Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.'1182
mr genialoiisciie iiaifetaten,
Er. is bfjoa niemand die wel niet eens ge
lezen of gehoord heeft van ejn zeker aantal
kwartieren, waarop deze of gene kon bogen,
maar wat dit eigenlek beteekent is niet
algemeen bekend; zelfs bestaan hieromtrent de
*»<toriingste begrippen.
Zoo herinner ik mij te hebben gelezen in
Mejonkvrouw* da Maaïeon", van onze begaafde
Bchryfttemu wijlen mevrouw Boiboom-Twuwsaint,
dat zekere persoon, daarin genoemd, trotsch
was op haar zeven kwartieren.
Ken oningewijde ziet hierin niets bijzonders,
aaar de caakkundige kan ni«t nalaten om eene
dergelyke vergissing te glimlachen, vooral van
iemand die zoo te nuis was ia de ge§cfci«deuis
?la*
Waarom nu leren een onjuist getal is, zal
ongetwijfeld worden begrepen, zoodra men weet
wat kwartieren eigenljjn zijn en dat deze steeds
bg dubbeltallen woiden berekend.
Het beginsel waarvan men hierbij uitgaat
il: dat ieder mensen het aanzyn dankt aan
een vader en eene moeder; dit paar, ouders
genoemd, is het levenslicht verschuldigd aan een
?vroeger dubbel-paar, grootouders geheeten, welke
op hunne beurt afstammen van weer vroegere
paren, zoodat, steeds opklimmend en de leeks
met S vermenigraldigmid, het aantal voorouders
?waarvan men werkdijk atsiamt, niet te teileu is.
De vraag: van waar men komt 't heelt reeds
in ovemctde tijden de menechheid bez g
gehouden e» aanleiding gegeven tot het makun van
geslachttlysten, doch deze zijn iets geheel anders
daa wat men door een kwartierstaat verkrijgt;
*ant geeft een gewone genealogie, staatboom
of geslachtsreguter (drie verschillende bena
mingen voor dezeifde zaak) behoorlek opge
maakt, niet meer te zien dan de geregeld» en
reohtstreeksehe afstamming van alle leden
ner familie, een kwartierstaat grijpt in de
registers van even zoo vele geslachten als, in
opgaande lijn, van vader- en moeders zijde
hérby in aanmerking komen.
Vrij) algemeen is de opvatting dat men van
.adelrjken bloede moet inn om kwartieren te
kannen aanwezen, maar dit is een verkeerd
begrip, want ieder individu heefc kwartieren;
het eenige ondei scheid tusschen een edelman
en een burger is: dat de eerste meer voorname
stamdeelen kan vertoonen dan de tweede, maar
het aantal voorouders, hetzy dan bekend of
niet bekend, is van beide categoriën tamelijk
?wel gelijk en alleen afhankelijk van vroegere
of latere huwelijken, waardoor meer of minder
generaün ontstaan h.nueu een zeker tijdperk;
wat Ofer een verloop van een vijftal eeuwen
niet meer verschil kan opleveren dan even zoo
veel gencratiën ; maar zoover terug kan niemand
eea voliedigen kwartienstaat tot utand brengen.
Ia zeer vele gevallen is de edele afstamming
ook lang zoo zuiver niet meer als vroeger, ten
gevolge van gemengde huwelijken; daarom
heeft reeds geruimen tijd geleden de welbe
kende Duitsche orde, Balye van Utrecht, het
aantal adellijke kwartieren van de
riddersexpectanten moeten verlagen tot vier; een
edelman dus, wiens beide grootouders vai
vader- en moeders zyde van adellijken bloede
zyn, nag zich laten voorstellen om in de orde
te worden opgenomen, maar wie niet eens
dit bewijs kau leveren, bly'ft onverbiddelijk
yan de eer verstoken. Hoeveel ttamdeelen
voor"heen werden gevorderd is mij niet met zeker
heid bekend eu doet ook minder ter zake,
maar wel weet ik dat sommige adellijke instel
lingen in het buitenland, 16, 32 ot' zelfs 61
kwartieren eitchten om te kunnen worden
toegelaten en opgenomen; die luttele cijfer van
4 ia dus web prekend en behoeft geen verdere
toelichting.
Wel zyn er enkele geslachten in Nederland
die nog een onafgebroken reeks van adellijke
Voorouders kunnen aanwijzen, maar bij verre
weg de meesten hapert tegenwoordig het een
of het ander aan de zuivere afkomst, terwijl
het daarettegen ook niet zeldzaam meer is in
burgergeslachten adellijk bloed aan te treffen,
?welke wederzijdsche vermenging zijn oorzaak
vindt in de veranderde maatschappelijke toe
standen, niet alleen hier, maar ook overal
elders.
Hoewel de adel zich het prerogatief toekent
van geslachtswapens te voeren, blytt het een
feit dat hetzelfde reeds sedert eeuwen is gedaan
door( burgers; dit mag wellicht aanmatigend
Worden gevonden, maar onze voorvaderen heb
ben zich die vrrjheid veroorloofd en de door hen
gekozen heraldieke emblemen worden door hun
nazaten in eere gehouden; velen daarvan zijn
ouder dan die van menig geslacht dat in den
adelstand werd verheven.
Wapens maken dan ook het meest
aantrekkelyk deel uit van een kwartierstaat omdat men
met een oogopslag het kenmerk van de daarin
opgenomen lamiliën kan overzien; eerst na
de beschouwing daarvan gaat men over tot het
lezen van 't geen er onder staat om te weten
wien zy aangaan, en doet dan soms verratsende
ontdekkingen.
Er is een tijd geweest dat' men zich vrij
onverschillig betoonde voor alles wat in ver
band staat met geslacht- en wapenkunde en
nog zijn er duizenden die te nauwernood weten
wie hun grootouders waren, maar sedert de
laatste veertig jaren is dit veranderd, de zucht
tot onderzoek naar afstamming levendig
goworden en zijn zelfs speciale vakbladen hier
aan gewijd.
De eerste serien genealogische kwartier
staten van Naderlandsche geslachten verschenen
onder redactie der heeren Van der Dusstn en
Smis-aert, van 1865--73, waarop in 1887?92
is gevolgd een nieuwe serie onder redactie der
heeren Van Bhede van der Kloot en Bar en
eindelijk, een viertal jaren geleden, een derde
serie, samengesteld door de heeren Wildeman
en Van de Blocquery. Het formaat van die
uitgaven noodzaakte de opmakers der staten
zich te beperken tot 8 kwartieren omdat er
geen ruimte was voor meer wapens.
Aangezien de stof nog volstrekt niet is uit
geput, hebben andere liefhebbers van
geslachtkundige navorschingèn besloten het werk voott
te zetten, maar dit op een minder kostbare
manier het licht te doen zien, om het meer
bereikbaar te maken voor ieder belangstellende
in het onderwerp, daar de vorige uitgaven te
hoog in prijs waren.
Het voornemen is een serie van 100 staten
uit te geven in 4 afleveringen van 25 stuks,
tot den prijs van ? 3.50 per aft. of ? 14.?voor
het werk compleet, waarvoor men bij
intcekening zich verbindt, terwijl ook een geheel
linnen stempelband verkrijgbaar wordt gesteld
tot den prt,s van ? 1^5.
De uitgave geschiedt onder toezicht van den
directeur van het Heraldisch en Genealogisch
Archief, den heer D. G. van Epen, vroeger in
Den Haag, thans te Brussel, Boulevard de la
Senne 36, tot wien men zich kan wenden voor
inteekening, wat echter ook kan geschieden
door tusschenkomst van den boekhandel.
Een groot aantal staten ligt reeds geheel
gereed ; de redactie stelt evenwel dan inteeke
naren nog in de gelegenheid hun stamdeelen
of die hunner familieleden te doen opnemen,
wat geheel kosteloos geschiedt; zy verzoekt in
dat geval spoedige toezending, terwijl met kleine
aanvullingen de redactie zich gaarne belast,
eveneens gratis.
De eerste aflevering, met 25 tabellen, is
reeds verschenen en stemt, wat formaat betreft,
geheel overeen met de vorige uitgaven, doch
verschilt daarvan door het weglaten der kwar
tierwapens waardoor deze uitgaaf zoo goed
koop kan worden geleverd, omdat het teekenen
en reproduceeren van bOüwapens vervalt
inplaats waarvan nu de beschrijving wordt ge
geven in een aan de reeks toe te voegen
wapenboek.
Het hoofdwapen is echter op eiken staat
afgebeeld in reproductie der keurige
penteekening vervaardigd door den heer J. E. van
Leeuwen, wapent eekenaar van den Hoogen raad
van Adel, die op waardige wijze het voetspoor
volgt van wjjlen zijn voorganger, de heer J. M.
Lijn, welke de illustratiën leverde voor de
twee voorafgaande reeksen kwartierstaten.
Deze nieuwe serie onderscheidt z ch nog
daar.an dat in de meeste stateu (22 van de 25)
ook worden vermeld de twee stamdeelen van
de personen genoemd in de bovenste ry
(o?ergroutoudere) zoodat van den betrokkene 16
kwartieren worden beschreven.
Wie nu de elementen er voor bezit, te weten :
de namen, geboorte- en huwelijks- en sterfte-data
van ouders, groot- en overgrootouders van
vaders- en moeders zyde, kan zelf een staat
van 8 kwartieren opmaken en die aan de redactie
ter opneming inzenden, wanneer hij zich als
inteekecaar aanmeldt.
In den geest hoor ik vragen : wat is het nut
van zulke staten ? Ziehier mijn antwoord: wij
hebben nu eenmaal allen voorouders, de een
wat voornamer dan de andere, doch het feit
dat zij bestonden laat zich niet loochenen. Nu
zijn er velen in den lande die verlangen te
weten welk bloed hun door de aderen vloeit,
wat door zulke staten aansch DU gelijk wordt
voorgesteld. Het resultaat kan evenwel op geen
ardere wijze worden bereikt dan door het
raadplegen van goed bygehouden
familielegisters; waar dit werd verwaarloosd kan op
menige vraag geen antwoord worden gegeven.
De Arabier in de woestijn kent de afstam
ming van zijn e.fel ras en wij leggen
rundveettatnboeken aan, waarom zouden wij dan ten
opzichte van ons zelven zoo achteloos en onver
schillig zijn en onze eigen afstamming niet
opteekenen? wy, die zonder ijdelheil mogen
getuigen boven het redelooze vee te stam!
Wel beschouwd zijn wij het onzen nakome
lingen verplicht er voor te zorgen dat het
familieregister behoorlijk worde bijgehouden; de
moeite is betrekkelijk zoo gering om data van
geboorten, huwelijken en sterfgevallen in te
schrijven en van aangehuwüen te vermelden
wie hun ouders zijn, om aanknooppingspunten
'?.e hebben met geslachten waaraan men
vermaagscnapt raakt, terwijl verzuim daarvan, bij
nasporingen, last veroorzaakt die had kunnen
voorkomen worden.
Lent bij Nijmegen,
16 Januari 190U.
J. A. KOOPMANS,
Ileraldtcus.
Signalementen van spoomgiannen
door JAN VAN 'T STICHT.
C. G. DE KOK,
Stationchef v/d Staatsspoorweg te Utrecht.
liet tegenwoordige tijdstip kan nu juist niet
het meest geschikte genoemd worden o.n de
voor eenigen tyd aange\angen reeks persoons
beschrijvingen onzer spoorwegminnen voort te
zetten. Men is toch in den laatsten tijd zoo gebeten
op de spoorwegen, dat men met genoegen, van
het buitenland komende, 's nachts aan een
klein grensstation met zijn geheele familie een
onderkomen zou zoeken, als men maar wist,
dat men »zijn zin" had gekregen en de laatste
trein, die nog naar de bestemming in Neder
land liep, ten minste op tijd" vertrokken is.
Maar, hoe er in de laatste maanden ook
geprutteld wordt over den spoorwegdienst, het
kan toch geen vraagstuk heeten, de
belanjsteliing te vragen vi or den man, wiens beeltenis
(buiten zijn medeweten op het station genomen)
hierboven prijkt, daar hij ongetwijfeld, als
stationschef aan het centraalpunt van ons land,
de meest bekende zijner collega's, bij liet reizende
publiek is. En wie hem kenr, wie ooit zijn
hulp of raad bij onverwachte omstandigheden
heeft noodig gehad, tot welken stand bij be
hoorde in 't zij man of vrouw, kind of grijsaard,
ieder prijst zijne welwillendheid en hu
pvaardigheid, die het hem tot een lust maken om
anderen van dienst te zijn.
Hij is de kalmte en bedaardheid in persoon!
ofschoon hij den geheelen dag met vragen en
klachten wordt overstroomd, hij hoort alles,
zelfs de langdradigste verhalen met het goe
digste gezicht ter wereld aan, en weet op het
juiste oogenblik de menschen te bevredigen eri
een eind aan de klacht te maken. Zelfs jegens
door opgewondenheid en teleurstelling, onbil
lijke reizigers, weet hij zijn kalmte te bewaren.
Nog niet lang geleden, kwam er een reiziger
zich bij hem beklagen, dat men hem bij de
controle, opnieuw de vracht wilde laten betalen,
hoewel hem in Driebergen zijn biljet was inge
nomen door den conducteur. Welr.u meneer,
de conducteurs van de,, trein zijn nog niet weg,
dan kunt u den schuldige zeker wel aanwijzen!"
Maar dat kon meneer niet, die conducteurs,
beweerde hij, lijken allemaal op elkaar als
huismusschen, dus dat kon hij niet onthouden!
Maar zijn kaartje was ingenomen en dat men
hem nu hier opnieuw wilde laten betalen, dat
was afzetterij!
Bg dat woord kwam er toen een glans-je van
ontevredenheid in de oogen van d^n chef.
Voorzichtig, meneer" en hy keek hera bij die
woorden eens goed aan. Toen plotselirg:
neemt u je hoed eens even af!..." Ik, mijn
hoed afnemen, voor jou l Ik wist niet wat ik
liever deed!..." Neen, nirt om mij onderda
nigheid te bewijzen! Maar ky'k eens even
tusschen het lint van uwen hoed, daar zit uw
kaartje t"
O neem me niet kwalyk'', stotterde de ver
legen meneer en liep oi.der den spotlach van
alle aa .wezigen op een drafje weg.
En dat gaat zoo den geheelen dag met
allerlei kleinigheden door. De eene juffrouw
vraagt hem waar Amsterdam staat", de andere
waar Rotterdam ainkomt; een derde hoe laat
Arnhem vertrekt en een vierde of 't nog lang
zou duren voor f'en Bo^ch ? Als hij zoo tien,
twintig vragen op zijn gang over het perron
naa<- genoegen beantwoord heeft, komt de eerste
juffrouw, die hij inmiddels ook tot een aantal
portiers en arbeiders h:t woord heeft zien
richten, die ha ir allen in dezelfde richting
wezen als hy zelf gedaan heeft, en loopt hem
by' den Amsterdamschen trein tegen het lijf
met de vraag: is dit nu de trein naar Rot
terdam meneer de Chef?" ... Neen juffrouw
deze is voor Amsterdam!" ... O, gelukkig
dat ik het u nog vraag : Daar zou ik wezenlijk
haast in den verkeerden trein gestapt zijn.
Waar moet ik dan wezen, meneer?" Dan
moet u maar een uurtje rustig in de wacht
kamer gaan zitter, juffrouw, want die naar
Rotterdam is net weg!"... Watbliefje, weg'?
En mijn man en mijn zonn en m\jn dochter,
zouden me om n uur in Rotterdam komen
afhalen ! Maar dat is ongeperremitteerd !"
De stationchef heeft andere plichten te ver
vullen en laat de teleurgestelde juffrouw aan
de zorgen van anderen over.
Al die bisbilles vermogen niet zijne aandacht
af te leid n van den gewichtigen dienst, dien
hij op dit drukke station te vervullen heeft en
als ware er niels gebeurd gaat hij voort de
telegrammen in ontvangst te nemen die hem
onophoudelijk door boden gebracht worden eu
hij deelt zijne orders omtrekt den hop en de
samenstelling der treinen aan zijne
ondergaschikten uit, te nvddsn van schreiende juf
frouwen en verontwaardigde passagiers, zonder
ook maar een oogenblik het hoofd te verliezen.
Zijne bedaardheid, gevoegd bij zijn onverpoosde
oplettendheid, heelt hem reeds dikwijls goede
diensten bewezen. Het verhaal is bekend, hoe
de chef eens op zijn bureau toen nog aan
de Noordzijde van het s'ation geschoren
wordende en door het raam naar buiten ziende
vai een oogenblik dat de zeep van het mes
geveegd werd, gebruik maakte om den barbier
ter zijde te duwen, naar buiten snelde met den
handdoek om den hals en half ingezeept gezicht,
en daar door een alarmsein op zijn fluitje
voorkwam dat een binnenkomende trein op
eenige stil taande ledige wagens reed. Ik zelf
heb het bijgewoond hoe hij eens, terwijl we
met verschillende ambtenaren op een stil oogen
blik in druk eu vroolijk gesprek waren, eensklaps
de fluit aan den mond bracht en zóó een ma
chinist waarschuwde, die bijna een handkar
met een paar werklieden had overreden.
Die gevallen, waarin hij door zijne oplettend
heid en activiteit dreigende ongelukken voor
komen heeft, zijn EO» met vele te vermeerderen.
Niets ontgaat zijn oog, ook als hij schijnbaar
met geheel an<?ere zaken bezig is.
Nu heeft de heer de Kok ook ,leeren"kyken l
Hij heefc den 12en Februari zes en dertig
jaren dienst waarvan de laatste 17 als stations
chef en hij was voor altijd hier, in alle betrek
kingen die hij bij den spoorweg bekleedde, op
dit station.
Hij kent het met al zijn deugden en gebreken.
Hij beeft den tijd nog medegemaakt toen voor
hu gebouw nigts anders stond dan het tegen
woordige middengedeelte met den stoep er
voor. Die stoep was er toen nog niet en het
stationsgebouw stond zooveel lager op den
beganen arord. Bij de invoering van de hooge
perrons langs den Rijnspoorweg, werd toen dat
gebouw, in (U of 65, in eeren nacht een tachtig
centimeters omhoog gevijzell eu stonden du
metselai's man aan man gereed rur> de daar
door ontstane ruimte boven de fondamenten
aan te vullen.
Hij heeft noa; gekend den tijd toen al de
straten en fraaie huizen tegenover het station
nog niet bestonden en het warmoezit-rsland
dat daar tot aan het Singel lag door een
hek van het plein was afgescheiden. Op
het midden van dut plein was toen een fraaie
tuin aangelegd met rustbanken voor het reizend
publiek dat door het luiden van een groote
klok een half uur \ó r het vertrek van elk der
vier treinen daags uit de stad naar het sta'ion
werd geroepen Des avonds wtrd dat stations
plein aan de Mareitjelaan en aan den Leidschen
weg door ijzeren hekken afgesloten eu wie er
over klom om zijn weg te bekorten werd dik
wijls door den waakzamen nachtwacht
teruggfjaagJ.
Het was een eenzaam, naargeestig plein,
dat stationsplein, het vroegere Flora, de be
graafplaats voor misdadigers die op bet bcbavot
op bet l'aardenveld of op het Vreeburg hun
leven hadden gelaten. Herhaaldelijk zijn daar
nog overblijfselen van menschelijke lichamen
gevonden en het is nog niet zoo vele jaren
geleden dat op het bureau van den stationchef
een doodshoofd werd gebracht met acht oude
dubbeltjes die onder de kin waren gevonden
en die de begravene dus waarschijnlijk in een
zakje om den hals had gedragen.
Maar aan de achterzijde van het stations
gebouw, daar heerschte na opening van den
dienst altijd groote levend'gheid. Daar was het
niet, als thans, dat men door de seinhuisjes
de signalen ontving waarop men de treinen
kon laten rijden. Neen, men moest uitkijken
en op bet uur van vertrek van een trein stonden
dan ook alle ambtenaren met gerekte halzen
te staren naar de seinyaal in de verte of de
arm viel, of dat de lantaren de gewenschte
kleur aan gaf In die dagen wist men nog niet
van kleurenblindheid, ofschoon de voorschriften
daaromtrent toen misschien nog noodiger waren
dan tegenwoordig.
Al die veranderingen en verbeteringen heeft
onze stationchef medegemaakt, hij heeft menschen
zien gaan en komen bij honderden, maatregelen
zien nemen en intrekken bij duizenden, en hij
is bij alles steeds dezelfde bedaarde, ijverige
ambtenaar gebleven, op wien zijne superieuren
kunnen vertrouwen als op een rots en die vo:ir
zijn personeel en het publiek een welwillende
raadsman en hulpvaardige gids is.
Dat hij zich geacht en bemind gemaakt heeft
gedurende zijn diensttijd, ondervond hij den
!:> Februari 1880, toen hij bij zijn 25-jarig
jubiléin het Gebouw voor Knnsten en Weten
schappen door de burgerij gehuldigd werd op
eer.e wijze zooals zeker nog nooit eenigen
stationschef is te beurt gevallen. Dat hij toen
nevens bewijzen van belangstelling uit alle
oorden van het land en het buitenland, ook
van zijne directies ondubbelzinnige teekenen
van goedkeuring mocht ontvangen kan velen,
die er anders over denken, doen zien dat de
belangen van het publiek en van de
spoorwegmaatschappyen zeer goed vereenigbaar zijn.
Dat de heer de Kok ook nog Ridder is in
de orde van Oranje Nassau is op zijn portret
niet te zien, mair hij is het ... en dat spreekt
ook eigenlyk van zelf I
Ledenlal van het Nul.
In het Jaarboekje 1899 der Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen, vindt ruen eene
graphische voorstelling van het aantal leden
en departementen dezer maatschappij van
1784 tot 1899.
Behoudens eenige schommelingen, ziet
men eene toeneming tot 8500 leden tot 1810,
daarna gedurende de inlijving bij Frankriik,
daling tot 5500 in 1815, stijging tot 13200
in 1830, achteruitgang tot 11300 in 1833,
en dan weder stijging behoudens enkele
teruggangen tot 1880, toen het ledental het
hoogste punt 17053 bereikt heeft. Na dien
tijd tot heden, weder aanhoudende terug
gang tot op 13200 leden, dus tot hetzelfde
standpunt als in 1830.
In de toelichting op die graphische voor
stelling door den algemeenen secretaris,
worden de oorzaken van voor- en achter
uitgang, verdeeld in oorzaken van staat
kundigen, economischen en godsdienstigen
aard, toegeschreven aan staatkundige
beroeringen binnen-en buitens'lands, school
strijd, krediet der spaarbanken, uitsluiting
en toelating van Israëlieten, cholera,
ruuderpest, geld en handelscrisis, bloei en
teruggang van landbouw, handel en nijver
heid, tegenwerking van godsdienstige
partijen, afschaffing van maandblad eu
volksalmanak,
Wanneer men de cijfers van 1888, toen
de eerste opgaaf van de departementen en
de leden in den volksalmanak voorkwam,
vergelijkt met de cijfers van 1899, zal men
zien, dat de grootste teruggang in (17) der
groote steden plaats vond, n. i. 30 percent
gemiddeld. In Amsterdam zelfs 43 pOt.,
terwijl in de kleine steden en het platte
land gemiddeld 17 percent verloren werd,
en wat de geheele maatschappij betreft,,
bedraagt het verlies 21 percent. Bedoelde
stads-ieden maken ';a uit van het geheel,
zoodat het overwicht in aantal, ten platte
lande bestaat.
Het tijdstip van het begin van den
tegenwoordigen achteruitgang valt samen met
de uitbreiding van de bemoeiingen der
maatschappij op sociaal gebied, die thans
bijna geheel haar werkzaamheid uitmaken.
Daaruit valt echter niet op te maken, dat
dit de oorzaak van den achteruitgang zoude
zijn. \Vtl is waar, zijn er velen, die er Liet
mede instemmen, doch de groote menigte
der leden is er te onverschillig voor, oin
juist daarom, voor het lidmaatschap te be
danken.
Het optimisme van den schrijver, om de
ledenverinindering, als een zuivering te
beschouwen, dat n. 1. zij, die het Nut als
eene vermakelijkheid of voor iets anders
beschouwen dan het doel, waarmede het
werkzaam is, er niet in te huis behooren,
gaat niet op, even als ook de voorstelling,
of de overgeblevenen vol ijver voor het
eigentlijke doel zouden bezield zijn. Ten
platten lande wordt door de groote massa
het Nut beschouwd als eene soort verma
kelijkheid en mochten de Nuts-avonden
verdwijnen, dan bleef er geen Vio der leden
over. Sommige vervelende sprekers over
sociale onderwerpen htbben er ook geen
goed aan gedaan. Het gaat er mede als
met de filantropie, die het gemakkelijkste
geld verzamelt door muziek enden menschen
vermaak te verschaffen.
Men stemt in met sociale verbeteringen
en volksontwikkeling, in zoover de uitwer
king binnen eigen gezicluslniiig valt, als
bij spaarbank, herhaliugs- en
teekenonderwys enz., het geval is, maar daar builen
laten zij koud. Het tspnt du clocher is
ten platten lande sterk ontwikkeld. Van
daar ook de afscheiding van. de zoogeri.
plaatselijke nutten, die meenen voor het
quotum van ? L.üO niets dan het jaarboekje
terug te ontvangen, dat bovendien voor een
lezer niets aantrekkelijks hetft.
Ouk kan het zijn, dat de verbeterde ge
meenschapsmiddelen, concurrentie in het
leven riepen met de vroegere gezellige
nutsavoiiden ten platten lande, als cemge uit
spanning. Velen gaan zich in naburige
steden vermaken, of men laat de verma
kelijkheid naar het dorp komen, waarvoor
aanbieding voor weinig geld, te over_is,
Alweder dus een oorzaak van ledenverlies.
Nog een andere oorzaak van ledenverlies
en waarover de schr. niet spreekt, is de
ongeschiktheid van vele
departementsbesturen, die het feu sacrémissen. Er zijn
voorbeelden bekend van presidenten, die
nooit ter vergadering korueri en van ver
gaderingen, waar van het bestuur alleen
de secretaris aanwezig was.
Ook spreekt de schr. van concurrente
vereenigingen op sociaal gebied, als oorzaak
van ledenachteruitgaiig. Dit neemt _tnen
trouwens ook bij de meeste philantrot ische
vereenigingen waar. Bij de oprichting is
algemeene deelneming, maar die veiflauwt
gewoonlijk, zoodra er weder iets nieuws
opgericht wordt.
In nauw verband met de vermindering
dor leden, staat ook de vermindering der
ontvangsten, waardoor sedert eenige jaren
de begrooting met een nadeelig slot is,
hetgeen niet mag plaats hebben, daar men
de tering naar de nering moest regelen.
Enkele jaren geleden zijn door de
finaiitieele commissie,daarover ernstige vertoogen
gehouden, doch het nadeelig slot komt
ieder jaar toch terug en het gaat niet aan,
dit uit het kapitaal der maatschappij te
dekken ; dan maar liever wat beter en nog
meer bezuinigd, dan op het eten en drinken
van de aigemeene vergadering en hoofd
bestuur op kosten der kas,
Wanneer men nagaat, dat, volgens be
grooting 1899, van de totale inkomsten
der maatschappij ad ? 3U2U4 meer dan
de helft besteed wordt aan het bestuur
en beheer der maatschappij met den
aankleve van dien, als : algemeene verga
dering, jaarboekje enz. dan rijst de vraag
op, ot' dit alles niet op eenvoudiger manier
zou kunnen geschieden. Immers de posten
2 tot 15 der begrooting bedragen ? 15.119
waarbij nog gevoegd kan worden ? 1000
renteverlies van het kapitaal, dat in de
gebouwen steekt.
Wanneer men de belasting, assurantie,
gewoon onderhoud, verlichting en verwar
ming van het eigen groote gebouw, samen
?1800 optelt, zou men voor 'I-i daarvan
best een bureau kunnen huren en verwarmen,
al ware het ook buiten het dure Amsterdam.
Men zou b.v. het huis te Edatn daarvoor
kunnen gebruiken.
En wanneer het secretariaat en het
beheer zoodanig vereenvoudigd werd, dat
het de werkkracht van n persoon, die
2400 uren per jaar op het bureau doorbrengt,
niet te boven gaat, dan kan ook in de
arbeidskosten, besparing worden aange
bracht.
Gaat aan dergelijke maatregelen ook
nogverkoop van de Salamander gepaard, dan
zoude het nadeelig slot spoedig verdwijnen,
terwijl de_ hooge som van reiskosten der
afgevaardigden zouden verminderd kunnen
worden, als departementen beneden 80 leden
geer; afgeyaardigden mochten zenden, maar
zich tot dit quantum vereenigen met nabu
rige departementen, voor het zenden van
afgevaardigden.
In de groote bovengenoemde kosten van
beheer ligt nog een ander gevaar. Immers
van de / 21000 die de quota der leden in
de algemeene kas brengen, schieten slechts
?6000 over voor het eigentlijke arbeidsveld
dtr maatschappij. De departementen be
kostigen zelf hun instellingen, neig-een
dagelijks moeielijker wordt bij afname van
leden, waardoor de hang naar afscheiding
en vorming van plaatselijke nutten bevor
derd wordt, te meer als men begrijpt dat
% der quota van de leden, voor administra
tie enz. gebruikt wordt, wat door velen
verloren geld genoemd wordt, waarvoor het
departement niets in de plaats krijgt en
men begnipt het geld zelf hoog noodig te
hebben. Die redenef ring moge uit de oogpun
ten van algemeen nut en «eendiacht maakt
macht" daarmede in strijd zijn, maar ze
bestaat, en moet er op alle wijzen tegen
gegaan worden, dat hoofdbestuur,
algemeenevergadering, secretariaat en administratie
als kostbare overfolligheden beschouwd
worden. Gelukkig daarvoor, dat de maat
schappij in het bezit van een groot kapi
taal is.
Nu men weder op het standpunt van
1880 staat, ware er wellicht kering te
trekken uit de bpgrooting van dat jaar,
waarin vermoedelijk het saldo der reken ir gv
wel aan den anderen kant. als thans zal
staan en in plaats van kapitaal verbruik^
kapitaal-vorming zal gevonden worden.
H.
mitirmiiiimiiiniiix
Eene toespraak van de groothertogin
van Hessen.
Voor eenigen tyd richtte de groothertogin ven
Hessen eene uitiioodiging tot een aantal per
sonen van allerlei rang en stand uit haar land,
om eene vereenigirg te vormen tot verbetering
van de woningstoestanden der minder gegoeden
in de steden en op het platteland. De
uitgenoodigden burgemeesters, industrieeier,
grondeigenaars, landbouwere, handwerklieden
en arbeiders uit alle* deelen van Hessen
verschenen den 91en Februari ten paleizp,
waar de grooifcertogin Len met de volgende
toespraak verwelkomde.
«Vervuld met de zorg voor de verheffing
van den socialen toestand der minder door de
fortuin bedeelden in stad en land, ben ik meer
en meer tot de overtuiging gekomen, dat de
verbetering der woningtoestanden een belang
rijk, wellicht zelfs in ^evolgen en werking
het beste middel zal zijn, om den grondslag
te leggen voor het welvaren der mingegoeden.
Eene gezonde, aantrekkelijke woning is de
eerste voorwaarde voor het lichamelijk welzijn
en voor de opgewektheid aan den hniselijken
haard, en bevestigt de liefde voor het gezin,
die men als den voornaauisten grondslag voor
een zedelijken levenswandel mag beschouwen.
DiezelfJe gedanhte gaf reeds aanloiding tot het
in December 18!)0 in den Landraad gedane
voorstel, waarbij voor de uitvoeiing dezer
allerbelangrijkste sociale taak de medewerking
van den Staat en de gemeenten werd inge
roepen. Maar r. aast den staat en de gemeenten
mouten ook de uartieulieren worden opgewekt,
om zich aan deze zorg te wijden. Daarom
heb ik, als gevolg van vroegere veelvuldige en
ijverige besprekingen, mij ten doel gesteld de
oprichting oener vereeniging tot verbetering
der woningstoestanden van mingegoeden. De
bereidwilligheid, waarmede gij aan my'ne op
roeping hebt gehoor gegeven, bewijst mij, dat
mijn initiatief in vruchtbareu bodem is ge
vallen.
»De Hessische centrale vereeniging, tot welker
spoedige totstandkoming ik u allen verzoek mede
te werken, moet zich ten doel stellen, alle
krachten van het land tot een
gemeenschappelijken arbeid te vereenigen. In de eerste plaats zal
het zaak zijn, overal in het land belangstelling
te wekken voor de hooge beteekenis van het
wei k, en daarbij vooral de zorg uit te strekken
tot de plattelandsbevolking, opdat de litfde tot
de geboorteplaats, den vaderlandschen grom1.
voor het welzijn in een eigen, gezonde woning,
vuor welvaart en voor zedelijkheid worde op
gewekt. De vereeniging zal niet nalaten, bij
de stichting van woningen zooveel mogelijk
den zin voor het schoone, in 't bijzonder
voor de eigenaardige vormen, ontstaan uit de
traditiën en de behoeften der verschillende
streken, op te wekken en aan te kweeken.
Zij zal door den aanleg van tuinen en het
aanplanten van boomen bij de bevolking vati
stad en land de vreugde in natuurschoon
tranhten te behouden. Bij hare verdere ont
wikkeling moet de vereeniging niet slechts de
welvaart bevorderen, maar ook dienstbaar
worden aan geestelijke en zedelijke vorming."
De wensen, waarmede de »Landesmutter"
haar welgemeende rede besloot, dat de Ver
eeniging spoedig zou tot stand komen, werd
nog staande de vergadering vervuld.
Een nieuwe rozengaarde.
De heer Jac. P. 11. Galesloot deelt ons mede,
dat zijne Vruchtboomkweekery en llozengaarde
verplaatst zijn naar een terrein even voorbij
het Concertgebouw, dat door zijn vrijere ligging
hem in staat stelt beter dan vroeger aan alle
bestellingen te voldoen. Ter vergemakkelijking
van bestellingen, verzoekt hij beleefdelijk
brieven en boodschappen te richten aan zijne
woning: van Eeghenstraat 75.