Historisch Archief 1877-1940
g
DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1177
plannen waarby de Extérieurs ontzien zouden
worden.
Brazilianen 83 en 88, iets lager dan de
vorige week. Voor Colnmbianen is een ach
teruitgang van IGVg tot löVs te constateeren,
als gevolg van de brutaliteit om de
couponbetaling, die niet best convenieert, eenvoudig
na te laten. Ook voor Venezuela kunnen
gely'ke berichten gegeven worden. Zou het
niet tijd worden om ook een Hof van ar bri
trage te doen oprichten dat tot taak heeft
>bankbreukige" staten tot hun plicht te
brengen ?
Onder de Scheepvaart-Mpijen, eenige
uiteenloopende veranderingen. De
StoomvaartMpy- Nederland heeft het besluit genomen
haar kapitaal met 3 mlllioen tergrooten. Dit
bedrag moet vóór l Januari 1905 geplaatst
zijn tegen een koers, die niet onder pari
mag z\jn.
Petroleum-stukken ditmaal betrekkelijk niet
veel veranderd. Koninklijke iets hooger; dit
mag ook gezegd worden van haar zuster, de
Sumatra-Palembang. Ook de Moeara ging
vooruit en wel van 130 tot 135 y,. De Ned.
Rumeensche was sedert gisteren 5 pCt. hooger
maar toeh 10 pCt. lager dan de vorige week.
Volgens mededeeling der directie van de
Koninklijke bedraagt de productie van l?10
Januari 1900 drie-en-veertig duizend units.
Van 20 tot 31 December was het produc
ecy'fer 47000 units. De productie zou geschaad
zy'n door reparaties aan de nieuw opgehoorde
en.... tijdelijk weder verstopte fontein. Zou
ov«r '99 wat uitgedeeld kunnen worden, als
behoorlijk wordt afgeschreven ?
Den 16 Januari aanst. houdt de Nederl.
Indische Exploratiempij eene buitengewone
algemeene vergadering. Daarin zou ter sprake
komen het voorstel tot een overeenkomst met
de Koninklijke om deze mpühet recht tot het
doen van boringen op de terreinen der N. I.
E. mpy, te verleenen. Wie zou haar geen
succes wenschen. Den aandeelhouders komt
wel wat toe. Dit is evengoed het geval met
de houders van aandeelen in de duur gefinan
cierde Samatra-Palembang. Het bericht om
trent het totaal der productie vraagt eenige
aandacht. Het totaal toch der maandelijksche
productie-cijfers zou 92000 units hooger zijn
dan het gepubliceerde bedrag. Waarschijnlijk
slechts een telfout?
By' de mijnwaarden munt de noteering der
Ned. Ind. xpl. mpy uit door rijzing van 87
tot 112; zie bovenstaand bericht. De inschrij
ving op 12.500 aandeelen elk groot ? 100, in
de My'nbouwmpij »Grandplacer", die 1.1. Maan
dag en Dinsdag heeft plaats gehad op de voor
waarden vermeld in de advertentie in het vorige
rommer, zou veel succes gehad hebben. Bijna
al de houders van aandeelen in de mpy Suri
name zouden van hun recht van voorkeur ge
bruik gemaakt hebben. Bovendien zou ook het
aantal vrye inschrijvingen zeer aanzienlijk
geweest zijn.
Wie niet waagt, wie niet wint, zegt een
bekend spreekwoord. Maar wagen mag alleen
hy die wat te verliezen heeft.
Zou de »Grandplacer" spoedig de juiste cijfers
der inschrijvingen publiceeren ?
A'dam, 11 Jan. 1900. D. STIGTER.
iiiiiiiiimiiiiiiiHiiiitiillliiiiiintiiMiiiii
Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week: artistiek-decoratieve
tegeltableaux van L. Nienhuis.
NIEUWE UITGAVEN.
PYTTEBSEN'S Nederlandsche Staatsalmanak
voor het jaar 1900. Onder dezen titel ver
scheen by den uitgevers H. J.van der Garde & Co.
te Zaltbommel een handboek, dat geheel ge
schoeid in den vorm van den bekenden
«Whitakers almanack" in beknopten vorm
samengevat, alles bevat wat voor den staats
burger nuttig is te weten. Niettegenstaande
den lijvigen inhoud is de prys zeer laag gesteld.
«Betrekkingen voor vrouwen". Posteryen,
Telegrafie en Telfonie. Amsterdam, L. J. Veen.
Handboekje der gezondheidsleer, door ? S.
BIEGEL, Arts. Gorinchem, J. Noorduyn & Zn.
De bewoners der vreemde werelddeelen, door
Dr. H. BLINK. Amsterdam, Uitgevers-Maat
schappij «Elzevier."
De Week. Het eerste nummer is verschenen
van De Week, hoofdredacteur dr. H. E. van
Gelder, redactie-commissie mr. J. Simon van
der Aa, mr. H. P. Berlage, F. Lapidoth, mr.
A. J. Cohen Stuart.
Den lezer heil wenschende geeft de directie
als volgt rekenschap van haar streven.
«Alweer een krant!"
Juist! Maar in uwen uitroep zelf ligt de
verklaring van het verschijnen van De Week.
Immers wy leven zoo gejaagd wij hebben
haast nooit tijd om een krant nauwkeurig te
lezen en toch is het een behoefte van
geestelijken en stoffelijken aard te weten wat er
gebeurt, op de hoogte te zijn van de feiten
en omstandigheden te midden waarvan wij
leven. De kranten helpen ons om die behoefte
te bevredigen, maar juist door hun overvloed,
een overvloed in omvang vooral, maar ook in
getal, maken zij ons nog onrustiger, nog meer
gejaagd. Hoe vaak niet ontsnapt ons een feit
dat later blijkt van groot belang te zijn ?
Hoe vaak niet ontbreekt ons de tijd, mér dan
het voor onze behoefte strikt noodige te lezen.
En nog hoeveel vaker niet ontbreekt ons, een
maal achterop met onze lectuur de tijd en de
lust de zich opstapelende hoeveelheid, zelfs
gesteld dat wy onze kranten bewaren, toch te
doorworstelen
Aan al deze bezwaren bezwaren inderdaad
in onzen tyd komt De Weck tegemoet.
In De Week wordt in den meest beknopten
vorm te lezen gegeven, al wat in binnen- en
buitenland waard is de belangstelling te wekken
van den Nederlander, die op de hoogte wil
en moet blijven van de gebeurtenissen en
feiten van den dag,
Wat men verzuimde te leze.i wat men
slechts vluchtig kon nagaan wat men gaarne
nog eens overziet dat alles vindt mep, aan
het einde der week, onder de verschillende
rubrieken van De Week kort en duidelijk
terug, ontdaan van kritiek en beschouwiig,
eenvoudig en overzichtelijk.
De redactie-commissie, aan het hoofd van
ons blad genoemd, zal waken, dat de krant
steeds het karakter behoudt van strikte on
partijdigheid in het vermelden der feiten.
Zoo wordt De Week:
Voor wie niet Mies kon lezen: een wel
kome hulp.
Voor wie vluchtig lazen een onmisbare her
haling.
Voor wie wél lazen: een altijd frisch ge
heugen.
Voor allen een onschatbare steun.
Daarom dan ook stellen wy den pry's zóó
laag slechts 65 cents per kwartaal franco
per post aan adres dat waarlijk allen in
staat zijn zich dien steun te verschaffen".
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, Na den Storm, door Louise
B. B., II. Naar den krater van den Gedeh,
door Effès, met afbeeldingen naar photo's van
L. van Bergen. De Zuster-Republieken in
Zuid-Afrika, door J. A. Wormser, met af
beeldingen, XIII. Op weg naar Alaska's
goudvelden, door J. P. Roelofsz, I. Een
wandeling in het Velpsche Broek, door dr. J.
E. Rombouts, met afbeeldingen naar photo's
van den schrijver, I. Verscheidenheid.
Feuilleton.
Lux, Geïll. Tijdschrift voor Fotografie.
Hoofdredacteur: J. R. A. Schouten. Afl. l,
l Jan. 1900 Van Jaar tot Jaar. Het Boek
en zijne Illustraties. Bijdragen tot het
Probleem van het Electrisch ver-zien. Over
verlichting door het Prisma «Luxfer"
Regelingg-Commissie voor de Inzending van
Amateur-Fotografieën op de Wereldtentoon
stelling te Parijs in 1900. Ned.
EihnoFotografische Wedstrijd. Fotografische Nieu
wigheden. Boekbeoordeeling. Recepten
en Wenken. Gemengde Mededeelingen.
Uit den Moppentrommel. Berichten der
Vereenigingen: A.-F.-V. te Amsterdam.
Wedstrijd-Agenda. Lijst der Vereenigingen.
Advertentiën. Met eene Kunstbijdrage:
Heliogravure.
iiiliiliMiMimiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiüiiMiiimiifiiiniiimiili
imii
iiiiiiiiimiiiiiiim i w
M
in
111
Wat beteekenen al die krullen en teekens"
vroeg ik mijnen tolk Yamamoto, en toonde
hem de uitnoodigingskaart voor het Kikuieest.
Een vingerbreede krans gevormd van sierlijke
chrysanthemumbloesems, en de schoongevormde
bladen van den Kiriboom (Paulownia Itnperialis)
omgaf het groote witte blad; in het midden
was het bedrukt met de mij nog steeds onver
staanbare Katakana- en Hira-kanateekens, en
prachtige Chineesche letters.
Yamamoto nam de kaart met een diepe
buiging aan en las de van onderen naar boven
en van rechts naar links geschreven regels met
half-zachte stem en vol eerbied voor. Zij luidden :
De Minister van het Keizerlijke Huis heeft
van Hare Majesteit de Keizerin bevel ontvangen,
den heer , uit te noodigen voor het
Tuinfeest der Chrysanthemum-tentoonstelliEg,
dat in de tuinen van het kroorprinselijk Paleis
te Akasaka, den 16den November's namiddags
te twee ure plaats zal hebben.
Kleeding: Officieren: Uniform.
Burgers: Gekleede jas enhoogehoed.
Dames: Bezoektoilet of Japansche
hof kleeding.
Zij, die door ambtsbezigheden of ziekte ver
hinderd zijn het feest bij te wonen, worden
verzocht den ceremoniemeester van het Keizer
lijke Huis daarvan in kenmis te stellen."
En wat beteekent dit?" vroeg ik verder,
een tweede rose kaart, met zwarte letters te
voorschijn halend uit een couvert met een
groote witte chrysanthemum versierd.
Dat is de kaart," antwoordde Yamamoto.
Hier staat het volgende op:
1. Ingang door de hoofdpoort van het keizer
lijk paleis te Akasaka.
2. Men vult naam, stand en rang in, en
overhandigt dit billet den diensthebbenden
beambte.
3. Mocht het den IGden regenen, dan wordt
het feest op den 17den gesteld. Mocht het op
dien dag regenen dan zal het feest in het
geheel niet plaats hebben.
4. Mocht het op beide dagen regenen en.
het feest dus dien ten gevolge in het geheel
niet plaats hebben, dan heeft de eigenaar van
deze kaart toegang in de keizerlijke tuinen
den 18den van 9?4 uur; als het regent, den
19den. Regent het den 18den en 19den dan
geldt de kaart voor den 21sten van 9?4 uur.
en wanneer het dan weer regent, dan voor
den 22sten van 9?4 uur."
Weer met een diepe buiging gaf Yamamoto
mij de rose kaart terug. Uw koetsier is op
de hoogte" zoide hij allerliefst glimlachend,
bij was vroeger in dienst bij Markies Saigo,
minister van marine, en kent den weg naar de
keizerlijke paleizen.''
Het weer was koel en de thermometer wees
niet meer dan 10" R. aan, maar du zon straalde
en gat een warmte als bij ons in de eerste
lentedagen, toen ons rijtuig de breede, aan
beide zijden met laurierhagen afgezette straat
langs rolde, die door Akasaka, naar de keizer
lijke paleizen voert. Wij zagen vele rijtuigen
en ook eenige door koel.es getrokken riekshas
(kurumas heeten zij hier). Toen wij de
wijdgeopende poort naderden, sprong de knecht
van den bok en liep voor het rijtuig uit.
Lakeien in keizerlijke lievrei hielpen ons uit
stijgen, en onze overjassen uitdoen, die in
het rijtuig moesten blijven liggen. Toen traden
wij door een tweede hooge poort van hout,
maar zwaar inet ijzer beslagen, en kwamen in
de eigenlijke tuinen.
Wij gingen wel twintig minuten lang door
de prachtig aangelegde tuinen, op parken ge
lijkend, de mooiste die ik ooit heb gezien.
Het loof der hoornen was van het heerlijkste
groen en goudgeel, daartusechen zag men het
warme heristrood der ahoruboomen schitteren.
De wilde eamelia, met witte en roodo bloemen
vormde geheele hagen, tusschen welke men
heen liep. Het terrein was heuvelachtig, soras
hoog, dan weer terrasvormig dalend. Op af
standen van ongeveer f)O schreden stonden
lakeien in smaakvolle hoilivrei, op zijn
Europeesch, korte broek, rood zijden vest, zwaite
rok met goud bestikt. Met een diepe buiging
wezen zij ons den weg. In do verte hoorden
wij gedempte muziek. De bekende tonen van
den Einzugsmarsch uit Tannliiufccr hebben ook
Laar het verre Oisten den weg gevonden.
Eindelijk, na een laatste ombuiging van den
weg, lag het feestterrein voor ons. Tusschen
Chiysarithmumgroepen bewoog zich de aristo
cratie van Tokyo. De minister van het Keizer
lijke Huis, Vicomte Tenake, begroette lederen
gast op de vriendelijkste wijze. Men vond hier
bekenden en wandelde langs de tenten waarin
de Keizerlijke Chrysanthemums stonden, zoo
zeldzaam en zoo menigvuldig in vorm en kleur
als zich een Europeaan nauwelijks kan voor
stellen. De wanden der tenten bei-tonden uit
roode en witte zijde, de Japansche kleuren, en
de draperieën werden door diep-violette zijden
koorden, van vingerdikte, bijeengehouden.
Langzaam wandelde men langs de tenten
verder tot een pad voorbij een weide, naar
een tweede groote ruimte, aan welks einde de
Keizerlijke tent was opgeslagen. Ook hier be
groette men elkander, lachte, praatte, kriti
seerde tout comme chez nous l Tusschen de
dames der diplomatie, waarvan de meesten
lang waren, trippelden een menigte sierlijke
kleine Japansche dames rond. Helaas droeg
niemand de Japansche hofkleeding, die toch
in de invitatie uitdrukkelijk was opgegeven.
Plotseling weerklonken de diep-melantholieke
tonen van het Japansche volkslied. Drie lakeien
schreden plechtig den grintweg langs, daarop
volgde de Minister van het Keizerlijk Huis en
op eenigen afstand kwam een bekoorlijke ver
schijning in kostbaar, bleek-rose met goud be
stikt brocaat, prachtige kanten aan den hals en
zoom van haar kleed, en een rose kapothoedje
met reigerveeren. Een diamanten agrafe straalde
in het dikke zwarte haar. Dat was de Keizerin
van Japan.
Achter haar traden de prinsessen van het
Keizerlijk Huis en de hofdames, allen evenals
de Keizerin Europeesch gekleed in nauw slui
tende toiletten van prachtige zware zijde. Al
de japonnen waren van de zachtste kleuren en
smaakvolste kleurencombinaties, zooals alleen
de Japanner in staat is bijeen te brengen. De
gezichten der prinsessen schenen merkwaardig
kleurloos, voor de ingwijden geen wonder, daar
het ook hier de gewoonte is dat de beau-monde
evenals de demi-monde de frissche kleuren van
het gelaat onder een dikke laag poeder bej
dekt. Onder het gevolg merkte men ook op
prins Arisugana, in de goadkleedende admi
raals-uniform, met zijne mooie slanke vrouw.
Hij is de eerste en meest geziene der Keizer
lijke prinsen. Tijdens het leven van Keizer
Wilhelm I heeft hy langen tijd met zijn vrouw
te Berlijn aan het Hof verkeerd. De oude
Keizer stelde heel veel belang in de mooie
jonge prinses uit het Land der Rijzende Zon.
De genoodigden sloten zich bij den stoet
aan; in het midden van de Keizerlijke tent,
die ook aan beide zijden met violette koorden
was afgezet, hield de Keizerin staande cour.
Aan haar linkerzijde, stonden in rechte rij de
zes prinsessen, achter deze de hofdames. Daar
de Keizerin slechts Japansch spreekt, traden
nu de eene als Engelsche, dan de andere als
Franeche tolk aan de zijde der Keizerin. De
Keizer, die anders bij het Chrysanthemum- of
het Kersen'docsemfeest altijd aanwezig is, was
nu in Osaka bij de manoeuvres. Die feesten
nemen hier de plaats van een Hofbal in, want
een bal is iets zoo onjapansch, dat het Hof
er onmogelijk een geven kan. De Keizerin is
tot haar twintigste jaar nooit in aanraking
geweest met Europeesche beschaving, maar de
zekerheid, gratie en waardigheid waarmede
zij cour hield, de glimlach waarmede zij ieder
die aan haar werd voorgesteld de hand reikte,
die verstandige zwarte oogen waar zij ieder
nieuw aangekomene zoo ernstig en vragend
en toch zoo vriendelijk aanzag, gaven het ge
heel een bijzondere bekoring, die den kouden
hofceremoniën meestal ontbreekt.
Keizerin O Haru-Ko (O beteekent verheven,
Ilaru is Eerste. Ko is het geslacht) is acht en
veertig jaar oud, maar ziet er veel jonger uit.
Zij is kinderloos. De keizer heeft van zes
andere vrouwen, die tegelijk hofdames en in
groot aanzien zijn, vijftien kinderen, die officieel
tot prinsen en prinsessen zijn verklaard. De
kroonprins Yoshi Hito (Hito spr. Shto duidt
het mannelijk geslacht aan) in 1879 geboren,
heeft een zeer zwak gestel. Men hoopt echter
dat de Duitsche hofdokter, Professor br. Baeltz,
aan wien Japan zijnu nieuwste wetenscbap op
medisch gebied te danken heeft, en die hem
dagelijks bezoekt en hem speciaal behandelt,
hem zoo zal opkweeken en versterken dat hij
eens op den troon zal komen. Mocht dit niet
gebeuren dan zal meergemelde Prins Arisugana,
den tegenwoordigen keizer (Mikado zegt in
Japan niemand) opvolgen. Behalve de kroon
prins zijn er nog vijf dochters van den keizer
in leven, van een tot elf' jaar, alle kinderen
v^.n dezelfde moeder, Madame Sono Yoschi-Ko,
die zich sinds het jaar 1»87, bijna uitsluitend
in de gunst des keizers verheugt; zij is ook
ei rste hofdame der keizerin en een zacht,
innemend schepselije, met prachtige zwarte
onger, wier voim aan de oude Egyptische
vrouwen doet denken.
Toen de cour afgeloopen was, verdween, het
violette zijden koord dat de keizerlijke tenten
afsltof, en de lakei-, n dienden koude spijzen
van de heerlijkste soort op fijn Japansch por
selein en zilveren schalen ror:d, terwijl de
champagne in geslepen kristal fonkelde. De
keizerin dineerde aan een afzonderlijke tafel.
Kort daarop verwijderde het hof zich en het
eigenaardige feest, aan zoo weinigen vergund
mee te maken, was geëindigd. De chrysai.t
enrurn-tentoonstelling was geheel bijzaak maar
toch zeer bezienswaardig; een reuz-M plant die
een doorsnede had van verscheiden meters
droeg luy,'! groote koperkleurige bloemen.
Den volgenden dag reed ik om drie uur
naar het keizerlijk paleis, om, zooals gewoonte
is, de hofdames der keizerin voor het feest te
bedanken, liet keizerlijk paleis ligt midden
in de stad Tokyo, en is door een hoogen
sieilen muur en breede, diepe grachten omge
ven. Lange deze grachten groeit gras, en
daartussclien ziet inön de vreemd gekromde vormen
der JapaiiM'he heesters die de Japanners heil
en geluk aanbrengend achten. Hunne takken
hangen dikwijls diep over het water heen; in
den heifst is het water bevolkt met tallooze
wilde eendjes. De powten der vesting liggen
in bastionvurmige gedeelten, Mow" genaamd.
Hier ziet men hooge zware daken versierd niet
ecu visch die den staart naar boven steekt.
De hooge vleugeldeuren, van ouzettcnd dik
hout en met or:ge!ootelijk zwaar ijzerbeslag
herinneren met de kolossale muren, bruggen
en grachten aan het doel waarvoor zij dienden,
n.l. den oorlog voor het jaar 1868. De keizer
lijke hutburcht vormde het middelpunt der
vesting en achter de dubbele muren, met witte
wachttorens bezet, die overal in het rond
schijnen, houdt de keizer zich nog heden van
zijn volk gescheiden. Largs de geheele zijde
waar de hoofdingang is, loopt een grasvlakte
met heestergewassen begroeid die niet mag
worden bebouwd.
Aan de buitenste poort moest ik een houten
plankje met een voor mij onverstaanbaar tee
ken er op. laten zien als bewijs van toegang,
dit was mij den vorigen dag door den cere
moniemeester toegezonden. Toen rolde het
rijtuig over den breeden grintweg lai gs
schaduwgevende boomen en een prachtige fontein
en hield stil vcor de breede vestibule van het
Paleis. Dit is als alle Japansche huizen, maar
in buitengewone afmetingen gebouwd. Het eigen
lijke gebouw bes'aat uit :.e verdieping geheel
van hout, het dak uist op sterke vierkante
houten zuilen; het is zeer hoog, om de sterk
vooruitspringende punt kronkelen twee
schubbige draken. Het hout is noch gepolijst, noch
vernist, maar is onder den invloed van zon,
lucht en vocht, leiachtig grijs gekleurd. Op de
breede houten treden van de overdek e loggia,
liggen Perzische tapijten en de ruime hall is
met het wonderbaarste houtsnijwerk versierd.
Spiegelruiten, schoorsteenen, lederen sophas en
een reusachtige pendule zijn in Europeeschen
stijl. Een lakei gaat met onze kaartjes een
breede gang door, ons vooruit. De muren zijn
bedekt met zijden stoffen van zachte
grondkleur met groote lichte patronen er op, de
deurposten en de randen der lage en breede
matglas-vensters, die aan de linkerzijde in
lange reeks zijn aangebracht, bestaan uit ge
polijst cederhout in natuurlijke kleur. De min
stens drie meter hooge en vier meter breede
schuifdeuren aan de rechtenijde van de gang
zijn van zwart lak met goud, zilver en paar
lemoer in de prachtigste tinten en figuren ver
sierd en ingelegd. De grond is belegd met
tatami," dat zijn Japansche, e'astische matten,
tien centimeter dik, en van rijststroo gemaakt,
en daarover ligt een smyrna looper, waarschijn
lijk alleen op de onUangda^en der hofdames,
den eersten en derden Donderdag van iederen
maand. De levenswijze aan het Hof is nog de
zelfde als voor honderd jaar. Slechts voor de
relaties Eet vreemde mogendheden zijn er
Europeesche gebruiken ingevoerd.
Wel zeven minuten lang loopen wij door de
flauw verlichte gang, met de geheimzinnig ver
lakte deuren, dan links, dan rechts een hoek
omslaand. Dan zien wij naast een deur een
tafel, met een tot den grond afhangend kleed
van goud bestikt zijden brokaat. Daarop staat
een zilveren schaal. De lakei werpt de visite
kaartjes er in en schuift de deur ter zijde.
Uit de hooge, eenigszins duistere ruimte zweeft
een allerliefst figuurtje in lichte brokaatzijde
op mij toe, en reikt mij glimlachend de beide
smalle handjes.
Sakujits' arrigato gozaimas!" (Mijn onder
danige dank voor gisteren op verheven wijze!)
fluisterde ik in mijn beste Japansch.
Oh how well yon talk Japanese l" antwoordde
het kleine dametje in oiiberispeiijk Engelsch.
C'est merveilleux!" klinkt een tweede stem
metje in even goed Fransch, en nu zie ik pas
dat vijf kleine Japansche dames, helaas allen
in Europeesche kleeding, om mij verzameld
zijn. De eene biedt mij een stoel aan van
keri-roode zijde, een tweede brengt een verlakt
tafeltje, een derde geurige thee, in een door
schijnend porseleinen kopjo, de vierde presen
teert bonbons in een zilveren schaal. Achter
de theetafel in den hoek staan in correcte
houding vier Japansche kamerheeren in rok en
witte das. Helaas, helaas! Al het echte Japan
sche is in tegenwoordigheid vsn Europeanen
met Europeesch vernis overgoten.
De verlakte deur wordt nog eens geruischloos
ter zijde geschoven en baronesse Sannomiya,
de vrouw van den opperceremoniemeester, ruist ht
binnen. Zij is van Engelsche afkomst en haar
slank en siatig figuur, haar blord krulhaar en
blauwe oogen, steken vreemd af tegen de sier
lijke smalle figuurtjes, het donkere, hoog opge
maakte, gladde haar, en de sikkelvormige
wenkbrauwen der kleine hofdames. Het gesprek
neemt een wending ook bier als overal
over het mooie weer gisteren bij het Kikufeest."
Ik ben geheel verrukt van de lieftalligheid
en gratie van hare Majesteit de Keizerin"
verzeker ik de Japansche dames. Bij dezen
naam zetten alle zeer plechtige gezichten en
zoowel baronesse Sannomiya als al de kleine
brokaatdametjes en de kamerheeren buigen tot
op den grond.
Hare Majesteit de Keizerin was inderdaad,
gisteren als altijd uiterst genadig en min
zaam," antwoordt de barones vormelijk, en nog
eens buigen allen tot den giond. Dat was geen
Europeesche buiging: dat was het verre Oosten,
dat heenschemerde door den aangenomen sluier
van Europeesche rncde. Deze sluier is ondoor
dringbaar voor den Europeaan ; slechts weinigen
is het tot nu toe geiukt dien wat op te lichten.
Maar ik hoop toch eenmaal den drempel der
geheimzinnige verlakte deuren t overschrijden,
die binnen in het keizerlijk paleis voeren, en
niet alieen die uiterlijke zoden en gebruiken
te kermen, maar ook een blik t« slaan in het
kókoro" het hart van dit merkwaardig volk.
Jubeizang voor de Zuid-Afriekaanders.
Wijze: PIKT HEIN.
Ken je we' de naam van de eenvoudige man,
Die veldheer zonder gelijken,
Daar weten de Engelse aanvoerders van :
Ze moesten maar al voor hem wijken !
Slim Piet; Slim Piet 1),
Hij laat zijn volk maar skiet;
Geen een komt hun te na t b i*):
Hul jaag de Rooineks uit Zuid-Afrieka (bis) '
En dan die kleine van de Modderrievier,
Die wist er ziju plaatsje te honen;
De dapperste aanvallen hielpen geen zier
En de Engelsen zijn er verkouen.
Crorijó, Crorvjé!
Die doet ook wakker mee !
Geen een komt hun t« ra (b i f)
Hul jaag de Rooineks uit Zuid-AMeka (bis) !
De Engelschen juichten, want Jouhert was ziek,
Toen zei 'en Schalk Burgertje: »IIela !
Ik sta ze ook wel, Sir Buller en z'n kliek:
Ze komen niet door de Toegela !"
Die Schalk, die Schalk
Ilet'it ogen als een valk:
Geen een komt hun te na ilits),
Hul jaag de Rwineks uit Zuid-Afrieka (bis)!
Noch komt er voor allen 'en hevige strijd,
Wie zal er zich ginds om bekreunen :
Ons ras heeft zich immers de vrijheid gewijd
En ze winnen 't, omdat ze elkaar steunen.
lloezee, hoezee !
Zij doen te zamen mee !
Geen een komt hun te r.a (lis),
llul jaag de Uooineks uit Zuid-Afrieka (bif)!
J. S.
1) Bijnaam van Piet Joubert.
MerlanJscHnilië.
In de maand November heeft in de
Pcnang Gazettc een naar dolle overmoedig
heid sterk riekend artikel gestaan, waarin
werd verklaard dat tusschen toen en
Kerstmis, het nog juist tijd genoeg was
om de Engelsche vlag te hijschen op heel
Sumatra, Java en de eilanden. Men kon
zich toen te Penang zeker niet voorstellen
dat de Engelschen op zoo deerlijke wijze
fiasco zouden maken als tot dus ver is
geschied, anders was die grootspraak zeker
achterwege gebleven. Naar aanleiding
daarvan schreef Sinjo Djas aan het
Bataviaasch Nieuwsblad, dat behalve de
30 a 40 duizend soldaten die Indiëheeft,
er nog plus minus 20,000 Indo jongelui
zijn die, even als in Transvaal, bij een
eventueelen oorlog zeer zeker Nederland
zullen steunen; hij vermeent dat daarom
de regeering in Nederland de Indo lui
(bedoelende zekerlijk het half bloed element)
niet zoo zeer ten achteren moet stellen,
door o. a. alle gelegenheid af te snijden
voor hen om hunne zoons eene maatschap
pelijke positie te verschaffen, zonder hen
naar Nederland te zenden als b.v. reeds
is geschied met de militaire school te
Mr. Cornelis, die opgeheven is en het plan
bestaat oin de opleiding voor ambtenaren
ook op te heflen.
Die opmerking is zeer juist. En wanneer
wij, als door ons reeds meermalen is ver
kondigd, de bevolking van Indië, zoowel
de hoofden als de mindere Inlanders, zoo
weten te behandelen, dat zij ten alle tijde
zullen verkiezen onder onze heerschappij
te staan en niet onder die van eene andere
mogendheid, zullen ook zij voorzeker als n
man opstaan om ons te steunen en tevens
voor eigen ha~e en goed te strijden. En dat
zegt wat met zulk een dichte bevolking
als Indiëheeft. Wij zullen dan ook alles
bijna in ons voordeel hebben als: bekend
heid met het terrein; gewend zijn aan het
klimaat en, wat het inlandsch element
betreft, ook aan hoogst eenvoudige voeding
en aan on tb ring.
Daarom zijn wij vast overtuigd dat, in
stede van millioenen in den grond te
steken, dus voor doode weermiddelen, het
wel zoo verstandig zal zijn het leger op
krachtige sterkte te brengen en te houden
en niet als nu helaas geschiedt, met
duizenden en duizenden in te krimpen.
Het niet voortdurend houden van het
Ind. leger op krachtige sterkte, is, als
dikwijls bewezen is, de meest verkeerde
zuinigheid ; want telkens bij groote gebeur
tenissen, als o. a. met Bali, Atjeh, Lombok,
moesten er hals over kop met enorme
kosten, versterkingen van mariniers, vrij
willigers en miliciens van het leger met
40 en 50 tallen te gelijk van officieren
worden uitgezonden, wat niet alleen wel
het dubbele kost op de lange baan van
hetgeen een voldoend leger doorgaand
kost, maar oorzaak kan zijn, dat, alvorens
die versterkingen in Indiëzijn aangekomen,
wij dan reeds vreeselijk hebben moeten
boeten, waarbij komt dat die versterkingen,
zoowel officieren als minderen, al dadelijk
veel met ziekte enz. te kampen hebben
van wege het voor hen vreemde klimaat
en de andere levenswijze, terwijl een voort
durend in Indiëverblijf houdend leger aan
dat alles gewend is.
Door in Indiöde gelegenheid te laten
bestaan om voor een deel, ook tot officier
en gewoon ambtenaar te kunnen worden
opgeleid, waarvan Indiëmet gemak de
kosten voor degelijke opleiding kan dragen,
wordt recht gedaan niet alleen aan de
Indo lui, maar ook aan het zuiver Euro
peesch element, waarouder niet allen finan
cieel bij machte zijn, om hunne zoons naar
Nederland te zenden. En zooveel is zeker, de
in Indiöopgeleide officieren en ambtenaren
zijn nooit de minste geweest en zullen
het ook nooit zijn. Dat hebben wij o. a.
aan officieren zoo dikwijls gezien.
Kameren bureaugeleerden zullen er altoos tot
genoeg aanwezig zijn.
Wij zien nu trouwens aan die flinke
Boeren dat men eigen haard met voldoening
kan verdedigen, zonder krijgsscholen te
hebben doorloopen of in de bureaus van
generalen staf, militaire verkenningen enz.
altoos werkzaam te zijn geweest, terwijl
daarentegen de Engeltclien tot dusverre
niet anders dan nederlagen hebben onder
vonden, en ook de Franschen in 1870
weinig profijt hebben getoond van a! hun
buitengewoon wetenschappelijke opleiding
en opgedane krijgskennis.
Wat worstelen wij sedert circa 27 jaren
aehteieen met de Atjeërs, van wie wij in
dien tijd menige gevoelige les hebben ge
had. Denk o. a. maar aan Kaloet. Van
een en ander is ook oorzaak dat wij telkens
zwak waren toegerust, als trouwens bij
eiken oorlog of elke expeditie, althans
aanvankelijk het geval was, o. a. Bali,
Lombok, Atjeh enz.
Hooge scholen, stemmen wij toe, kan
men moeielijk ook in Indiëhebben, dus zij
die hunne zoons voor rechtsgeleerden, artsen
en letterkundigen, predikanten willen op
leiden, moeten hen dan maar naar Neder
land zenden.
Wij moeten niet vergeten: Ie Dat wij
een zeer groot deel van onze welvaart
aan Indiëte danken hebben. 2e dat wij
alleen door Indiënog een zeker aanzien
hebben in het wereldrijk. 3e dat zeer vele
grootsche dingen in ons land, alleen door
Ind. geld zijn tot stand gekomen. -Ie dat
wanneer Indiëeen zelfstandig rijk uit
maakte, het meer te beteekenen zou hebben
dan Nederland zonder Indië. De wijze
waarop thans, quand mume, op bezuinigen
gewerkt wordt voor Indië, zal wat later
en misschien zelfs spoedig, tot een zeer
gevoelige les leiden. Alleen zuinigheid met
wijsheid is goed. En vooral met het leger
zeer omzichtig zijn!
K. H. KOEXT/E,
oud-Kapitein der Mariniers,