Historisch Archief 1877-1940
F. 1183
DE AMSTERDAMMER
A°. 1900.
WEEKBLAD VOOB NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden /' 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuciaes tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 25 Februari.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland -worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
INHOUD.
VAM VEEBE EN VAN NABIJ: Militaire
landbomvonderwfls en nog wat, door dr. G. W. B.
(I.) Ons consulaat aan den Congo. De crisis
in de diamantindastrie, een sociaal gevaar, door
Jos. Loopuit. (Slot). Het vormogen van Nederland,
door A. L. H. Obreen. (I.) President Loubet's
eerste jaar. SOCIALE AANGELEGENHEDEN :
De «chool en het drankmisbruik, door S. p. p.
TOONEEL EN MUZIEK: De verdediging vanden
Baad van Beheer. Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkamp. KUNST EN LETTEEEN:
Bronzen van de Westkust van Afrika, door R. W.
P. Jr. Twee antwoorden, door Gregorius.
Het Fries Woordenboek, door J. B. Schepers.
Boek en tijdschrift, door G. van Hulzen. De
Apotheose van Jezus Christus. Een tooneelspel van
Bduard Verburgh, beoordeeld door J. K.
Rensbnrg. Twee verzen. FEULLETON : Bij het
graf. Uit het Noorsch van Lars Dilling. (1.1
RECLAMES. VOOB DAMES : Naar aanleiding
van de inzending der Eotterdamsche
industrieschool voor meisjes naar de tentoonstelling te
Parijs, door Ida Heyermans. (Slot.J Trouwen
rechten in andere landen, door Vera. Allerlei.
SCHAAKSPEL. STNANC1EELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. ALLER
LEI. PEN- EN POTLOOD KRASSEN.
ADTEBTENTIEN.
immuun Hiimiiiimii
Militair toStoniostaijs en BOS wt
Ik hoop dat het over vijf of tien jaren
een uitzondering ia\ zijn, indien er in eea
gemeente geen landbouwcursus bestaat.
GOEMAN BOKGESIUS,
Minister van B. Z., in de zitting der
Eerste Kamer van l Feiir.j.l.
Wanneer iemand in Nederland beproeft
in eenigen tak van algemeenen dienst een
of andere verandering aan te brengen, die
uit de ervaring gebleken is wenschelijk te
zijn, ia het om wanhopend te worden, indien
hij de ambtenaars tegen zich heeft, die dit
ondn^deel als hun privaat terrein beschou
wen of indien hij niet precies stuurt in de
richting, die een der »oomes" als de alleen
zaligmakende heeft gedecreteerd. De vol
gende uiteenzetting zal er weer een leer
zaam voorbeeld van geven en hoewel het
den schijn heeft een al te beperkt onder
werp te omvatten, raakt het toch van nabij
de dagelijksche belangen van een groot
deel der Nederlandsche bevolking en is
het onderwerp van publiek domein ge
worden, nu het n in de Tweede n in
de Eerste Kamer bij de laatste zittingen
door allezine bevoegden is ter sprake
gebracht, terwijl de minister zelf van oordeel
was met eenige uitvoerigheid daarbij te
moeten stilstaan, eindigende met den
wensch, dien ik hierboven heb afgeschre
ven, doch die berust op een geheel verkeerde
voorstelling van den staat van zaken.
Er waren volgens het laatste Blauwboek
van den Landbouw in Nederland 94
landbouwcursussen, waaraan 100 gediplomeerde
onderwijzers waren verbonden; de loop der
examens over de laatste jaren wijst aan,
dat gemiddeld ieder jaar niet meer dan
25 nieuwe acten voor dit lager landbouw
onderwijs werden uitgereikt; er zijn 1100
gemeenten in ons land; wil dus de hoop
van den minister vervuld worden dan
zullen niet »vijf of tien jaren'' verloopen,
maar zullen er precies «veertig jaren"
noodig zijn om volgens den weg, die thans
gevolgd wordt, iedere gemeente van een
landbouwcursus te voorzien.
Wanneer, zooals het vorige jaar is ge
schied, voor verbetering en uitbreiding van
het zoogenaamde Hooger Landbouwonder
wijs te Wageningen op eenmaal een som
van plm. ?50.000 meer op de
staatsbegrooting is gebracht, dan klinkt het reeds
zonderling, eene door de regeering zelf als
wenschelijk geachte uitbreiding van Lager
Landbouwonderwijs over»vijf of tien jaren"
te verdeelen, maar wordt onverantwoor
delijk, wanneer dit in werkelijkheid een
acht of viermaal grooter tijdvak zal worden.
Dat minder voortvarendheid aan deze
laatste uitbreiding wordt ten koste geleid
en dienovereenkomstig minder moeite en
kosten worden aangewend ligt hieraan, dat
de ambtenaren, die den minister deze fou
tieve vooruitzichten hebben voorgelegd,
minder hart hebben voor dit lager onder
wijs, waarschijnlijk omdat het minder
degelijk, minder goed afgerond is dan het
volledig onderwijs aan rijksscholen gege
ven, en vooral omdat het eigenlijk geen
wetenschappelijk onderwijs is of' kan zijn.
Dit laatste is volkomen waar; erg weten
schappelijk mag het onderwijs aan een
gewonen landbouwcursus in Nederland niet
genoemd worden, maar ... praktisch is
het in hooge mate.
Het volgende voorbeeld strekke ter
verduidelijking; het is n uit velen en
met opzet kies ik daarbij niet een streek,
waar op de vette klei zoogenaamd meer
ontwikkelde en welvarende boeren wonen,
maar een zandplaatsje in Noord-Brabant,
waar de schoolkennis der bevolking zich
bepaalt tot een beetje lezen en schrijven.
Een der autoriteiten daar ter plaatse had
het een en ander gelezen van de moge
lijkheid tot vermeerdering der productiviteit
van den bodem door het aanwenden van
bepaalde soorten kunstmest; met veel
moeite gelukte het hem een landbouwer
te vinden, die een proef zou willen nemen ;
door ongelukkige omstandigheden mislukte
zij volkomen en het volgende jaar haar
willende herhalen, was er in gansch den
omtrek niemand te vinden die zijn land
voor een nieuwe proefneming wilde leenen.
Al vilde men geld toegeven de boeren
zouden geen kunstmest op hun akkers
dulden. Dit is slechts enkele jaren ge
leden en het vorige jaar heeft in dit dorpje
met nauwelijks een paar duizend inwoners
de secretaris van een daar thans bestaande
coöperatieve aankoopvereeniging f 12.000
uitbetaald alleen voor kunstmeststoffen en
onder elkaar hoort men er de landbouwers
ijverig de omstandigheden bespreken,
waarom bij den een de uitwerking beter
is geweest dan bij een ander, hoe de
samenstelling en verhoudingen moeten zijn
bij verschillende gewassen en op verschil
lende gronden enz.
De landbouwschool te Wageningen heeft
ongetwijfeld de wetenschap van dit allen,
bevorderd, een half dozijn
rijkslandbouwscholen in ons land hebben aan enkele
ontwikkelde boerenzoons, allicht min of
meer nauwkeurige kennis van dit alles
medegedeeld, maar dat de eenvoudige boer
het in toepassing heeft gebracht, dat hij
op groote schaal er nut van heeft getrokken
en de wetenschappelijke ervaring van
anderen tot zijn praktisch eigendom heeft
gemaakt, niet de scholen hebben dit ge
wrocht, doch het is geschied, omdat de
landbouwleeraars en de
landbouwonderwijzers in letterlijken zin den boer zijn
opgegaan; in voordrachten en lessen, door
voorbeelden en proefvelden onvermoeid
hebben doen zien, wat bij rationeele toe
passing der theorieën van den landbouw in
werkelijkheid kan worden verkregen. Bij
veredeling der gewassen en verbetering
van Jen veestapel wordt op dezelfde wijze
te werk gegaan.
Zooals ik zeide, dit voorbeeld is een uit
velen, doch daarnaast zijn nog halve pro
vinciën, geheele streken, waar niet of
veel te weinig in dez Ifde richting ge
schiedt, omdat de omstandigheden, waar
onder dit onderwijs kan worden verkre
gen, er minder gunstig zijn.
De voorzitter van de Zeeuwsche Maat
schappij van Landbouw in de Tweede
Kamer, de voorzitter van het Nederland
sche Landbouwci mitéin de Eerste Kamer
en de ondergeteekende op het laatste
Landhuishoudkundige congres en vele
woordvoerders van
Landbouwmaatschappijen en Boerenbonden, die met en
tusschen de landbouwers leven, hun behoef
ten, gebreken fn eigenaardigheden kennen,
willen allen eenstemmig geheel de land
bouwbevolking in deze voorrechten doen
deelen, de adviseurs der regeering willen
het waarschijnlijk eveneens, doch meenen
niet te moeten meewerken tot een vaste
regeling en algemeene uitbreiding dezer
landbouwcursussen, terwijl het zonder dat,
zooals wij zagen, nog veertig jaren zal
duren, voor zij algemeen zijn ; alleen reeds
omdat er eerder geen onderwijzers genoeg
beschikbaar zullen zijn.
Om daartoe te geraken, willen wij aan
denzelfden onderwijzer cursussen in ver
schillende, in dezelfde streek gelegen, dor
pen opdragen. Op dit oogenblik is voor
de hoofden dezer cursussen het landbouw
onderwijs een bijzaakje, dat zij waarnemen
na afloop van hun schooltijd of op een
vrijen namiddag; het spreekt vanzelf dat
zij op die manier slechts aan een enkelen
hoogstens aan twee cursussen les kunnen
geven.
Daarbij komt nog iets anders men
zou zich ten eenenmale vergissen, indien
men meende dat het voldoende was hier
of daar een cursus in lagere
landbouwkunde te openen om er de kinderen der
landbouwers heen te zien stroomen en de
goede en blijvende resultaten te verkrij
gen voor den landbouw in den omtrek,
zooals wij hierboven met een voorbeeld
hebben aangetoond, 't Lijkt er niet naar;
de onderwijzer zelf moet bekend zijn en
als autoriteit worden erkend. Dit gaat
minder gemakkelijk dan men wel denkt
en is toch van de hoogste noodzakelijk
heid. Om hiertoe te geraken moet de
landbouwonderwijzer geheel thuis behooren in
de streek waar hij werkzaam is; hij moet
de landbouwers opzoeken op hunne hof
stede, moet met zijn leerlingen in hun
eigen bedrijf proeven nemen, hun gere
gelde raadsman zijn en de vraagbaak bij
verschilpunten, mislukkingen en toevallig
heden op den akker of in den stal. De
tegenwoordige hoofden der cursussen kun
nen dit reeds daarom niet zijn, omdat zij
er geen tijd voor hebben; hun hoofdvak
is het gewone lager onderwijs, hun
dagelijksch werk in de gemeenteschool, slechts
in hun ledige uren kunnen zij zich bezig
houden met landbouwaangelegen heden;
worden zij verplaatst, wat ter verbetering
van hun eigenlijken werkkring dikwijls
noodig kan zijn, dan ligt alles ter neer
op hun vroegere standplaats en kost het
weer denzelfden tijd, inspanning en vaak
herhaaldelijk vergeefsche pogingen eer zij
op dezelfde wijze zich hebben eigen ge
maakt in hun nieuwe omgeving.
De onderwijzer, die ergens is en goed
werkt, moet er kunnen blijven en niet
gedurig naar iets anders en beters moeten
uitzien, of zijn krachten voor andere werk
zaamheden inspannen,omdat het landbouw
onderwijs, waarvoor de geldelijke belooning
slechts gering is, toch niets meer kan zijn
dan een bijzaak.
Met eenigen goeden wil is zulk een rege
ling gemakkelijk te verkrijgen, mits van
dit landbouwonderwijs een vaste betrek
king worde gemaakt. Wat nu weliswaar
onmogelijk is, zal dan niet moeielijk zijn
om namelijk vier of vijf cursussen aan n
onderwijzer op te dragen. De onderwijzer,
die thans den geheeleu dag in zijn school
moet zijn en voor den landbouwcursus
slechts 's avonds beschikbaar is voor
de meest ver af wonende boerenjongens
een ongeschikte tijd zal dan in staat
zijn op alle uren van den dag deze taak
te vervullen en zoo nobdig ook op het
veld, in de nabuurschap, op een hofstede
met zijn leerlingen in oogenschouw nemen
of beproeven wat voor hen leerzaam eti
nuttig is.
Breda, 13-21900. DR. G. W. B.
(Slot volgt)
Ons Consulaat aan den Congo.
In deze dagen, nu onze consulaire ver
tegenwoordiging meer 'en meer ter sprake
komt, dank zij de uitgave van Hubrecht's
overzicht en de geschriften van den heer
Heidring, en anderen, achten wij het noodig
hier aan te halen, wat de heer A. J.
Sanders in Hoyman en Schuurmans
Exportblad schrijft:
In No 7:
??Waarom wordt de Nederlandse! e handel niet
meer aangemoedigd zich uit te breidtn in dit
rijke deel van Afrika?
»In den geheelen Congo-Staat, en bovenge
noemd aangrenzend gebied, is slechts n enkel
Hollandsch handelshuis, tegenover tientallen
Portugeesche, Belgische en andere firma's. Dit
Hollaudsche huif, de nieuwe Afrikaausche Han
delsvennootschap te Rotterdam, is blijkbaar tegen
concurrentie uit Holland, daar Let bij coutjact
zijne employés verbiedt in dienst te treden van
audere iirma's of ooit zelf handel te drijven, na
ontslag uit haren diens», in genoemde streken.
i-Dit staat gelijk met eene poging tot dood
drukken der eventueele concurrentie, waat wie
is beter geschikt zaken te doen in een vreemd
laad, dan hij die er geweest is en de moeilijk
heden kent?
«?Een andere zaak van groot gewicht is het
volgende.
//De man wiens plicht is den Nederlandtchen
handel in dit gebied voor te lichten en te be
vorderen, onze Consul, is steeds hoofdagent voor
dit monopoliseerend handelshuis. Mij dunkt, een
misplaatste combinatie Indien de toestand van
het land van dien aard is, dat uitbreiding van
den handel, o. a. door oprichting van nieuwe
huizen en voorlichting van importeur?, mogelijk
is en veel succes belooft, bij gering risico, is
een consul, die tevens aan het hoofd staat van
het eeuige Hollandsche handelshuis, aldaar ge
vestigd, niet //the riglit man on the right place."
(/Buiten kwestie is het dat hoe meer
Hollandsehe lirma's in den handel betrokken zijn,
des te meer Holland er van zal profiteeren.
»Als voorb -eld diene, dat België, hetwelk geen
rijstverbouwende koloniën bezit, in 1SS8 voor
050 015.00 frs. van dit artikel naar den
Congostaat zond. Holland daarentegen voor ] 8,0-17.00
frs. Dezelfde verhouding bestaat bij vele andere
artiktlen, waai bij dit niet het geval behoefde
te zijn.
Uat het land nog steeds met reuzensckreden
vooruitgaat, blijkt uit de vermeerdering van
40 pCt. bij vergelijking van de jaren 1VJ7 en
1SÜS in den export.
//Het totaal van den in- en doorvoer in den
Congo-Vrijstaat was in 1S9S frs. 25.185.13S.OO
waarvan uit Nederland 2.130 570.SG of plm.
S1/*) percent.
//Dit betrekkelijk laag percentage voor ons
land, hetwelk door zijne koloniën, en de ont
wikkeling zijner industrie, zeer zeker kan
concurreeren met Belgiëen andere landen, moet
worden toegeschreven aan gebrek aan
Hollaadsche firma's in het gebied van den Congo,
benevens aan gebrek aan voorlichting en de
moeilijkheden daaruit voortspruitend."
In No S:
«?De opmerking dat de zaak waarschijnlijk
eenzijdig is voorgesteld, heeft naar het mij voor
komt uitsluitend betrekking op de positie van
onzen consul en is in zooverre juist, dat tot
nog slechts ae zijde, ui. de mijne, het woord
heeft gevoerd.
//Niets behoeft evenwel onzen consul, den
heer Van der Most, te beletten aan te toonen,
dat mijne opmerkingen een verkeerd licht werpen
op den toestand, indien hij hiervan overtuigd is.
//U'at ik voornamelijk wüde aantooneu is dat
onze consuls aan deL Congo (steeds hoofdagenten
der N. Afr. Handelsvennootschap; n!, eerst, kort
na de vestiging van den Congo-Vrijstaat, de
heer F. de la Fontaine Verweij, daarop de heer
Westerouen van Meeteren en nu de heer Van
der Most) het beroep klaarblijkelijk niet met
den vereischten ernst opvatten. Men kan geen
twee heeren tegelijk dienen, vooral niet als de
u meent, dat zijne belangen tegenover die van
den ander staan, hetgeen in het onderhavige
geval blijkt uit de clausule in de contracten
der N. A. H. V. met hare employé'», waar zij
dezen verbiedt, op een strafboete van 5000
tot een 30.000 gulden, na ontslag uit haren
dienst ooit weder handel te zullen drijven in
het door haar door breedte-graden omschreven
gebied. Wat deze zaak op zich zelve betreft,
nl. het systematisch weren van niet bij de firma
dienende Nederlanders aan den Congo, heb ik
voor belangstellenden het schriftelijk bewijs ter
inzage.
»Als reeds onder de tegenwoordige omstandig
heden de Nederlandsche handel op den Congo
belangrijk mag genoemd worden, zal hij ontegen
zeggelijk tot grooten bloei geraken, indien wij
geregeld op eene behoorlijke voorlichting kunnen
rekenen. Eerst dan kan men verwachten, dat
de Nederlandsche ondernemingsgeest in den
Congo tot zijn rocht komt."
Deze opmerkingen zijn zóó juist, dat ze
slechts algemeen bekend gemaakt behoeven
te worden, om tot een wijziging van zulk
een vicieusen toestand te nopen. Een consul,
die er belang bij heeft, de concurrentie met
zijn eigen Maatschappij te keeren, den
handel naast dien der Z.-A. Handels
vennootschap te fnuiken... in plaats van
hem te bevorderen, hoe lang nog zal de
Nederlandsche Regeering zoo iets dulden ?
De crisis in ie fliamantMnstrie.
een sociaal geyaar.
n.
Maar mér nog deed de zware hand van het
Syndicaat zich gevoelen, in de permanente
ruwprijsverhoogitigen. Stelselmatig als het ware,
werden van af 1895 vooral, de ruwprijzen op
geschroefd en 't meest was dit het geval ia
1S90. Het scheen alsof de leiders van het
Syndicaat, die nota bene als personen zeer
geuttresseerd zijn bij den tegenwoordigen oorlog
in Zuid-Afrika, (enkelen hunner zijn bekende
^vrienden van Rtiodes" c. s.) na de
JamesonRaid reeds alles hadden voorzien. In n jaar
werd alleen bijv. een verhooging van 25 proc.
op de ruwe diamant door hen doorgevoerd,
natuurlijk om in eveutueele gevallen, dat geen
diamant meer voorhanden mocht wezen, gedekt
te zijn t egt n het verminderen der winsten. Htt
waren deze ruwprijsverhoogingeu welke der in
dustrie ontzaggelijke schokken toebrachten.
En nog iets deed het Syndicaat, hetgeen den
koopers m steeds ongunstiger positie bracht.
Terwijl in vroegeren tijd uitgezocht kon
worden wat de kooper meende voor zich noodig
te hebben, kreeg deze echter na het optreden
van het Syndicaat langzamerhand de door het
laatste kant en klaar gesorteerde //shipments"
en ^-series", waar niets uit mocht geweigerd
worden: de //opmaaksels", gelijk de handels
term luidt, van de beambten van liet Syndicaat.
En steeds probeerde dit iaatste deze
»opmaaksels" zoo slecht te doen worden, d. w. z. er
zooveel onbruikbare diamant bij te stoppen, als
dit maar eenigszins kon en dit deed het steeds
rnt t ongeëvenaarde handigheid. Zoo werd dau ook
daardoor de ruwe diamant duurder, al was de prijs
niet hooger dan de laatste maa', nominaal al
thans niet; in werkelijkhe.d was dezelfde koop
duurder dan de vonye, omdat de juwelier veel
metr »»'#</ersoortige waar onder de goede had,
voor hetzelfde gdd. De laatste werd dus van
zelf duurder voor hem in prijs, omdat hij de
eerste moest zien of van de hand te zetten
voor een minderen prijs of zelf moest doen
vervaardigen. In beide gevallen kreeg hij tegen
minder teiug, dan waarvoor hij gekocht had.
Al deze moeielijkhedtu nu, bezorgden het klfiin
kapitaal vooral, een vreeselijk moeielijken strijd
om het bis'aan. En dewijl in deze industrie
naar eene matige schatting, % van de
koopliedeu-juweliers feitelijk kleine kooplieden zijn,
(althans voor de diamant-industrie!), zoo kan
men zich voorstellen hoezeer dit terugwerkte
op den algemeeuen toestand. En vooral hoezeer
de werklieden daaronder te lieden hebben gehad.
De algemeene onzekerheid van weiken, nam met
den dag toe.
Immers het is gemakkelijk gezegd: stijgen
de ruw-prijzen, zoo volgt daaruit, dat de juwe
liers huuue geslepen waren maar naar rato moeten
opslaan en de zaak komt precies op zijn pootjes
weer neer. Neen, zoo gemakkelijk is liet inder
daad niet. Wel is diamant geen consumptie
artikel voor Jan en alleman en is eeiie verhooging
in den prijs van geslepen diamant geen maatschap
pelijk gevaar voor den minderen man, men moet
echter niet vergeten, dat de diainant-industne,
reusachtig uitgebreid als zij in de laatste twintig
jaren is, ook onderworpen is als 't ware aan de
wetten van de markt. Zij is zoo goed
stapelof waren-industrie geworden, als bijv. katoen,
klef deren, meubelen enz.
Wel is waar moesten de geslepen prijzen ver
hoogd worden, maar tegenover de kooplieden
van geslepen vormen de juweliers tiet die aan
eengesloten hechte phalai x, als dat het Syndi
caat van ruw-importeurs dit kan doen tegenover
de juweliers.
En de geslepen-koopman, die ook wel den
toestand zoo wat leerde kennen, ging slechts
Langzaam er toe over de verhoogde prijzen te
betalen. De verhouding van het duurdere ruw
was dus in de laatste jaren nooit evenredig aan
die, van het daardoor ook duuider geworden
geslepen. Eu al was deze toestand ook voor
de groeten OLder de juweliers, de kapitalisten
met groote finantiëele «ausdauer" niet bevorder
lijk aan de prosperiteit hunner zaken, voor den
middel-grooten en den kleinen, kwam het in den
regel hierop neer, dat zij bijra zonder winst
moesten verkoopen, om maar steeds «-door" te
kunnen gaan. Het behoeft nu niet meer nader
te worden betoogd, dat dit alles enorm op de
prijzer, die voor het geslepen werden betaald,
bleef drukken. En wie daar van ten slotte het
meest de dupes werden, dat waren de werk
lieden alweder.
De organisatie der arbeiders, die in 1894
optrad, zorgde voor de regeling en de handha
ving van de loonen, zoodat aan die zijde niet
kon worden getornd, maar de
bestaansonzekerheid, de kansen op vast werk voor de werk
lieden, namen met den dag af.
Zeker zal een beter en voor de diamant-in
dustrie, met behulp van den Staat praktisch
ingericht credietwezen er toe bijdragen in tijdea
van goeden gang van zaken, den kleinen koop
lieden in de diamant-industrie te kunnen doen
voortgaan, zonder dat zij noodig hebben de markt
prijzen van het geslepen Ie drukken. Zoo iets zal
n kleinen n groot en ten goede komen.
De kleine en middelkleine juwelier moet in
de gelegenheid worden gesteld, op zijn onder
pand een behoorlijk voorschot te krijgen, zoodat
hij niet, noodig heeft in tijden, als 't eren
spant, tout prix als 't ware, te verkoopen.
Voor kapitalisten is hier veel te doen en
m. i. vordert het algemeen belang, dat de Staat
er zich mede bemoeit, zoodat bijv. de zooge
naamde beleeningen bij de Nederl. Bank op vél
voordetliger en voor den diamanthandel mér
aannemelijke voorwaarden kunnen geschieden,
dan dit tot nog toe het geval is. In Antwerpen
is men reeds lang er toe overgegaan, zijn aan
dacht te wijden aan dit belang voor den dia
manthandel en is reeds veel gedaan ten ditn
opzichte.
De Kamer van Koophandel hier ter stede,
moet veel mér hare aandacht gaan wijden aan
deze inbeemschen lokale nijverheid waarvan zoo
vele Amsterdamsche belangen afhankelijk zijn.
De kiesverenigingen, welke bij verkiezingen
voor dit lichaam den toon aangeven, moeten
breken met kliekgeest en dienen er voor te
zorgen, dat er wat flinke mannen van zaken
uit de diamantwereld, zitting krijgen in deze
Kamer.
Onze regeering moet hare consuls in de ver
schillende landen de bepaalde opdracht geve),
hunne aandacht te wijden aan de diamant
nijverheid en in de verschillende landen een onder
zoek doen instellen naar het verkrijgen van
deboucbés voor de Amsterdamsche
diamantindustriëelen, zoodat die, als zij willen en ge
sel, aftsfahigskeit genoeg bezitten, niet allén
behoeven te wachten tot den tijd, dat het
Amerikanen en Duitschers gelieft hen hunne
waar te komen afkoopen.
Alles behoort er in 't werk te doen gesteld
worden om het doen van zaken in deze nijver
heid te bevorderen. Caceant consules ! riep men
eenmaal in dea Eomemschen Senaat, opdat het
gemeenebest geen kwaad geschiede ! Hetzelfde
zij hier Staat en Gemeente, het zij hier allen
toegeroepen, die ruim genoeg van blik zijn om
in te zien, dat in het te gronde gaan van de
diamant-industrie een groot, zér groot sociaal
gevaar ligt.
De werklieden hebben van hunnen kant alles
gedaan, wat menschelijkerwijs en redelijkerwijs
gesproken, werklieden kunnen doen om zich
eeuige bestaanszekerheid te verschaffen. De
loonen hebben zij geregeld; hun arbeidstijd in
gekrompen; het leerlingwezen met opoffering
van duizenden guldens zoodanig geregeld, dat
het aantal werklieden voor de naaste toekomst
in overeenstemming zal wezen, met de voor de
produktie noodige hoeveelheid banden.
Als de tijden wat beter worden, zullen
werkeloozeufondsen en brood-coöperatie, daarna
door coöperatieve consumptie van andere noo
dige levensmiddelen gevolgd, door hen wor
den in het leven geroepen, zoodat, als alles
gjed gaat, feitelijk broodsgebrek in slechte
dagen uitgesloten zal zijn. Zij zullen zich
onderimg tegen alle kwaad zooveel mogelijk ver
zekeren. Mér kan men van werklieden niet
verlangen en meer kunt en werklieden toch ook
niet doen! Maar nog eens, zij die voor het
algemeen belang te zorgen hebben, dieaen nu
eens en voor goed ! te breken met tra
ditie en sleur en dienen zich de belangen var
de diamant-industrie, waarbij hier ter stede tien
duizenden betrokken zijn, aan te trekken.
Als de oorlog in Zuid-Afrika gedaan zal
wezen, zal de kaart van dit land vermoedelijk
belangrijke veranderingen hebben ondergaan.
Hoe de zaken loopen zullen, weet nu noo- nie
mand, maar als de Transvalers en de Vrijslaters
blijven winnen, hetgeen niet zoo onmogelijk is
en de Engelschen het loodje leggen, dan zal
het er voor de diamant-baronnen in Engeland
een weinig anders gaan uitzien dan tot nog toe.
Wel is waar wordt er in Transvaal-zelf weinig
of geen diamant gevonden, maar in het thaus
door den Oranje-Vrijstaat geanexeerde
Griqualand, zooveel te meer.
Onder de voorwaarden waarop Engeland mis
schien zal genoodzaakt zijn vrede te sluiten, zal
ook behooren, dat het geannexeerde gebied
waarin Kimberley zich bevindt, onafhankelijk
wordt van Engeland. Misschien dat dan een
maal de tegenwoordige -ssö^-eigenaren, niet meer
dan tot \ai]U-concessionarissen worden verklaard
Dan zal de tijd gekomen zijn voor Nederlandsen'
kapitaal om op te treden. Maar dan moet dit
anders geschieden dau tot nog toe. En al
schijnt zoo iets, als het optreden van
Nederlaudsche ondernemers voor de fxploitatie van
diamantmijnen in Z. Afrika een chimère, het
zou kunnen gebeuren. Als wij er toe willen
medewerken onze //broederstaten" in Zuid-Afrika
vrij te doen maken van Engelsche
overheersching, dan dienen wij er voor te zorgen, dat zij
dit niet alleen in politieken, maar dat zij dir,
ook in economischen zin worden. Er is hier te
lande kapitaal in overvloed in buitenlandtche,
dikwerf zeer problematiscL-soliede fondsen
be