Historisch Archief 1877-1940
VOOR NEDERLAND.
No. 1181
bij er aan toe ,want ik ben als student lid van
een schietvereenigiag geweest l"
Een onderwijzer, in bet besit der ,huppelacte,"
zoo als bij zelf zei, daarmede bedoelende de
acte voor » Vrije en orde-oefeningeu", werd ook
om medewerking gevraagd. D:ze antwoordde
,maar hoe zullen we hier dezen zomer kannen...
schieten, we hebhen hier immers geen schietbaan,
geene geweren enz."
Volksweerbaarheid bet blijkt overal, con
centreert zich bij de massa op n pnnt: schieten
en nog eens schieten. Ware ieder Nederlander
scherpschutter, dan zou het vaderland «?tuhig"
knnnen zijn l
De allereerste taak der vereeniging «?Volks
weerbaarheid" moet naar mijne meening zijn,
eerst dat verkeerde idéa weg te nemen; door
verspreiding van een vlugschriftje, waarin kort,
maar m?t klem, en duidelijk wordt u-teengezet,
wat, men beeft te verstaan onder een Weerbaar
Volk en welke middelen dienen te worden aan
gewend om daartoe te geraken.
Gewea«ebt zou het zijn want aanschouwelijk
onderwijs ia je ware net afschriftje te
illastreeren.
Om duidelijk te laten zien, dat soldaten,
ingewijd ia de geheimen van den wapenhandel,
Busfe'iren allen wel Willem Teil zijnde nog
Htet een weerèatrr volkje zijn , zou men *en
illustratie kunnen geren van den terngkeer van
een gedeelte van on» keurkorps, te 'd Uage in
garnizoen, ia dea afgeloopen zomer, toen het
cea marset gemaakt b«d iu de duinen es eenige
procenten der manschappen ,bezweken", zoodat
ae nn den weg bleven liggen, om later door
de ziekeakar te worden overgebracht naar kazerne
of hospitaal!
Verbeeld je nn, dat de 64-j*rige turner
S'rrHibel die marscfj eens meegemaakt had.
N» aankomst bad bij nog eenige plankies
gemaakt in de turtikalle.
'Ea, deae krachtige man hij zei het met
aplomb en volle overtuiging op de jongste
vergadering van het Nederlandsen
Gy«mastiekverbood »dat ik sterk en krachtig ben, is
bet gevolg van drie dingen, dat zijn: Ie. turnen
2i. turnen, 3-. turnen.
Wat overdreven misschien, maar au fond:
earrect nl. zijn lichaam oefenen, het weerstands
vermogen te geven door het vermogen te
vermeeideren.
Een krachtig, geoefend lichaam leert ook heel
gauw de kunst van juist schieten.
,Volksweerbaaraeid", zorge dat de hoofdzaak,
hoofdzaak blijve, haar naam getrouw I
L DE JONG,
Directeur der G. V. Knijpe".
Het hoofdbestuur van de vereeniging
Volksweerbaarheid heeft onderstaande cir
culaire verspreid:
Wat Volksweerbaarheid"
wil, en langs welke wegen zjj
haar doel tracht te bereiken.
Het onafhankelijk voortbestaan van een volk
mag men slectós dan verzekerd achten, indien
het zelfbewust van zijn kracht, niet zal aarze
len, vertrouwend op zija goed recht zijn
veerkracht geheel te gebruiken als zulks noodig
mocht worden tot behoud van zijn onafhanke
lijkheid.
Het Nederlandsche volk is thans in boven
bedoelden zin geen krachtig zelf bewast volk te
noemen. De twijfel, zoo menigwerf uitgespro
ken aan de mogelijkheid om ons met vrucht
te verdedigen, de kleinmoedigheid van zoo velen
te dien opzichte, zijn een gevolg van onze be
trekkelijke weerloosheid, van de verslapping
van ons volkskarakter; hetgeen niet verbloemd
mag noch kan worden. liet grootste gedeelte
der mannelijke bevolking is buiten staat, a's
zijnde gtheel ongeoefend, om het vaderland te
verdedigen als 't noodig mocht worden.
Niemand waarborgt ons dat dit geval zich
niet te eenigen tijd zal voordoen. Geheel on.
verwacht kan ons volk plotseling voor de nood
zakelijkheid staan zich te moeten verdedigen.
Het doel der vereeniging «Volksweerbaarheid"
is, te trachten dien voor ons Nederlanders
onwaardigen toestand te doen ophouden, en in
het geheele land een beweging in het leven te
roepen, die leidt tot handelen, tot vrijwillig
oefenen van alle lichamelijk geschikten in al
wat nocdig is voor hen, die, als 't gevaar
dreigt, niet werkeloos mogen blijven. Op hei:
allen toch, Nederlanders, rust de plicht om aan
'slands verdediging persoonlijk en krachtdadig
mede te werken.
Als die draag tot vrijwillige oefening
a'gemeen wordt, als het Nederlandsche volk met
daden toont dat het dien weg op wil, dan is
het tevens zeker van den steun der Regeering.
De Minister van Oorlog toch zeide in de
vergadering der Tweede Kamer van 19 Decem
ber jl. o. a. dat hij veel sympathie gevoelde
voor het denkbeeld van een Nederlandsch volks
leger, maar dat men zulks niet kan verkrijgen
zoolang de personen, die daarvan deel moeten
itiimnMiitmiitiiiMi»
IHIIIflIlllllltllllMIlIC
iMiminm;mummmmtimnniinitiiiimiMHilliiiimMiii
Vanlndische zakenen menschen
Schetsjes,
DOOK
PIET PUIN.
I.
Vendutie.
Pijnlijk had mij het doodsbericht g^troft'en
van m^'n vaderlijken vriend: notaris M.; te
smartelijker, omdat 't zoo geheel onverwacht tot
mÜwas gekomen: bloedvergiftiging, door een
onbeduidend wondje en ... in twee dagen heen,
voor altijd!
Hoe menig gezellig avondje had ik, de in
't groote, materialistische Indië, schier alleen
staande, te dsnken aan hem en zijn ontwik
keld g3zin. Hoe in-huiselijk gul en hartelijk
was de toon, die daar heerschte in het
notarishuis. Van gewone kennissen, waren zij, mij in
de twee jaar, dat ik in hun plaatsje woonde,
spoedig oprechte, hartelijke vrienden geworden
en speciaal den notaris had ik menig goeden
wenk te danken, zoo noodig, wanneer men als
Totok uitkomend, zaken en toestanden nog
met Hollandsche oogen bekijkt.
En nu het proces in Indiënatuurlijk
veel gauwer verloopend verloren: de alge
meen geachte man gestorven, begraven, zijn
?weduwe en beide lieve dochters gereed, om
dadelijk na de Vendutie terug te beeren naar
Holland, den klapperboomen overlatend om te
waken over wat restte, van hetgeen eens haar
't liefste was....
uitmaken, blijven wat zij op dit oogenbük zijn. 1)
Niets liever zoude het, dsn Miui&t.er zijn dau
dat er geen dorp in Nederland te viaden was
zonder sc'iietbaao.
Ten overvloede zij hier nog vermsld dat, de
Vereeniging //Volksweerbaarheid," gehtel staat
bniten de vraag, hoe de inlichting der
N^derlandsehe strijdkrachten moet worden. Haar
doel is alleen: te trachten de stof te verschaf
fen tot het verkrijgen van pene weermachr, in
overeenstemming met onze Nndcrlandsche toe
standen, ook met dien van groote koloniale
mogendheid.
De middelen om tot het doel der Vereeniging
te geraken zijn in hoofdzaak tweeërlei; zij zul
len hier slecbts in 't algemeen worden aange
geven.
De mid leien van de eerste soort zijn gericht
op het tegenwoordige en op de naaste toekomst.
Zij toeh, die lichamelijk daartoe in staat zijn,
moeten al* lid der Verecniging lich oefenen
o. a. in het gebruik der wapens, nic,; het minst
in 't scbie(ea. Willen zij z eb daar*oe plaatse
lijk in een of meer afzonderlijke
seiuetvereenigingen bijeenYO*gen of zich »»n bestaande aan
sluiten, zoo is zulks in de eerste plaats
wenschelijk. Die vereenigingen staan dan naast de
groote algemeene vereenigio«r
Volksireeroaarheid." Hetzelfde geld voor gymuastiek,
schermzwemvereenigingen enz.
Het Hoofdbestuur der vereenigine «.Volks
weerbaarheid" richt wel plaatselijke afdeelingen
op, maar laat de oprichting van schiet- gymna
stiek- of andere dergelijke vfreenigingen aan
de afdeelmgen over. Zij steunt die
vereenigingeu echter, waar zij vermag, door raad en daad.
Zij tracht tevens eenheid m een en ander te
bevorderen.
Ook mag worden gewezen op f*e mogelijke
samenwerking van //Volksweerbaarheid" met de
vrijwillige oefeningen in den wapenliandtl, die
's winters onder militaire leiding worden ge
houden. Door zooveel mogelijk de jongelieden,
die dairtoe ia de termen va'len, aan te sporen
er aan deel te aemfD, zullen er veel meer dsn
thans geoefend worden in den wapenhandel en,
voor zoover zulks mogelijk is, gelegenheid
krijgen kosteloos in het scnieten te worden
geoefend.
Niet minder zal getracht worden, de onder
steuning en medewerking te verkrijgen van
burgerlijke en militaire autoriteiten, van allen
die onderwijs geven of tot het onderwijs in
betrekking staan, van bestaande
gymnastiekbondec, schiet-, gymnastiek- en andere
vereenigingen.
De middelen van de tweede soort hebben
ten doel om door het zenden door het Hoofd
bestuur, namens de Vereen'ging, van adressen
aan de uifoerende en wetgevende machten,
verbetering van onzen toestand van weerloos
heid te verkrijgen door maatregelen van
regeeringswtge, ook van wettelijken aard. Daartoe
is het echter zeer bepaald uoodiff, dat die adres
sen uitgaan van een krachtige vereeniging met
een zeer groot aantal leden uit alle rangen en
standen des volks en uit alle deelen des laiids.
Men steunt dus, door in grooten getale lid
te worden dtr Vereeniging, het invloed uitoe
fenen ia de aangeduide nch'ing.
Propaganda op groote schaal op allerlei wijzen
om ifl bet geheele land de belangstel! ng iu de
persoonlijke weerbaarheid te wekken;
onderKteuning zoo mogelijk ook geldelijk bij don
aanleg van schittlane-n dit alles ligt op den
weg der Vereeniging.
Doch dit wordt slechts dan bereikbaar als
velen, zeer velen, de handen ineenslaari om
Volksweerbaarheid" in alle opz chten tot een
zeer krachtige vereeniging te maken.
Namens net Hoofdbestuur: dr. G. Kalff,
voorzitter; A. L. W. Seyfftrdt, secretaris; mr.
C. J. Pckelhariug, penuiiiguieesier.
Wij hebben reeds vroeger gezegd, dat
de tweede soort van middelen, in ons oog,
van veel meer beteekenis dan de eerste
soort is, ter bereiking van het doel: een
weerbare natie.
Zoo deed het ons dan ook genoegen,
in het verslag van de te Amsterdam ge
houden openbare vergadering te lezen, dat
de wakkere Secretaris der Vereeniging,
de oud-Minister SeyfFardt, o. a. heeft ver
klaard: Eene wet moet er komen, die elk
Nederlander, die recht van lijf en leden is
en niet te oud verplicht zich
licliamelijk te oefenen en schieten te leer en.
Algemeene toetreding tot de Vereeniging,
om als een krachtig propaganda-lichaam
zulk een wet van de Regeering en Volks
vertegenwoordiging af te dwingen is
daarom o. i. zeer aanbevelingswaardig.
Ook met den besten wil, zal er, bij een
zeer talrijke aansluiting van leden bij de
Vereeniging, voorloopig niet voorzien
kunnen worden in hetgeen noodig is, om
1) Dat is : ongeoefend.
MtiuiimtniuiuititiiiiiniiiHiiiiliiiHiiimiiMHiiHiimHiiiiiMcilHimimi
Een gevoel, als had ik mij plots in Alpenmist
bevonden, dat was 't geweest, wat mij overviel,
toen het doodsbericht tot mijn hersens was
doorgedrongen. Eén oogenblik voelde ik geen
grond, voelde ik ondoorzicht baren nevelom mij
en me-zelf geheel alleen daarin staande, ver,
ver-weg van al wat mensch heet....
Maar, zoo ergens, dan is 't wel op Indischen
bodem, dat men aan zijn gevoel snel paal en perk
moet stellen l
Daaraan toegeven heet hier : ten gronde gaan
en... zonder nut te stichten voor anderen.
De familie wist, dat 't my diep gegriefd had,
?niet tegenwoordig te zijn geweest bij de laatste
den dierbaren, overledene te bewijzen dienst;
zij wist dat, en begreep de oorzaak zonder
dat ik die had te releveeren. In Holland
kan men zich dat zoo niet voorstellen, maar
in Indiëweet een ieder, dat hij, die een grootere
of kleinere werkkracht representeert bij de
suikerfabricage, gedurende driekwart deel van
het jaar mensch mag, noch i;in zijn. Hél den
maal-tyd door, en die kan, juist voor de hoogere
employé's, die de préliminaires tot het
slotaccoord, de balansopmaking, hebben mee te
maken, gerust gesteld worden van Januari tot
einde September hél den maaltijd door, is zoo
iemand niets dan een onderdeel der machine,
die suiker produceert, 't zy' hij chemisch het
suikergehalte van het riet heeft te onderzoeken
of wel de bemesting moet keuren, dan of hij
als technicus deel neemt in de suikerfabricage.
Alles om en in de fabriek denkt en droomt
en leeft voor de suiker. Dat dan, als 't
slotaccoord goed klinkt, m. a. w. als er goede winst
is gemaakt, een verademing gaat door de ge
lederen, behoeft waarlijk niet gereleveerd
te worden.
En juist in de laatste, de drukste week van
den maaltijd bad de koude hand des doods den
slag geslagen, die zóó velen trof, maar wel 't
de afdeelingen op behoorMjke, voor de leden
vruchtbare en de moeite loonende wijze,
aan het werk te zetten. Td dezen opzichte
moet men op teleurstelling rekenen. Doch
voor het verkrijgen van door den Staat
uit te vaardigen wetten, die de
Fotoweerbaarheid inderdaad ten gevolge kunnen
hebben, is dadelijk alles te doen; en
hierin zal dan ook, o. i. het leven van
de Vereeniging Volksweerbaarheid in de
eerste p'aats moeten gezocht worden.
De Eerste Kamer en IsMarirtpotiöi.
Het moet voor een Minister van Marine
een genoegen zijn, als hij met zijne be
grooting het strijdperk van de Tweede
Kamer heeft verlaten om voor de Eerste
Kam^r te verschijnen 1),
Daar niet die lastige beschouwingen en
menigvuldige verzoeken om toelichting als
in de Tweede Kamer. Integendeel, het
Voorloopig Verslag, dat slechts een paar
bladzijden druks beslaat, ademt een geest
van vertrouwen in den Minister: met zijn
plannen wordt den Minister instemming
betuigd, de houding der Tweede Kamer,
die verandering bracht in het werkplan,
wordt betreurd; enz.
De Memorie van Antwoord is natuur
lijk daarop een terugslag: dankbaarheid
voor zooveel steun.
Deze stukken, die voor het overige
onbesproken kunnen worden gelaten, geven
toch aanleiding tot een paar
aanteekeningen.
In de Memorie van Antwoord teekent
de heer Minister aan, dat hij het wel
eenigszins betreurt, dat zijn werkplan
tijdens de behandeling der
onderwerpelijke begrooting in de Tweede Kamer,
wijziging heeft ondergaan, want met de
leden (der Eerste Kamer) die er hun
leedwezen over te kennen gaven dat de
voorziening in de landsverdediging, zij
het dan ook tijdelijk, op den achtergrond
wordt geschoven, is Zijne Excellentie van
meening, dat de handhaving van onze
neutraliteit eene aangelegenheid ia, die
ieder oogenblik op den voorgrond kan
treden, terwijl zij het middel kan zijn om
een oorlog te voorkomen.
Wél, de meening in deze laatste regelen
geuit, zal wel door de meeste
tegenstanstanders van 's Ministers voorstellen in
in de Tweede Kamer worden onderschre
ven; maar de hoofdzaak was wel, dat
men daar niet van overtuigd was van den
Minisier te krijgen: »waar voor zijn geld"
(om eene gangbare uitdrukking van een
geacht lid dier Kamer te gebruiken).
En in de zitting van 15 December j.l.
werd het door den heer De Ras nog op
gemerkt: »onze middelen zijn zeer beperkt,
»onze krachten gering, van het noodeloos
«uitgeven van gelden voor nuttelooze
«krachten mag derhalve geen sprake zijn."
Een tweede aanteekening betreft het
bouwen van een drietal torpedobooten
type Boa, de eerstelingen van een nieuw
type.
Wij hebben reeds vroeger (10 Decem
ber) aangetoond, dat deze booten of te
duur of te goedkoop zijn.
In het voorloopig Verslag lezen wij:
een aantal leden (der Eerste Kamer) kon
den zich met het type door den Minister
voor de torpedobooten gekozen, wel ver
eenigen. Met het oog op de diensten, die
deze booten op onze kust moeten verrich
ten, kwam eene vaart van 2G;t,4 mijl hun
voldoende 2) voor.
Ho, ho, schrijft de Minister in de
Memorie van Antwoord, ik ben verplicht
op te merken, zooals ook in de Memorie
van Toelichting is vermeld, dat de vaart
van 2(j:',4 mijl betrekking heeft op uit
komsten met het »niet op oorlogslast lig
gende'' Oostenrijk sche type Jioa verkregen,
maar dat de vaart bij volgeladen schip
minder zal bedragen.
Volgens Brassey's Naval Annual is
dan de vaart 24.3 mijl. Klaarblijkelijk
]) Hoe geheel anders de Minister van
-Biiinenia.'.dscbe Zaien!
2} Wij cursiveeren.
meest de arme vrouw, die zoo'n goed geheel
had gewormd met den haar (e vroeg ontvaüene.
Openbare Vendntie ten huize van mevrouw
de wed. M., van IIËd. wél onderhouden
djatiehoutPn meubelair, waaronder ... enz."
Daar lag 't voor mij, op den dag, r.ii de sluiting
van den maal-tijd, het briefje met d^zen, over
geheel Indiëgelijkluidende!!, steryotiepen in
houd, aankondigend een boedelverkoop.
Ik had moeite :t mij zelf duidelijk te maken,
dat ditmaal die aankondiging beduidde het uit
elkaar rukken van al wat mij daar zoo gezellig
had toegewenkt, van al wat dat viertal be
hoord had en hém zoo lief was geweest.
Eenigödagen later zou de Vendutie plaats
hebben, en daar de familie eerst den avond
vóór den verkoopdag van Semarang zou
terugkeeren, moest nu myn eerste bezoek tevens
een afscheidsvisite zijn.
Op den aangekondigden dag liet ik dus mijn
bendy inspannen en reed stadwaarts
Het huis naderend, bemerkte ik reeds een on
gewone drukte op straat. Ik had moeite my met
mijn karretje door al die verschillende vervoer
middelen heen te werken. Eenvoudige rijtuigen
van Europeanen, pronkend voerwerk van rijke
Arabieren, versierd met veelkleurige dekkleeden,
de paarden uitgedoscht met schabraken, van
kostbare stof of wel van fraaie tijger/ellen
vervaardigd, dan de glindings (liuumjtuigjes)
waarin de weinige Javanen, die werkelijk plan
hadden zich op die verkooping van 't een of
ander te voorzien, alles baande zich een weg
naar hetzelfde doel: het notarishuis.
Op, en voor 't erf een noj; levendiger ioonecl:
druk gesticuleerende zonen van het oosten,
evenals de langstaarten, een slag hopend te
slaan, langzaam heen en weer drentelende
Javanen, die, hoewel weinig aandeel in den
verkoop nemend, steeds in groote getale opkomen
om alles te zien ea te begluren ot, indien ze arm
werd ook deze snelheid voldoende geacht:
in het openbaar debat in de Eerste Kamer
zijn deze torpedobooten slechts verheerlijkt.
Mocht de heer Goekoop na zijn juiste
opmerking in de zitting van de Tweede
Kamer van 15 December, nog de illusie
hebben, dat de Minister nog tot een
ander, beter type torpedoboot zou hebben
kunnen besluiten, dan is deze illusie nu
ook vernietigd.
Wij zullen ons van eene verdere be
spreking onthouden. Alleen wenschsn wij
nog de aandacht te vestigen op een onlangs
verschenen *>Verhandeling over
Zeetaktiek," door den gepensionneerden
KapiteinLuitenant ter Zee C. Vreede. Het ligt niet
in onze bedoeling die verhandeling nu te
bespreken. Alleen drukken wij af de
vraag, die de schrijver stelt aan het slot
van zijn werkje, »in het belang van ons
«land, van zijne verdedigers ter zea en
»van de eer van onze vlag';: »Wie van de
zeeofficieren, hetzij hij is in het actieve
corps, gepensionneerd of daaruit ontslagen,
hetzij hij is Admiraal of Adelborst, wil
weerleggen openlijk mijne stelling, dat ons
manoeuvreerboek, bevattende al de tac
tische evolutiën, die in een gevecht kun
nen worden aangenomen en de wijze waarop
daaruit zelfs met de nieuwe seiovlaggen
zal worden geseind, is van het eerste sein
tot het laatste eene parodie op eene
tactiek T' G.
Splendid Isolation,"
Een welbekend Nederlandsch Staatsman,
fel bestreden, maar door vriend en vijand
beiden hooggeëerd om zijne uitnemende
gaven van hoofd en hart, heeft indertijd
het schijnbaar trotsche woord uitgesproken:
»In mijn isolement zoek ik mijne kracht."
Dat zelfde zegt John Buil, maar hij
kan er niet, gelijk Mr. Groen van
Prinsterer, aan toevoegen »om des gewetens
wil." Bij John Buil is dit isolement
getuige reeds het snorkend adjectief, waar
mede hij het versiert, het gevolg van eene
grenzenlooze aanmatiging en leidt het tot
eene niet minder grenzenlooze
zelfverblinding. Hij verdeelt de menschheid in drie
kategorieën: Engelschen, foreigners en
wilden. De foreigners, de beschaafde natiën
van de oude en de nieuwe wereld, zijn
voor hem tweede klas-schepselen; de «wil
den" eenvoudig voorwerpen van exploita
tie. Daarom zijn de laatsten voor hem veel
interessanter en acht hij het niet beneden
zijn waardigheid, van hen voor zoover
zijn belang dat eischt een soort van
studie te maken en hen met riftes, religion
and rum te verheugen, na hun gemoed
eerst door zendelingen en maxim-kanonnen
vermurwd te hebben. Maar die
tweedeklas-menschen, die benighted foreigners,
zijn zijn aandacht nauwelijks waardig. Hij
wil wel handel met hen drijven en ook
wel ala tourist hun land bezoeken, maar
hun geschiedenis, hun nationaal wenschen
en streven, hun taal en hun litteratuur
blijven voor hem een gesloten boek, omdat
hij het niet der moeite waard acht, daar
van zelfd oppervlakkig kennis te nemen.
Als hij zaken met hen wil doen, moeten
zij zorgen, dat zij zijn taal lezen en schrij
ven ; als hij hun landen bezoekt, moeten
zij zijn Engelsche bevelen en bestellingen
uitvoeren. Dat gaat heel goed en gemak
kelijk, zoolang John Buil met kellners
of kellner-naturen te doen heeft.
Een Duitsche doctor, die dezer dagen
met eene Engelsche mailboot de reis naar
Zuid-Afrika maakte en zich natuurlijk in
bijna uitsluitend Engelsch gezelschap be
vond, werd er door getroffen, dat de En
gelschen, in welk deel der wereld men
hen ook aantreft, allen op elkander ge
lijken. »Wat hun den eigeriaardigen stem ?
pel geeft" zegt hij »is de sport. Die
maakt, hen groot en mooi en krachtig.
Maar groote rnenschen, zegt Scheffel,
hebben geen last van de verwoestingen
van een al te diep denken. Een jong,
voornaam Engelschman, die voor verschei
den weken naar Natal ging om er te
jagen, zeide mij: »Het is toch eigenlijk
verwonderlijk, dat Duitschers en Engel
zijn, om als koelies, de gekochte voorwerpen naar
hun bestemming te bezorgen.
Het is een in- en uitloopen uit de
voorgalerij, een oprijden van rijtuigen op 't erf
een waarschuwend roepen om ongelukken te
voorkomen. Schreeuwend contrast met het
diepe leed sinds eenigen tijd wonend in dat
huis! ... Het hinderlijke deel van het publiek
vormt de brutale, indringende, afschuwelijke
Arabier in vuilgrijze tempo-doeloeh, (voor tijden)
wit en rein geweest zijnde kaftans, met een
overbuis van gele, roode of andere schitte
rende kleur, den goud-bestikten tulband in
veelkleurige goorheid troonend op het hoofd.
Slechts voor het edele doel om het hoofd te
krabben, wordt dit vunzige hoofddeksel van tyd
tot tijd door zijn bezitter opgelicht of n
oogwenk afgenomen, overigens is het vrij wel
onafscheidelijk van het zwaar gebaarde hoofd
dat het bijna tot den neus bedekt. In
groezeligheid wedijveren met dat heilige hoofdsie
raad gelaatskleur en baard, welke laatste
door vele Moslemiten nog bovendien orarje
geverfd wordt. Onuitbaar is de walgelijkheid
van den drager van zulk een gekleurd manlijk
sieraad (?) Yorfoeielijk zijn ze, die hyena's van
Indië, niet alleen om hun uiterlijk en manieren
maar hoofdzakelijk omdat deze als 't ware de
afdruk zijn van hun heele innerlijk wezen!
Kwaad stichten zij en bijna niets dan dat, en
wel 't meest bij hun armen geloofsbroeder. den
Javaan, dien zij door woekerhandel uitzuigen
en is hij eenmaal in hun net gevangen,
vampyren gelijk, nooit meer loslaten, hem
al zijn bezit afpersend: zijn buffel, zijn padi-oogst
ja zelfs, zijn vrouw en dochters !. ,. Zie hem
overal tusschen door dringen, den kruipenden
Arabier, niets onbetast latend, alles bevoelend.
Onvatbaar als hy is voor elk begrip van dis
cretie, is niets veilig voor zijn vullen greep!
Blijkbaar wekt hij ergernis, maar daarvoor
schen het zoo slecht met elkaar kunnen
vinden. Wij hebben toch in het jaar 1870
gezamenlijk gevochten tegen deFransohen."
Zulk eene verwarring van 1813 en 1870
is volgens den Duitschen doctor bij
de Engelachen geen zeldzaamheid.
Naïeve Germaan! We zien u reeds,
zooals de Punch ze pleegt af te teekenen,
met uw groote brilleglazen, uw Jange
blonde haren, uw niet al te best verzorg
den baard en als ge wat ouder zijt
geworden uw omvangrijk bierbuikje.
Houd uw vriendelijke verzekering, dat
Engeland toch waarlijk ook groote dich
ters en denkers heeft, maar voor u. Het
kan den Brit in zijn splendid isolation
niet schelen, of ge Kern laakt of prijst. Ea
wat zijn onkunde in de geschiedenis be
treft, waarom zou hij uw geschiedenis
bestudeeren, hij die zelf de geschiedenis
maakt?
Van dezen Engelschen aspirant-Nimrod
naar Lord Salisbury, den verantwoorde
lijken minister-president, is zeker een ge
weldige sprong. Maar ook bij dezen be
jaarden, aan ondervinding zoo rijken
staatsman vinden wij een ware of voor
gewende onkaade van den stand van
zaken, die wij wel ala isolation kunnen
verklaren, maar bezwaarlijk spkndid kan
nen noemen. »In de Transvaal-quaestie"
spot de Londensche correspondent van
Berliner Tageblatt «heeft Lord Salis
bury zich getoond als een politiek wees
kind. Hij was niet alleen niet in staat,
door de planken heen te zien van de
pianokisten (He kanonnen bevatten), maar
hij merkte ook niet, dat het de bed >eliag
zijner ministers was, hem opzettelijk in
het duister te laten. Zoo kwam het, dat
hij niets afwist van de toerustingen der
Boeren, dat hij nog altijd aan den vrede
geloofde, toen Milner en Ciiamberlain den
oo-log reeds onvermijdelijk hadden ge
maakt, dat hem de opruiende redevoeringen
onbekend zijn gebleven, die Chamberlain,
Balfour en Brodriek in de provincie hebben
gehouden om het oorlogsvuurtje aau te
stoken. Toen Lord Kimberley hem in
het Hoogerhuis, naar aanleiding van zijne
naïeve onwetendheid omtrent de ware
toedracht dezer zaak, naar die redevoerin
gen verwees, vond Lird Salisbury het
jammer, dat hij die speeches i.<et inge
bonden bij zich had: hij kon er zijn ge
heugen toch niet mee belasten! Is dit
weer een misplaatste aardigheid het
zou de eerste niet zijn, waarmede de
Premier zich uit eeoe moeielijkheid tracht
te redden of is het kab'net inderdaad
zoo gedesorganiseerd, dat de leider de
teugel» maar heeft laten glippen?
De discussie in het Parlement heeft den
leden van het Kabinet merkwaardige be
kentenissen ontlokt en hen menigmaal met
elkander in tegenspraak gebracht. Het kon
niet worden ontkend, dat in Zuid-Afrika,
niettegenstaande alletmachtsontwikkeling,
nog niets is bereikt, en dat Engeland zelf
zoo goed als geheel van troepen is ontbloot.
En toch geeft de overgroote meerderheid
van het Parlement dit ministerie een
votum van vertrouwen, door de motie van
Lord Edmond Fitz-Maurice te verwerpen.
Engelschen plegen geen bui tenlandsche
couranten te lezen; dat behoort bij het
isolement. Maar langzamerhand zullen zij,
al is het dan ook langs een omweg, wel
gewaar worden, hoe de heele wereld, foreign-*
ers en wilden, van hunne herhaalde
nederlagen kennis neemt met een leed
vermaak, dat niet eens meer onder stoelen
of banken wordt gestoken. Langzamer
hand zullen zij wel iets beginnen te
bespeuren van de vijandige beweging in
Egypte en Abessinië, in Perziëen Afgha
nistan, in China, in Britsch-Iodiëzelf.
Langzamerhand zullen zij moeten inzien,
dat ook de foreigners weten gebruik te
maken van de minder vriendschappelijke
gevoelens, door Engelsche heerschzucht en
hebzucht in drie werelddeelen gewekt.
En dan zal het mogelijk blijken, dat
het egoïstische isolement, waarbij steeds
^s/rcess-overwegingen den doorslag hebben
gegeven, toch niet splendid was en in £,
s/i. en d. op een onaangenaam nadeelig
saldo uitloopt.
uttimtmimiiiiniituiftHiiiHittniiiiiiiitiiitjMiiiiiiiiiiifiiitiMMilitfMlMI
is hy onverschillig en met een tergend
rjietszien, niets-voelen slentert hij voort.
De voorgalerij, eertijds zoo gezellig ingericht,
is nu pijnlijk kaal; 't is dddr dat straks de
verkoop zal plaats hebben. Eenige Javanen
slechts, zijn neergehurkt tegen den witten wand,
wachtend op een vrachtje, midderwijl kalm
hun strootje rookend, zonder naar links of
rechts te zien, maar een cirkel vormend voor
hun voeten van neergeworpen spuwsel. Een
enkele prefereert den Sirihpruim en zit
behagelijk te kauwen, terwijl het roode vocht hem
langs de kin druipt of ook door hem voor zijn
voeten wordt neergeworpen. Dat groepje vormt
een typisch beeld van J avaansche indolentie en
zorgeloosheid: de mijnheer zal wel naar hen
toekomen en een uit het troepje verzoeken een
of ander voorwerp weg te brengen.... Allah
behoede hem hij zal 't my niet vragen!"
Aldus ieders gedacht er gang.
De tusschengalery uitstappend, zie ik overal
bekenden. Hoe gedrukt ook door bet verlies,
geeft het mij na dien langen, langen tijd van
totale afzondering, die de maal-tijd met zich
brengt, toch een weldoend gevoel dat
handdrukwisseier, dat groeten, dat weerzien van tal van
kennissen. Natuurlijk is 't sterfgeval the topic
of the day, maar juist daarom kan ik niet lang
toeven onder hen, wien feitelijk dat heengaan
vrij-wel onverschillig laat. Alle dezen, al zy'n 't
ook Europeanen, in dat huis te zien in- en uit
loopen, in dat huis, dat tot, kort geleden nog,
slechts voor enkelen, maar dan ook op zoo
gulle wijze geopend werd, deed mij pijn.
Het gevoel van intieme huiselijkheid, dat ik d<i;ir
gebad had, verzette zich tegen hetgeen ik zag,
schijnbaar onverschillig, het moetende ver
dragen.
De Vendumeester en de Afslager, in druk ge
sprek, verhalen elkaar moppen van de laatste
venduties, ze doen mij op dat oogenblik aan