Historisch Archief 1877-1940
DE A M Of ER D A: M M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 11 sa
Josepb Chamberlain, en de eenige zijner
collega's, die zich tegen hem durft te ver
zetten, is de minister van financiën, S ir
Michael Hioks Beach. De Londensche
correspondent van den Témps geeft van
Chamberlain en diens aanhangers een
opmerkelijke karakteristiek. »De liberale
unionisten" zoo schrijft hij »zijn in
het land slechts een handjevol; dank zij
zijn (Chamberlain's) invloed zijn zij in het
Lagerhuis door een zestigtal leden ver
tegenwoordigd. Deze aanmatigende, zenuw
achtige, haatdragende, eerzuchtige man
heeft de hoedanigheden van een partijhoofd:
zijne vrienden kunnen op hem rekenen.
Wij spreken hier niet eens over de
financieele macht, waarover hij gezegd wordt
te beschikken, maar zoodra hij aan bet
bewind was gekomen heeft bij, in het
Parlement zelf, zijn medestanders beloond.
Hebt ge wel eens van Mr. Powel Williams
gehoord ? Het doet er niet toe: hij behoort
tot: de Birnaingham groep, en daarom is
hij financieel onder-staatssecretaris bij het
departement van oorlog geworden. De
goede heer Jesse Collings vertelt aan
iedereen, dat de nederlagen in Zuid-Afrika
eigenlijk geen nederlagen, maar slechts
ongelukjes zijn. Dat zou nog'geen reden
zijn om hem parlementair secretaris van
het ministerie van Binnenlandsche Zaken
te maken, maar hij is zoo naïef en zoo
hartstochtelijk tegelijk gehecht aan den heer
Chamberlain! Door zulke handlangers
wordt Chamberlain gevolgd en gesteund.
Deze lang niet middelmatige, geest, die
eem Richelieu zal zijn, als hij geen Olivares
is, een Bismarck, als hij geen Crispi is,
vindt geen onverschilligen. Wanneer men
hem niet haat, geeft men zich met vol
komen toewijding aan hem over."
Het kan zijn. Voorloopig honden wij
het met de Olivares-Crispi-hypothese. De
Tfcwzps-correspondent is al eenigszins onder
Chamberlain's invloed. Als hij diens ver
houding tot den minister van financiën,
Sir Michael Hieks Beach, bespreekt, ver
gelijkt hij WToe" eerst bij Napoleon in zijn
nadagen en dan zeker juister! bij
een promotor, begaafd met de weelderige
verbeelding van een Monte Cristo, maar
die om zijn plannen ten uitvoer te bren
gen, de fondsen moet gaan vragen aan
een. klein Schotsen procureurtje.
De oppositie in het Parlement is voor
eerst in de minderheid, doch dit bewijst
nog niet, dat zij in het land geen meer
derheid zou kunnen verkrijgen. Maar wat
erger is, zij is hopeloos verdeeld. John
Morley, Sir William Harcourt, Sir Henry
Campbell Bannerman, de meest
beteekenende en meest energieke persoonlijkheden
van de partij, hebben een vrij geringen
dunk van Lord R'isebery, dien zij daar
enboven maar half vertrouwen. Maar
Lord Rosebery is bij uitstek populair, en
van het bovengenoemde triumviraat kan
dit niet worden getuigd.
Eene ministerieele crisis schijnt ons voor
het oogenblik niet waarschijnlijk. En indien
zij mocht intreden, zou zij slechts kunnen
leiden tot eene reconstructie van het
Kabinet in een voor den heer
Chanaberlain gunstigen zin. Want Lord Rosebery,
wiens optreden als premier door sommigen
niet onmogelijk wordt geacht, is een
evengroot ximperalist'' als de heer Chamberlain,
en alleen maar n beetje meer diplomaat.
Aan eene totale omkeering, aan eene
geheele verandering van gedragslijn, valt
iïimimilllllllllllllllUMIIIIIMIIIimilltlimillMIIIIMIIIIIMIIIIIW
nmirnmiiHiiitttiiiiiHiiiiiiHiiiMiiiii
DE OUDE PEN.
Uit het Russisch,
VAN
A. W. STERN.
(Slot).
Om een uur of tien werd de deur zacht geo
pend ; Elene trad op de teenen loopend, bin
ten met een kop thee en zette die voor hem
neder op de gewone plaats. Adrian
Sergiewi'sch hoorde de zachte schreden zijner dochter,
doch keek niet om. Met een glimlach verliet
Elene haar vader's kamer : valer schreef,
d. w. z., dat alles in orde was.
Hij schrijft, zeide ze geruststellend tot
haar verloofde en tante, ia de hu'skamer
terugkeerend.
Heb ik je niet gezegd ? riep tante :
hy kan niet leven, zonder te schrijden! En
met een komische uitdrukking op 't gelaat,
begin ze Andrej te vertellen, hoe angstig Elene
gisteren avond bij haar was binnengetreden,
omdat haar vader gezegd had, niet meer te
kunnen schryven ; en van daag hebben ze beiden
naar een oude, versleten pen gezocht: »Waar
is die pennehouder ? Waar zou ze zyn l"
Grappig hèriep ze uit, een sigarette
ontstekend
O /er 't geheel aapte Eudokia Sergjefna gaarne
de mannen na: ze droeg 't haar kort, een
jacqiet dat door snit aan een heerenjus deed
denken en had bepaald onvrouwelijke manieren.
Ze sprak veel en aanstellerig, niet van gees
tigheid ontbloot. Andrej, een zachte stille
student, moest altyd om haar lachen. En dit
beviel Eudokia Sergjefna.
Heel gezellig zaten ze met hun drieën bijeen ;
ze waren vroolijk, tevreden gestemd. En Adrian
Sergjewi'sch schreef onder de bedrijven maar
door.
't Was ongeveer twaalf uur, toen hij, het
hoofdstuk geëindigd, de pen terzijde wierp en
zich eens uitrekte.
'k Geloof dat ik nog al dragelijk geschre
ven heb.
Hij stond eens op, nam een teug uit de kop
koude thee, ontstak een sigarette en begon
met een pstlood in de hand, het geschrevene
te herlezen.
Doch hoe meer hij las, hoe meer zijn gelaat
betrok, de lippen bewogen zenuwachtig. Hy'
maakte geen aanteekeningen, hij deed niets
al hst geschrevene was naar den regel; doch
hy gevoelde met verbazing en smart, dat die
alleen te denken, wanneer van onderaf
' eene sterke pressie wordt uitgeoefend.
En zoo ver is men nog niet. Eerst
' wanneer de Jingo-pers geen leugenachtige
j verhalen meer opdischt, wanneer de censor
' en de regeering zei veer toe komen kunnen,
de volle waarheid over den toestand in
' Zuid-Afrika bekend te maken, zou er op
| zulk eene omkeering kans zijn. Er is
op dit oogenblik in Engeland ge«n man
meer, wiens stem een zoo onbetwistbaar
gezag heeft, dat zij over misplaatste eer
zucht en valsche schaamte in deze treurige
zaak zou kunnen zegevieren. Eene om
keering der openbare meening is slechts
geleidelijk, onder den invloed der gebeur
tenissen te verwachten.
Sociak
aanqz
kqzn/Ub&n.
llllHllililiiililllllllllliiimiiiiiiuinniiiilmliiiiiniilllllillllliililiiiliiilill
Ininra-eMen in ie woningwet?
Weinig wetsontwerpen zijn bij hunne
verschijning met zooveel waardeering door
de pers besproken, als de «wettelijke bepa
lingen betreffende de volkshuisvesting".
Velen hadden sedert jaren verlangd naar
zulk een wet, en de blijdschap over de
eerste poging van regeeringswege om haar
in het leven te roepen, was schier algemeen.
Thans zijn wij alweer eraan gewend het
begeerde wetsontwerp te bezitten ; na het
moois eraf te hebben gezien, komt ieder
op zijn beurt verklaren dat het toch niet
is wat het weten kon. Nadere kennismaking
levert stof tot kritiek.
Mr. dr. H. S. Veldman gaf voor eenigen
tijd een brochure in 't licht 1), waarin
eenige hoofdpunten van de wet worden
aangeroerd. Vele zijner bezwaren zijn
hoofdbezwaar: »dat het riet doortastend
genoeg is, dat het te veel is uitgegaan van
de veronderstelling, dat de gemeenten, zoo
haar meerdere vrijheid van handelen wordt
gelaten, ook werkelijk met kracht zullen
ingrijpen" deelen ook wij. Vandaar dat
de bespreking van zijn boekje ons een
welkome aanloop is, om onze eigen meening
over een der voornaamste punten van de
woningwet te zeggen.
Art. 2 verplicht den gemeenteraad om
in het belang van gezondheid en veiligheid
voorschriften vast te stellen betreffende de
eischen waaraan bij het bouwen of' geheel
of gedeeltelijk herstellen van woningen,
moet worden voldaan. Ontrent afmeting
van woonvertrekken, hechtheid van muren,
toevoer van licht en lucht enz., zullen
minimum-eischen moeten worden gesteld ;
maar aan de gemeenten wordt overgelaten
te beslissen, welke die eischen zullen zijn.
Dat keurt dr.Veldman af. Hij had
minimumeischen in de wet willen zien opgenomen.
«Wanneer men weet," zegt hij, »dat van
verschillende zijden het stellen van mini
mum eischen is verdedigd en dat een der
op het tweede congres voor openbare
gezondheidsregeling aangenomen conclusiëa
waarin wordt verklaard, dat aan alle ge
meentebesturen de verplichting bij wet
moet worden opgelegd verordeningen be
treffende de huisvesting te maken, aldus
eindigt : »een en ander rekening houdende
met de verschillen in plaatselijke gesteldheid,
doch voldoende aan de bij de wet of bij den
krachtens de wet uit te vaardigen algemeenen
maatregel van bestuur te stellen
minimumeischen waar beneden de gemeentebesturen niet
mogen gaan" ; wanneer men derhalve kent
den aandrang, die er is uitgeoefend, dan
moet het zeker verwondering baren, dat de
beschreven vellen pap'er, dood, levenloos waren.
Niet zoo, niet zoo, riep hy uit: geef
my', geef mij mijn vroegere pen terug. Ik
moet ze hebben, om deze doode letters, om
dit prullewerk te doen leven. Geef mij mijn
oude pen weerom, mijn levende bron van ge
dachten.
En met wanhoop op 't gelaat, staarde hy
naar den zoo net en duidelijk geschreven titel,
waarvoor hy nu bijna haat begon te voelen.
Elene en Andrej luisterden eenige malen aan
de deur. Het jonge me^je besloot, niets hoo
rend, zonder kloppen binnen te treden.
Vergeef me vader, nu eischen we u op.
Andrej heeft u al iii geen twee dagen gezien,
sp-ak Elene, binnentredend ; en het onthutst
gelaat van h lar vader ziende, riep ze uit: u
bent ziek l
Neen, neen, 't is niets, mijn kind, je
vader is heel gezond. En Orcky dwong zich
gewoon te zijn, sprak tot Anarej eenige vrien
delijke woo den, vroeg hem naar zijn etudies
en deed alsof hij oplettend naar hem luisterde.
Toen de jongelieden, na een kwartiertje af
scheid van hem ramen, fluisterde hij aan de
deur zijn dochter met smeekende stem in
het oor:
Wil je vooral nog eens naar die oude
pen zoeken, lieveling 'i
Een blos overtoog het lieve gezichtje: nu
begon ze zich werkelijk over haar vader onge
rust te maken ...
V.
Dien nacht bracht Adrian Sergjewitsch bijna
slapeloos door; een heir van gedachten over
stelpten hem, hij uitte zinsneden welke hem
belangrijk toeschenen, doch ze te ontleden tot
hun werkelyke waarde, was hem niet mogelijk.
Hy wist niet, of hij waakte of droomde. Alleen
tegen den morgen viel hij in een lichten slaap
en droomde. En het kwam hem voor, dat hy
in de handen, zyn geliefkoosde pen geklemd
hield; dat hij haar streelde, liefkoosde, zooalsmen
slechts in den droom lief kozen, lief hebben kan,
teeder, aanhankelijk, met tranen in het hart,
mst angst, met ontzettenden angst voor
mogelyk verlies. De angst haar te verliezen, domi
neerde over zy'a liefde. Waar de pen zóó te
bergen, dat ze onmogelijk kon verloren gaan?
En hij legde haar, verborg haar in een zeker
geheim laadje, in een doos... en hij verloor
haar opnieuw en trachtte zich met uiterste in
spanning te herinneren, waar hij haar verborgen
had. Telkenmale als hij zijn pen terug.ond,
werd zyn angst grooter, by het bedenken eener
plaats, waar bij haar altijd weer kon vinden.
En hij wist toch vooruit, dat 'c hem nooit
gelukken zou. Dit bewustzijn van onmacht
was buitengewoon kwellend in zijn slaap. Toen
eindelijk zag hij in den droom, een ouden koffer
Regeering in het ontwerp geen
minimumeischen heeft opgenomen."
De Regeering het blij kt uit d 3 memorie
van toelichting wist heel goed dat van
verschillende kanten werd aangedrongen
op het stellen van algemeene
miuimumeischen en heeft »ernstig overwogen of aan
dien wensch kon worden voldaan." Maar
dat kwam haar voor onmogelijk te zijn
omdat de lokale toestanden zoo
»ontzaggelijk" uheenloopen. En het kwam haar voor
on nood i g te zijn omdat toch aan Gedepu
teerde Staten de bevoegdheid is verleend te
verhinderen, dat geheel onvoldoende voor
schriften worden uitgevaardigd.
Met den heer Veldman rueenen wij dat
deze argumentatie zwak ia, en dat de Regee
ring zich, wat betreft het uitoefenen van
een deugdelijk toezicht door Gedeputeerde
Staten, met een illusie vleit. Het spreekt
van zelf', dat Gedeputeerden persoonlijk
niet kunnen controleeren of' de voorschrif
ten voldoende zijn. Zy moeten advies
inwinnen bij een der drie inspceteurs, door
de gezondheidswet speciaal aangewezen om
zich met het woningvraagstuk bezig" te
houden. Konden deze zich steeds op de
hoogte gaan stellen van de plaatselijke toe
standen, dan zouden Gedeputeerden althans
met kennis van zaken kunnen beslissen.
Maar dat is voor drie menschen, zelfs al
wees men ieder hunner een bepaald gedeelte
van het land aan, een onmogelijkheid. Zij
zullen nietovergenoegzamen tijd beschikken
om zelf onderzoek te doen naar de plaatse
lijke gesteldheden. Ook zij zullen op het
advies van anderen moeten steunen, n.l.
op het advies der gezondheidscommissies,
die, wonende in de plaats, het best met de
toestanden aldaar op de hoogte zullen zijn.
Houdt deze gezondheidscommissie de hy
giëne de hand boven 't hoofd, dan zal dat
advies van waarde zijn. Doch dat dit overal
en altijd het geval zal wezen, betwijfelt
zoowel dr. Veldman als prof. Saltet 2).
Vooral in kleine gemeenten zal het moeilijk
vallen personen te vinden die aan ontwik
keling genoeg onafhankelijkheid paren om
adviezen te durven geven in strijd met den
wil van het gemeentebestuur. Er bestaat
gegronde vrees dat in vele gevallen de ad
viezen slapjes zullen zijn, echo's van de
stemmen der Gemeenteraden. Op die manier
zal het aan menig onwillig gemeentebestuur
gelukken bepalingen vast te stellen, die
eigenlijk in den toestand geen of slechts
weinig verandering brengen.
Bij deze bezwaren van den heer Veldman
hebben wij er nog een te voegen, van
principeelen aard. Waarschijnlijk om in het
stelsel van gemeente-wetgeving te blijven,
is hier aan Gedeputeerden de machtgegeyen
om over punten, de sociale wetgeving
rakend, te beslissen. De heer Tak 3) merkte
reeds op dat bij het vaststellen der samen
stel! mg en bevoegdheden van Gedeputeerden
niet op uitvoering van sociale wetgeving
gerekend is. Het komt ons voor in be
ginsel verkeerd te zijn om aan een bij ge
trapte verkiezing *- en dan nog voor gansch
andere, voornamelijk administratieve bezig
heden verkozen college, plotseling de
macht van een wetgevend lichaam te geven.
Sociale wetgeving moet door lichamen,
op zoo demokratisc'i-mooglijken grondslag
verkozen, worden vastgesteld, en is anders
vau huis uit prulvverk. Waarschijnlijk be
staan in de meeste provinciën Gedeputeer
de Staten uit menschen die aan sociale
wetgeving een broertje dood hebben. Zijn
van hen dan, zelfs bij goede voorlichting,
fiksche verordeningen te verwachten?
Onze overtuiging dat dat niet zoo is,
doet ons den weg door dr. Veldman aan
gewezen om tot een betere regeling te ko
men, niet voor de rechte houden. Hij wil
iu de wet minimura-ei&chen opnemen en
dan, orn het bezwaar te ontgaan dat aan
sommige gemeenten te zware eisenen zouden
worden gesteld, daarbij een bepaling, die
GeiiiicHllllliiiMiiiilii
en herkende hem. Dit was de koffer zijner
oude njarijii, die oude geheimzinnige uit zijn
kindschheid. Met kloppend hart opende hy'
het deksel en begon te zoeken ; zenuwachtig
pakte hij uit, op-Tide de eeue doos na de andere
en eindelijk, eindelijk, daar was ze, de pen!
En hem vervulde een gevoel van groote
zaligheid. Nu wist hij, dat niemand haar hem
kon ontnemen, dat hij haar niet meer kon ver
liezen. Deze overtuiging was zoo machtig, dat
hij de handen vouwde tot een gebed en da
vreugdetranen hem langs de wangen biggelden
en hij d-} pen hartstochtelijk aan het hart drukte.
Hij ontwaakte nog met de tranen in de
oogen, nog gansch en al vervuld van dat groote
geluk. DJ herinnering aan de pen was zoo
levendig in hem, dat hij haar nevens zich ging
ging zoeken, meenend, dat ze zijn vingers
ontgleden wa?. 't Duurde een paar minuten,
alvorens hij tot de conclusie kwam, dat hij de
pen slechts in den slaap gezien had, en dit
bewustzijn wai voor hem een groote teleur
stelling.
Ojder het aankleeden was de indruk van
den droom nog zoo groot, dit hij onwillekeurig
eenige verwachting er van koesterde, wat, wist
hij eigenlijk zeif niet.
In de eetkamer drong een vroolijk winter
zonnetje, dat de glinsterende voorwerpen op de
tafel deed schitteren. De vogels in de kooien
kirden vroolijk, wipten met de bekjes telkens
en telkens tegen de tralies. Beide huisgeuooten,
zuster en dochter, zaten reeds aan tafel en
snapten ook als vogeltjes over vroolijke onder
werpen.
Ontroerd kuste Adrian Sergjewitsch zijn Lene.
Leef en wees vrooly'k, dacht hij.
Hij nam plaats aan tafel en deed moeite
zich in 't gesprek van de dames te mengen,
doch 't gelukte niet best; andere gedachten
bestormden zijn hoofd en overmeesterden hem.
Adrian Sergjewitsch had nog niet zijn eerste
kopje thee leeggedronken, toen er gebeld werd.
De post bracht een aangeteekenden brief voor
Eudokia Sergjefna. ledere twee maanden
ontving ze van haar stiefzoon, volgens den
uitersten wil van haar overleden echtge
noot, een cheque van 50 roebel dit was
alles, wat ze het hare kon noemen. Maar Eudokia
Sergjefna was tevreden en voelde zich zelfs
trotsch op haar schat.
Toin het dienstmeisje haar het papier ter
onderteekening overhandigde, vroeg ze met een
zekere waardigheid:
Breng de inktkoker met de pen uit mijn
kamer hier!
Na de onderteekening, gaf zij Jhet dienst
meisje het papier met een 20 kopekenstuk er
op; toen wierp ze de pen zonder nadenken op
het tafellaken.
Tante, wat doet u, ten inktvlek op het
tafellaken ! riep Elene uit, niet zonder ergernis.
deputeerden recht geeft vrijstellingen te
verleenen, natuurlijk den inspecteur gehoord
enz... «Dan zal" zegt de heer Veldman,
»regel zijn geworden wat nu uitzondering
is, dan zal de taak der Gedeputeerde Sta
ten en van den Inspecteur veel eenvoudiger
zijn geworden, daar dan de bewijslast ge
legd is op de gemeentebesturen en deze de
gronden moeten aanvoeren waarop zij
meenen vrijstelling te moeten vragen. Dan
zal niet meer door Gedeputeerde Staten
en Inspecteur moeten bewezen worden, dat
bepaalde minimum eischen noodzakelijk
zijn, maar door de gemeentebesturen, dat
de door de wet gestelde eischen voor hunne
gemeenten te streng zijn."
Wij zijn, herhalen we, een beetje bang
Gedeputeerden zoo in verzoeking te bren
gen. Als een gemeentebestuur vriendelijk
vraagt vrijgesteld te worden, is het voor
menschen, die het met hart en ziel gelijk
geven, zoo drommels moeielijk pin te wei
geren. Het recht van vrijstelling te
verleenen, behoort niet bij Gedeputeerden te
berusten. Want dat recht is het recht om
naar believea een voornamen tak van sociale
wetgeving te verlammen. Het maken van
sociale wetten en dus ook het
buitenwerking-stellen ervan, moet geschieden door
direkt verkozen lichamen. De Provinciale
Staten uitgezonderd, die natuurlijk niet in
aanmerking kunnen komen, kent onze
Staatsinrichting maar twee zulk soort
lichamen: de Gemeenteraden en de Tweede
Kamer. Zii en zij alleen zijn goed om bepalin
gen betreffende de volkshuisvesting vast te
stellen, want zij alleen zijn democratisch. Van
dit beginsel gaat de wet, die we bespreken,
ook werkelijk uit. De Gemeenteraden moeten
verordeningen vaststellen; de Tweede Kamer
zal hen, bij nalatigheid, daartoe dwingen.
Het ligt in de bedoeling der wet dien dwang
geen t-ehijn, maar wezenlijk te doen zijn.
Het is dus een technische fout als, gelijk
wij betoogden dat het geval is, de wet aan
Gedeputeerden vrijheid geeft om de bood
schap van 't parlement zóó over te brengen,
dat ze van een bevel een verzoek wordt.
Van die vrijheid zal misbruik worden ge
maakt. Wil men het doel, door de wet
beoogt, bereiken, dan moet zij inderdaad
tot het goede dwingen, want voor gemeenten
die uit zich zelf' voldoende zorgen, is een
wet overbodig.
Onze conclusie is dus dat noch de
Rsgeering, noch de heer Veldman er in ge
slaagd zijn een goed middel te vinden om
onwillige gemeentebesturen tot hun plicht
te brengen. Toch meenen wij dat daartoe
wel mooglijkheid bestaat. Niet door een
voudig algemeen geldende minimum eischen
in de wet op te nemen ; de minister zegt
dat dat niet gaat; verschillende menschen,
die van de woning hygiëne een bijzondere
studie maakten, verzekeren hetzelfde 4).
Wat hier dringend noodzakelijk is en
mogelijk, is elders even noodzakelijk
misschien maar onuitvoerbaar. Steden
waar het een beetje beter dan hél erg
slecht gesteld is met de volkshuisvesting,
zouden door overal u>~ofrbare, dus slappe
minimum-eischen, niet worden gedwongen
gaandeweg den toestand te verbeteren.
Strenge minimum-eischen daarentegen
maken de wet op vele plaatsen onuitvoer
baar, juist daar tot een doode letter, waar
haar handhaving het noodigst is. Uitzon
deringsbepalingen moeten er zijn, zullen
de eischen niel zoo laag dalen, dat ze de hy
giëne ten spot worden en den spot der
hygiënisten ten prooi. Maar die uitzonde
ringsbepalingen behooren, in plaats van ge
meentebesturen door wier onvoldoende zorg
de volkshuisvesting lange jaren is verwaar
loosd, een achterdeurtje te openen, zulke
nalatige gemeentebesturen tot dubbelen ijver
te prikkelen. Het toezicht erop moet scher
per en niet slapper zijn dan op anderen,
die beter hun plicht hebben gedaan. De
Tweede Kamer moet steden, die
uitzonde
itimimmmiHmiiiiiiiiiMmiMlHiliiiiiiiiiiiiiililliitiiiiiiiiiimii!
Dit deed AJrian Sergjewitsch uit zijn
gedachtenwereld ontwaken; hy hief't hoofd op,
wierp een blik op de weggeworpen pen en
verbleekte. Nauwelijks had Lsna haar van de
tafel verwijderd, of hij riep met schorre stem uit:
Laat liggen... dat... is... mijn pen... god
dank, goddank!
Vergist u zich niet, papa, ze is van tante!
Neen, de mijne, riep Orckij verheugd uit,
haar zyn dochter ontnemend; de mijne i Na
de plaatsing mijner eerate novelle, saeed ik
een cijfer in het heft. Zie maar, 't is zwart
geworden, maar 't is er toch. Hoe is die zoo
bij jou gekomen, Doenja?
Mijn lieve vriend, hoe zou ik dat weten,
ze ligt al zoo lang bij mij in de kamer.
Maar ze hoort mij toe!
Ik begrijp 't niet; misschien heb ik haar
eens uit je kiirner meegenomen. Ik kon toch
niet zonder!
Hier is 30 kopeken; ik zal je haar af koopen.
Neen, ik moet de pen dadelijk gebruiken,
geef terug. Doch hij luisterde al niet meer
naar baar en ijlde in zenuwachtige haast naar
zijn kamer.
VI.
Hij sloot zich op in zijn kamer. Mogelijk
dat de indruk van den droom nog in hem na
werkte, maar een even zoo dankbaar gevoel
als in den droom vervulde zijn gemoed. Met
moeite bedwong hij zijn ontroering en hy drukte
de pen zóó innig aan 't hart, alsof hij plotse
ling een ouden vriend ontmoette, dien hij in
lange, lange jaren niet had gezien. Die droom
en de oude pen, op zoo vreemde wijze terug
gevonden, scheen hem als een bovennatuurlijk
iets toe. Nu keerde kalmte, rust zijn hart
wederom binnen. Tot werken voelde hy zich
op dit oogenblik nog niet instaat; hij zat daar
maar stil aan de schrijf rafel, het hoofd gesteund
in de handen, te denken aan beelden uit het
verleden, die voor zijn geest opdoemden,
als waren ze gisteren geschied. Een gevoel
van war-ute vervulde zyn gemoed. En 't scheen
hem toe, dat al het menschelyk leed weerklank
vond in zijn ziel.
En ernstig nam hij de oude pen en begon
te schrijven. In korte afgebroken volzinnen
ontlastte hij zijn gedachten: hij wilde, moest
zich inspannen, om zijn fantasie in woorden
te brengen. Dat viel hem in den aanvang niet
gemakkelijk. Maar de oud i verloren pen had
haar toovermacht behouden, en zich verheu
gend dat ze zich weder in handen van haar
ouden meester gevoelde, fluisterde ze hem
zachtkens als uit het verleden toe: wij geloofden te
samen in de menschelijke ziel... wij leden en
verheugden ons met elkaar, wij veroordeelden
?weinig en bjuwden te zaraen op. Herinner u
hoe wij te samen liefhadden, hoe wij met
ringsbepalingen nooiig maken, niet aan
hun lot in casu aan Gedeputeerden
overlaten, maar ze integendeel speciaal
onder haar hoede nemen.
* ?
*
Wij gaan uit van het denkbeeld en
wij zouden wenschep dat de toekomstige
wetgever ervan uitging dat «wettelijke
bepalingen betreffende de volkshuisvesting"
ten doel hebben om mettertijd het volk
gehuisvest te zien in woningen, die aan de
minimum-eischen, door de wetenschappe
lijke gezondheidsleer gesteld, voldoen. Het
Congres voor Openbare
Gezondheidsregelingö) heeft een aantal verordeningen ge
geven, waaraan bij den bouw van nieuwe
woningen welke wij, op voorbeeld van
anderen, wenschen te scheiden van herstel
ling of gedeeltelijke vernieuwing - moet
worden gehoorzaamd, zullen zij de gezond
heid niet schaden. Of deze verordeningen
in alle opzichten voldoen, doet niet ter zake.
Er is mede bewezen dat hygiënisten het
mogelijk achten, indien de gezondheidsleer
en niet de uitvoerbaarheid punt van uit
gang is, algemeene eischen te stellen. Als,
meer dan op het congre» gedaan werd, de
ligging der woning in verband wordt ge
bracht met haar minimum- afmetingen, enz.,
zullen deskundigen het er volkomen over
eens worden welke eischen aan een gezond
huis moeten worden gesteld.
De door de wetenschap gestelde eischen
willen wij in de wet zien opgenomen;
niet opportunisten, maar hygiënisten be
hooren te zeggen wat het minimum ia
dat verlangd moet worden. Antwoordt de
wetgever dat dat niet verlangt kan worden,
omdat de wet onuitvoerbaar zou wezen, dan
sta de hygiënist op zijn stuk en repliceere:
in dat geval behooren de toestanden de
plaatselijke gesteldheden en wat dies meer
zij te veranderen. Is de wet niet overal
uitvoerbaar, dan make men overgangs
bepalingen, maar overgangsbepalingen die
zorgen dat binnen niet al te langen tijd
de toestand normaal, de wet uitvoerbaar
worde.
40 cents per regel.
iiiniiiiiiuilllinilillill
Henneberg-Zijde
alleen echt,indien direct van my i f ibrieken
betrokken, zwart, wit en gekleurd van 45
et. tot f 11.(15 per Meter effjn, gestreept,
geruit, gewerkt, damast ent. (ca. 240 versch.
qual. en 2000 versch. kleuren dessin?, enz.).
Franco en vrij van invoerrechten
in huls. Stalen ommegaand Dubbel
briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Züricli.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORfö.
Sormal-WolartilÉL
K. F. DEUSCHLE-ÜENGEB,
Amsterdam, Kalverstr. IS).
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
'-.???'-f-ECHT?'-
':-->VfCTORlAWATER.
elkander tranen stortter, en welgemoed streden !
En dit hoorend, hanteerde Orcky de pen met
geyoelens van bezieling, van strijd en tranen.
Hij leefde en leed met zijn helden, hun ge
breken waren de zijne, hun hartstochten, zijn
hartstochten en met 't klamme zweet op het
voorhoofd beschreef hy hun zonden.
Zijn werk muntte niet uit door die zuiverheid
van stijl, waardoor zijn werk de laatste jaren
had uitgeblonken, waarin alles koel, berekend
en helder beschreven was; hij haalde een streep
door heele bladzijden en, luisterend naar iets
dat binnen in hem sprak, verbeterde hy. Nu
deerde hem de lofspraak van dezen of genen
criticus niet, of het honorarium dat dit of dat
blad er hem voor zou geven ; hij schreef nu
voor zich zelven, schreef waarnaar zijn ziel
dorstte...
En de pen, zijn trouwe vriend schreef het
neer, alle leed, al'e vreugd, alle strijd, ja alles
waarvan zyn ziel vervuld was. Eenige dagen
schreef hij bijna zonder ophouden door, des
nachts alleen zich rust gunnend, om zijn krach
ten voor den volgenden dag te bewaren. Zijn
huisgenooten zagen hem bijkans niet en konden
geen woord uit hem krijgen.
De huishouding leed er onder. Ele^e schreide
en zelfs Eudokia Sergjefna begon haar broeder
verwytend aan te zien.
Eens op een avond besloot Elene bij haar
vader binnen te treden. Adrian Sergjewitsch
zat nog in zijn leunstoel, met de pen in de
handen ; doch onder hec handschrift stond met
ronde letters: einde".
Adrian Sergjewitsch zag bleek, de lippen
trilden, in de oogen stonden groote tranen.
Is het af, vadertje ? vroeg Elene, naar hem
toetredend.
Hij knikte met het hoofd.
Goddank! ik begon bang voor u te worden,
en hem recht in 't gelaat ziende, riep ze uit:
Vadertje, vadertje, u bent ziek!
Hij vestigde op haar zijn vochtige oogen, en
glimlachte haar zonder te antwoorden, droe
vig toe.
. Arm vadertje, sprak Elene, de hand
op zyn voorhoofd legjend, dat hevig gloeide:
u moet rusten, u bent ziek. Laat ik u
helpen en leg u ter ruste.
Werktuigelijk stond hij op, doch wankelde.
Eleue ondersteunde hem. En den angstigen
blik in het lieve gezichtje zyner dochter ziende,
legde hy zijn arm vertrouwelijk in die van haar.
'k Geloof ook dat ik ziek ben, zeide
hij zacht, maar wees niet bang, ik zal niet
sterven. Toon hun dit hy wees op het
handschrift, en zij zullen zien, dat ik mijn
oude pen heb weergevonden en u zeggen, dat
uw vader leeft!
En met fier opgeheven hoofd, liet hij zich
door zyn dochter naar zijn slaapkamer geleiden.