Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1177
recht stelt zich ten doel de invoering van bet
enkelvoudige, geheime kiesrecht voor mannen
en vrouwen, dat zoowel direct als indirect los
u van den maatschappelijke!! welstand.
Daar dit doel onder de bestaande Grondwet
niet is te bereiken, streeft het Comiiéin de
eerste plaats naar wijziging in art. 80 van de
Grondwet, zoodanig, dat de invoering van
bavengenoemi kiesrecht mogelijk is."
Het N. C. voor Aig. Kiesrecht zal bestaan
uit Landelijke Bonden of Vereenigingen, Plaat
selijke Comilé's voor Alg. Kiesrecht,
Dlstrictscoraité's en Personen, die geen lid zija van een
Vereeniging of Comité, dat bij het N. C. is
aangesloten.
ledere bij het, N. C. voor A. K. aangesloten
organisatie, betaalt een maximum c.mtributie van
5 cent, de vakvereenigingen 2/£ cent, par jaar,
voor elk harer leden. Deze contributies worden
gestort bij htffi igen van l cent, (% cent voor
de vakvereenigingen), naar de behoefte.
De contributie voor personen, zelfstandig aan
gesloten b j het N C. voor A. K. btdi-aagt
minstens /O 25 per jaar.
De leiding van het N. C. voor A. K. berust
bij het uitvoerend Comité. Dit Uitvoerend
Comitéwordt gevormd door de vertegenwoor
digers der bij het N. C. voor A. K. aangesloten
Landelijke Bonlen of Vereenigingen.
Ten einde te zorgc.n, dat er steeds voldoende
samenwerk ing zal bestaan tusschen dit, Uitvoerend
Comi'éen de vertegenwoordigers der Comité's
aal het Uitvoerend Comitéminstens 2 vergade
ringen per jaar moeten houden met deze ver
tegenwoordigers.
Ook hebben de vertegenwoordigers der
Plaatselijke Comité's steeds toegang tot de
vergaderingen van het Uitvoerend Comitémet
net recht van discussie.
De middelen, waarm -e het Comitézal trachten
ziju doel te bereiken, bepalen zich tot het voeren
van algemeene propaganda, zooals : het houden
van vergaderingen, het uitgeven van geschriften,
enz. A»n verkiezingen zal liet Comitéals lichaam
niet mede doen; het stellen en steurieu van
kandidaten wordt overgelaten aan de
Districtseomité's. Het Comitézal een correspoudentieblad
uitgeven, dat een band moet vormen tussehen
het Uitvoerend Comitéen de aangesloten ver
een igingen.
Volgens het besluit genomen op de ver
gadering waar deze bepalingen werden vast
gesteld, b,;staat, het, U.tvoerend Camitéthans uit:
Mr. P. J. Troelst.ra, vertegenwoordiger der S.
D. A. P.; Th. M. Ketelaar, vau den Radicalen
Bond ; H. J. Scheulderman, van den
SjcialisteBrtond; Mevr. Versluy*?Pielman, van de Ver.
voor Vrouwenkiesrecht; H. J. Bruens, van den
Sigareum.- en Tabakbew.-bond; W. Brouwer,
vun den Kleermtkersbond ; C. A. de R>o, van
den Typ. Bond ; J. 11. P. van Zadelhoff, van de
Sac. O.id. Vereen'eriug.
Am dit Comitéwerd de opdracht gegeven
zich zoo sp red g mogelijk te wenden tot den
Minister vau Biuneulandsche Zaken met een
adres, waarin zal gewezen worden, welke tech
nische gebreken en bezwaren in de bestaande
Kieswet dienen te worden opgeheven.
* *
Het laat zich aanzien, dat deze nieuwe be
weging voor algemeen kiesrecht, mettertijd
groote kracht zal ontwikkelen. De omstandig
heden waaronder zij begonnen wordt, ziju zeer
gunstig. Van de grootste en best georganiseerde
vakbonden hebben er zich reeds eenigen aan
gesloten. Zestien plaal.selüke comité's (.lat te
Amsterdam telt ruim 10 000 leden) ziju opge
richt. Negen kies- en twee-en-twiutig andere
vereenigiugen, gevestigd in stedea waar geen
plaatselijke comité's beslaan, en die.geen
afdeeling vormen van een aangesloten landelijken
bond, nemen deel aan de agitatie. De Radicale
Bond is en-bloc toegetreden, en de S. D. A. P.
zelf, die het initiatief tot oprichting nam, zal,
vermoeden wij, niet stil zitten.
In hoeverre het doel om hij de verkiezingen
in 1901 voor het algemeen kiesrecht de eerste
plaats op het programma der kiesvereenigingen
te veroveren, bereikt zal worden, is een open
vraag. Uit de discussies op de vergadering van
12 Nov. is duidelijk als het gevoelen der groote
meerderheid gebleken, dut men, het koste wat
liet wil, in 1901 overal waar mogelijkheid
daartoe bestaat, caiididaten moet stellen die
zich verklaard hebben vóór algemeen kiesrecht
voor mannen en vrouwen, eu dus vóór grond
wetsherziening. Slaagt men er niet in den
candidaat te doen verkiezen.wanhoopt men eraan
bem in herstemming te brengen geen nood:
ia 1905 zal het opnieuw worden beproefd.
Veel zal afhangen van de houding der
vooruitstrevend-liberalen bij den volgenden stem
bus-strijd. Maar in menig geval zal omgekeerd
hunne houding afhangen van h<:t welslagen
der agitatie die nu begonnen is. Zien zij kans
om onder de leuze: algemeen kiesrecht practische
resultaten te bereiken, dau zullen zij den tijd
gekomen achten om voor dit bij uitstek demo
cratische beginsel daadwerkelijk op te treden.
S. p. p.
HIIIIIIII i iiwini intimi miHiiiiiiitmuuiiMuai
Mnziefc in de Hoofdstad,
Door velerlei omstandigheden, laatstelijk ook
door ongesteldheid, was het my niet mogelijk
alle concerten bij te wonen, die er in de hoofd
stad hebben plaats gevonden gedurende de
laatste drie weken. Toch heb ik nogo.a bijge
woond de uitvoering van de Zangvereeniging
der Maatschappy tot Bevordering der Toon
kunst, die voor de eerste uitvoering hare aan
dacht had laten vallen op Le Chant de la
Cloche" van Vincent d'Indy.
Na my'nen lezers er aan herinnerd te hebben,
dat dit werk door Henri Viotta in Amsterdam
is geintroduceerd, een jaar of zes a zeven
geleden, dat het, ik meen in '96, te Haarlem
is uitgevoerd, \oorverleden jaar in Zwolle, tegen
het einde van '99 in Rotterdam en thans
wederom hier, meen ik daarmede te hebben
aangetoond, dat dit werk in ons land een groote
levenskracht schynt te ontwikkelen en op veler
sympathie mag bogen. Als ik nu eenige regelen
ga wyden aan het werk zelf, mag het mij mis
schien gelukken de oorzaak hiervan op te
sporen.
Het is steeds eene eigenaardigheid geweest
van Fransche componisten, hun spreekwoord
j,e prends mon bien oüje Ie trouve" in toe
passing te brengen. Het gold hun dan echter
niet om iets in zijn geheel te adopteeren,
waar zij het vonden, neen zij namen er het
hun bruikbare uit en de rest lieten zij liggen.
Zóó zyn wy aan een verminkten Faust, een
verminkten Wilhelm Meister (Mignpn) en ean
verminkten Hamlet enz. enz. gekomen Berlioz
had meer piëteit jegens het genie van een
Goethe. Hij nam eenige episoden uit diens
Faust, vertaalde die en hield dus eenigermate
een fragmentarisch beeld der door hem gekozen
deelen vast. Hy' deed dus oageveer wat
Schuinann ook gedaan heeft in zyne Scenen aus
Goethe's Faust". Alleen, en nu komt weer de
Franschman uit den hoek, Bsrlioz liet geheel
in weerspraak met Goei hè, zijn held een reis
maken naar Hongarije en wel om aldus gele
genheid te hebben een mooi nationaal muziek
stuk, waartoe hij zich erg aangetrokken gevoelde,
den Rakoczy-marsch, aan zyn compositie toe
te voegen.
Aaa een dergelijke plaatselijke ongerijmde
combinatie heeft d'Indy zica niet schuldig
gemaakt. d'Indy heeft zich echter niet kunnen
weerhouden twee duitsche dichters, die hij lief
had, meer dan een gewoon Franschman ze lief
kan hebben, samen te koppelen, fragmenten
uit hunne werken door elkaar te haspelen,
zoodat men ten slotte zich zelveu steeds alvraagt
waar het n en waar het ander thuis behoort.
De lezer, die met d'Indy's werS bekend is,
raadt dat ik meen Schiller (das Lied von der
Glocke) en Wagner (die Meistersinger). Uit de
bewerking die op deze wyze is ontstaan groeide
eene Lé;ende dramatic, ue en un Prologue et
sept Tableaux".
In den proloog la»t d'Indy zijn maitre
Wilhelm" zeggen dat zyn darnière oeuvre est
, son terme" en dat hy den dood voelende
naderen avant de partir pour Ie monde
inconnu veut revoir encore les instants b i les
cloches ont influésur sa vie". Baptême,
Amour, Victoire et la lugubre nuit, 6 u il pleurait
ba belle fiancée".
In den proloog worden de meeste
hoofd(leid-)motieven reeds op het tapijt gebracht,
die dan in la Bap'êjie, l'Amour, la Fête, la
Vision, l'Incendie, la Mort en Ie Triomphe
worden verwerkt.
Ia het eerste beeld zou men de weerspiege
ling kunnen vinden van Schiller's woerden
enn mit der Freude Feierklange,
Begrüst sie das geliebte Kind,
Auf seines L <bens erstem Gange,
Den es in Sohlafes Arm beginut.
Alleen d'Indy phantaseert er een optocht bij
waarin het wicht (malere Wilhelm) naar de
kerk wordt gedragen; men hoort dan een
Credo, in unurn DMIH. Liter bij het verlaten
der kerk zingt de moeder o. a. Vis, dans un
songe enchaméde mes caresses maternelles".
Met een Hosanna wordt dit fragment besloten.
Het tweede tafareet speelt bij a'Indy bij une
lisière d'un bois au printemps" en is eene
liefdesscène tuiscuen maiire Wilhelm en Léonore.
Men ka i zeggen dat dit tableau correspondeert
met Schiller's woorden:
O zarte Sehnsucht sü;ses Hoffen
Der ersten Liebe goldne Zeit; enz.
Het derde tableau voert ons echter met
Sang und Klang" op de Festwiese" uit de
derde acte der M'=istersing«r". Alleen de
Festwiese is hier een place du nmché"; maar
overigens wordt er gedanst en komen er de
gilden des tanneurs, des orfèvres, des tailleurs"
enz, enz. hunne liederen zingen en wordt
Wilhelm door den deken" (Sachs) tot meester"
La vision" schijnt my toe eene zelfstandige
vrije phantasie te zija van d<sn
tekstdichtercomponist; misschien wel er in geplaatst om
tusschen la Fête en l'Incendie een eenigszins
zacht getint fragment te doen optreden, want
in l'Incendie komen de heftige accenten weer
te over op den voorgrond Hier wordt n.l. de
gedachte welke Schiller op beschouwelijke wijze
in zy'ne Glocke" brengt, gedramatiseerd en
eindigt in eene apologie van maitre Wilhelm"
die de razende en buiten zich zelven zijnde
menigte bezweert en ze tot de wapens roept
om het gepeupel dat de brand stichtte, te
verdrijven. Hier heeft het koor dan gelegenheid
het Victoire-motief met groote kracht en uit
volle b^rst aan te heffen.
Het zesde beeld is slechts kort; het komt
eenigermate overeen met Schiller's
Aus der Hülse, blank und eben,
Schalt sich der metallne Kern;
of doelen de woorden la Cloche a secou
son manteau de poussière" niet daarop?
d'Indy gaat echter nog verder. Hij vraagt
Fais, o grand Dieu, que mon time ravie,
brisant son Hen corporel, passéen mon oeuvre
et lui donne la vie, par un baiser surnaturel!
Fais qu'en ma balie cloche aux voix myst
rienses mon :re transporté, célèbre encore
l'idéale Beautéet ses splendeurs délicieuses!
Fais enfin, que l'Humanité, goütant dans l'Art
une paix infinie, chante il jamais la sublime
Harmonie et l'éternelle Vérité!
Schiller stelt zich tevreden met te wenschen :
S e l b s t herzlos, ohne Mitgefühl,
Begleite sie mit ihrem Schwunge
Des Lebens wechsel volles Spiel.
In het slottafereel ontmoet men nog eenige
lasterlijke Beckmesser-tongen; doch die worden
tot zwijgen gebracht door de woorden eens
priesters: Maitre Wilhelm est mort!
Nadat een latijnsche bymnus weerklonken
heeft en de klok van zelf is beginnen te slaan,
sluit het werk af op de woorden:
Gloire a Wilhelm, dont la voix magnanime,
En nos coeurs fait renaitre la paix !
Le chant de la Cloc'ie is gean opera, maar
eene gedramatiseerde legende, zoo ongeveer
als de Damnation de Faust van Berlioz.
Daarop heeft het echter voor, dat .d'Indy,
trots de verbasteringen die hij het origineel
doet ondergaan, toch een samenhangend geheel
doet ontstaan.
Evenzoo nu als het gedicht, ondanks alle han
digheid waarmee het is ineengezet, zijne onzelf
standigheid op iedere bladzijde documenteert,
heeft ook de muziek, door zijn epigonen-karak
ter geen eigen physionomie. Men kan toch
al te zeer voelen dat het Wagner is, die den
franschen componist onweerstaanbaar gevangen
houdt. Daarom zal Ie chant de la Cloche"
nooit een werk worden dat den tijd trotseert.
Men versta mij goed. Het zijn niet enkele
reminiscentiën aan Wagner die mij zoo doen
spreken, zulks zou ik niet eens :;oo erg vin
den het is, ik zou bijna zeggen da zucht
om te schrijven in den trant van Wagner. Nu
is het waar dat het steeds nog interessanter
is te luisteren naar iemand die eens anders
geestvolle gedachten op onderhoudende wijze
navertelt, dan naar iemand die of zelf niets
of slechts onbeduidends, of iets verdords en
verouderds heeft mede te deelen ; men zal mij
echter moeten toegeven dat wil men iets
blijvends creëeren, het tegelijkertijd boeiend moet
zijn; dan alleen zal het bestand zijn tegen
den tand des ty'ds.
Zou het nu echter niet kunnen zijn dat de
vriendschap voor het werk van d'Indy, thans,
(niet voor een tiental j aren geleden) voortkomt
uit eene behoefte aan een modern werk met
uitgebreide koren en zooveel mogelijk in ...
Wagnerstyl geschreven en wel omdac er van
Wagner geen concertwerk in dien geest bestaat?
Wat mij aangaat ik heb niet geaarzeld
neer te schryven hoe myne gevoelens zyn tegen
over d'Indy's werk, maar toch, heb ik mat groot
genot geluisterd naar hetgeen d'ludy ons op
zoo onderhoudende wijze meedeelt en wat door
Toonkunst op zoo genotvolle wijze tot ons ge
komen is.
In de eerste plaats noem ik het orchest als
gewichtigste factor ia de uitvoering. Hoewel
ik mij enkele onderdeden nog pakkender had
gedacht en hoewel ik geloof dat bij een her
haalde uitvoering enkele thans nog wat stroeve
instrumentcombinatiën nog gladder hadden
kunnen klinken, ben ik toch vol lot' over den
beerlijken klank als geheel va i ons orchest.
Ook het koor mag met dankbaarheid herdacht
worden. Li den proloog en in het eerste tafereel
was het eene zweving te laag, later herstelde
zich dit en in Ia l'êce" hield het zich buiten
gewoon goed; dat een enkele inzet o. a. in
rincoadie (bij Malheur) minder vast klonk,
mag nauwe ijks gewicht in de schaal werpen,
bij zooveel moeilijkheden. Alleen de uitspraik
liet te wenschen over. Het is waar, onze koren
zyn niet gewend fransen te zingen I
Allerzonderlin^st vond ik het echter, het latiju, door
fransche ouvriers en burgers, op zij i dui sch te
laten uitspreken! Hoe komt nun er toe?
De solisten waren ma'l. Eléonore B;aiiC uit
Parijs, sopraan, de heer F. Warmbrodt, tenor,
evenzeer uit Parijs en Jos M. relio van hier.
Mad. Blanc had niet meer dien breeden,
mooien, vollen toon, dien ik vroeg» bij haar
bewonderen mocht, vooral hare uitspraak der
open vocalen ie, en was schril en scherp;
ook zong zij de partij te uiterlijk als voor eene
immens groote ruimte, waar de innigheid toch
niet tot haar recht komt.
De heer F. Wariubrodt schoot ook op
de meeste plaatsen te kort, waar warmte
vereischt wordt. Kn wordt dat eigenlijk niet
overal \ereischt ? In dramatische gedeel;en,
zooals o. a. in het geheele vijfde tafereel
(l'Incendie) bleef hij zelfs verre benedea het
middelmatige. De heer Warmbrodt is een
passieloos zanger ; hij moge in bijbelsche scènes,
zooals in TEniance du Christ van Berüoz of
in kerkmuziek kunnen voldoen, wanneer hij
niet detoneert, zooals hier in het begin eu
wanneer hij niet zoo niet zijn open a in de
hoogte schettert eene party, gelijk Maicre
Wilhelm" ligt buite.i zijn emplooi. De dames
en heeren die de kleinere soli vervulden, hebben
eer van hun werk (ook hier had, vooral' bij de
heeren, de uitspraak meer f ransuil kunnen zijn)
en den heer Meng-lberg komt rech matigen
dank toe voor het geheele welslagen der uit
voering.
Behalve deze uitvoering hoorde ik nog een
concert, hetwelk gegeven werd ten voordeele
vai den Too.ikunstei.aar Henri van den Bjrg
uit Deventer, thans tot herstel zijner gezond
heid te Davos. Op dit concert zong Messehaert
heel mooi eenige interessante liederen van een
mij onbekend componist, Oscar Posa en Hugo
Wolf. De Heer Bram Eldering vertolkte kranig
de moeilijke, eenigszins in nachtelyk duister
gehulde C dur vioolphantasie van bchumann
op. 131, en de heeren Rö;itgen, Eidering. Spoor
en Mossel speelden een paar allerliefste Baga
tellen van Dvóiak op. 46 (met harmonium) en
een paar walsan (manuscript) van Röntgen.
De Beethoven-avonden van Frederic Lamond
heb ik helaas allen moeten missen wegens
ongesteldheid.
ANT. AVERKAMP.
Uuitiitmumiiiimui
inlIlniHIMMIIMIIIIIIIIIIIIMMIIIlallllllllM
Twee dwalingen (H. J. BOEKEN in de
«Nieuwe Gids.")
De heer Boeken heeft in de laatste N.
Gidsaüevering gewezen op twee dwalingen, die vol
gens hem algemeen verspreid zijn en daarvan
ook mij beticht, naar aanleiding van miju stukje
over de tegenwoordige waardeering van Jacob
Maris.
»De eerste dwaling is deze, volgens welke
Moderne Kunst iets zoude zijn voor zeer
wei»nigen en dus nooit door een groot publiek
//bewonderd."
//Ue tweede dwaling is die, volgens welke
nl\unst ook maar eeuigszins ouderworpen zoude
//ziju aan de voorbijgaande gedachtestroomiugen
,der measchen."
Wat de eerste dwaling betreft, ik ben mij
niet bewust die gewraakte meening rechtuit te
hebben gegeven; ik heb alleen ia ietwat irouischen
traat, gewaagd van de huidig algemeen ver
spreide erkenning der knust vau J^cob Maris;
daarbij gebruikte ik een beeld om het gemis
aau karakter bij die eindelijke erkenning te ken
merken, er op doelend, dat veel m dat bewon
deren maar laf napraten is.
Uat dus Moderne Kunst, (moderne zoo goed
als oudere) iel s is voor weinigen eu nooit door
een groot publiek bewonderd," die verklaring
ligt daarin wel opgt-sloteu. eu wil ik ook uu
blijven handhaven. Maar de heer Boeken heeft
daaraan eea andereu zin gegeven, dan bedoeld
was. Want niet heb ik gezegd dat aaa mo
derne ('.oomiu als aan oudere) kunst die be
stemming uiteraard is toegewezen, eu ook niet
wil ik hieriu de leer der praedestmatie prediken,
waardoor het meereudeel der niensc'ien hun aan
deel in het genot, daar"au onthouden wordt.
Ik beweer, dat slechts zeer weinigen de kunst
in haar verschijning begrijpen, eu 'K moet me
zeker onduidelijk hebbeu uitgedrukt, want ik
kau niet gdooven, dat, iemand als Boeken, me
hierop kau aanvallen. Hij zelf tueh constateert
insgelijks waar hij de verklaring geeft vau het
onopgemerkt blijven door zooveleu van
schoonheidsuitingen . . ." //het komt doordat het
meerendeel der menschen huune werkelijke bestemming
vergeten hebbende en ziende naar het niet be
langrijke en slechts lettende op het oppervlak
kige, zich-zelveu den weg tot wat zij eigenlijk
noodig hebben, tot het werkelijk belangrijke eu
innige' hebben afgesloten."
Niet waar: Velen zija geroepen, maar weinig
uitverkoren.
De kunst is gemeengoed van allen of kan
het van allen ziju. leder kunstwerk is een
uiting van louter monschelijk denken eu voelen,
in zijn belichaming doende herkennen het aardsch
bestaande waarin alle menschen leven, en kan
dus door ieder schepsel mat gelijke organen der
vatbaarheid in denken, voelen en weten begrepen
worden. Dat is het mogelijke, gelijk daartegen
over ook weer het onmogelijke aan te duiden
zou zijn van dingen, die buiten de perken van
onze bevatting liggen, b.v. hoe deuken de
dieren ?, hoe ziet een blindgeborene in zijn ver
beeldingen kleur, vorm en ligging der voorwer
pen, waarover hem gesprokeu wordt?
Maar bij het aiiuhooren zijn er zoovele
gradatie's in het liefdevol toeluistereu eu daaruit
volgt meerdere of mindere ontwikkeling van
begrijpen. En aan die ontwikkeling is wel een
begin, maar geen einde, alleen stremming.
Het einde of de volkomen voldaanheid is er
nooit, zoomia bij den kunstenaar in zijne
uitzegging, als bij den mensch in het genot hem
te aanhooren. Al» het einde er kon wezen,
zou hij, die zich bewust mag zijn een kunste
naar in zijn uiten volkomen te kennen, niet
meer naar de aanschouwing van diens werken
verlangen. Maar bij een Rembraudt- of een
Mans-tentoonstelling zullen zelfs de
erustigstmeenenden en de best- begrijpenden uit de innig
heid hunner aanschouwing nog altijd nieuwe
verrassingen kunnen vinden. En waar dezulken,
van wieii daar kon gejegd worden: waar hun
schat is, daar is ook hun hart, altijd nog in
hun begrijpen te stijgen hebben, hoe kunnen
dan zij, die de krachten van hun intellect, hun
heele bestaan door, misbruiken voor het berei
ken van zaken, aie alleen hun lager
eigenbelang uelrtff;n, wier leven in de toenadering
tot de levens huuner naasten niets anders is,
dau de greep der zelfzucht naar de voordeelen,
die voortvloeien uit verbastering der samen
leving, hoe kunnen zij op een willekeurig
oogeublik, bij wij/.e vau verpozing daar begrij
pen den waren mensch, die zijn geheele leven
gevuld heeft met een streven, dat aan het hunne
gausoh en al tegeuovergesteld is? Dan ziju er
nog andere categorieëa : d genen, die als lastdie
ren hun leven uitdienen en met hun zorgen
van. den eeneu da^ na den anderen, geen besef
meer hebben van levensvreugde door l'efde voor
arbeid, ook zij. die in ijdelen waan zich blind
staren op hun overtuiginkje en hardnekkig
blijven miokeunen.
Op dezulken, en dat was dunkt me toch wel
uit miju stukje te lezen, duidde ik, en wilde
hun vereering valsch noemeu, daar hun
woordeu slechts domme echo's zijn vau den roep der
verrukkiug bij de ernstigen.
Wat de tweede dwaling betreft, daarbij ben
ik me van geen scbuld bewust. Ik weet ook
niet of de heer Boeken het daarbij wel reoit
tegen mij had. Misschien is het tuch dienstig
me maar eenigszius te verklaren.
Ik wensch dan niet bij een der beide partijen
door den heer Bjekeu beduid, ingelijfd te
worden.
Niet bij hen, die een socialistische gemeen
schapskunst," willen opdring :u (ik zeg niet
wenscüeii). Mocht men het weuschec, dau zou het
me toch verstandiger toelijkeu te zwijgen over
zaken, die nog komen moeten en zijn als vruch
ten, waarvan nog zoo scaaarsch ae bloesem
wordt gezien.
Aan kunst evenmin als aan allen logischen
uitgroei in de uatuur kan de strekking te foren
niet willekeurig bepaald worden. Bij deu mensch
zijn de driften van de ziel eu de neigingen van
den geest geen automatische werktuigen, die
naar verk'ezmg in beweging worden gebracht.
DJ beweging is in alles en eeuwig, en die nu
scherpzinnig is en wijf, moge reeds gevolgtrek
kingen maken bij het naspeuren van de wer
king, maar zij heeft hare eigene wetten en
daarin alleen is haar leefkracht en zal het eene
verschijnsel het andere baren.
We mogen dus wel verlangen, maar kunnen
niet dwingen. Dat kunst ouderworpen is aan
voorbijgaande gedachtestroomingen der
menj-cheu, zou d;iu alleeu waar zijn, maar vau
kunst spreke rnen dau niet, wel van een doode
mode.
Maar zeker zal het toch wel zijn, dat kunst
innig verband houdt met de levensopvattingen
van een geslacht, of de gedachtestroomingen
der menschen, die het vertegenwoordigen. £u,
gelijk die ook weer beïnvloed zijn vau sociale
omstandigheden, die een meuschenmaatschappij
beheerschen, zal ook de kunst uit ieder tijdperk
zwakker of sterker een eigen karakter dragen.
Dat er nu een kunst, der zinnen en een
kunst des geestea" zou zijn, dat is, duakt me,
maar niet m een paar w orden uit te maken;
tot recht verstand ruochteu dan eerst wel de
praemissen in juiste onderscheidenheid voorop
gesteld worden.
Maar toch, volgens den hierboven
aangehaalden regel, zou men, bepalende, dat de geestes
richting van eeu geslacht zuiverder is dan een
auder, kunnen concludeeren tot een
beurtehugsche overhand van zinnelijke of geestelijke
kuust. Men deuke slechts aan den tijd van
Rogier van der Wtyden en den tijd van Rubens,
en aan hun beider opvatting van dezelfde reli
gieuze onderwerpen.
De plant groeit uit zich zelf, maar de atmosfeer
waarin of de grond waaruit, hebben toch invloed
op de ontwikkeling. E u nu maak ik me waar
lijk bezorgd, al te veel woorden te hebben ge
geven bij eeu vergissing.
De heer Boeken heeft mijn stukje al te
oppervlakk'g gelezen, en er meeningen uitgehaald,
die er niet waren; maar door die voorbarigheid
is hij zelf nu ook in een dwaling verzeild.
W. S.
Knust en Haagde zelen-notitie,
Eon, op zijn zachtst gezegd : verwonderlijk
feit heeft plaats gehad in onze brave, preutsche
Residentie.
Er stond dezer dagen voor het raam van Arts
and Crafts op den Kneuterdijk een eenvoudig,
zuiver, o zoo kuisch beeldje van Gaorges Minne,
den Gtintschen beelhouwer, Le Ptiits, een naakt
jongetje, geknield, de armen op de borst ge
kruist, een beek! j e dat overal sinds lang is
tentoongesteld geworden, o. a. gedurende vele
weken in de Llbre Estétique te Brussel, ver
leden lente. Niets abstracter's, meer puur en
verder af van zinnelijkheid is denkbaar dan
dit beeid.
Edoch, wat geschiedde hier in het begin
van dit nieuwe jaar ?
Een agent van politie, op last van zijn
commissaris, kwam in dien winkel en beval
Le Pu its uit de winkelkast te nemen en naar
binnen te brengen, omdat enkele voorbijgangers
er door waren gechoqueerd. /
Dit gebeurde in een stad waar in zeer deftige
boekhandels «pornografische instantanés" wor
den geëxposeerd als Le Panorama en Xus
Parisienncs; waar gekleurde prenten als *Venus
en Psyche de geprikkelde aandacht vestigen
van jonge en oude heeren in de drukste
straten; waar bij zoovele eenzame burgerlieden
het groepje »Amor en Psyche", de prent
iLéda en de zwaan" of tallooze duitsche wouldbe
»/ellah-vronweri', enz., aan de orthodoxe,
duffe vertrekken een waas van kunstsmaak
moeten leenen; waar, zeer terecht, het
Ministerie van Justitie een absoluut
ongesluierde Waarheid aan eiken voorbijganger
laat zien ; waar, last not least, een gemeente
bestuur tolereert de ultra schouwe, fijn
moustilleerende, onbetwistbaar obscene, volkomen
onzedely'ke tafereelen van z.g. «biografen," o.a.
op de perrons der stations, als de «meisjes die
zich vermaken in een hangmat" of de jonge
dame die zich uitkleedt en... juist niet laat
zien wat angstig verwacht wordt... Want
juist wat half verborgen, half vertoond wordt,
het met opzet gedeeltelijk ontbloote is im
moreel. Dit weten alle «artiesten" die op de
zinnen van het publiek willen werken, van
tooneelschrijvers van »pikante" stukken tot de
chanteuses der meeste café-concerts, net zoo
best als de uitgevers van werken als »le
Panorama" en de ondernemers der «biografen".
Nooit gaf een volkomen naakt lichaameenigen
aanstoot. Dit weer weten doctoren evenals
schilders of beeldhouwers. Dit wisten be
schaafde volken als de Grieken b. v. die met
de pracht van het lichaam hunner Apollo's,
ZivawdcecMers of Smetkers pleinen en paleizen
versierden. En ik spreek niet eens van de
kunst der middeneeuwen of van die der Renais
sance, van Michael Angelo, b. v. in zyn «Schep
ping van de Wereld" tot aan onzen modernen .
Rodin. /
Hoe kuisch het naakt is weten ook primi
tieve, onbedorven volken by intuïtie.
Een poos geleden was ik in Zeeland met
een paar amerikaansche schilderessen. Zij zaten
aan de kade van Arnemuiden te aquareiieeren,
omgeven door een driehonderd vrouwen en
meisjes, schier de geheele vrouwelijke bevolking
van het schilderachtige, afgelegen, zoo naïef
gebleven plaatsje.
Plotseling liepen een zevental opgeschoten
knapen door deze menigte heen, zonder eenige
«?gê.ie" of emotie te veroorzaken, en vlak naast
de artiesten, die veel gereisd hadden, misschien
ook wol in Japan, sprongen deze jongens
in het water en zwommen zij lustig rond. Zij
hadden natuurlijk geen kleederen aan ! Toch
werd er niets vreemds aan gevonden, er werd
niet eens om geglimlacht, of in de verste verte
iets shocking aan gevonden.
Alles was zoo eenvoudig, natuurlijk toe
gegaan. En dit beeltje van Minne, o het is zoo
aandoenlyk natuurlijk in zyn têjre gerektheid,
zoo heel, heel ver van «shocking" met zijn
ietwat abstracte, symbolieke vormen !
Het ia een armzalig modern lichaampje, zoo
oneindig ver van sensueel !
Maar toch, in de stad waar o. a. publieke
?biografen" de schooljeugd instrueeren, dddr
moest het van het raam verwijderd worden,
omdat het «aanstoot gaf,.. . aan wie. ?
PH. ZlLCKEN.
De Versierende Kunsterb in
Nederlandsch Oost-Indiü, door K. VON
SAHEE. AiitfV. '2.
Was de eerste aflevering te beschouwen als
een inleiding tot deze Buddhisti^che bouw en
beeldhouwwerken, en gaf die ook meer een
algemeen overzicht van de godsdienst en ont
wikkeling der Hindoes, en van hun invloed op de
overige bewoners van Java, thans bepaalt de
heer von Saher zich uitslu tend tot bespreking
van een drietal tempels of liever van twee ver
schillende typen, waarvan het eene vertegen
woordigd wordt door de Tj-indi K-di- Bening
en hot andere door de Tjandi Sim en de
Tjandi Plaosan welke beide laatsten zeer veel
overeenkomst vertoonen.
Van de Tjandi Rali- Bening of Tjandi
Kalasan naar het daar bij liggende dorp Kalasan
genoemd, bevat deze aflevering een zeer uit
voerige met maten toegelichte beschrijving, zoo
nauwkeurig dat het ons spijt dat di afbeeldin
gen van dit bouwwerk niet wat grooter en meer
in details gegeven zijn, waardoor we aan de
hand van de tekst, ons er dan e^n nog duide
lijker voorstelling van konden vormen.
Deze tempel is wat ornamentati-: betreft haast
een der schoonste van geheel Java; gebouwd
in de vorm van een Grieksch kruis heeft zij
vier ingangen., die als bij uitstek de hoofdpunten
der versiering vormen. Uit de oostelijke die
het best bewaard is gebleven kan men zich
nog duidelijk een beeid van hare rijkdom
vormen.
Da ingang die gevormd wordt door pilasters
met palrnetvormige bekroning, is weer omsloten,
door naar boven rijzende vlakke banden die
van ondere in gmo'.e M tkarajïguren een aan
vang remen. en zich oplossen in een
reusachtigen kop, Banaspati. Die Makaraftguren zijn
eenigszins in den vorm van een oliphanUbek
uiiiiiMiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitmmmiiiiiiiiiHiimiiiiiniiimiimiiiiig
40 cents per regel.
miiiiiniiiiiHiHtMiiiiitiiiiiiiiitiitiiiiiiiiiiifHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii
TRADE
MARK.
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle bekende
Wijnhandelaars en bij de representanten
KOOPJJIAXS & BRUINIER,
te Amsterdam.
PrlHïanaf/2.50perftsi;L
J. H. D E W L T,
BOEKHANDELAAR,
Utrecntschestr. 54, Amsterdam.
Voorhanden:
KLIKSPAAN, StnfaleiiteVri
Geïllustreerd door JOH. BRAAKENSIEK.
Gebonden ? 1O.