Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND*
No. 1068
van weduwen en weezen, ziekelijke of zwakke
kinderen de buitenlucht te doen genieten, of het
leven der minder gegoeden te vervroolyken door
gepaste uitspanning.
Wat was de macht, die dezen man van in
't oogvallend tengere en zwakke gestalte, zoo'n
kracht gaf tegenover traagheid, onwil en soms
ruw geweld ? Het was de macht der innige
menschenliefde, die hem bezielde, de macht zijner
oogen, die stralen van genegenheid, maar ook
yjin heiligen toorn konden doen fonkelen, die
meer overtuigden dan de langste en heftigste
toespraak. En daarbükomen een zeldzame dap
perheid van geest en een zelfbeheersching, die
hem te midden van het branden der driften, zoowel
bij openbare als intieme discussiën, nooit het
stuur deden loslaten en hem zelfs de koelbloedig
heid schonken om met een enkel geestig woord
verademing te brengen in een zwoele atmosfeer.
Al wie Degenhardt kennen uit zijne vele
verdienstelijke geschriften en in z\jn persoonlijk
optreden, zullen waar zij den vloeienden stijl,
den aangenamen vorm en den kantigen betoog
trant der eersten roemen, hem het grootst achten
in het laatste, in den schier onnavolgbaren tact,
dien hij weet ten toon te spreiden om tot het
hart zijner medemenschen door te dringen en
hen te bewegen tot medewerking aan hun eigen
belangen of aan die van hulpbehoevenden. Wie
hem op de vele inrichtingen, waar hjj bepaalde
lessen gaf, in het dagelyksch leven of op ver
gaderingen zag worstelen met een recalcitrante
natuur, had het voorrecht van een veldslag by
te wonen, die hem diep in het geheugen bleef,
omdat hij begreep, dat de taktiek van den veld
heer de studie waard was en het doorgronden
ervan later te pas kon komen.
Zoover ik mij kan herinneren doceerde
Degenhardt nooit het bepaalde vak van opvoed- en
onderwijskunde, maar zyn geheele optreden was
een voorbeeld voor de aanstaande onderwijzers
hoe men had te handelen om het ideaal nabij te
komen: orde zonder straifen, aandacht uit liefde
tot het onderwerp, ijver en inspanning zonder
dwang. O ! het leek zoo eenvoudig en gemak
keljjk! Maar als men de aanschouwingsles in
eigen klasse in praktijk wilde brengen, bemerkte
men vaak, dat er bij Degenhardt een bijzondere
begaafdheid bij kwam, die evenmin was af te
kyken of aan te leeren als de fijne toets van
den schilder, het timbre van den zanger.
Gelukkig voor de maatschappij ging die gaaf van
Degenhardt voor een zeer groot deel ook over
op zijn talrijke kinderen, die zich alle tijdelijk
of voortdurend aan het onderwijs hebben gewijd.
Maar is het niet mogelijk hun, die van dezen
uitstekenden staatsburger willen leeren, volledig
,mede te deelen, hoe hij moeilijke karakters wist
te vervormen en te kneden, omdat men ten slotte
moet eindigen met het geheimzinnige: het was
zijn bijzondere gaaf het is wel mogelijk te
zeggen, hoe hy bij zijne vele ambtsbezigheden
nog zooveel kon schryven en op philantropisch
gebied kon verrichten.
Zijn werkkracht zit .in de kalmte en orde,
waarmede hij alles verricht, zich houdende aan
een strenge verdeeling van den dag.
En zoo werkt deze tachtigjarige nog steeds.
Ofschoon hij het zich ten plicht rekende in tijds
zich terug te trekken uit alle bezigheden, die
hij meende niet meer te kunnen volhouden met
dat aplomb en die nauwgezetheid, die hy van
zichzelven eischt, neemt hij nog een zeer werk
zaam aandeel in het bestuur der onderwijzers
levensverzekering en treedt nog op als expert
voor de rechtbank, nu en dan ook nog zyn stem
latende hooren als een onderwijsvraagstuk van
den dag hem geen rust laat, voor hij er zich
over geuit heeft en er zijn lange ervaring en
kloek inzicht over ten beste heeft gegeven. Nog
tintelt zijn oog, nog hanteert hij met vaste hand
de pen, nog heeft zyn gelaat een tint zoo frisch
en is zijn kruin zoo weinig vergrijsd, dat onze
hoop niet beschaamd zal worden, als wij wenschen
dat hij nog vele jaren de zegeningen moge ge
nieten, die over zyn ouderdom zyn uitgestort, al
bleven hem natuurlyk vele droevige verliezen
niet bespaard. EEN OUD-LEERLING.
rams
van voorziening in de
be/.ettingstroepeu.
3. Voortgaande verbetering
van het kazerne- en
scheepsleven.
Het weekblad de Amsterdammer, zoo schrijft de
Slanilnnrd, tornt thans ten leste met eeue scherp en
duidelijk geformuleerde beschuldiging.
Uitnemend.
])e red. schrijft van Dr. Kuyper:
Zijn partij staat, niet alleen volgens ons oordeel, maar
naar tamelijk alsremeene opvatting, schuldig aan schending
van haar eigen Program.
Mogen we hiel1 nu bewijs voor vragen; altoos met
voorafgaande behoorlijke definitie van \vat ondrr
ttschi">ifllnfj van proffniiti" te verslaan zij. Anders wordt het
weer een praten in het honderd.
AVe ver/oeken dus tweeërlei: lo. dat ze Art. !7 van
ons Program \an beginselen, en Art. ;> van ons Program
van Actie nanst elkaar, of onder elkaar, afdrukke, en
2o. nantoone in welk opzicht het eerste het tweede srlienrU.
Om haar de moi-He van het nazoeken te besparen,
plaatsen we beide artikelen aldus naast elkander.
Art. 17. Program van
Beginselen.
Kracht tot handhaving
van onze nationale zelf
standigheid zoekt zij in de
versterking van het
rechtsbesef; in de bevordering
van kennis onzer historie;
in de bevestiging van onze
volksvrijbeden; in eene
erArt. 5. Program vaii
Actie.
1. Bezuiniging op het
be2.
heer.
Organisatie bij de wet
van on/,e levende strijd
krachten overeenkom
stig art. 17 van ons
Program van Beginselen;
en in afwachting
hiervarene diplomatie; en voorts
in eene wettelijke organi
satie van de doode en
levende strijdkrachten te
land en te water, die, na
verbetering van het
scheepsen .kazerneleven, met prijs
geving der plaatsvervanging,
bovenal kracht zoekc in het
moreel van den soldaat.
Wat een grap!
Nu een half jaar is in de duidelijkste
bewoordingen, met aanhaling van de daarop
betrekking hebbende plaatsen uit Ons Pro
gram, den heer Kuyper verweten, dat hij,
als leider van de
Standaard-antirevolutionairen, bij de jongste verkiezingen zijn ver
leden en het antirevolutionair program on
trouw is geweest en thans eerst leest hij
»een scherp en duidelijk geformuleerde be
schuldiging."
Wat iemand als Dr. Kuyper toch lang
kan lezen vóór hij iets merkt!
Maar daar dringt dan eindelijk de beschul
diging tot zijn bewustzijn door. Trouwens
een paar dagen te voren had hij nog Mr.
Kerdijk kunnen hooren spreken over »de
opberging van den eisch van persoonlijken
dienstplicht!"
Nu hij evenwel leest in ons blad, voor de
zooveelste maal, dat hij naar tamelijk alge
meen gevoelen «schuldig staat aan schending,"
aan het niet nakomen van eigen program,
springt hij op en roept: Uitnemend! Dat
zult ge bewijzen, en bij voorbaat veroordeel ik
u krachtens mijn hoogheidsrecht, dat mijzelf
ontslaat van de verplichting ooit iets uit
Uw betoog onder de oogen mijner lezers te
brengen, tot het naast elkander afdrukken
van Art. 17 en Art. 5.
Iemand als Dr. Kuyper meten wij gaarne
de maat vol. Daar staan ze dus.
En wij voegen er aanstonds bij: Art. 5
«schendt" Art. 17 niet. Maar de vraag is
en blijft: Schendt Dr. Kuyper door zijn hou
ding bij de verkiezing al of niet» Ons Programf
Eerst echter Art. 5.
Theoretisch formeel schendt het Art. 17
niet, immers Art. 17 wordt er in genoemd.
Formeel zijn de heeren gedekt!
Maar practisch, essentieel?
Waarom mocht de afschaffing der plaats
vervanging niet worden vermeld 'f Die af
schaffing was toch het cardinale punt, waar
over alle partijen zich uitspraken, dat mede
karakteriseerde den strijd bij de stembus.
Het program van actie bevat 35 eischen,
en van deze worden er 34, dus alle op n
na, aangegeven met een duidelijke omschrij
ving van het onderwerp, alleen die ne: de
plaatsrermngiity wordt, als ware het een
raadseltje voor katholieken en
antirevolutionairen, opgeborgen in een cijfer van het
program. En erger, althans opmerkelijker
nog: In Art. 17 (zie boven) worden genoemd:
wettelijke organisatie, met prijsgeving der
plaatsvervanging, en verbetering van het
scheepg- en kazerneleven en nu ziet men
in Art. 5 program van actie die verbetering
van het scheeps- en kazerneleven, (onderdeel
van denzelfden x.in in Art. 17) een afzonder
lijke plaats aangewezen en de afschaffing der
plaatsvervanging stilzwijgend voorbijgegaan.
Maar dat niet alleen. Terwijl de verbete
ring van liet kazerne- en scli.cepsle'cen tot een
afzonderlijk punt wordt verheven, wordt de
niet genoemde afschaffing der
plaa/svervanging onafscheidelijk verbonden aan de,
legerorganisatie- bij de wet, iets, waarvan Dr. Kuy
per herhaaldelijk verklaard heeft, dat de tijd
er nog niet rijp voor was. En zoo wordt
juist door de wijze, waarop Art. 17 van het
Program van Beginselen in Art. 5 van het
Program van Actie is opgenomen : de
afschaifing der plaatsvervanging ad calendas
graecas verschoven, ofschoon deze in 187!), als
een vergiftiging der lagere volksklasse en
een kanker van het leger »in geen gcr.nl Irniffer"
mocht worden geduld. Is dit uit een logisch
oogpunt niet belachelijk
enmteen]>oliliekmoreel oogpunt beschouwd, niet treurig genoeg!
Zou men nu den zoo scherpzinnigen pro
grammakers als Dr. Kuyper en zijn vrien
den geen onrecht doen, wanneer men hen
verdacht van bij toeval, zonder bedoeling,
dat veel beteekenend woord, die allerbelang
rijkste zaak te hebben weggestopt ?
Maar aan een program-artikel op zichzelf
heeft men niet veel. Dr. Kuyper herinnerde
in de Kamer den heer Kerdijk er nog aan,
! door te wijzen op het beginsel van Scheiding
i van Rtaat en Kerk door vele liberalen ook
opgeborgen. Vooral de loclicliling tot een
program-artikel dient men te kennen.
Welnu, de toelichting door den heer Kuyper
in 1-S79 bij art. 17 geschreven luidde:
de plaatsvervanging wordt gevloekt door
het platteland;
ze is een instelling, die een deel onzer
landbevolking letterlijk demoraliseert ;
de dienenden zelf naar lichaam en. ziel
bederft:
hen liet yif dat '.e inxoi/en in het stille
dorpsleven doen overbrengen;
een Jegerinstelling, die noodzakelijk tot
plaatsvervanging nopend, demonen der lagere
Llasse bij voorkeur TK.N OKFKR kiest;
ze wekt bij elk ii/nn van nobel en x.in een
woord van toorn (sic) cu afkeuring.
Zij mat] in geen geval langer geduld
worden, »en het is uit dien hoofde, dat ook
wij, op het voorbeeld van Groen van ]
Prinsterer en krachtens het antirevolutionair \
beginsel dat allen menschenhandel verfoeit,
ons aansluiten bij den eisch -dat aan alle
dienstvervanging een eind kome en hier
mede de kanker worde uitgesneden, die tot
dusver ons leger bedierf.
Nietwaar, dat was duidelijk gesproken!
Geen woord Fransch er onder.
En nu de toelichting door dienzelfden heer
Kuyper in 1897 bij het program van actie
gegeven ?
Waar is die te vinden?
Zoo ooit, dan moest deze in de verkiexings
dagen worden verstrekt. Terecht gaf Dr.
Kuyper den heer de Boer te verstaan, dat
men in de verkiezingsdagen op zijn openst
moest zijn!
Over de geheele linie verbroederen zich
de verklaarde tegenstanders van de afschaf
fing der plaatsvervanging met de
onderteekenaars van het antirevolutionair program;
zij hopen samen de meerderheid te behalen,
samen op te treden als n regeeringspartij ;
en de katholieken, hun valt daarbij
allerminstdubbelzinnigheid te verwijten,zij stemmen
de antirevolutionairen in het vaste vertrouwen,
dat deze nu ook niet zullen komen met den
eisch vervat in art. 17 of met de argumen
tatie vervat in paragraaf 236 van Ons
Program.
En Dr. Kuyper ziet maar in zijn onschuld
den anderen kant uit; hij bemerkt er niets
van ... hij spreekt geen woord, geen woord
over iets dat vóór twintig jaar reeds »den
toorn opwekte van elk man van nobelen
zin" en wat in geen geval langer mocht
duren!
Of is een karakter-daad van Dr. Kuyper
aan onze aandacht ontsnapt? Is hij werkelijk,
als iemand die zijn pogram of zijn beginselen
niet wilde schenden, den katholieken kiezers
te gemoet getreden, met de verklaring:
vrienden vergist u niet in ons; wij zijn de
mannen, die twintig jaar geleden reeds ons
woord verpand hebben, om ten spoedigste
de plaatsvervanging, de vergiftiging der
lagere volksklasse te doen eindigen, en nu
daar anderen zijn die met ons dezen kanker
willen uitsnijden, zult gij, wat er ook
ge.beure, ons tot redding van het platteland, het
proletariaat en het leger vinden aan hun zij ;
want wij spreken over geen enkele
wereldsche zaak zonder in den hoogsten ernst er
Gods heiligen naam in te mengen en u
begrijpt dus wel, als wij eenmaal plech
tig iets beloofd hebben en ons woord niet
nakomen, dit staat voor ons met meineed
gelijk...!
Neen, als Standaard redacteur, als man van
het anti-revolutionair beginsel, als leider in
hoogste ressort, is het niet bij hem opgekomen
zijn stem te verheffen; niets dat hem ver
ontrustte; de toestand was volmaakt zuiver;
hij hoorde geen verkeerd woordje; hij zag
geen enkel teeken van misverstand... hij
liet ze maar samen werken en samen stemmen,
en lang na de verkiezing was elk bericht
aangaande beginselverzaking der zijnen, hem
nog een ongelooflijke, in elk geval, onver
wachte mededeeling; want als hij zich alles
weer goed herinnerde wat vóór, tijdens en
na de verkiezing zijn oor had bereikt, dan
was daaronder op zijn best, ook een soort van
«geschetter," een min of meer onaangenaam
gedruisch, waardoor iemand somtijds gehinderd
! kan worden, die zelf' in een tempel, maar
wat al te dicht in de nabijheid van een
kazerne woont!
Zoo'n naïeve man!
Nu gaan Dr. Kuyper heel wat dingen
goed af; alleen den naiere te spelen, en
dan nog bovendien in zijn verlegenheid een
gezicht te zetten, alsof hem nu eerst een
l licht opgaat en hij zich beleedigd moet
ge| voelen, dat gelukt hem niet te best. Wie
het ziet, lacht even, of, mocht hij minder
goed geluimd zijn. zegt eenvoudig, langzaam
i en met nadruk: hèfoei!! En als de Heer
Kuyper, dan niet alleen den naieve, maar
ook nog den domme, wil spelen, en,
na de verzekering dat hij nu »een scherp en
j duidelijk geformuleerde beschuldiging" voor
zich heeft, toch eerst nogeens wil weten wat
wij onder schrnilin;/ verstaan, dan denken
wij bij ons zelf: Professor, Professor, is dat
nu een rolletje voor iemand als u!
Het verzwijgen ititxluite.iid van de afschaf
fing der plaatsvervanging in art. 5; het
zwijgen na dit verzwijgen, bij de samenwer
king van katholieken en
anti-revolutionairen; de duur van dat zwijgen; alsmede
het verzwijgen van den hoofdinhoud der
; tegen deze houding gerichte betoogen het
) zou voor Dr. Kuyper, indien hij werkelijk
| zoo naïef ware als hij zich voordoet, het
sprekend luidklinkend bewijs kunnen zijn,
hoe hij zich zelf en zijn partij in een on
mogelijke positie heeft gebracht.
Wat ons betreft, wij zijn niet bijster nieuws
gierig naar de verdere verdediging van Dr.
Kuyper's gedrag. Wij mogen nu wel vast
stellen dat overtuigende argumenten hem
ontbreken. De soort van redeneeringen, waar
toe hij vervalt, liggen wat te ver buiten het
bestek van eenig ernstig betoog. Wat heb
ben wij hem nu al zien te berde brengen!
B.v.: de afschaffing der plaatsvervanging ging
buiten de rechtvaardigheid om. De plaats
vervanging was een in zichzelf niet ondeug
delijk recht; er steekt niets smadelijks in.
Zij is te goed om haar af te schaffen, men
geeft haar alleen met leedwezen prijs. Als
een anti revolutionair de plaatsvervanging
bespreekt onder het hoofd Militaire Defen
sie, en in de paragraaf: Moreel van den
soldaat, blijkt daaruit reeds dat het alleen
een defensie-quaestie is; het anti-revolu
tionair beginsel is niet tegen de plaatsver
vanging als een soort van menschenhandel,
maar uitsluitend tegen de ronselaars gericht;
ook kan de plaatsvervanging niet prin
cipieel veroordeelenswaardig wezen, daar de
gemeente gesalarieëerde politiedienaren aan
stelt, almede men mag niet principieel tegen
plaatsvervanging zijn, wanneer men niet even
krachtig tegen geldboete als straf zich keert!
Maar wat is dat alles nog bij het laatste en
mooiste, ons nu pas gegeven: dat nl. Kuyper
en de zijnen bij de verkiezingscampagne art.
17 niet hebben kunnen schenden, wijl in
Art. 5 van 't Program van Actie »Art. 17"
is genoemd !
Het repliceeren is door Dr. Kuyper tot
een spelletje gemaakt; als iemand, belegerd
in een huis met vele openingen, heeft hij, daar
de deuren versperd zijn, zijn hoofd nu eens
door het eene dan weer door het andere
gaatje gestoken, om te zien of er dan toch
geen mogelijkheid bestond om te ontsnappen.
Het eenige wat ons thans nog interesseert
is, voor welk luikje of poortje hij zich nu
weer zal vertoonen, om er zich door te wrin
gen, zij 't dan ook met achterlating vara
kleedingstukken, die een net mensch moeilijk
missen kan.
* *
*
Behalve dit politiek geschil, hebben wij
met den Standaard-redacteur nog een geschil
over de ridderlijkheid in het persdebat. Wij
mogen echter niet te veel van het geduld
onzer lezers vorderen. Hierover dus een vol
genden keer.
Tammany-Hall" en zijn Boss."
Het valt natuurlijk niet met met zekerheid
te zeggen, hoe de afloop der verkiezingen te
New-York zou zijn geweest, wanneer niet
midden in den strijd de dood zulk een tra
gisch einde had gemaakt aan het leven van
een der candidaten voor het mayorschap,
Henry George, den beroemden schrijver van
Progress and Poverty. De overwinning door
de tegenpartij behaald, is nu eene vrij ge
makkelijke geweest, en de heer Van Wyck,
de candidaat van Tammany-Hall, is met
eene aanzienlijke meerderheid gekozen.
In het jaar 1789, toen New-York nog
slechts eene stad van 30.000 inwoners was,
werd daar door eenige patriotten eene
vereeniging gesticht, die den naam droeg van
«Genootschap van Tammany-Hall en van
de Columbische Orde". Tammany was de
naam van een voor lange jaren overleden
Indiaansch opperhoofd, die in tal van legenden
was verheerlijkt. Een deel van het gebouw,
waarin de vereeniging zich had gevestigd,
werd door haar verhuurd aan eene politieke
vereeniging, die later de oorspronkelijke be
woners geheel verdrong en zelve den naam
Tammany-Hall bleef behouden.
Er is wellicht op de geheele wereld geen
tweede voorbeeld te vinden van eene poli
tieke organisatie, zooals Tammany-Hall te
New-York in den loop der jaren is gewor
den. Het is zoo schrijft C. de Varigny
in den Temjin de spil waarom het politiek
leven draait, het middelpunt waarheen alle
berichten gezonden worden en vanwaar alle
wachtwoorden uitgaan, waar de programma's
worden opgesteld en de coalitiën worden aan
geknoopt, waar een permanent bestuur zetelt,
dat uitmuntend is ingelicht en op militaire
wijze wordt gehoorzaamd. De basis wordt
gevormd door een »ComitéGeneraal,'' samen
gesteld uit leden, die door de democratische
kiezers in elk district worden aangewezen,
in evenredigheid met het aantal stemmen
waarover de partij in dat district beschikt.
Dit Comité-Generaal wordt verdeeld in
subcommissiën voor de organisatie, voor de
financiën, enz. Boven het Comitéen uit
zijne leden gekozen staat het bestuur
(dirigeerend Comité), dat zestig leden telt, twee
voor elk der kiesdistricten van New-York
Dit bestuur vergadert zoo dikwijls als het
door den president (tegenwoordig den heer
Richard Crocker) wordt bijeengeroepen. Wan
neer de verkiezingen ophanden zijn brengt
het Comitévan Organisatie rapport uit aan
het Comité-generaal; het doet mededeeling
van de namen der candidaten, van hunne
aanspraken, van de mate der populariteit,
waarin zij zich verheugen en van de meer
dere of mindere kans, welke zij hebben, om
ook van de tegenpartij stemmen te verkrij
gen. Tevens legt het een lijst over van de
sollicitanten naar den post van
districtscaptain, en geeft de motieven op voor of
tegen hunne benoeming. Deze
mededeelingen worden door de plaatselijke comité's ge
controleerd en aangevuld, en daarna over
gebracht aan het bestuur, dat onder leiding
van zijn president (bons) zonder appèl
bebeslist, de lijst der caoididaten opmaakt eni