Historisch Archief 1877-1940
No, 1184
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
kwam daar nog een, hun positie verster
kende, omstandigheid bij. Eu wel deze,
dat de mijnontginning geen gelijken tred
houden kon met de door de uitbreidiOg
d« machine-nij perheid stijgende vraag.
Wel steeg van 1875 tot 1893 de ^productie
van ongeveer 48 tot ongeveer 95 millioen
tonnen (steen- en bruinkolen te zamen)
maar hoe aanmerkelijk dit ook op zichzelf
is, wanneer wij daarnaast 97 millioen voor
het verbruik vinden, blijkt er toch een
achterstand te zijn, die invoer noodzakelij k
maakt eu bovendien de prijzen verhoogen
moet, wat ook dank de loffelijke eenstem
migheid der kolen handelaren direct ge
beurde. Daar komt nu wel niet een gebrek
aan arbeidskrachten bij, maar, dan toch
een juist even voldoende aantal, verklaar
baar uit het stroomen van allerhande
werklieden naar de fabrieksnijverheid.
De positie der werklieden was dus voor
de mijuirtdustrie al jaren lang uiterst gun
stig in Duitschland en wij kunnen daar
dan ook een zeer ontwikkelde arbeiders
organisatie waarnemen die heel wat con
cessies hier en daar wist te verkrijgen.
In Oostenrijk was de toestand voor een
deel eenigszins anders. Wel ontwikkelt de
industrie zich daar in de Duitsche streken,
Bohemeu. Silozien, Stiermarken, maarniet
in de mate als in Duitgchland en de toe
stand der mijnwerkers was er dan ook
niet zooals in de aangrenzende Duitsche
landen. Toch kreeg Oostenrijk een vleug
mede van den huldigen bloei en dadelijk
maakten de arbeiders ervan gebruik hun
aandeel te vragen in de winst. Voor
eerst omdat zij zagen, dat er iets te krijgen
zou zijn, en dan ook omdat zij juist in deze
tijd konden waarnemen hoe hunne makkers
in Frankrijk en Belgiëreeds veel verder
gekomen waren. Men herinnere zich het
algemeen Belgisch mijnwerkerscongres te
La Louvière in Nov. gehouden, waar be
sloten werd tengevolge van de verbeteringen
dour de eigenaars gegeven, voor loop ig den
bestaanden toestand te accepteeren.
De eerste werkstaking in Stiermarken
had reeds dadelijk een gewenscht succes en
enkele van de eischeh werden gereedelijk
toegestaan. Dit gaf den laatsten stoot en
weldra werd in alle kolenbekkens van
Bohème, Moraviëen Oostenrijkse!» Silezië1)
de arbeid neergelegd met stelling van de
volgende eischen: lo. Achturigen arbeids
dag; 2o. bepaling van een minimumloon;
3b. gratis werktuigen en brandstof; 4o.
vrijen Zondag; 5o. verbetering der zieken
en verzekeringskassen ; 60. aanstelling van
door de arbeiders gekozen inspecteurs. En
nog enkele andere bijkomstige als: vrijen
l Meidag en hier en daar plaatselij
kewenschen. De loonsopslag varieert voor de ver
schillende districten tusschen 10 en 25 pCt.
De staking kwam in Oostenrijk alles
behalve gelegen, niet alleen te midden van
allerlei politieke verwikkelingen, maar ook
oj> een tijd van veel kolenverbruik en
weinig voorraad. Vandaar ook, een aan
vankelijk zeer welwillend optreden der re
geering, die zich populair te maken had
eüeen zeer straf en vertoornd optreden
van de mindere autoriteiten. De mijneige
naren zelf, waaronder een der grootsten
's keizers broeder is, waren voor geen over
reding, zelfs geen .ministerieele, te vinden,
en de zitticgen der verschillende
scheidagericht en liepen op niets uit. In
Pilsen, verklaarden de ondernemers »dat
z$ met arbeiders, die als werkstakers den
bodem der wet verlaten hadden, niet onder
handelden." Daarmede was het niet uit.
Een ooggetuige berichtte uit Oderberg:
»Heden zag ik dat zes arbeiders wegens
overtreding van de wet op de vereeniging
E2Ï!
tintiN m m ii 11 itntiiimniMim lu
ZBIJ" HEET
Uit Tiet Noorsch,
VAN
LABS DILLING.
(Slot.)
Boven de schrijftafel hing het portret van
een vrouw. Dat was zeker de moeder van den
advokaat. Het was een voorname, knappe, ouda
dame met eea innemend gelaat en een paar
vriendelijke oogen. Die zouden zeker ook wel
bruin geweest zyn.
Op eens schrok Elin uit hare overpeinzingen
op en ging met zenuwachtige haast stof afnemer..
Ieder voorwerp werd voorzichtig opgenomen,
het stof er af gewreven en dan weder op zijn
plaats gezet. Toen werden de verwelkte bladen
van de bloemen in het raam afgeplukt, de
statiegordijnen in de plooien gehangen, de
stoelen recht gezet en toen. toen kwam het
haar op eens in de gedachten, dat zy den
geheelen morgen volstrekt nog niet aan Olof
had gedacht.
Zy liep naar haar eigen kamer en ging daar
luidkeels zitten schreien. Er was toch op de
heele wereld geen slechter en ondankbaarder
schepsel dan zy.
Juffrouw Walding kwam boven om haar te
halen.
Zij gingen samen naar het kerkhof en koch
ten onderweg een krans.
Op het graf lag een groote steen van graniet.
Dat was het sterkste en duurzaamste, meende
de familie.
Het gaf toch niets of men er al bloemen
plantte; er was toch niemand om ze te ver
zorgen of het graf te onderhouden in dat
vreemde land.
Eliu knielde op de zerk nfder. Zoo bleef
zij lang liggen, met het hoofd tegen het harde
graniet gedrukt.
Juffrouw Walding bekeek intusschen de ver
schillende graven en liet Elin met haar smart
alleen. Zij was verstandig genoeg om in te zien,
dat er in zulke oogenblikken voor een troostend
woord geen plaats is.
Op hun terugweg zagen zij op den hoek van
een straat een vrouw zitten, die bloemen te
koop had. Juffrouw Walding kocht een bouquet
van haar.
Nu wy' by de dooden bloemen gebracht
hebben", zeide zij, zullen we voor de levenden
thuis ook wat bloemen medenemen."
Voor wie dan ?"
Voor den advokaat natuurlijk. Hij houdt
bijzonder veel van bloemen." Elin zag naar
den grond en zeide niets. Altijd die advokaat!
Zy' zou hem bijna kunnen haten.
Toen zy thuis kwamen was het al over vieren.
in ketens naar Oilerberar vervoerd werden.
In de arrondissementen Freistadten Teschen
hebben reeds talrijke veroordeelingen zonder
getuigenverhoor plaats gehad, en men bewerkt
de veroordeelden opdat zij niet in hooger
beroep gaan. Ambtenaren der mijnen be
geleid door gendarmes vangen arbeiders
op straat op om ze tot arbeid te pressen.
Gelijktijdig worden de arbeiders door ver
bodsbepalingen omtrent vergaderingen, door
huuropzeggingen en andere plagerijen in
't nauw gebracht." Elders zijn
mijnwerkersvereenigingen ontbonden, redenaars gevan
gen gezet. Toen men een staking van
stokers en machinisten vreesde, werden deze
weken lang afgezonderd gehouden van alle
audere arbeiders, zij mochten de werk
plaatsen niet verlaten en sliepen in de
loodsen op stroozakken. Dit was
vergeefsche moeite, want een deel van
hen legde eveneens het werk neer.
De staking bepaalde zich niet tot Oosten
rijk. E-rst begon het in Hongarije en
daarna ook in de aangrenzende Duitsche
gebieden: Silezië2) en Saksen 3j. De eerste
eisch was daar: het verbod van vervoer
van kolen naar Oostenrijk, met de duide
lijke bedoeling dus den striid der kameraden
daar te ondersteunen. Daarna kwamen
dezelfde eischen als ginds omtrent werktijd
en loonsbepaling. Op deze volgden de
arbeiders in het Wurmbekken 4), die echter
door onderlinge oneenigheid ouverrichter
zake weder den arbeid begijnen moesten ;
toen die in het Ruhrbekken, waar ten zeer
groote industrie is en ten slotte sloten zich
ook de arbeiders bij Halle in Pruisisch
Saksen aan. Zoo zijn bijna tweemaal hon
derdduizend arbeiders zonder werk vrij
willig tot onderlingen steun, tot verovering
van betere levens voor waarden 5).
De beleekenis van deze werkstaking is
bijzonder groot, niet slechts omdat ze den
kolennood, op dit oogen blik in geheel Europa
gevoeld, nog verscherpt en in de meest
nabij liggende districten reeds ettelijke
fabrieken tot sluiten gedwongen heeft, de
spoorwegen den dienst heeft doen vermin
deren enz., maar van het standpunt der
arbeidersbeweging voornamelijk, omdat zij
het toonbeeld is van een krachtig protest
en streeft naar een der allereerste
arbeiderseischen, den achiurigen arbeidsdag.
Wij zullen beide punien bezien, omdat ze
die algemeene strekking hebben.
Slechts hier en daar en zeer zelden hoort
men van een rustverstoring door de stakers
en waar dat dan nog plaats heeft ligt de
oorzaak er van in de wijze waarop de
plaatselijke overheden optreden. Dit tooiit
dat het den arbeider zeer degelijke ernst
is, en dat zij inderdaad niets anders willen
dan hun recht verkrijgen door het eenige
middel, dat zij hebben, den dwang door
onthouding. Vroeger was dat anders en
voor de mijneigenaren veel gemakkelijker
en aangenamer. Toen was er reden om uiet
soldaten en geweren op te treden en was
door een dergelijke handeling de vrees aan
leiding tot de overgave. Nu dringen de
arbeiders aan op scheidsgerecht, op onder
handelen, op gezamenlijke regeling. En
daartegenover staan de ondernemers veel
minder sterk. Wij zagen, dat zij niets an
ders konden doen dan weigeren en plagen.
De houding der arbeiders hangt pp deze
wijze af van hun moreel uithoudingsver
mogen, van hun wilskracht en het vertrou
wen op hun goed recht, om medetedeelen
in de voordeelen getrokken uit hun eigen
arbeid.
Juist bij een dergelijk gedrag der arbeiders
komt het verschil vaii positie zoo duidelijk
aan den dag. De arbeiders kalm en waardig
omdat zij opkomen, voor wat hun toekomt,
«HtwnliiiiliiiMiiiiiiiiiiiimiiMillMmiiiimiiiiiitiiiiiiiiiiiiimiHii
De juffrouw moest zich haasten de tafel
gereed te maken.
Zie eens," zeide zy tot Elin, terwyl ze haar
het bouquet gaf. G* jij die bloemen nu eens
op de kamer vaa mynheer Edelfeldt brengen.
Ge zult er wel het een of ander zien staan,
waar ge ze in kunt zetten."
Elin schikte de bloemen in een schaal, doch
hield er nog over.
Zij keek zoekend in het rond en zag een
vaas voor den spiegel staan.
Die zal ik nu eens netjes opsieren", zeide
ze in zich zeif.
Zij begon de bloemen in de vaas te schikken.
Er was een kleine, lichtroode roos bij, die
te kort van steel was om in de vaas te zetten.
Zij stak ze in het haar en keek onwillekeurig
op om in den spiegel te zien. Ja, dat lichtiooJ
stond heel aardig in haar lichtblond haar.
Eenige bloemen stonden nog niet naar haar
zin. Zij haastte zich ze beter te zetten.
Nu zag de vaas er netjes uit eu kon zy wel
gaan. Doch toevalliger wijze een laatsten bl k
in den spiegel werpend ??, zag zij, behalve haar
eigen gelaat ook nog dat van een ander. Het
waren een paar bruine oogen. Zy kreeg op
eens een hoogroode kleur en zag verschrikt
in het rond.
hergeef me ... ik ... ik..."
Wat zou ik moeten vergeven ? Dat u met
een vriendelijke hand een weinig geur en kleur
tracht te brengen in het eenzame vertrek van
een vrijgezel."
De juffrouw heeft geen meid zooais n weet
en toen toen heb ik haar wat geholpen om
hier een weinig op te ruimen."
Ja, ik kan zien, dat hier opgeruimd is !",
zeide hij de kamsr rondziende. Zoo keurig is
mijn kamer nog nooit in orde geweest, sedert
mijn goede moeder daarvoor zorgde."
Hij zuchtte.
Elin frommelde zenuwachtig eenige losse
blaadjes in de hand.
Om niet dicht bij hem te komen, maakte zij
een omweg langs dan leunstoel en kwam zoo
bij de deur.
Nu, nu geloof ik, dat alles in orde is,"
zeide zij verlegen.
Ja, dat geloof ik ook wel," zeide hy glim
lachend. Duizendmaal dank juffrouw."
Zij haastte zich om de deur uit te komen
Het laatste wat hij van haar zag, was een
kleine lichtroode roos, die achter tusschen haar
haar uitkwam.
De advokaat bleef midden in de kamer staan
en zuchtte.
't Is of een krachtige adem al het stof hier
heeft weggeblazen. Alles staat als onaangeroerd
en toch is nergens een stofje of smetje te
vinden. Maar waarom moet ik nu weder ver
wend worden ? Zoo'n oude, grijze kerel als ik
moet immers al heel blij zijn, als een slordige
dienstmeid hier en daar met haar stofdoek
langs wrijft, zoo dikwijls het stof overal een
duim dik op ligt. En dan mag ik nog van geluk
spreken, als ze mijne papieren niet door elkan
der gooit en niet al te dikwijls den inktkoker
de ondernemers hun toevlucht nemende tot
allerhande slinksche strijdmiddelen en tot
ruw geweld. Tevens kont de positie der
regeering hier ook ondubbelzinnig aan het
licht. In Oostenrijk is ze. zwak en deed
ze behalve de enkele pogingen tot verzoe
ning niets meer, ook niet t^gen de lagere
overheid, die onder den invloed der
mijneigenaren, dier belang voorstond. In Sak
sen treedt ze op, op eene wijze die dui
delijk er op duidt hoe zij zich n voelt
met de industrieelen en grondeigenaars van
wie de arbeiders concessies eischen. E^n
sterk staaltje daarvan is de aanschrijving
door eiken niet Saksischen siaker?en zoo
zijn er zeer velen ontvangen, van den
volgenden inhoud:
«Volgens beslissing van het provinciaal
bestuur wordt u (als vreemdeling) aange
zegd, dat gij uit het koninkrijk Saksen
uityezet zult worden, indien gij niet binnen
24 uur liet werk weder hervat, en daarvan
door middel van een verklaring van het
mij n toezicht, aan het gemeentebestuur hebt
kennis gegeven." Dit is nog niet alles:
de kleine staat van beleg is afgekondigd,
geldinzamelingen worden verboden, het
postenzetten wordt als vergrijp tegen de
orde gestraft, het opzoeken rler arbeiders
in huis als huisvredebreuk behandeld, enz.
En toen de minister evenals zijn
Oostenrijksche collega een onderzoek ging instel
len, was hij daarmede in twee uur gereed
en verwaardigde hij zich niet n arbeider
te hooren.
Wij zien hier ook het meest kras op den
voorgrond treden van die zoogenaamde
arbeidsbescherming volgens welKe zij die
wél willen arbeiden worden gesteund door
politie en legermacht, en waarbij het dui
delijk wordt hoe weinig begrip van arbei
dersbescherming bij eene regeering huist,
die de neutraliteit uiet zoover kan bewaren,
dat zij aan elk der ftrij.lende partijen over
laat zijn eigen zaken te regelen en het
eenige machtsmiddel, de massa solidariteit
te gebruiken.
Daarnaast is het doel heteekenisvol, nu
de strijd zich steeds meer ontwikkelt als
een terwille van den verkorten arbeidsdag.
Het mag werkelijk wel vooral hierom
den aandacht trekken, dat op deze wijze
door de arbeiders-zelr' eene verbetering ge
bracht wordt in de productie-manier. Waar
de korte arbeidsdag is ingevoerd, is overal
de intensiteit der productie vermeerderd,
bleek overal dat de arbeider door zijn
meerdere rust en beter tijd tot ontwikkeling,
in capaciteit meer gestegen was dan de
arbeidstijd was verminderd. En zoo wordt
de industrie tegen wil en dank
vooruitgedreven op den weg der vooruitgang. Men
kan er een historische taak der arbeiders
in zien. Want natuurlijk brengt de invoering
in den eersten tijd een verliespost, en deze
is het, die door de ondernemers wordt ge
vreesd : eerst in verloop van tijd komt de
winst der maatschappij ten goede. Dat
vooruitzorgen doet de arbeider, omdat hij
het voor zijn eigen behoud moet doen.
Reed» nu heeft hij een succes behaald. In
de Beiersche Kamer werd aangenomen den
arbeidstijd in de staatsmijnen tot op 8 uur
te verkorten, en dit is een eerste stap om
het voor Duitschland en Oostenrijk gedaan
te krijgen en te maken, tiat de reeds dadelijk
door de arbeiders, afgevaardigden aanhangig
gemaakte besprekingen wat meer resultaat
hebben.
Er is met het oog daarop nog een andere
kwestie, die zich bij een dergelijke groote
werkstaking v ordoet, en die, waar het het
monopolie geldt, van een dusdanige
beteekenis als dat van de kolen is voor de
industrie en eveneens voor de gansche
HMinutim,*i*m««iniM
op het tapijt laat vallen.
Hy zag naar het portret dat boven de schrijf
tafel hing.
Ach, moeder, moeder, waarom zijt ge toch
heengegaan en hebt ja armen, grooten jongen
zoo hopeloos en alleen achtergelaten j"'
Hij uain zijn lorgnet af en wreef de glazen
wat ojj. Daar was zeker ook stof op gekomen.
Des middags aan taiel ging het heel stil toe.
Zelfs de juffrouw, anders altijd even spraakzaam,
sekten taan» niets te vertellen te
hebbenToen Elin des avonds naar bed zou gaan
en het haar losmaakte, viel de roos op den
grond. Zij vertrapte ze onder den voet.
Nu denkt nij natuurlijk, dat ik me voor
hem zoo heb opgeschikt," zeide ze in zichzelf.
'k Zou die advokaat wel kunnen haten doch
neen, dat is tcch niet waar. Ik kom hier om
te huilen te huilen om mijn Olof en nu
zou 't er op uitloopen, dat ik ging huilen om
een ander."
Zij blies de lamp uit en ging naar bed. Het
was haar niet mogelijk, zooals gewoonlijk, een
hoofdstuk in haar bijbel te lezen. Daarvoor
was ze te zeer ontstemd.
III.
Een week lang ging alles zijn gewone gang.
De advokaat ging naar zijn kantoor, juffrouw
Walding bleef in huis en Elin ging iederen
dag naar het kerkhof.
L>e nieuwe meid viel bijzonder mede. Het
was een lang schepsel met een onfrissche blauw
stoffen japon aan. Ze had vuurroode armen,
vlekken in het gelaat en in het haar een takje
vergeet-me-nietjes van papier. Die bloemen
had ze van een korporaal, waarmede ze nu al
in het vierde jaar verkeering had. Ze liet ze
dag en nacht in het haar zitten, wat juffrouw
Walding erg romantisch vond.
Dat is nu eens trouwe liefde," zeide zij,
zooals men tegeawoordig zelden meer aantreft
en vooral niet bij dienstmeiden, die liefst iedere
maand een ander hebben."
Elin zuchtte.
Zij dacht bij zichzelf, dat die lange Liesbeth
toch heel wat trouwer was dan zij. Zy droeg
Olofi ring om den hals en het was als of die
haar soms op de borst brandde.
Lange Litsbeth was intusschen ook niet
zonder gebreken, zij dacht om iets te noe
men zooveel aan haar korporaal en zijne
vergeetmijmetjes, dat zij geregeld vergat stof
af te neinen in de kamer van den advokaat.
Daarom deed Elin dit iederen dag, maar zij
zorgde wel, dat ze niet op die kamer kwam
op tijden, dat mijnheer Edelfeldt thuis kon
komen. Maar toch begreep deze wel, wie de
vriendelijke lee was, die iederen dag met haar
tooverstokje zijn kamer rondging, maar hy
zorgde er wel voor daarvan niets te laten
bemerken.
De droefgeestige trekken in zijn gelaat ver
dwenen intusschen geheel en al. Aan de maal
tijden, de eenige gelegenheden, dat hij met de
dames samen was, was hij vriendeijk en
opgemaatschappij, nog sterker den aandacht
vraagt, namelijk, die van staatsexploitatie
der mijnen. Niet zoozeer omdat de overheid
zich in deze zooveel beter en toegeeflijker
heeft getoond, want het tegendeel is
het geval, maar wel omdat de staat
zelf onder de voortdurende controle staat
van hen wier belang het hier in de
eerste plaats geldt: arbeiders en consu
menten. Een Staats-politietoezicht, zooals
dat in Pruisen, voor>kort algemeen is
geworden, is daartoe geenszins voldoende,
in ieder geval niet bij de tegenwoordige
algemeeiie regeling der politie, steeds door
de volksvertegenwoordiging zoo moeilijk te
controleeren. En ook niet zoolang het nog
niet wordt uitgtosfend door door de arbei
ders zeif gekozen inbpecteurs of tenminste
hulpinsptcteura.
Waar wij een mijnindustrie hebben van
al zeer luttele beteekenis, maar die toch
nog wel eenige uitbreiding kan ondergaan,
zijn deze overwegingen ook wel van eenige
bijzondere beteekenis, maar meer moet het
ons belang inboezemen, hoe dicht bij ons
een strijd gestreden wordt voor een even
goed recht als daar ginds ver in 't Zuiden,
en hoe die strijd voor de zooveelste maal
weder aantoont tot welke misstanden en
rampen het vrije wallen und schallen met
zaken van algemeen nut lijden kan.
De staking is op zich zelf een ramp als
iedere andere, eu als wij h a«,r recht vaardig
noamen, zooals wij het den oorlog doen,
dan getuigt dat niet voor de gelukkigheid
van den toestand te midden waarvan zoo
iets noodzakelijk wordt.
H
Naschrift: Dit artikel was reeds gezet
toen de tijding kwam dat de staking te
Zwickau geëindigd is doordat de ongeor
ganiseerde arbeiders het niet konden hou
den. Voor andere ongeorganiseerden is dut
een les.
1) Het zyn de bruinkooldistricten in N.
Bohème: Falkenau, Elbogen, Komotau, Brüx,
Teplitz, en de kleinere bij Grottau, Wustung
en Budweis. Het aantal ondernemingen is
650 met een arbaidersaantal van 30.000 en een
jaaropbrenget van 170 mill. centenaren, met
een waarde van 70 niill. kronen.
En de steenkooldistiicten: Pilsen. Kladno,
Schatzlar en Qualisch in Bohemen, Oswau en
Kawin in Moraviëen Silezië. Het aantal
ondernemingen is 260 met 85000 arbeiders en
een jaaropbrengst van 90 niill. centenaren,
met een waarde van 73 mill. kronen. Behalve'
in Rossitz waar de acnturendag reeds is
ingevoprd staakt men in allo bekkens.
2) De districten Waldenburg-Neurode, en
Beuthen-Königshütte.
3) De districten Zwickau, en Chemnitz.
4} Rradom Aken.
5) En in Saksen nog wel niettegenstaande de
organisatie hier van regeeringswege is ontbon
den en er geen weerstandbkassen euz. bestaan.
mtmiiniiiiiiimiiiimiiiiiitiiifiiiiiiiiiiMHiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Muziek in fle Hoofdstad,
Zonder eenigen twijfel hehoortWilly Burmester
tot de grootste violisten van den
tegenwoordigen tijd. En zij die zulks nog niet wisten,
hebben het wel bebpeurd, nadat zij hem het
ruimd en Elin eveneens. Een paar malen had
ha»r hartelijke, gulle lach weer door de kamer
weerklonken, maar dan was zy plotseling naar
haar kamer gegaaa en daar in tranen uitge
barsten omdat zij zoo hartelijk gelachen had.
En toch, zij kon het heusch niet helpen.
't Was eigenlijk gelukkig, dat ze maar weer
spoedig naar huis terug zou gaan, want dan
zou zy dien advokaat nooit meer zien, en nooit,
nooit meer aan hem denken. Maandagavond
was zy te Kopenhagen gekomen en nu was't
Zondag, een heerlijke Zondag.
Des morgens waren ze allen drie naar de
kerk geweest.
De advokaat zou 's middags by- een zijner
kennissen in de stad gaan eten.
Juffrouw Walding hai heimelijk de hoop
gekoesterd, dat haar vurigste wensch dien dag
eens vervuld zou worden, en de advokaat met
hen in een restauratie zou gaan eten en nu
dat verkeerd was uitgeloopen, was zij in een
slecht humeur.
Er werd dien middag aan tafel dan ook
heel weinig gesproken en na den middag ging
juft' ouw Walding haar zuster bezoeken. Lange
Liesbeth dwaalde vermoedelijk met haar kor
poraal door het bosch en Elin zat dus geheel
alleen thuis. Zij wilde wat gaan lezen, maar
de lucht was zoo zwaar en drukkend, dat hare
oogen onder de lectuur dicht vielen.
Zij deed daarom haar mantel aan en ging
naar het kerkhof Het was een heel eind
loopen. Toen zij er aankwam, ging de zon
r<;eds onder.
Het was er heerlijk stil en kalm.
Aan Olofs graf gekomen, knielde Elin zooals
gewoonlijk vour den grafsteen neder.
Olof," riep zij huilende, lieve Olof vergeef
mij. Ik weet, dat ik me aan je nagedachtenis
bezondig, maar ik kan het niet helpen. Ik
bemin hem. O, mijn God, wat ben ik ongelukkig!''
Een licht geritsel deed haar opzien.
Zij stond op en keek in het rond.
Achter haar was een graf, dat zij nog nooit
had opgemerkt. Het geleek een rijke
bioemenhof en was afgesloten door een hek. In het
midden stond een zwart marmeren zuil half
verborgan onder treurnzen. Verbeeldde zij
het zich of was het werkelijk zoo ? Daar stond
hij tegen het hek geleund: die flinke, krachtige
man met zijn donkeren baar J, terwijl zijne
vriendelijke bruine oogen haar deelnemend
aanzagen.
Zij gaf een gil van schrik, viel op den graf
steen neder en begon luidkeels te huilen.
Advokaat Edelfeldt deed het hek open en
trad op haar toe.
Juffrouw Hollander, Elin bedaar toch," zei
hij zacht, zich over haar heenbuigende om haar
op te richten.
Zij schudde het hoofd.
Is hij het dus werkelijk?"
Ja, wie anders? Ik ben mijn gezelschap ,
ontloopen om hier wat rust te zoeken. Heb ik
u doen schrikken?"
Ja!"
Hij ging naast haar op den grafsteen zitten.
concert van B ach in E hebben hooren spelen
op het vorige abonnementsconcert in het
Concertgebouw. Il-iedn de keuze van dit
nummer verdient allen lof. Geen halsbrekende
passages, geen seutimenteele toonzwelger\j
kunnen hier aanleiding geven tot
virtnosenexcessen.
Met diep gevoel en edelen eenvoud werd
het heerlijke Adagio in cis kl. 3 weergegeven
en lang nog zal het zeker iedereen heugen
dat heerlijk stuk kunst op die wijze te hebben
mogen genieten.
Ook het Allegro en het Finale werden
voortreffelijk in stijl gespeeld; misschien kon
er van de zijde van den solist iets meer
toegeefelykheid, meer elasticiteit aanwezig zijn
geweest in rhythmisch opzicht tegenover het
orchest; maar zooals gezegd is het was een
groot genot te luisteren naar de verheven
tonen van Bach, die Burmester aan zijn
prachtigen Guarnerius. wist te ontlokken.
Was ik toen maar weggegaan ; want nu moet
ik, om eerlijk te zyn, ook mededeelen dat het
vioolconcert van Mendelssohn my van het
begin tot het eind een deceptie geweest is.
Het is mij volkomen een raadsel hoe iemand,
die straks zoo mooi Bach gespeeld heeft, een
oogenblik later zoo vele rhythmische
wispelturigheden en tempo-overhaastingen aan den
dag kan leggen en dat tegenover een werk
hetwelk, gelijk Mendelssohn's vioolconcert een
standpunt inneemt in de vioollitteratuur. Het
lust mij niet daarover lang uit te weiden en nog
veel minder over de smakeloosheid van den vir
tuoos, die na Mendelssohn's concert, met eene
sSailiiinzerei" voor den dag kwam als toegift;
zooiets past niet op een ernsiig concert. Ik
neem afscheid van Burmester en laat bern liever
voortleven in mijn gedachtenis als Bach-speler.
Door het orchest werd eene zeer schoone
uitvoering gegeven van Brahm's eert,t«
symphonifl aan het begin van den avond, deze werd
met Weber's Obéron-ouverture besloten.
Tot mijn genoegen was het my vergund de
laatste séance der Bolleners by' te wonen. Zy'
vond plaats in de zaal van het Gebouw van den
Werkenden S'and, welke acustiaeh niet zoo
gunstig is als de kleine zaal van het Concert
gebouw. Zooveel te meer getuigt het van het
enorme samenspel en het werkelyk ten toppunt
gevoerde achevéder vier heeren, dat slechts
de eerste tonen van Sinetana's »Aus meinem
Leben'' dit deden bespeuren. Juist met dit
opus hebben de Bohemers den grondslag geleïd
van hunnen roem. Daarmede hebben zy in
Weenen aller harten veroverd en van Weenen
uit ging hun de faam overal vooruit, waar zy
ook kwamen. De wijz« waarop zij dit qaartet
dan ook spelen is zóó, dat een ander gezel
schap hen moeilijk daarin zal kunnen evenaren.
De muze van hunnen landsman is hun eigen
muziektaal en een taal die door zyn slavisch
idioom niet gemakkelyk door anderen kan
worden gesproken. Zij eerst recht weten ons
met het gevoelvolle Andante mede te doen
leven. Zij weten onze sympathie op te wekken
voor het volksliedachtige karakter van het
Allegretto evenals voor het zuchtende en dwe
pende slot van het Finale.
Mozart's quartet in Es en Beethoven's op
59 No. 3 in C waren de andere nummers van
het programma. Gaarne erken ik dat mij dit
maal n Mozart n Beethoven toeschenen van
eene volmaaktheid in styl en van eene
technische afgerondheid, zooals ze zelfs by de
Bohemers niet altijd voorkomen. Mozart teer,
doorzichtig, naïef. Beethoven grootsch. forsch
en vol mannelyke kracht. En wat een rust
by de moeilijkste) passages, wat een tempo
in de slotfuga van Beethoven's quartet, en dat
zonder de minste gejaagdheid !
De heeren Hofmann, Suk, Nedbal en Wihan
hebben dit jaar weder opnieuw ondervonden
dat zij geen warmer vrienden kunnen hebben
dan hier. Telkenmale als zy wederkomen zal
IIIMIIMIH1IIMI1IIIII
Maar waarom zijt ge toch zoo bevreesd
voor me?"
Ik weet het niet."
Zij wilde opstaan.
Het is al laat. Kom laten we raar huis paan."
Hij h':el l haar zacht terug. Zij schudde
het hoofd.
Neen laten we nu nog even blijven zitten
en met elkander praten. Zeg me eens Elin,
zeg me eens Elin, gelooft ge, dat vriendelijke
geesten ons op deze plaats omringen?"
Ja, dat geloof ik wel."
Maar zoudt ge dan ook niet denken, dat
de gelukkige wezens hier boven veronderstel,
dat zij zich met ons, arme stervelingen bezig
kunnen houden zich er niet over zouden
verheugen, ons gelukkig te zien?"
Dat weet ik niet."
Ik geloof het wel en daarom vraag ik je
hier by' dit graf, dat h?t liefste bevat, wat ge
op aarde bezeten hebt. of ge mijn vrouw zoudt
willen worden. Neen Elin, wend je niet van
mij af. Reeds lang voor dit oogenbjik, toen ik
onwillekeurig getuige was van je alleenspraak,
heb ik je gevoelens geraden, en dat ze niet
onbeantwoord zijn gebleven, hebt ge zeker toch
ook wel bemerkt."
Ik ik durf niet ik kan niet."
Niet durven? Wien zoudt ge vreezen? Ik
ben er zeker van, dat als mijn beminde moeder
in dit oogenblik op ons nederziet, zij u als een
geliefde dochter zal zegenen en hij, wiens
nagedachtenis gy vereert, denkt ge dat hij er
zich niet over zou verblijden, zoo hij wist, dit
ge iemand gevonden hebt, die u in dit leven ten
steun wil zijn, nu hij dit zelf niet meer vermag ?"
Hy drukte haar aan zijn borst. AVeeker,
zachter tranen had zij niet gehuild sedert
Olots dood.
Arm in arm verlieten zy het kerkhof, terwijl
de laatste stralen der zon Olofs graf beschenen
en aan de treurrozen om de zwarte marmer
zuil een hellen glans verleenen.
* *
Juffrouw Walding's hoogste wensch is vervuld.
Zy heeft in etn restauratie gegeten.
Het was bij gelegenheid van het huwelyk
van advokaat Edelfeldt met juffrouw Eiin
Hollander, dat in alle stilte en eenvoud te
Kopenhagen voltrokken werd.
Behalve juffrouw Walding en de naaste
bloedverwanten, waren slechts een paar intieme
vrienden van den advokaat aan den
bruiloftsdisch genoodigd.
Dikwijls wandelen da gelukkige echtgenooten
nog naar het kerkhof, in het begin met hun
beiden maar na verloop van enkele iaren
gevolgd door een paar lieve kleine kereltjes
met lichtblauw haar en mooie, bruine oogen.
Gezond en dartel vermaken de kleinen zich
tusschen de graven. En terwijl de oudsrs in
stilte het vroolijk spel hunner kinderen met
welgevallen gadeslaan, komt er dikwijls een
traan van dankbaarheid in hun oog, als zij er
aan denken hoe hier bij een graf vóór hen de
schoonste bloem des levens rijpte.