Historisch Archief 1877-1940
N', 1180
DE AMSTERDAMMER
A°. 190GL
WEEKBLAD VOOK NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, ir. p. post f 1.65
Voor Iridiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Partje.
Zondag 4 Februari.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annouces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RÜDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer Brma.
I M H ? U ».
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Tijdschrift voor
Armenzorg. Ue voorstellen itot reorganisatie van
het leger, door een Hoofdofficier. V (Slot.) Na
de opening van het Engelsche Parlement.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Minimumeischen in de woningwet?, door 8. p. p.
KUNST EN LETTEREN: Muziekbeoordeelingen,
door Ant. Av«riainp. 'Rijksmuseum van Schil
deryen, door W. 6. Egidius en de Vreemde
ling, door W. S. John Easkin, door B. W.
P. Jr. Fotte Bos, door W. G. van
Nonhuys. FEUILLETON; De oude Pen, uit het
Eassisoh van A. W. Stern. (Slot). EECLAMES.
VOOB DAMES: De nuttige Handwerken voor
Meisjes, door A. T«nnisse en A. M. van der Velden,
beoordeeld door Johanna W. A. Naber. Huwe
lijk en mode bij de Boode Kaffers, naar het
Engelsch, door Mijaesa. Allerlei. SCHAAK
SPEL. FINAN01EELE EN OECONOMISCHE
KBONIEK, door D. Stigtor. INGEZONDEN.
PEN- EN POTLOGDKBA8SEN.
ADVEBTENTIEN.
IHnHHinMnHmilHMIHUMHèHUtUWttHHHWItHHH
Tijdschrift voor Armenzorg.
Het eerste nummer is verschenen van
bet Tijdschrift voor Armenzorg onder
redactie van Dr. H. J. de Dompierre de
Chaufepié, Jhr. Mr. H. Smissaert en J.
F. L. Blankenberg. Uitgevers H. D. Tjeenk
Willink & Zoon te Haarlem. Het blad
verschijnt om de 14 dagen.
Dit orgaan is gewijd aan de bespreking
van de zorg voor behoef tigen, oude lieden,
weezen, verwaarloosden, zieken,
gebrekkigen, en van werkverschaffing en
landontginning. De prijs bedraagt ? 0.65 per
-3 maanden fr. p. p.
In het eerste No. komt, behalve een
{inleidend woord en eenige mededeelingen,
«een artikel voor van A. J. Adriani: de Her
vorming der Diaconieën, van de Ned,
Herv. Kerk; een van R. van Zinderen
Bakker: Uit Friesland; en een van Mr.
J. G. Schölvinck: Vereeniging van Arm
besturen.
»X)it orgaan", zoo lezen wij in 't Inleidend
woord »zal in den meest volstrekten zin
van ,het woord zijn een sfreie Bühne1' voor
allen, die met open vizier, d. i. niet ano
niem, eene eerlijke overtuiging omtrent
weidadigheidsaangelegenlieden willen ver
dedigen. Het blad zal kleurloos zijn, in
.zooverre, dat het niet zal zijn de drager
?der denkbeelden van eene bepaalde rich
ting, ook niet van die der redactie. Deze
'toch zal zich bepalen tot bet verzamelen
<en bijeenbrengen van berjeaten en
rnede?deelingen omtrent het armwezen in binnen
in buitenland. Elk der redacteuren, een
?oordeel uitsprekend over welke zaak ook,
Z&l evenals elke medewerker zijn stuk
onderteekeuen. Ons blad zal dus zijn een
Zuiver vakblad, waarin allerlei tegenstrij
dige meeningen, mits in gepasteu vorm
Voorgedragen, .zich kunnen uiten."
Wij nieenen .onzen lezers geen ondienst
te doen met het opstel van den heer Van
Zinderen Bakker grootendeela hier te laten
volgen'.
«?De Gemeente Opsterland, in grondvlak 231S6
Hectare gioot, met een bevolking van 15ÜOU
zielen, is, wat het eerste betreft, de grootbte
van friesland en wordt in bevolking alleen
overtroffen door Leeuwarden en
WesUtelling-werf, de laatste met slechts 'n 50 tal inwoners
meer. Verreweg Let grootste deel vau den
bodem is veeuioudend, tenzij deze ter formatie
van turf reeds is weggegraren. Bedoeld veen,
te onderscheiden in hoog en laag, is tot voor
korten tijd, van geslacht op geslacht (3 i 400
jaar), geweest de kip die de gouden eitren legde.
De eigenaren, die zelfs nog m mijn
jongeustijd (schrijver dezes is 54 jaar) hun sloten en
kasteelen te Beetsterzwaag met eigen gezin eu
dienstbodenpersoneel bewoonden, een heel jaar
door, verteerden een groot deel van huuue
inkomsten m een zekere mate van weelde,
waarvan de afval menigen arme ten goede kwam.
Van over-overgrootvaders zijde was men reeds
begonnen de geschikste stukken van den ont
reenden bodem te cultiveeren; men had daanp
af eu toe een boerenplaats doen bouwen, zoodia
sommigen van dezen er een half honderd en
meer in eigendom tadden die door pachters
?werden bewoond; en zoo heeft zich in den loop
der tijden tussehen de veenbevolking tevens een
bouw- en boerenarbeidersstand ontwikkeld.
De boeren van die dagen hielden weinig vee
en waren voor het grootste deel bouw boeten.
Vooral boekweit was het product dat bij uit
nemendheid geteeld kon worden, en dagen
(weekmarktdagen) dat er van drie- tot vierhon
derd wagens beladen met zaad te Gorredijk (dt
hoofdplaats der gemeente), van alle kanten
inkomende, werden binnengereden, weet menigeen
zich met mij nog goed te herinneren.
Onze arbeidende klassen uit die dagen be
hoorden dus in hoofdzaak tot de grond- ol
veenwerkers, ia onze taal: tot boerenarbeiders
of t m f makers.
Vroeg in het voorjaar begon reeds de bedrij
vigheid in de venen, zoowel voor den boeren
arbeider, die met baggeren, voordat het in de
bouw bij den boer druk werd een mooi stui
vertje wist over te verdienen, al« voor den
eigenlijken turfmaker die een heel jaar door
met veenarbeid zijn brood won- en 's winters,
zelfs dan als de vorst heel de natuur ia boeien
scheen te hebben geslagen, klapperden van
hofstede tot hofstede de dorscnvlegels op de
deel, ten bewijze dat er ook dan nog werkaan
den winkel was.
Dat alles is sedert dien tijd veranderd.
De groote heeren zijn voor en na, bijna allen
van Beetsterzwaag vertrokken. De gebouwen
zijn weggebroken, staan leeg of worden door
dienstboden bewoond; geen handwerksman ver
dient Dieer veel aan reparatiëu. Het geslacht
van sta!- en tuinkneetiten, boschwaebters en
verder dienstpersoneel zijn of dood, of door den
heer op een uitstervingspeusioentje gebracht,
ttrwijl rentmeesters den schep'er zwaaien.
Onze boeren zijn van bouw- greidboeren ge
worden; wie vau hen voorheen 10 arbeiders
had, doet het nu met n. De marktdagen te
Gorredijk zijn ter nauwernood meer van gewone
te onderscheiden, en waar vroeger 's winters
van 30 tot 40 tjalkschepen de plaats oijfl 'urden,
vindt men er nu niet een; 's wiüttr* opteieggen
zit er al lang niet meer aan, zeggen de schip
pers, sedert de Hollanders geen turf meer stoken,,
en onze veenbazen verwensenen met een zelfde
innigheid eiken uitvinder van de af en toe hun
intrede doende nieuwe brandmaterialen, evenals
zij het doen allen, die de steenkool beschouwen
als eer machtigen factor van het tegenwoordig
?verkeer.
?Op wie echter deze veranderingen reeds t«
lang en het zwaarst hebben gedrukt, dat zijn
geweest en dat zijn nog onze tengevolge dier
veranderingen werkeloos geworden arbeiders.
emeltergende en menschonteerende ellende
is in deze en andere gemeenten dientengevolge
gfleden geworden, en het zou mij gemakkelijk
vallen een boekdeel te vullen met verhalen van
grenzenlooze onverschilligheid voor dit alles bij
onze machthebbenden. Gelukkig evenwel dat
thans, ten minste voor dezen omtrek, bet ergste
geleden schijnt te zijn, dank zij :
Ie de werkverschaffingen ;
2e de belangrijke rijkssubsidie, en
8e den trek naar Duitschland.
Van iedere rubriek afzonderlijk zou heel wat
te zeggen zijn, omdat de zegening van het
een zoomin als die van het andere ingekomen
is zonder dat er zijn, die zich daarvoor krachtig
hebben ingespannen; en dat er verandering ten
goede is ap te merken, daarvoor pleiten de
cijfers hieronder vermeld.
In 1894, toen er nog geen werk werd ver
schaft en de armoede hier zoowat als op het
hoogste gestegen kon worden beschouwd, telden
wij van de ar.menlijsten 706 vaste en 1290 losse
(tijdelijk) bedeelden. De gezamenlijke ui'gaven
bedroegen toen ? 02 271.80, of ruim ?11000
meer dan de gehtele hoofdelijke omslag, waar
toe toen bijna 10 pCt. van het inkomen moest
worden opgebracht, zijnde deze geraamd op
/S0.7Q4.40, waarboven ons een rijksubsidie voor
tegemoetkoming werd verstrekt van ?24.900.
Niet heel Jang .daarna echter zijn welwillende
rijke menschen uit den vreemde begonnen met
te doen, wat eigen bezittende gewestgenooten
veel te iarig hebben nagelaten, n.l. om op den
ontveenden bodem door middel van cultiveering
den tot den bedelstaf vervallen arbeider opnieuw
werk en brood te verschaffen.
Aanvankelijk hadden pessimisten en
zwartgalligen, die men zoo ouder allerlei vlag aan
treft, ten dez'n opzichte heel wat zwarigheden;
sommige rijken onder dezen beweerden, dat het
lang met uitkon. Enkele hoofdmannen van stad
en staat zeiden, dat althans geen corporaties,
b.v. armen- en gemeentebesturen, daariu hun
geld mochten steken, en ten elotte weer anderen,
dat verbetering langs dezen weg de menschen
te tevreden zou maken.
Heden staan wij aan het einde van 1899.
Wat voor dit jaar de uitkomst Fan onze
armtnzorg zal ziju, is in totaalcijfer nog niemand
bekend, kan niet bekend zijn. Zeker echter is,
dst het getal armen opnieuw is afgenomen en
dat die er zijn, beter worden verzorgd dan
voorheen; maar ook al ware het laatste niet
het geval, dan is de toestand zooals die bleek
bij het einde van 1S98 reeds verkwikkelijk ge
noeg, meen ik, om daarop te wijzen. In 1SU8
toch hadden wij geen 700 vaste bedeelden meer,
(ouden en zieken, de laatsten vooral) maar 1.58.
Verder geen 1290 losse, (werkloozen en tijdelijk
tot armoede vervallenen om andere reden) maar
slechts 221 terwijl de hoofdelijke omslag in
dat tijdperk is kunnen worden teruggebracht
van bijna 10 pCt. op ruim 7 pCt. en deze voor
het volgend belastingjaar opnieuw is verlaagd
tot nog geen 5 pCt. van het inkomen der inge
zetenen die wat hebben te missen. Voeg ik
hierbij, dat de aftrek van eiken belastingbetaler
hier, voor het zich ?verschaffen der noodzake
lijkste levensbehoeften, is verhoogd geworden
van ?180.?tot ?300.?'sjaars en de rijks
subsidie nu bedraagt ruim ? 72.000.?dan
maak ik mij sterk met in den aanvang VSE dit
opstel niet te veel te hebben gezegd.
Verder dient de lezer te merken, dat ik,
schrijvende hierover armenaanlal en bedeeling,
alleen bedoel diegenen die komen ten laste
van ons burgerlijk armbestuur en men daaronder
dus niet heeft te verstaan hen, die worden be- j
deeld door onze Diaconieën en andere instellin
gen van weldadigheid.
Wat verder opmerking verdient is, dat, nu
vooral het denkbeeld van werk te verschaffen
op onze woeste gronden meer en meer ingang
vindt, de Nurksen zich wat meer stilhouden;
Provinciale Staten, Gemeente- en armbesturen,
plus hier eu daar voor 't voetlicht komende
philanthropeu het door ons gegeven voorbeeld
metterdaad navolgen en de tijd niet verre meer
bclnjnt te zijn, dat men algemeen zal leeren
inzien, dat hoe verschillend men ook moge
denkeu over duizend eu zooveel vraagstukken,
die ooi oplossing vragen
de armoede op het platte land
niet doelmatiger is op te heffen,
dandoorden w e r k l o oze n ar b e i de r
werk te verschaffen op den bodem.
Ik zou niet durven beweren, dat voor parti
culieren dergelijke ondernemingen in den regel
een goede rente zou/Jen kunnen afwerppr, maar
wel vind ik het zeer onoordeelkuiidig dat een
werklooze arbeider vau de hand in den taud
wordt onderhouden, het zij ten koste van wien
dan ook, wanneer er land is, zooveel, als hier
eu overal elders, dat niets of bijna niets op
brengt, omdat er niet op gewerkt wordt.
Wie zich van deze waarde d overtuigen wil,
kome naar hier; en zeker is dat hij daarna om
geen meerdere bewijjen vragen zal.
Kortezwaag. R. v. ZINDEKES BAKKER."
De voorstellen tol reorganisatie
van het leger,
door een Iwofdofficier.
V. (Slot.)
De voordeelen van het beschrevene leger
stelsel zijn groot:
De voortdurende oorlogssterkte is als 't
?ware onafscheidelijk van algemeenen dienst
plicht, van verkorten oefeningstijd en van
uitbreiding van het militiekader; zij geeft
besparing van tijd; immers de oefening
kan bij oorlogssterkte spoediger geheel
voltooid zijn dan bij eene regeling, zooals
wij die thans hebben, waarbij de dienst
plichtigen nog speciaal moeten opkomen
om in oorlogaafdeelingen onderwezen te
worden; zij laat ook de grootst mogelijke
inkrimping van het »vaste'' officierskorps
toej waardoor ruimte wordt gemaakt voor
den militie-luitenant, die nu in een veel
zelfstandiger positie is geplaatst, waarvan
zijne opleiding ook voor de hoogere
commando's, die hem in oorlogstijd zoo al
niet terstond 1) dan toch zeker in een
later tijdperk van den oorlog zullen worden
opgedragen, de beste vruchten zal plukken.
In het algemeen kan bij voortdurende
oorlogssterkte de oefening de volmaaktheid
nabïjkomen: de theorie zal zooveel mogelijk
in overeenstemming zijn met de praktijk ;
de opleiding van het militiekader in zijn
geheel zal onafgebroken grondig zijn.
De wanverhouding tusschen de sterkte
van het kader en die der manschappen
houdt op.
Zij, die met gezag zijn bekleed, worden
van meet afgewend aan het commandeeren
en beheeren van afdeelingen op oorlogs
sterkte, een groot voordeel, vooral in den
aanvang van den oorlog, wanneer uiter
mate veel van de geestkracht der bevel
voerenden gevergd wordt.
De administratie eenvoudiger en de op
leiding daarin door de voortdurende oor
logssterkte deugdelijker. Dit laatste geldt
natuurlijk ook voor de veel hooger beteeke
nis hebbende verpleging e. a. m.
Bij oorlogssterkte reeds op voet van vrede
is bij de compagnie, enz. de stof voor op
leiding van officieren en kader zoo over
vloedig mogelijk aanwezig.
De vervanging van het vrijwillig kader
door militiekader d. w. z. het vrucht
bare beginsel om het personeel, bestemd
voor kadervorming, voortdurend te ver
wisselen, zoodra het voldoende onderwezen
is brengt mede, dat er nimmer gebrek
aan goed geoefend kader (niet te vergeten
de officieren) kan zijn, hoe groot het aantal
inwoners, dac aau 's lauds verdediging
heeft deel te nemen, ook moge zijn; er
bestaat ten allen tijde harmonie, en wel
in alle opzichten, tusschen kader en man
schappen. Vergelijk daarmede den toe
stand, die ontstaan zoude bij de aanneming
van 's Ministers voorstellen, een toestand,
niet veel beter dan de tegenwoordige: een
veel te sterk dus bovenmatig duur kader
(ook aan officieren) in tijd van vrede en
gebrek bij de troepen, die achter het eigen
lijke leger staan, in tijd van oorlog, zelfs
aan reserve voor dit leger als de
verliescijfers eenigszins stijgen; wat een
»Landstorm/' die zonder leiding van eenige
beteekenis zal zijn, bij de tegenwoordige
oorlogvoering te beduiden moet hebben,
laat zich gemakkelijk inzien; die
krijgs?nbende" een vijand daadwerkelijk het hoofd
moetende bieden, zou eenvoudig ter
slachtbank gaan; hoe die trouwe wetsfigurant
zonder eenige organisatie, in oorlogstijd
zou moeten worden aangewend begrijpt
niemand.
De werkkring der »vaste'! officieren zal
ruimer en opwekkender zijn dan bij de
tegenwoordige en voorgestelde inrichting
van het krijgswezen; hunne taak ook
maatschappelijk veel voornamer.
Ook zal de promotie in het »vaste"
1) Men rekeue hierbij op de gepensionneerde
Nederlaudsclie en Indische dlicieren, die ten
allen tijde beschikbaar moeleu zijn voor 's lands
verdediging.
officierskorps aanmerkelijk beter zijn, waar
door niet alleen persoonlijke belangen maar
veel meer nog die van den Staat worden
gediend. Die snellere promotie zal aan de
schatkist geen hoogere eisenen stellen, want
door de vermindering van het aantal regi
menten der »breedte"-organisatie (waar
schijnlijk tot 4 om ons tot de infanterie
te bepalen) wordt het »vaste" officiers
korps zooals boven reeds is aangeduid
aanzienlijk ingekrompen.
Deze inkrimping maakt de keuze van
personen vrijer. De studietijd kan zoo
noodig worden uitgebreid zonder vrees, dat
de leeftijden, waarop de verschillende rangen
worden bereikt, te hoog zullen zijn.
De langdurige herhalingsoefeningen (van
ne maand) zijn zeer geschikt, om het
oefeningspeil te onderhouden (overweeg nog
het voordeel, gelegen in de betere verhou
ding tusschen eerste opleiding en her
halingsoefeningen zie mijn eerste artikel).
Aan het bezwaar, dat vele ouders voor
hunne zonen tegen het kazerneleven heb
ben, is volmaakt ongedwongen tegemoet
gekomen.
Voor zoover de "voor-oefening" in het
partikuliere leven plaats heeft, belooft zij
eene aanmerkelijk grondiger opleiding in
wat de hoofdzaak ia het individueel
juistheidsschieten, dat over het algemeen
eene geliefkoosde uitspanning is
(Transvaalsche opleiding).
De geheele bevolking zal in een degelijk
weerbaren staat verkeeren en wel met ge
ringe persoonlijke en algemeene lasten.
Voor kazernebouw worden, hoewel de
levende strijdkrachten worden uitgebreid,
naar evenredigheid aan de schatkist geen
hooge eischen gesteld.
Het aantal personen, dat voortdurend
onder de wapenen is (kader, vrijwilligers)
wordt door de inkrimping der organisatie
(in de »breedte") veel geringer: bezuiniging.
De inkrimping van het korps «vaste"
officieren met aanzienlijk meer dan de
helft doet den pensioenslast belangrijk
lichter worden: wederom bezuiniging, doch
gedeeltelijk aan te wenden tot verbetering
hunner traktementen en pensioenen.
De peni-ioenslast wat aangaat het per
soneel beneden den officiersrang komt ge
heel te vervallen.
De belasting, die in de plaats treedt
van werkelijken dienst, is eene belangrijke
compensatie voor de verhooging der uit
gaven, die het gevolg is vari de omstan
digheid, dat bij algemeenen dienstplicht
veel meer personen gelijktijdig (hoewel in
minder tijd) geoefend worden.
De dienstplicht in »Het actieve leger''
duurt belangrijk korter dan door den
Minister is voorgesteld (5 tegen 8 jaren).
Thans volledigheidshalve nog de voor
deelen, die hierboven reeds ter loops zijn
aangestipt:
Groote eenvoudigheid, die thans en ook
in het stelsel van den Minister allerminst
wordt betracht.
Decentralisatie in het in deze artikelen
aangegeven stelsel, zoo noodig, om bij het
uitbreken van een uorlog verwarring te
ontgaan.
Gemakkelijke en snelle mobilisatie.
Gelegenheid om bij het uitbreken van
onlusten, bij niet dadelijk dreigend gevaar
of voor handhaving van neutraliteit minder
dan 4 of 5 Heiningen op te roepen en dan
toch (zeifs met ne lichting) eene volledige
krijgsmacht op oorlogssterkte in het veld
te hebben. In het stelsel van den Minister
moeten orn tot oorlogssterkte te kunnen
geraken steeds alle (S) lichtingen worden
opgeroepen; mocht ook in dit stelsel het
militiekader sterk worden uitgebreid tegen
inkrimping van het vaste kader, dan zou
(daar iedere lichting haar eigen militie
kader-contingent moet hebben) het kader
bij de conipagnien niet compleet kunnen
zijn, indien niet alle lichtingen waren op
geroepen ; in 's Ministers stelsel kan nim
mer van eene uitbreiding van het militie
kader van eenige beteekenis sprake zijn.
Gelegenheid ook, om, zonder nadeel voor
de organisatie, in tijden van gevaar onge
stoord met de oefening der jongste lichting
voort te gaan. In 's iVlinisters stelsel moet
de jongste lichting, geoefend of niet, onver
mijdelijk terstond bij de oorlogstroepen
worden ingelijfd, anders wordt de oorlogs
sterkte niet bereikt; er is trouwens geen
kader beschikbaar om de oefening der
jongste lichting ongestoord voort te zetten.
De xwiór-oefening" zeer in het belang
van de jeugd, die daarin eene gelukkige
afleiding vindt voor haren steeds
toenemenden geestesarbeid en ook buiten het ouder
lijke huis leert gewennen aan orde en tucht,
in den tegenwoordigen tijd allerminst over
bodig.
Ongetwijfeld zijn de denkbeelden, in deze
artikelen ontwikkeld, met goed gevolg ook
op de andere wapens toe te passen. Ik
wensch echter aan meer bevoegden (in die
wapens), die de algemeene strekking dier
denkbeelden zijn toegedaan, over te laten,
de mogelijkheid daarvan nader uiteen te
zetter.
Aan het slot van mijnen arbeid geko
men, gevoel ik mij gedrongen, als mijne
overtuiging uit te spreken, dat het
Nederlandsche volk, weerbaar gemaakt overeen
komstig de regelen, in deze opstellen ont
vouwd, volkomen in staat zal zijn om den
vaderlandschen bodem te verdedigen tegen
iedere aanranding, die dooreenigen vijand
beproefd mocht worden. Daarbij zal ook
kunnen worden gerekend op de jongeling
schap, die den militieplichtigen leeftijd
nog niet heeft bereikt, maar zich bij de
?nvóór-oefening" het gebruik van het geweer
als vuurwapen heeft eigen gemaakt.
Een uitgebreid vestingstelsel heeft ons
land niet noodig; onze eigenaardige ter
reinen veroorloven veeleer eene verdediging
zonder systematisch aan elegde verster
kingen, die, als wegwijzeressen, voor den
vijand niet van belang ontbloot zijn. De
verdediging (door VOD Clausewitz de ster
kere vorm van den oorlog genoemd) vange
reeds aan aan onze buitenste rivieren, waar
mogelijk zelfs daar buiten, en zij zij van
meet af krachtig.
Na de opening van het Engelsche
Parlement.
»Zelden, wellicht nog nooit, is het En
gelsche Parlement onder zulke pijnlijke
omstandigheden bijeen gekomen als morgen
het geval zal zijn," schreef de
Frankfurter Zeüung op 29 November.
»Radeloosheid in den raad der generaals op het
oorlogstooneel, radeloosheid in den minister
raad te Londen, en daarbij eene met den
loop der zaken hoogst ontevredene meer
derheid in het Parlement en eene volkomen
onmachtige oppositie zoo kan men in
enkele woorden den toestand kenschetsen
na de nederlagen der Engelsche troepen
aan den ToegelA. Het volk zelf is grooten
deels door eene chauvinistische en dus
leugenachtige pers omtrent den waren stand
van zaken zóó misleid, dat het zich nog
i volstrekt geen juiste voorstelling kan maken
van de toestanden op het oorlogstooneel,
en evenmin van de machtsontwikkeling,
, die noodig zou zijn voor eene krachtige en
afdoende voortzetting van den oorlog. Het
is niet waarschijnlijk, dat de chauvinisten
in de regeering en in de pers thans, nadat
alle pogingen om Ladysmith te ontzetten
door de hoofdmacht der Boeren te verslaan,
zijn mislukt, zullen afzien van eene verdere
misleiding van het volk, eu men mag dus
veilig aannemen, dat ook de parlementaire
toestand nog niet zoo spoedig volkomen
helder zal worden."
De beschouwing van de Frankfurter
Zeüung is volkomen juist en door de de
batten in bet Engelsche Parlement beves
tigd. De troonrede, welke de ministers
Harer Majesteit in den mond hebben
gelegd, is bleek en kleurloos, omdat de
de eerlijke gloed eener oprechte overtui
ging er evenzeer in ontbreekt als de volle
verzekerdheid van een onwankelbaar ver
trouwen op eene goede zaak.
Het ministerie heeft bij de openbare
meening klaarblijkelijk alle crediet ver
loren, al wordt het in het Parlement nog
door eene meerderheid gesteund. Het leeft
alleen door de onmacht zijner tegenstan
ders. De heer Balfour, apathisch als
altijd, sprak in een zijner laatste rede
voeringen over de rampen, die Engeland
in de laatste maanden hebben getroffen
met eene onverschilligheid, die velen in
hooge mate heeft geërgerd, en zijn oom,
Lord Salisbury, heeft bij zijn in bet
Hoogerhuis gehouden rede evenmin den
ernst getoond, dien de omstandigheden
gebiedend voorschreven. Wanneer de
regeering zeer gegronde verwijten te hooren
krijgt over het onvoldoende van hare in
lichtingen omtrent de toerustingen der
Boeren, is het kinderachtig, of erger
nog cynisch, daarop te antwoorden
met een paar grappen over den invoer
van kanonnen in stoomketels en van
ammunitie in pianokisten. Daarenboven
is de uitvlucht oneerlijk, want de regee
ring is door den vorigen gouverneur der
Kaapkolonie, naar wien zij nu eenmaal
niet verkoos te luisteren, volkomen op de
hoogte gehouden. Dan was de heer Balfour
ten minste eerlijker, toen hij erkende, dat
de regeering van dien invoer en die toe
rustingen wél kennis had gedragen, maar
dat haar door den Jameson-ratrf de han
den waren gebonden. O ver de onbekwaam
heid van den minister van oorlog, Lord
Lansdowne, zijn vriend en vijand het
vrijwel eens; zijn eigen broeder, Lord
Edmond Fitzmaurice, heeft in het Lager
huis een afkeurend amendement op dat
adres van antwoord voorgesteld.
De groote man van het ministerie is