Historisch Archief 1877-1940
No. 1025
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Aierikaansclie YolbMUioMen, *}
Een grootsche, in den besten zin van het
woord socialistische, en tegelijkertijd practische
gedachte ligt ten grondslag aan de
Amerikaansche Free Libraries, de Volksbibliotheken,
die aan iedereen, van den president tot den
schoenpoetser, op dezelfde voorwaarden vol
komen kosteloos boeken leveren. Eéne gave
kan elk burger van den Staat verlangen, na
melijk de middelen om zich te ontwikkelen,
zich op te heffen uit de positie, waarin ge
boorte of omstandigheden hem geplaatst heb
ben. De groote massa te leeren lezen, en
haar dan, met dit tweesnijdend zwaard in
handen, over te laten aan zich zelve, aan
bet blinde toeval, dat haar vergif in plaats
van voedzame spijze geeft, staat gelijk met
een vrijwillig te voorschijn roepen van de
ernstigste gevolgen. In Amerika hebben de
belangen der maatschappij een krachtigen
steun aan de volksbihliotheken. De bescher
mende, afwerende macht dezer instellingen
reikt verder, dan men zou vermoeden in een
zoo uitgebreiden staat, waar zelfs bij de jeugd,
zulk een onbegrensde vrijheid heerscht; zij
is het duidelijkst merkbaar in de kleinere
steden, waar prachtige bibliotheken en bijna
geen sociaal-democraten zijn.
Haar volmaaktste ontwikkeling hebben de
bibliotheken in Massachusetts bereikt. Smaak
volle gebouwen, een ruime leeszaal,
doelmatige tafels en zitplaatsen, goed
gerangschikte couranten en tijdschriften, de
oekenvoorraad in de zoogenaamde Stackrooms
slechts tot bereikbare hoogte opgestapeld en,
met behulp van den kaartcatalogus, die in
kleine laden alphabetisch gerangschikt is,
toegankelük voor alle lezers, een doelmatige
verwarming door het geheele gebouw,
ventilatie en verlichting van den vroegen
morgen tot den laten avond: zou dat op
zich zelf al niet een aantrekkingskracht uit
oefenen, die de menscben van de onherberg
zame straten en drukke pleinen, of' uit de
eentonigheid van een bekrompen tehuis lokt
tot het gebruiken van de hier aangeboden
middelen tot geestesontwikkeling?
Maar wie handhaaft de rust en de orde in
de volks bibliotheek? Welke voorschriften
beschermen den ernstigen lezer tegen storing,
de boeken tegen beschadiging? Vragen wij
het aan de bibliothekaresse, wier geheele
voorkomen rustige zekerheid, intelligente
oplettendheid voor de wenschen der bezoekers,
helderheid en snelheid van denken en hande
len uitdrukt. Evenals de bibliotheek zelf maakt
ook haar persoonlijkheid een aangenamen,
innemenden indruk; orde en netheid zonder
angstvallige overdrijving, degelijk weten en
kunnen zonder pedanterie hebben hun stempel
op haar gedrukt.
Wij hebben hier niet veel reglementen",
antwoordt zij op onze vraag, terwijl zij ons
-door de lokalen Jeidt. »Die hebben wij afge
schaft tegelijk met de oude bibliotheek, die
alleen bestemd scheen te zijn, om de boeken
tegen verslijten en de leeszaal tegen het
publiek te beschermen. Evenals voor ons
gebouw een plaats gekozen is, die voor alle
standen gemakkelijk te bereiken is, zoo is ook
wat de rangschikking der boeken en tijd
schriften en alle andere bibliotheek aange
legenheden betreft, het gemak van de lezers
in de eerste plaats geraadpleegd. De meesten
geraken spoedig en gemakkelijk vertrouwd
met de inrichting der bibliotheek en met het
gebruik van den kaart-catalogus, die den
lezer het koopen van een boek-catalogus be
spaart. De boeken zijn zóó gerangschikt, dat
iedereen gemakkelijk kan overzien wat wij
bezitten op het gebied, dat hij bestudeeren
wil. De boeken, die het meest gevraagd wor
den, staan het dichtst bij het bureau van
afgifte; binnen een paar minuten kunnen wij,
door middel van ons registratie-systeem, van
elk boek en elke brochure zeggen: uitge
leend", of «voorhanden".
Maai komen er niet dikwijls lezers, die
heelemaal niet weten, wat zij eigenlijk willen
hebben ?" Mijn geleidster glimlachte, «Juist
die menschen zijn gewoonlijk onze beste klan
ten, want wij hebben natuurlijk een grooten
invloed op hun lectuur. Kijk, hier staan bij
voorbeeld twintig boekdeelen, waarvan de
inhoud betrekking heeft op de belangrijkste
kwesties, die de vorige week in de dagbladen
behandeld zijn. Links op die tafel staat een
verzameling, die nadere toelichtingen kan
verstrekken over een onderwerp, waarover
professor X een paar dagen geleden een
lezing heeft gehouden. Rechts vinden de
gymnasiasten stof lot voorbereiding van hun
opstel of hunne mondelinge voordracht; de
leeraar zendt mij eiken Zaterdag het opge
geven onderwerp en Maandags staan de boe
ken al klaar. Hier in het midden van de zaal
liggen de nieuwste uitgaven."
Gij geeft u waarlijk meer moeite voor uw
lezers dan memg koopman voor zijn klanten."
Dat spreekt van zelf! Aan wien behooren
de boeken toe? Aan mij of aan het publiek ?
Mijn helpsters en ik hebben den lezers vol
komen aan hun verstand gebracht, dat wij
slechts de administratie over hun eigendom
hebben, en daarom worden er ook zelden of
nooit boeken beschadigd door moedwil of
onvoorzichtigheid. Van 'de achtduizend boek
deelen, die het vorige jaar in de bibliotheek
stonden, is er geen een verloren geraakt,
en over het algemeen bedraagt het verlies
van uitgerleende boeken n op de 25.000."
Op dit oogenblik hoorden wij stemmen
achter ons: twee mannen spraken op een al
te hoorbaren fluistertoon met elkaar. Dadelijk
trad een der helpsters op hen toe en verzocht
hun beleefd, te zwijgen. Hoe gemakkelijk en
handig gaat zoo iets een vrouw af, en hoeveel
bereidwilliger volgt men haar verzoek op, dan
dat van een man J Miss James, de
bibliothe
*) Vg. het werkje van H. Bonfort 'Das
Biblioihekwesen i» den Vereinlgten Slaateii",
Hamburg, SbippeL
karesse van het People's Palace te Londen, die
jaren lang te doen had met de ruwste elemen
ten van het East-End, verzekerde dat de
handhaving der discipline haar zelden of nooit
moeite heeft veroorzaakt. Haar
mededeelingeii over de wel is waar inspannende,
maar ook zeer dankbare werkzaamheid in het
People's Palace, is aantrekkelijk en aanmoe
digend voor de vrouwen, die in Europa eene
proef zouden willen nemen met de betrekking
van bibliothekaresse.
De tree Library in Noord-Amerika kan
echter niet op een lijn gesteld worden met
de bibliotheek van het People Palace te Londen.
Zij behoort veel meer aan het groote publiek;
men vindt in haar leeszalen en haar bureaux van
uitgifte evenveel vrouwen en leerlingen aan in
richtingen voor middelbaar en hooger onder
wijs, als vol wassen mannen, even veel ontwikkel
den als onontwikkelden. Vooral in de kleinere
steden maken de gewone bezoekers der volks
bibliotheken den indruk van zeer beschaafd te
zijn, zoodat de meening, dat de behoefte aan
kostelooze lectuur slechts bij de lagere stan
den bestaat, volkomen onjuist blijkt te zijn.
Vroeger stonden de Free Libranes in verband
met de open bare lager scholen; de boeken waren
verzameld in de schoolgebouwen, en werden
door het hoofd der school of door de hulp
onderwijzers geadministreerd. Het spreekt van
zelf, dat in zoo'n geval de voor de bibliotheek
beschikbare ruimte onvoldoende is; de onder
wijzer kan slechts een klein deel van zijn tijd
en krachten aan haar wijden en zal zelden
meer kunnen doen, dan voor het tijdig
teruggeven der uitgeleende boeken zorgen;
van een krachtdadige bevordering der
algemeene ontwikkeling en beschaving kan onder
zulke omstandigheden geen sprake zijn.
Terwijl de stad Worcester in Massachusetts
met circa 80.000 inwoners voor haar sedert
35 jaar bestaande Free Library jaarlijks
25,000 dollars uitgeeft, besteedt de hoofdstad
van het Duiteche rijk tegenwoordig 9000 doll.
per jaar aan haar 27 volksbibliotheken, die
reeds op een meer dan veertigjarige ontwikke
ling kunnen terugzien, maar met zulke ge
ringe geldmiddelen onmogelijk iets goeds tot
stand kunnen brengen. In Amerika worden
de bibliotheken onderhouden door de ge
meenten, met subsidie van de Staten, iets
wat in Europa even goed uitvoerbaar zou zijn.
Maar de bibliotheken voldoen dan ook aan
de behoeften van de meest uiteenloopende
klassen der maatschappij.
Hoewel uitspanningslectuur het hoofdbe
standdeel der Amerikaar.sche bibliotheken
vormt, _ worden toch ook de klassieken, voorts
populair-wetenschappelijke werken, gedenk
schriften en reisbeschrijvingen en oorspron
kelijke en vertaalde uitgaven van de be
langrijkste Europeesche werken zeer veel
gelezen. Verscheiden bibliotheken geven bij
elk boekdeel uitspanningslectuur, dat ge
vraagd wordt, als toegift een werk van meer
ernsligen inhoud. De talrijke lees- en
debatings-clubs, zoowel van jongelieden als van
volwassenen, geven voortdurend aanleiding
tot het gebruik maken van de boeken met
degelijken inhoud, waarvan het aantal, zooals
uit de statistiek van verscheiden bibliotheken
blijkt, jaarlijks grooter wordt in vergelijking
met dat van de romans.
Particuliere en arbeiderskwesties in
Duitschland.
De werkstaking te Hamburg had aanleiding
gegeven tot een oproep aan alle Duitsche bladen,
om inzamelingen te houden voor de stakers, omdat
de onderhandelingen door de patroons opzettelijk
werden gerekt, en dus niet de vrije wil der
arbeiders, maar de honger hun leidsman zou
worden bij het nemen van een besluit.De
Ifarnbunjer Nachrichten noemen de namen der
onderteekenaars : prof. Baumgarten, Kiel; M. v. Egidy,
Berlijn; prof. Herkner. Karlsruhe; dr. Jastrow,
Charlot-enburg; prof. Lehmann-IIohenberg, Kiel;
dr. Mülberger, Crailsheim; ds. Naumann, Frank
furt a/M.; graaf Reina, Dresden; prof. Tonnies,
Hamburg. Het blad maakt daarby de opmerking:
»Wij willen de namen der onderteekenaars van
dezen oproep in het geheugen houden, namen
van mannen, die in plaats van hun beroeps
plichten te vervullen, zich bezighouden met zaken,
waarvan zij geen verstand hebben en die hun
niet aangaan." Voor zoover de onderteekenaars
Hen einde geld te doen toekomen aan de stakers,
de meening trachten te doen ingang vinden, dat
den arbeiders onrecht geschiedt, zoo zij gedwon
gen zijn aan de rechtvaardige eischen der werk
gevers toe te geven, maken zij zich schuldig aan
bedrog van het publiek. Daar dit geschiedt, om
aan derden voordeel te bezorgen, waarop dezen
rechtens geen aanspraak hebben, is hier een
strafbare daad gepleegd." Het blad spreekt de
verwachtii g uiï, dat dan ook de justitie een
vervolging tegen deze heeren zal inleiden.
Prof. Hans Delbrück had in de door hem
garedigeerde Pretiwiiiclie Jiïhrliiichrr de regeerirg
tot de orde geroepen, omdat zij partij had gekozen
tegen de stakers; en haar aangemaand, te be
denken, dat beschaving en wetenschap eerder
aan den kant der arbeiders stonden dan aan de
zijde der ondernem. rs, met hun eischen u la
Stumm. De Hamburger Xnchrichten hebben
hierover het volgende te zeggen:
»Wij vermoeden, dat de sociaal-democraten den
heer Delbrück voortaan als een der hunnen zullen
beschouwen. Wij van onzen kant houden de poging
van »Genosse Delbrück", om beschaving en weten
schap op te hitsen tegen de voortbrengende
standen, tegen de ondernemers in industrie,
landbouw en handel, voor even lichtzinnig als
vruchteloos. Overigens levert het optreden van
den heer Delbrück opnieuw het bewijs dat het
professoren-socialisme noodzakelijk leidt tot
sociaal-democratie en dat het in het belang van
staat en maatschappy noodzakelijk is, aan de
voortwoekerende vergiftiging der academische
jeugd en der geleerde kringen door de
sociaaldeinocratische ideën,van enkele doctrinaire
professoren, die van het werkely k leven niets afweten,
op doelmatige wijze paal en perk te stellen."
De Hamburger Nachrichten zijn, gelyk den
lezer bekend is, het orgaan van Bismarck, en
dus geen officieus blad. Maar dat het blad in dezen
geheel de meening weergeeft van den groot
industrieel von Stumm, en dus ook op het
oogenblik van den keizer, daarvan mag men zich
verzekerd houden. Men gebruikt »an allerhóchster
Stelle" voorloopig nog zekere matiging ; maar dit
pamflettistisch geschry'f is allicht de voorbode
van maatregelen in den geest van het hier ge
schrevene.
De vereeniging »Kunst toegepast op
Boekbanden," die vorig jaar te Leiden en Utrecht
met succes exposeerde, om hierdoor bij te dragen
een tak van kunstnijverheid, langen tijd ver
onachtzaamd, weder in eere te brengen, hoopt
van den 15 27 Febr. eene expositie te houden
in het Stedelijk Museum aan de van Baerlestraat,
alhier. Ditmaal noodigde het bestuur ook ver
schillende buitenlandsche firma's om mede in te
zenden. Toezegging hiervan werd gedaan door
de h.h. T. J. Cobden-Sanderson te Londen, E,
Ludwig te Frankfurt a.M . Paul Adam te
Dusseldorf en de welbekende Forening for
boghaendwerk te Kopenhagen.
Het Berliner Tat/eblatt meldt het volgende :
Een aantal schrijvers van naam zijn onlangs
bijeengekomen om den uitgever J. H. Schorer
een hartelyk afscheidsfeestje aan te bieden. On
geveer vyftien jaren geleden is de heer Schorer
uit Holland naar Duitschland gekomen en heeft
een groot vermogen er aan besteed, om in boek
handel en uitgeverszaken op edelste wyze de
kunst te dienen. «Schorer's Familienblatt", dat
later in de Gartenlaube opging, was de meest
bekende van deze scheppingen. Het offervaardig
kunst-enthousiasme van den heer Schorer leverde
aan de Duitsche schrijvers en kunstenaars meer
voordeel op dan aan hun vriendelijken Maecenas.
De heer Schorer was daarna zelf als kunstcriticus
werkzaam. Thans heeft hij eene eervolle betrek
king in zijn vaderland aangenomen ; de gasten
aan het feest eerden zich zelf terwijl zij den
heengaandtn vriend eerden".
De Maatschappij »Arti et Amiciti?e" ontving
eene uitnoodiging van het »Kunst-Verein fiir
Böhmen in Prag" om hare leden opmerkzaam te
maken op de 58ste jaarlyksche Tentoonstelling
van Schoone Kunsten aldaar op 15 April a. s.
De inzending der billetten moet reeds voor l
Maart a. s. plaats hebben. Gaarne zal ten
bureele der Maatschappij nadere inlichtingen wor
den verstrekt.
IIIIIIII1III1IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
HETSJES
Iet Isclffliile sla**.
naar het Fransch
van TII. MOKKAU-VAVTIIIER.
George Méraud is beeldhouwer. Daar hij zeer
welgesteld is, werkt hij alleen, wanneer hij er
lust in heeft en dientengevolge is het getal zijner
scheppingen niet groot. Een paar jaar geleden
maakte hij voor den »Salon" een standbeeld, of
zooals de artisten zeggen, een figuur. Die figuur
stelde een neger voor, en die neger was een in
dien tijd algemeen bekend model. Hij heette
Salem. Hij is nu al lang dood, waarschijnlijk een
slachtoffer van de tering, die in ons klimaat voor
de bewoners van warme landen zoo dikwijls nood
lottig wordt. Salem was een merkwaardig exem
plaar van zijn eigenaardig, kroesharig ras. Hij
was gewoon, zich zelf aan artisten voor te stellen',
door hun een kaartje voor te houden, waarop
te lezen stond:
Salem van Timboectoe.
Model l en rang voor Algiersche en
Oostersche werken.
En bij zoo'n gelegenheid lachte hij niet alleen
met zijn sneeuwwitte pareltanden, maar met
zijn geheele gezicht, dat er uitzag, alsof het
gepotlood was. Met de grootste bereidwilligheid
kleedde hij zich uit, als men hem dat veriocht,
en vertoonde zijn slank, prachtig gevormd lichaam ;
hij leek wel is waar niet op een marmeren beeld,
die vergelijking zou voor zoo iets zwarts niet
passen, maar op een heerlijke bronsfiguur. Hij
was in staat, zich uren lang niet te verroeren,
en als iemand zijn verbazing daarover uitte, of
hem een complimentje maakte, antwoordde bij,
terwijl hij zich met de grauw-zwarte hand over
het voorhoofd streek:
?Ik vertel mijzelf onderwijl verhaaltjes over mijn
land."
Dikwijls, als hij uren achtereen onbewegelijk
in het stille atelier stond, overviel hem een
onbedwingbare aanval van lachlust, die de spieren
van zijn borstkas deed trillen en zijn geheele
gelaat verhelderde, zonder dat hij zijn houding
in het geringste veranderde, en als de kunstenaar
ongeduldig werd, omdat hij de omtrekken, die
hij bestudeerde en trachtte weer te geven, zoo
onrustig waren, stond Salem oogenblikkelijk weer
doodstil en zeide op zijn kinderlijken iluistertoon :
?>Niet boos worden, mijnheer, ik vertel mij
zelf een verhaaltje over myn land."
Hij had nog een andere geliefkoosde uitdruk
king, namelijk: -Een goed model geeft een goed
beeld," of, als hij bij een schilder was : »Een
goed model geeft een goede schilderij,'' _ alsof
hij wilde zeggen, dat als een model het talent
bezat, goed te kunnen poseeren, er voor den
artist slechts een onbelangrijk gedeelte van het
werk overbleef. Daar hij nu wist, dat hij het
talent van poseeren in hooge mate bezat, be
weerde hij, dat wanneer men hem als model nam
roem, eer en geldelijk voordeel onmogelyk konden
uitbleven. Ook buiten de ateliers werkte hy
vlijtig voor het succes van zijn klanten. Hy was
zeer doorzettend van aard en bracht zelfs dikwyls
een bezoek aan de leden der jury, en gaf op
zy'n manier een uitlegging van het kunstgewrocht,
waaraan hy had meegewerkt, alsof het zy'n
eigen succes gold, en slechts heelemaal achter
aan, by wijze van toeval, noemde hij ook den
naam van den schepper, en liet die altijd ver
gezeld gaan van de volgende, op medelijdenden
toon uitgesproken woorden: »Goede jongen,
goede jongen, arme huisvader, zoo veel
kinders!" De »goede jongen" had dikwyls meer dan
vijftig jaar achter den rug, en de »arme huis
vader" was soms een piepjong leerling van de
teekenacademie. Maar Salem vond het klaarblijke
lijk bet best, medelijden op te wekken; mis
schien had bij al de ervaring opgedaan, dat, om
iets in de wereld te bereiken, zelfs eerbewyzen,
de gewone formule van de bedelaars van pro
fessie, als zijnde de kortste en handigste, nog
de beste is.
Méraud had bijna twee jaar aan zijn figuur
gewerkt. Salem, die gedurende de talrijke zit
tingen dikwyls genoeg in de gelegenheid was
geweest, zich verhaaltjes over zy'n land in het
geheugen terug te roepen, stelde bijzonder veel
belang in deze schepping. Het beeld werd naar
de gietery verzonden en daar de tijd voor de
inzending met snelle schreden naderde, liet
Méraud een tweede model in gips maken, om,
daar het bronzen beeld niet vóór het einde van
April klaar kon zijn, zijn «Neger" toch aan de
toelatingscommissie te kunnen voorstellen.
Maar, twee dagen voor den vastgestelden
termy'n van inzending voor den »Salon", werd
bij het verzetten van een trapladder in het atelier
het beeld tegen den schoorsteenmantel aange
drukt, en door een haastige beweging van den
knecht, die zijn onhandigheid weer wilde goed
maken, viel de gipsen neger omver, en brak
in duizend stukken !
Den volgende morgen kwam Salem toevallig
bij Méraud en. vernam het ongeluk.
»Nu kan ik niet op de tentoonstelling zijn,"
zeide Méraud. »Ik kan onmogelyk het andere
model sturen, want dat is nog by den gieter en
er ontbreken nog verscheiden deelen aan; ik
weet werkelijk geen raad, ik zou er metpleizier
vijfhonderd francs voor over hebben, om mijn
»neger" in den salon te zien.
«Vijfhonderd francs.'" herhaalde Salem, terwijl
hij zijn zwarte inktvingers voor zijn opgewonden
rollende oogen liet heen en weer dansen.
»Ja, waarachtig, vijfhonderd francs, Salem."
>En krijgt Salem het geld ook, als hij zorgt,
dat de neger in den »Salon" komt ? '
»Ja zeker, maar je kunt er niets aan doen,
mijn beste Salem."
Salem glimlachte genoegelijk, nam een plech
tige houding aan, zooals hij in belangrijke
oogenblikken altijd placht te doen, en zeide:
»Ik maken, dat de Neger in den Salon komt."
vOch, wat!" zeide Méraud, ongeloovig lachend.
»Hoe wou je dat aanleggen V"
Salem strekte afwerend zijn armen uit, alsof
hij daardoor Méraud's ongeduldigheid wilde be
dwingen, en vertrok, nadat hij om geheimhouding
had verzocht met de woorden: »Niets zeggen,
mijnheer, neen?"
Den volgenden morgen kwam hij terug met
een pak onder zijn arm. Op geheimzinnigen
toon vroeg hij : »Is hier niemand ?"
Op dit punt gerustgesteld, maakte hij het pak
open en haalde er een groenachtig geverfde kist uit.
»Wat is dat ?" vroeg Méraud.
Dat is het voetstuk voor den Neger."
>Wat voor voetstuk ?
Salem zette de kist op den grond, zich zelf
op de kist en nam de houding van het beeld aan.
->,Ie hoofd schijnt een beetje in de war te zijn,
Salem," zeide Méraud.
Salem pakte zijn schedel met beide handen
beet, deed, alsof hij wanhopige pogingen aan
wendde het van zijn romp te rukken, en zeide
toen op kalmen toon:
»IIeelemaal in orde, mijnheer."
Daarna ging hy op zijn hurken op den grond
zitten en begon de kist open te maken; er
kwam een broek, een kiel, een pakje koperbrons,
een fiesch met water, een penseel, een kleine
spiegel, een Hesch verdund zuur, een,pijp en een
pakje tabak uit te voorschijn. Salem maakte het
penseel nat, nam voorzichtig een beetje van het
bronspoeder ermee op, wreef het uit op een van
zijn vingers, die daardoor de kleur van een oude
koperen munt aannam, en zeide, met een listig
knipoogje : »Bons."
Blijkbaar meende hij »brons." Méraud begreep
nog steeds niet, wat hij wilde, haalde de
schouop en draaide zich om.
Maar Salem liet hem niet met rust.
«Luisteren mijnheer, luisteren !"
En langzaam en met veel moeite, in zijn kin
derlijke taal, die niet bijzonder rijk aan woorden
was, legde hij zijn geheele plan bloot.
Ken van de portiers van het Palais de
l'Industrie was een vriend van Salem. Hem had de neger
in het vertrouwen genomen, en nadat hij hem
de helft van de winst had beloofd, had de
portier er in toegestemd, hem te helpen. Met
de hulp van dien vriend wou Salem zich zelf
in het gebouw binnensmokkelen en als standbeeld
optreden voor de toelatingscommissie.
Méraud barstte in een vroolijk lachen uit;
»Als je dat doet, krijg je de vijfhonderd francs
in ieder geval, alleen al om de grap!"
Op het laatste oogenblik van den voor de
inzending vastgestelden termijn, juist toen het
zes uur sloeg m het »Palais de l'Industrie" ge
sloten moest worden, werd op een draagbaar
Méraud's standbeeld gebracht. Vanwege zijn
naaktheid en zijn breekbaarheid was het zoo
ingepakt, zeiden de mannen, die het gebracht
hadden. Daar het al zoo laat was, werd het zoo
gauw mogelijk ingeschreven en zette men het in
een vertrek neer, zonder het eerst uit te pakken.
Toen de nacht ingevallen en het paleis gesloten
was, begon het standbeeld te leven, pakte zich
zelf uit en klom van het voetstuk af. Salem maakte
de kist open, trok de broek en de kiel aan,
stopte de pijp en stak haar aan. Op zijn doode
gemak zat bij tusschen zy'n onbewegelijke
met