint het ver
trouwen van zijn meesters, hij wordt zelf chef,
transformeert zich tot een bezadigd, Hink en
solied koopman, en is eindelijk een man, die een
goed exemplaar van de Indo-Europeesche samen
leving mag heeten. Wanhoop dus niet, schijnt
de heer De Veer naar aanleidii g van Willem's
avonturen te zeggen: deze jonge Maas was een
zwakke onbeholpen man, met weinig fut, en ziet,
hij komt toch terecht. En nog beter dan thans
is gezegd, want ten slotte krijgt Willem de dame
nof, die hem in den aanvang van het boek tot
wanhoop gebracht had.
Het boek is echter niet enkel de geschiedenis
van Willem Maas, het behelst de lotgevallen van
vele andere personen, en vooral van Willem's
tegenhanger, Victor Brian. Deze jonge Indo,
zoon van een voornamen Hollander en een
Indische, door zijn vader naar Holland gezonden
om te studeeren, niet misdeeld van talenten voor
studie en conversatie, hangt in Holland den
gebraden haan uit; hij maakt grooten opgang
en niet weinig schulden. Ten slotte verlooft hij
zich inct juist dezelfde jonge dame. die voor
Willern Maas gén liefde kon hebben. Maar het
is een engagement uit berekening; het meisje is
rijk, en Victor vreest voor de toekomst, als zijn
vader hem niet meer helpen kan. De plotselinge
dood van dezen heer dwingt Victor tot een
Stilzwijgen wederom.
//Ik zou graag een kopje kollie hebben. Dat zal
////' me wel willen geven, is 't niet? nu hij mijn
leven gered huefr."
// k Geloof dat er nog wel wat wezen zal." De
vader ging terstond onderzoeken en bracht haar
het gevraagde in een tinucu kopje. J kt was voor
ecu deel toe te schrijven aan mits Amy's snel
toenemende beterschap misschien evenwel aan
haar huipelouzeu totstaiul, dat /e geen aan
merking maakte op het kopje. Ze lag eenige
oogeubhkken de hut te bekijken; ze begreep dat deze er
bij het daglicht veel minder zou uitzien, maar nu
speelde het, haardvuur in wondere kleurcuineugeliug
op den met matten eu boomschois bedekten vloer.
Bovendien het rouk er uicl akelig, zooals ze
zich voorgesteld had; integendeel was er iets ro
mantisch 111 de atmo-feer, een lekkere dennenlucht.
Ze herinnerde z;ch dat dit altijd het minder
aptijtelijke van ecu piciuc goed maakte. Ze richtte zich
op liaar elleboog overeind, hetgeen haar vader goed
moedig zeggen deed:
Wat dunkt je, als je nu eens probeerde op te
slaan, zou je straks misschien met mij terug kunnen
loopcii naar het rijtuig. Het zou ons tijd uit
winnen."
Amy ging terstond weer liggen met een:
Waar deukt u aan, I'apa! iVa zoo'n schrik zou
ik zell's niet kunnen sttiait, veel minder luojxii!
Maar och," met aandoenlijke inschikkelijkheid
als u en Mr. Waterhouse mij elk ouder den arm
houden wilt, misschien kan ik dan een paar stapjes
doen."
(.Onzin, Amy! Natuurlijk zal die Penbrook je
wel weer naar beneden dragen ook. Ik dacnt
alleen maar sst . . . ik hoor voetstappen; daar
zullen ze zijn. U ueen ! hij is 't maar."
Ecu gekraak en geritsel iu de struiken werd ge
volgd door ten donkere schaduw, die door de
openstaande deur 111 de hut viel. liet was de
forsc'ic gestalte vau deu burgbewouer. Maar hij
maakte zelfs geen beweging van binnen komen;
bij de deur staande vertelde hij wat hij te zeggen
had, namelijk dat alles in oi\ïc was en de beide
anderen bezig waren de paarden m te spannen.
Toen verdween hij iu de duisternis.
Eensklaps klonk Amy's stem, verschrikt:
i'apa, ik heb mijn armband verloren!'
//Hei) je hem misschien op die rustbank laten
vallen?"
Neen, hij ligt iu 't lijtuig op den grond. Ik
herinner me uu dat hij van mijn arm gleed
toeu ik van de bank roide ! Stellig wordt er uu
op getrapt. Toe, Papa-lief, loopt u even naar be
neden en zeg dat ze voorzichtig zijn. Mr.
Peubrook zal met mij zoo vreeselijt langzaam moeten
overhaaste vlucht naar Indië. Daar beseft hy,
hoe hij eigenlijk voor het leven met blanken nooit
geschikt was, en hij zich daarentegen uitstekend
tehuis gevoelt in den omgang met het halve ras.
Het loopt hem echter niet mede en hij gevoelt
voortdurend meer den lust om zich geheel als
Indo te gedragen. Zelfs als zijn meisje hem in
Indiëkomt opzoeken en Willem Maas hem de
gelegenheid geeft een goede positie te krijgen,
kan Victor er maar niet toe besluiten een gere
geld leven te leiden; hij acht zichzelf een mislukt
mensen, en in plaats van vlijtig te werken en de,
schoone en rijke dame te huwen, besteelt hij de
kas en gaat met een half-bloed juffertje op den
loop. Moet men over hem de^espereeren 'l Ik
zou het wel denken, want hoeveel vermaak de
escapade hem ook schenken moge, de heer De
Veer doet ons niet gissen, dat uit Victor Brian
nog een nuttig lid van welke maatschappij ook
groeien zal.
Zoo is, in korte trekken, de levensloop der
twee hoofdpersonen van het verhaal. Willem Maas
is echter voor den schrijver blijkbaar een be
langrijker voorwerp van onderzoek geweest dan
Victor Brian. Hij bestudeert de phasen van
Willem's ontwikkeling met een uitvoerigheid, die
wel eens wat vermoeit. Het zielelrven van Maas
is een aaneenschakeling van kleine slootjes op
en kleine slootjes neer, zijn bestaan gelijkt op
den loop van een nederigen stroom met kleine,
gelijkvormige golven. Ik vind dat de heer De
Veer ons te veel van die golven zien laat, en te
weinig naar verscheidenheid in opgaan en neer
vallen heeft uitgekeken. Zeer zeker maakt hij
den inlruk goed gezien en ernstig overdacht
te hebben, maar zijn boek ware voor ons
onderhoudender, zoo hij zijn materiaal meer
inéngedrongen. of althans meer geschift had.
Ik verbeeld mij, dat alles wat gezegd en getoond
moest worden, zeer goed in n deel plaats kon
vinden, en dat het drama der incidenten door
deze beperking belangrijk aan ett'ekt had
gewonuen. In driehonderd bladzijden kan veel
gedramaliseerd, geanalyseerd en gephilosofeerd
worden, en het boek van den heer De Veer telt
zeshonderd statige pagina's. In die halve ruimte
had hij plaats genoeg gevonden om de beschou
wing ie zeggen en loe Ie lichten, dio het
didaktische deel van zijn werk uitmaakt.
Want als de lezer hel nog niel gemerkl heeft,
zal ik hel hem zeggen: de heer De Veer wil in
zijn boek niet enkel verhaal, drama, avonturen
en psychologie geven, doch ook een opvalling
over de verhouding van Hollanders lol inlanders
en het gemengde ras, over het leven van Hol
landers op Java en van Indo's in Holland. \Vij
zagen reeds hoe het gesukkel van Willem Maaa
voor een groot deel daaruit voortkomt, dat hij
in Java zijn Ilollandsche denkbeelden, zijn
Hollandsche idealen wil terugvind en. Wij zagen ook
hoe Victor Brian zich veel beter op zijn gemak
gevoelt met Indo's dan met blanken.
»Die vervloekte opvoeding in Holland, zegt
deze halfbloed in een ernstig oogenblik, die ik
loopeu. Zij stapte van het bed af, met merkwaar
dige vlugheid, bracht met eeu enkelen handgreep
haar toilet in orde en zttte het, lluweeleu mutsje
op de verwarde haren. Toeu herhaalde ze, zeer rad
sprekend: Toe, Papahef, ga nu gauw; eu als u
hem ziet, zeg dan dat ik klaar beu en vraag of hij
binnenkomt."
Na deze vernieuwde aanmaning verdween papa
gehoorzaam iu den donkeren nacht. Met htm ver
dween ook miss Amy's verwonderlijke vlugheid.
Ze zette zich weer op den rand van de rustoank,
het hoofdje steunend iu de haud, met iets
kwijneiids in haar houding, aandoenlijk en bevallig
te gelijk. Ik behoef mijne vrouwelijke lezers met
te verzekeren dat het alles echt spul" was
geen zweempje coquettene! geen aaustellciij!
eu dat het meisje zich geheel door haar gevoel liet
nieeslcepen. Maar de mannelijke lezer heeft mis
schien wel ooreii voor het onschuldige feit, dat
sedert ze tot bewustzijn gekomen was, ze zicb
haar onbeleefde, nukkige mauier om Penbrook's
aangeboden diensten te weigeren aanhoudend
verI weet. Meer nog: Ze begreep dat ze door haar
j dwaasheid haar leven in ecu groot gevaar had
gebracht, eu dat deze man deze held haar
had gered. Wraut 'n held, dat was hij! Ook al be
antwoordde hij niet aan haar ideaal; alleen was r//
geen helilin. Misschien zou haar dit laatste miuder
gehinderd hebben, als hij meer overeenkomst had
met wat ze zou weuscheu; doch de Liefde heeft
geen tijd om te losofeereu.
En zoo voelde Miss Amy I orester?iu den grond.
een best meisje eu niet wat men noemt verliefd
op dezen man eeu tcedere dankbaarheid, die
een meer romantische verliefdheid met licht, geuit
zou hebben. Bij gevolg vond Penbrook, toeu hij
een oogenblik later binnenkwam, Amy bleeker eu
ernstiger, maar, zoo meende hij, mooier dan hij haar
nog gevonden had, eu hem aanziend met eeu paar
angstig vragende kijkers.
Toch bleef hij in de deur staan, als bevreesd
haar te hinderen; ook zijn gezicht stond ernstig;
hij scheen vervuld van iets. Zij dacht dat het
: misschien lag aan ziju laiige haren en ongegeneerde
klcediiig, en dit gaf haar des te meer oog voor zijn
l overige eigenschappen.
liet spijt me/' begon ze met een verlegen blosje,
' dat haar allerliefst stond, dat ik u weer lastig
: moet vallen door mijn kinderachtige zwakheid, eu
vragen mij ook weer naar beneden te helpen. Maar
dit, cu dat u mij ook hierheen gebracht hebt, is
niets vergelukcn bij hetgeen u iiog meer gedaan
hebt, eu waarvoor ik u nooit, nooit dankbaar genoeg
zal kunnen zijn!'' Zij sloeg de handjes, waarin ze
l haar handschoenen hield, ineen,en Hetze inden schoot
i vallen met een lief, kinderlijk gebaar van wanhoop.