Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1025
koopmansbeurs, bij het ontwerpen waarvan
men in 't geheel niet aan zulk een stichting
heeft gedacht.
Wat ons betreft, wij z;jn minder belang
stellend in de indeeling der Beurs, dan in de
keus van het terrein, waarop dat gebouw zal
worden opgetrokken, a! spreekt het van zelf,
dat ook wjj den bouw van een doelmatige
beurs voor de hoofdstad een quaestie van het
grootste belang achten. Doch al ware het
mogelijk, dat op het door de gemeente
aangewezen terrein, dat reeds tweemaal
werd afgekeurd, een aan alle redelijke
eischen beantwoordende beurs kon verrijzen
de plaats zelve, dunkt ons, levert te veel
bezwaren op, dan dat men in zulk een oplos
sing der quaestie mogen berusten. En dit
is, meenen wij, de overtuiging van zeer vele,
ja van bijna allen, die in de ontwikkeling
van Amsterdam belangstellen. Daar is, se
dert de Raad bij gebrek aan een beter plan,
het Damrak-plan heeft aangenomen, maar
n stem vernomen onder de burgerij: »de
beurs behoort daar niet te staan." Zelfs zij
die liever zwegen dan spraken, zuchtten
toch bij de vermelding van het Raadsbe
sluit: fraai is 't niet, edoch het schijnt
niet anders te kunnen, in Gods naam bouw
dan maar! Dat de toegang van Amsterdam
voor goed er door bedorven wordt wie ziet
het niet in? Het plan-Werker moge geen
ideaal-plan zijn, ook niet voor ons maar wie
te kiezen heeft tusschen de oplossing, die dit
aanbiedt, en het trapezium van pi. m. 140 meters
lengte rechts en links midden in een heirweg
tusschen Centraal-station en Dam, behoef t zich
niet lang te bedenken. Men zie de af beelding
van de nieuwe straat met de Beurs die daar
als monumentaal gebouw tot haar recht kan
komen en vorme zich een oordeel: zoo men
nog weifelen mocht!
Het bouwen van een nieuwe beurs, tegen
de algemeene opinie in, als sta in den weg,
den heer Berlage opgedragen, is een werk
van zooveel beteekenis, dat het niet aangaat,
daarmede een begin te maken, zonder de zaak
van alle kanten te hebben bezien, en lang
durig en kalm te hebben overwogen. Tot
dusver is dit door den Raad, onder den drang
der omstandigheden, bij het naderend vertrek
van den wethouder, geenszins geschied.
De teekeningen van den 140 meter langen
tempel werden zelfs het publiek onth mden,
en of de Raad wel veel beter ingelicitt, was
dan het publiek, het mag betwijfeld worden.
Wat voor soort van bouwwerk, misschien een
heele, en vrij zeker een halve eeuw lang, het
Damrak zal sieren of ontsieren het is en
bleef, ook den deskundigen, hun, die zeker het
allereerst in deze tot het uitspreken van een
oordeel geroepen mogen heeten, volstrekt on
bekend. Het heeft er waarlijk al te veel van
of men met een gemeentelijk bouwplan, dat
anderhalf millioen zal kosten, niet voor den
dag durft komen ; hoe anders te verklaren een
zoo autoritaire geheimzinnigheid geheel in
striid met den geest onzer dagen ?
Welnu, vóór het nog te laat is wordt de
Raad in de gelegenheid gesteld, zich ernstig
te beraden en tusschen twee duidelijk om
schreven ontwerpen een keus te doen. Wat
kan er tegen zijn, dat hij zelf in deze nieuwe
phase het onderzoek, hetwelk zoo haastig werd
ten einde gebracht, heropent, en der burgerij
den tijd gunne om van haar voorkeur voor de
eene of de andere oplossing te doen blijken ?
Meenen onze vroede vaderen inderdaad, dat
de groote meerderheid der bevolking aan hun
zijde staat, welk nadeel zou een opschorting
van de uitvoering kunnen hebben ?
Maar mocht, wat onze overtuiging is, bijna
gehesl Amsterdam het plan van de heeren
de Flines en v. Glahn oneindig veel beter
achten, dan dat wat reeds werd aangenomen;
welk een bate zouden enkele weken van uitstel
niet kunnen geven, indien dit tot een betere
oplossing van de beursquaestie leidde, dan
een, die in strijd verkeert met de publieke
opinie, welke laatste immers ook voor den Raad,
voor de vertegenwoordigers der burgerij het
hoogste gezag heeft.
Intusschen mogen de meest belangstellenden,
het voorbeeld geven en waar wij nu reeds
op het adres van adhaesie, aan den Raad, o. a.
de namen lezen van de heeren : Jac.
Ankersmit, Jacobus Remmers, Mijnarends & De
Rooy, Dunlop & Van Essen, J. W. Blote,
Boele v. Hensbroeck & Gerdes, Cramerus &
Vorstius, Labouchere Oyens & Co., Jolles &
Co. (firmant Heemskerck Veeckens)*,
Westerwoudt & Co. (Pichot)*, Jarman &Zoonen
(Wijsman)*, Jan Dinger & Co. (Hattink)*,
Hartsinck & Co. (Cool)*,D.Oolgaardt J.Bzn.*,
Vermeer & Co. (Veldman)*, Van Vloten & De
Gijselaar*, kunnen wii aannemen, dat de
in[ vloedrijken niet in gebreke zullen blijven, en
j zij aJzoo gevolgd zullen worden door een
j aantal bnrgers, die of als Beursbezoekers, of
j als voorstanders van een beter beursplan,
;' hun naam mede onder het adres zullen
schrij' ven, dat ter teekening ligt in den boekhandel
i van den heer Seyffardt, Damrak, bij
Krasnapolsky, Warmoesstraat en II. Pander in de
; Kal verstraal.
Deze zaak toch verdient de belangstelling
van een ieder, die den hoof'dtoegang van de
hoofdstad niet door een Beursgebouw versperd
l willen zien.
*) Alle 8 bestuursleden der Vereeniging TOOT
den Effectenhandel.
HMIIIIIIIIIIIIII11IIMIIII
Haison KIRSCH & C"
La vente de tous nos
continuera Lundi Ie 15 et sera close Samedi 20 Fevrier au soir.
l,a vente me fera stricteineiit AU C <M1I»T %\T.
?l
De Eeuw der Dochters.
Wij lezen dat de ouden de gewoonte hadden
de verschillende tijdperken uit de geschiedenis een
naam te geven, zooals de Gouden, de Zilveren, de
Koperen, de Ijzeren eeuw. Verder zijn ze niet ge
komen, toen werd het hun zeker te bar.
In de Gouden eeuw toch heerschte er een eeuwige
tante op de wereld en niet een lente, zooals in
ons gezegend kikkerlandje, met Maartsche stormen
en Aprilsche regenbuien en koude Mei-dagen, neen,
een echte lente met zachte zefiers en bloemen
zonder tal en de menschen waren toen allen goed
en braaf en rein !
Ben slechte tijd voor de rechters van instructie
en voor de advokaten van strafzaken, doch een
periode van zaligheid voor het menschdom in 't
algemeen.
Toen volgde de Zilveren eeuw (een begin van
't bi-metallisme?) waarin de mei scheu reeds een
weinig begonnen te ontaarden of juister misschien
wat menschelijker werden, llunde mit hiindischen
Gedanken!
Daarua hadden de edele metalen uitgediend,
het, platina was destijds nog niet bekend, doch
werd eerst in het. midden der vorige eeuw door
Spaansche goudzoekers in Zuid-Amerika gevonden;
uit een open reden kon het dus niet de derde in
't verbond zijn (vergeef germanisme). Bovendien
de mensohheid was langzamerhand aan 't v
rbasteren en hun tijd was dus met meer waard naar
iets edels genoemd te worden.
In de Koperen eeuw en meer nog in de daarop
volgende IJzeren eeuw was het treurig gesteld
met de moraliteit en hadden de middernacht-zen
delingen, indien ze toen geleefd hadden, wel de
geheele 24 uur door, dienst kunnen doen.
Het zag er droevig uit in die dagen en 't, werd
steeds droeviger en droeviger, zoo zelfs, dat, men
maar geen namen meer bedacht voor 'tgeen er
volgde.
Als men eens door was gegaan met deze nomen
clatuur, of juister met het geven van namen, zou
het, naar alle waarschijnlijkheid een curieuse lijst
zijn geworden.
Bovendien zou er voor heeren archeologen en
archivarissen een bron van studie meer zijn ge
weest. En als men, in plaats van metaal-namen
aan de verschillende tijdperken te hebben gegeven
den naam in logisch verband met den aard der
eeuw zou hebben gegeven, zou het tevens een be
langrijke bijdrage zijn geworden tot de ethuologie.
Als iiieu er mee door zou zijn gegaan en op het
oogenhlik bezig was aan het zoeken van een
geschikten naam voor dezen tijd, voor het einde der
negentiende eeuw, zou ik wel willen voorstellen
die: ,üe Eeuw der Dochters" te noemen. Ds
ouders hebben sedert lang niets meer te zeggen,
ze herinneren zich zelfs niet meer dat ze ooit iets
te zeggen hadden.
De tijd, waarin de vader de rechter was van
zijn gezin is niet meer als het nog zoo was
zou men hem de beul noemen zelfs in ons
anti-doodstrailand, waar geen beulswerk meer wordt
gedaan.
De tijd, waarin de moeder de vertrouwde, de
leidster, de raadgeefster, het voorbeeld der kinde
ren vooral der dochters was, behoort ook al tot 't
grijs verleden. Vroeger sprak men, bij wijze van
abnormaliteit, van 't ei, dat wijzer wilde zijn dan
de hen; nu zou men 't abnormaal vinden als de
hen zich vermeten zou wijzer te willen zijn dan
j het, ei.
l Of we er lang of kort over spreken, dat helpt
niet, het is een feit, de ouders hebben hun dag
gehad en mogen werkelijk uoi* dankbaar zijn, als
i ze door het, opkomend geslacht geduld worden.
l Van dankbaarheid van de zijde der kinderen is
! geen sprake meer; in onzen cvnischen tijd,
waarin de meesten zich verbeelden, dat het leven
hun een last, is maken de kinderen er hun
ouders een verwijt van, hun dien ellendigen last [
op de zwakke schoud'ren te hebben gelegd.
//We hebben immers niet gevraagd om geboren
te worden", dat is de stereotype uitdrukking, die i
den ouders als een anathema naar 't hoofd wordt ]
gegooid en die tevens de geloofsbelijdenis der
kinderen is geworden.
Het: Ie roi est mort, r.ive Ie /?<«' is uit de
mode, ten minste in het, gewone leven; reeds lang
vóór de koniug dood is, spelen de jonge kouinkjes
den baas.
De studeerende zoon vindt zichzelf oneindig
knapper dan zijn vader, die geneesheer, advokaat
of godgeleerde is.
't Is misschien waar, vader heeft meer onder
vinding, doch zoonlief's begrippen zijn moderner
en modern is een gulden eigenschap in dezer
dagen.
//Pa is zoo wanhopig ouderwetsch", heeft de
zoon gezegd, en Ma en de meisjes ... uu ja
?die zijn vrouwen", en in zijn jeugdige (waan)
wijsheid heeft hij het roer in handen genomen.
Wie kent ze niet, de talrijke huishoudens, waar
de zoon alles is, de vader weinig, de moeder en
de dochters niets; waar de zoon zich verbeeldt
mijlen boven zijn huisgenooten verheven te zijn,
omdat hij, door eigen toedoen, door protectie, of
door toeval, n sport hooger op de maatschappe
lijke ladder staat?
Wie kent ze niet, de huishoudens, waar de
ouders en zusjes zich in alles behelpen opdat de
zoon studeeren kan, waar de afleggertjes van moeder
tot in 't oneindige versteld en opgelapt worden,
opdat de broer 't heertje spelen kan, waar de
zusters vroeg van school gaan, opdat de broer
naar de academie kan gaan, waar de meisjes met
haar drieën of vieren n slaapvertrek deelen
opdat de broer zijn studeerkamer kan hebben?
Wie kent ze niet of neen ... we moeten met
den tijd meegaan en zeggen: //wie heeft ze niet
gekend ?"
Noux arons changéfout ccla", zeggen de dochters.
Ze hebben geredeneerd, geprotesteerd, gefulmineerd
zelfs tot ze haar zin hebben gekregen en ze
in huis ten minste, evenveel rechten hebbeu als
de broers.
En ze hebben gelijk!
Hoezeer ik ook, om verschillende redenen tegen
vrouwen-kiesrecht, en zelfs tegen vrouwen-emanci
patie ben van gelijke rechten in huis ben ik
een groote voorstandster.
Het gaat niet aan de meisjes te versukkelen
het woord is niet mooi, maar ik wil geen mooi
woord gebruiken voor een leelijke zaak; het gaat
niet aan, zeg ik, de meisjes te versukkelen, ze
achteraf te zetten, opdat de broers 't beter zouden
hebben in de wereld.
In den strijd zal men de zwakken toch 't best
willen wapenen en welke strijd is feller dan die
om 't bestaan?
Waarom dan de strijdsters niet even goed uit
gerust als de strijders?
! ik weet 't wel, er /.ijii er die denken
aau vroeger tijden, toen bij 't ten strijde trekken,
de zwakken in 't midden werden genomen eu be
schut, werden door de sterken, doch die tijden
xijn voorbij.
De vrouw behoeft niet meer beschermd te wor
den door den man; /,e wil voor zich zelve vech
ten, maar dan moeten haar ook de noodige mid
delen gegeven worden, opdat ze voor zich zelve
vechten kan. Dut is een toestand, waarvan n de
vrouw n de man voordcel zal hebben.
Vroeger, toen de zoou alleen maar toegerust
werd ten strijde, om ons beeld eens vol te hou
der, en de dochters thuis bleven bij 't spinnewiel,
kwam er een tijd, vooral bij de min-bevoorrechten,
bij de niet-rijken, dat de broeders zorgen moesten
voor hun zusters.
Als de ouders gestorven waren zonder fortuin
achter te laten, bleven daar een paar onbeholpen,
onde-jufferachtige zusterkes over, die thuis, achter
moeder's pappot,( geleerd hadden kopjes te
wasschen, netjes te mazen en te strijken en zoo zui
nig mogelijk te zijn. Verre zij van mij die
oudvaderlandsche degelijkheid te laken of te minach
ten maar ? die goede huisvrouwtjes, zonder
huis, waren van niet veel nut in de maatschappij.
Zij kenden niet genoeg om zich onafhankelijk te
maken; haar gulden deugden hadden geen markt
waarde en ze moesten toch ook leven. Om nog
iets te leeren waren ze meestal te oud en dan
ook de werkkring der vrouw was zoo be
perkt. Neen, dan moesten de broers maar bijpas
sen botje bij botje leggen.
Eéu broer moest zorgen voor de huis- wat,
zeg ik voor de kamerhuur want een heel
huis kon er moeielijk van overschieten.
Een tweede moest de arme zusters van huis
houdgeld voorzien, een derde van toiletgeld, want
een ieder moet toch geherbergd, gespijzigd en ge
kleed worden.
Ze werden onderhouden, de armen!
Ze moesten als-je-blieft" en dank-je" spelen
en dat als 't gevolg van een onrechtvaardigheid
hunner ouders, die zooveel meer ten koste leg
den voor de opvoeding hunner zoons dan voor
die hunner dochters en die onrechtvaardigheid was
alweer een gevolg van de heerschende begrippen.
Was 't wonder, dat het volgende geslacht meis
jes, die deze arme, genade-brood etende zustertjes
zagen, en opletten hoe weinig mensch-waardig 't
bestaan was, dat zo leidden, bij zichzelve de op
merking maakten: Zoo zal 't ons niet gaan."
Wij willen niet als kinderen kort gehouden
worden, om als mondigen onderhouden te wor
den. Wij zullen zorgen, dat we zelveu iets ken
nen ten einde onafhankelijk te zijn."
Zoo ontstond de eeuw der dochters!
Het zijn tegenwoordig de dochters, die aan 't
woord zijn, het, zijn de dochters, die fietsen.... lang
genoeg heeft 't geduurd, dat de zoons velocipedes
hadden en de meisjes moesten loopen.... het zijn
de dochters, die burgerscholen bezoeken, die lee
ren, die studeeren l 't Zijn de dochters, die door
telegrafisten en apothekeressen en doctoressen en
nog veel meer te worden, wel is waar eenige der
plaatsen bezetten, waarop de broeders evenveel en
misschien meer recht hadden, maar er zich aan
den anderen kant onafhankelijk door maken,
zoo