Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1184
tot 17 Febr. 16 millioen pad heeft bedragen,
terwijl in hetzelfde tijdvak in het vorige jaar,
steckts 10 millioen pad was verkregen.
Veor de Nee. Ind. Exploitati«-mpij werd
een verhooging ran 85 M tot 121 bewerkt, naar
aanleiding van geruchten aangaande de aan
boring van een nieuwe bron.
Werkelvjk er is reden voor de directie der
J»va-petroleam-mpy' jaloersch te worden op
anéeren die meer succes hebben met het boren
vafl de gaatjes. De overeenkomst met de
Nederl. Indische die ook te vergeefs boort
bttlwoft ook nog niet veel. De koen der
Javapetr.mpy ging van 79% tot 74 terug.
Wat te doen ? Nog wat volhouden met
boren n inmiddels zuinig zyn.
Over eenige ontvangen gedrukte stukken,
de volgende week.
A' d a m, l Maart 1900. D. STIGTBS.
ttyHiilllliliiiiiiilliiiiiiliiililiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiliiiimiiiiiiiiiiiiillilliim
Boet e» Tisclirifl.
De Nieuwe Gids.
De Nieuwe Gids is dit keer eens niet zoo
zwaar in den sonnet-vorm. De laatste afleve
ringen gingen er bjjna onder gebakt, alsof er
voor den redacteur geen andere vorm van
schoone letteren meer oestond.
Nu is er zelfs ook proza, zoodat de eenzij
digheid wijkt, en de N. Gids, in plaats van
een Serie bijeengebonden gedichten weer op
een tijdschrift gaat gelpen. Geopend wordt
de afl. met een vervolg van Bragi" door dr.
J. B.. Schepers. Dan verzen van dr. J. H.
Leopold met vele teer mooie gedeelten erin,
maar waarbij ook wel eens zinnen doormidden
zijn gebroken om het rym te krijgen, en het
rythme verstoord wordt door de vele
kommaE anten als rustpoozen midden in een regel.
i Idylle" van W. van Meurs, minder teer
ais de verzen van dr. Leopold, is dit geheel
vermeden. De Idylle glijdt zonder schok of
stopt geleidelijk voort.
Van Mauritius is er een schets als volgt:
Een jongmensch ontmoet een meisje, gaat
met haaf uit. Dat meisje had een dubbeltje
verloren. Hy zegt dra dat hy het terug zal
geven, maar vergeet het. Als zij er hem om
vraagt, ontstemt hem dit. Ze gaan een tweede
keer uit, en het meisje, dat thuis niet genoeg
te eten krijgt, doet zich te goed in een banket
winkel aan taartjes: de tweede ontstemming
voor 't jongmensch. Later ontmoet hij haar
als prostitué, en nu gaat hem het licht op.
Inderdaad, de wijze waarop deze schets ge
schreven is, pleit niet voor de levens- visie van
den auteur. Zy'n ky'k op de dingen is wel wat
nuchter en naïef Litterair heeft de schets
grif geschreven gedeelten, maar de auteur duikt
nog te veel op in de figuur van dat uitgaar.de
jongmensch.
Joh. Broedelet beëindigt zijn blijspel
Carneval", terwy'l de heer Boeken de vertaling van
Dante voortzet (Lonteringsberg).
Van Willem Kloos dit jubelende, mooie
Liefde-Sonnet, met de laatste regel alleen
wat banaal;
Deéz dag, Lief! was de schoonste dag mijn levens :
Maar de ijdle zon, die achter wolken vliedt,
Was de echte zon van dezen licbtdag niet
---Uw ziel alleen, die na den storm baars strevens,
Zich nedervlüde, in hooge vreugd des gevens,
Naast mij, die haar verwon door 't smachtend
[lied
Zy' is de zon, wier gloed door 't Heden schiet,
Maar zonsopgang der schoonste Toekomst tevens l
Neen, neen, mijn lief! o, hoor, naar 't wild
[gezwier
Van mijn gedachten op deez dag der dagen!
Uw ziel is als een vlosiende rivier,
Die wordt in bedding mijner ziel gedragen,
Zoodat zy beiden tot een sterken stroom
Zich teeder menglen zonder blaam nog schroom.
Taal en Letteren.
In Taal en Letteren dit keer het vervolg
van Nederlandsen en zy'n studie" door dr. F.
Boitenrust Hettema, een opstel over Eigennamen
die appellatieven geworden zyn door dr. G. A.
Nauta, en het tweede gedeelte van een studie
over spraakklanken, van prof. dr. J. H. Gallen,
die daarvoor het Overy'sselsch-Gelderschdialekt
als proefveld nam. Vele belangrijke onder
werpen staan voor de volgende afl. genoteerd.
Woord en Beeld.
Woord en Beeld geeft in het
Februarinummer vele goede teekeningen te aanschou
wen. Zoo is er een kranige schets van Louis
Raemaekers, het appelevrouwtje,
Reguliersbreestraat, Amsterdam, een gezicht op Vlissingen,
van H. W. Jansen, krachtig van toets en lijn,
an dan nog een nieuwe illustreering van de
Gil Blos en de Heremiet, door J. H. Jurres,
terwijl het opstel over het Oude land van
Geldern, van den bekenden heer Craandyk
wordt verluchtigd door de tintel-fijne
penteekening van A. L. Koster.
Haverman teekende als portret van de maand,
de beeldtenis van dr. W. J. Leyds. Een be
schouwing is er bij van den heer E. W. de
Jonge, die destijds als Handelsbladverslaggever
den heer Leyds tegemoet reisde, toen hij van
Berlyn naar ons land kwam. Al zyn nu de
meeste bijzonderheden over dezen
jong-Hollandschen staatsman, die Transvaai in Europa
vertegenwoordigt, vry algemeen bekend, men
leest in deze dagen die bekende bijzonderheden
toch nog wel eens graag over.
De oude chronycke van Bourgondië, door
F. Smit Kleine in meer gemakkelijk leesbare
taal overgebracht, gaf den Vlaming, Edmond
van Offel gelegenheid deze episoden nader in
teekening te veraanschouwelijken.
Van Jeannette Nyhuis is er een sonnet, van
Bart Verballen een lied voor zangstem cti be
geleiding, naar een gedichtje van C. Honing.
Dan nog het feuilleton.
De Hollandsche Revue.
Bosk van de maand is .Opstellen over spel
ling en verbuiging door dr. R. A. Kollewijn".
Netscher betoont zich in dit opstel geen
voorstander van de Vereenvoudigde", wat toch
wel vreemd lijkt voor een zoo praktisch man.
Men mag die taal, zegt hu, voor winkel en
keuken n school in toepassing brengen, maar
dat gaat niet in de kunst. Onbegrijpelijk blijft
het hem hoe artiesten als Pol de Mont, Mare.
Emants en Brandt v. Doorne in hunne werken
van kunst deze ambachtsspelling in gebruik
nemen. Dit is voor Netscher zoo iets alsof
men met hemdsmouwen op een avond party de
salons der kunst komt binnenloopen.
Als er nu ooit een zwak argument tegen de
vereenvoudigde spelling opgeworpen werd, dan
is dit hier wel. De kunstwaarde van litteratuur
ligt toch wel allerminst, dunkt my, in het ge
bruik van een of twee o's, maar wél in de kwa
liteiten van den schrijver zelf, als: visie, sen
timent, gevoel voor taal en klank (niet voor
de letters die een klank weergeven) enz. enz.
Verder worden in de afl. nog vele onder
werpen besproken. Als karakterschets is dit
keer gesproken het Tweede Kamerlid Lieftinck,
waarbij Netscher gedeeltelijk gebruik maakt
van persoonlijke herinneringen, reeds vroeger
in zyn In en om de Tweede Kamer'' mede
gedeeld. Een mooi portret van den heer Lief
tinck, en andere afbeeldingen vergezellen het
opstel.
De Frontispice van de afl. is het
laatstgenomen portret van Lord Roberts.
G, VAN HULZEN.
Stenografie, leerboek der Stenografie, door
RIËNTS BALT.
Het is een bekende zaak, dat in de laatste
tientallen jaren de behoefte aan eene methode
van schrijven, waarmede men vlugger dan met
het gewone schrift zijne gedachten op papier
kan brengen, zich in onze maatschappij steeds
sterker deed gevoelen. Als gevolg van deze
omstandigheid is dan ook de stenografie zelve
allengs verbeterd en vereenvoudigd, zoodat zij
gaandeweg meer onder het bereik van ieder
ontwikkeld mensen kwam. Waar vroeger toch
voor het leeren van eenig stelsel langdurige,
maanden- zelfs jarenlange oefening noodig
was, hebben de latere stelsels hierin een groote
verbetering gebracht, zoodat de tijd van voor
bereiding aanzienlijk bekort werd. Toch bleef
tot voor betrekkelyk korten tijd de studie der
toenmalige stelsels vry omvangrijk, vooral
omdat die systemen meestal vele verkortingen
bezaten, bijv. om voor- en achtervoegsels,
hulpwerkwoorden, enz. aan te duiden. Nu
maakten wel is waar die verkortingen het
schrift inderdaad kort, maar afgezien van de
moeite aan het aanleeren van die verkortingen
verbonden, kwam het bezwaar van het onthouden
daarvan, zoodat iemand, die het kortschrift niet
by'na dagelijks bezigde, al spoedig die verkor
tingen en daarmede vry wel het geheele stelsel
vergat. Ook het symbolisch voorstellen der
klinkers in enkele der oudere stelsels bracht
eigenaardige bezwaren mede.
Een groote verbetering mag daarom do
methode-Scheithauer genoemd worden, wiens
stelsel in October 1896 gepubliceerd werd, en
waaruit de heer Riënts Balt een systeem voor
de Nederlandsche taal afleidde, hetwelk in een
leerboek, hetwelk in April 1897 het licht zag,
werd behandeld. By deze nieuwe methode,
waren da bezwaren, aan de oudere stelsels
verbonden, zooveel mogelijk uit den weg ge
ruimd. Eike letter, dus ook elke klinker, kreeg
haar eigen teeken ; verkortingen werden voor
het gewone correspondentieschrift achterwege
gelaten en voorts alle teekens zoodanig ge
kozen, dat ook by' minder zuiver schrijven, de
ware beteekenis van het geschrevene gemak
kelijk kan worden terug gevonden. Hiermede
was dus een stelsel geschapen, hetwelk inder
daad het leeren der stenografie in korten tyd
voor ieder mogelijk maakte. Dat overigens het
stelsel Riënts Balt voor de praktyk groote waarde
heeft, valt wel af te leiden uit de vele her
drukken, die van zyn leerboek zyn verschenen.
Er kan dan ook niet anders van gezegd worden,
aan dat het besprokene stelsel aan alle eischen,
welke de tegenwoordige toepassing van kort
schrift stelt, geheel voldoet, en dat het aan elk,
die stenografie voor zyn bezigheden kan of
moet toepassen, met vertrouwen kan worden
aanbevolen.
Met het oog op een zoo groot mogelijke
verbreiding van nzelfde stelsel in ons land,
achten wij het daarom te betreuren, dat voor
weinige maanden weder een nieuw systeem,
ontworpen door den heer Groote, Ie luitenant
der infanterie is verschenen, te meer daar dit
stelsel, alhoewel met dat van R. B. zeer veel
overeenkomst vertoonende, naar veler meening
meerderen, niet beschouwd kan worden als
voordeelen boven dat van R. B. te bezitten.
zelfs komt men by nauwkeurige vergelijking
van beide stelsels tot de conclusie, dat aan het
stelsel R. B. de voorkeur moet worden gegeven;
Zonder te veel in détails te t/eden, die boven
dien zonder stenographische teekens niet alty'd
gemakkelijk duidelijk te maken zyn. wenschen
wy hier slechts te releveeren, dat R. B. op de
door hem gestelde regels slechts ne uitzon
dering maakt, Gr. meeidere; dat R. B. eene
meer oordeelkundige keuze gedaan heeft
tusschen die dikwyls op elkaar volgende mede
klinkers, die door n teeken kunnen worden
voorgesteld en dat hy' zich geheel onafhankelijk
maakt van een schryüijn.
Om deze redenen bly'ven wij dan ook de
beoefening van het stelsel Riënts Balt voor
staan. Moge het eene algemeene toepassing
vinden.
Amst, 4 Jan. 1900. C. BOSCH,
Kapitein der artillerie.
HE1TSJES
Onze f interfeesten in Me,
De vac ouds bekende namen onzer winter
maanden hebben hier voor mij zulk een zonder
lingen klank en nog eigenaardiger gewaarwording
kwam over me, toen ik hoorde, dat we spoedig
de traditioneele winterfeesten zouden vieren.
Sint Nicolaas en Kerstmis.
Al zou men hier, beter dan in Holland, zich
eene voorstelling kunnen maken van de uiterst
primitieve omgeving, waarin het Kerstkindeke"
ter wereld kwam en al paarde aau de vele ont
beeringen, die zijne Moeder moest lijden, ten
minste zich niet de ellende van een koud klimaat,
de nationale stempel, door eeuwen eii eeuwen
op dit feest bijzonder afgedrukt, is van zoo ster
ken invloed geworden, dat we ons geen Kerst
feest denken, zonder sneeuw en ijs, kachels en
tocbtschermen, overschoenen en regeninantels,
stormvogels en, beter deel, winterganzen. En
de goede Sint 'i Zoo de kindereu slapeloos hem
verbeidend, hem niet booren aandraven door de
straten, is dit niet, omdat de sneeuw het ge
luid zijner voetstappen smoort?
Hier dan, wel de regentijd, waarin men vaak
dolgraag thuis blijft, ook al behoeft men niet.,
zooals in Holland, door den modder te baggeren.
Maar in dien regentijd, ook zoovele mooie,
heldere dagen, waarin men zoo gaarne toertjes
maakt en dan, bij dit nauwelijks van
regendroppels verlichte en daardoor zooveel frisscher
groen, zich afvraagt: Is het nu November?
Moet men heusch inkoopen doen voor Sint
Nicolaas F
Men gaat dus, laat zich voortrijden door
sombere lanen, langs kronkel wegen, dubbel breed
maar door de schaarsche verlichting toch nog
gevaar opleverend voor tegen elkaar botsen en
elkaar in de wielen rijden, tot men na een
laatste hinderpaal, uit tramrails en spoorover
weg bestaande, zich plotseling bevindt ia een
schittering van licht eu een woeling van rij
tuigen en wandelaars, kortom in een centrum
van drukte en vroolijkheid. Men is in de
winkelbuurt: Noord wijk en Rijswijk geheeten.
Denk u een rechte, vrij smalle gracht, door
zijn witgeverfde, ijzeren balustrades, die aan
beide zijden zoo getrouw haar lijnen volgen,
benevens door de hoogoploopende bruggen zeer
veel aan eene Oud-lIoÜaudsche doende denken.
Links, achter den breeden, met boomen beplan
ten weg, enkele groote, diep in liggende toko's,
waar men niet duiventilletja speelt, een paar
hotels, de secretarie en het Paleis van deu
Landvoogd, d. w. z. het gebouw der feesten.
De Sociëteit de Harmonie" met haar
vroolijke, ruime terrassen sluit dezen kant waar
dig af. Aan den overkant daarentegen, is
alles woeligheid en drukte: winkel aan win
kel, hier en daar slechts afgewisseld door
enkele familie-hotels. Meer Europeesch is
hier de bouwtrant; ik ken zelfs een groot,
wit gebouw, met vooruitspringende, ronde
pavilioens, ne bovenverdieping en waarin, echt
Europeesch, twee verschillende zaken gevestigd
zijn. De huizen staan hier dichter aan den
weg; groote voorerven zijn zeldzamer, of wel
ze zijn open pleinen geworden; waar rustig de
rijtuigen wachten kunnen. Men ziet ze dan
ook bij groepen staan: de deftige, door twee
spannen voortgetrokken koetsen der hoogen en
rijken; de meer eenvoudige deelemancarts en
tentwagens, die als echte «.voitures de familie a
multiple usage" gebruikt worden om papa naar
departement of bureau en de kinderen naar
school te brengen en in tusschentijds nog dienst
doen aan mama om haar boodschappen en
aanwippertjes bij te houden.
Zulke grootere pleinen vindt men aan de
winkelgebouwen der Actie Vereenigingen:
Onderlings Hulp" en hare concurrente; Eigen
Hulp," welke beide toko's de //Bon Marché,"
eu het Louvre" van Batavia zijn. Welk van
beiden nu de ^Bon Marcbé" is durf ik niet te
zeggen, misschien is 't ook maar beter dien
algemeen bekenden naam niet te ontleden; over
dreven hoog zijn echter de prijzen niet. Het
mooiste lokaal is zeker, dat van »Eigen Hulp"
met zijn Japansche Toko en zijn uitstallingen
van Europeesehe kunstvoorwerpea; hier een hoek
Delfsch Porselein, wat verder een pyramide
met Rozenburg" of eene vitrine met glas- en
zilverwerk. In afzonderlijke gebouwen op het
achtererf, de dames- en heeren toko, de eerste
natuurlijk allermeest bezocht. In -"Onderlinge
Hulp" is de damestoko tevens de bewaarplaats
voor de kostbaarste galanterie voorwerpen;
's avonds en soms reeds 's morgens bij druk
bezoek, zijn een paar speeldoozen gewoonlijk
in volle muziek, zoodat de vreugde u tegen
komt bij de deur.
Hoe men nu Sint Nicolaas viert in Batavia?
Op straat, en de voorgaande dagen evengoed
als den dag zelf. In 'de eerste plaats bij de
banketbakkers op "Noordwijk, allen daar
vereenigd. Er zijn er drie of vier, waar men
gezellig zitten kan om ijs en andere
ververscliingen te gebruiken, does de ware, de onmis
bare is Versteeg met zijn bodega en muziektent.
Dagen vóóV Sint Nicolaas en natuurlijk; op den
avond zelf, kan men daar plaats nemen onder
de galerij of op het voorerf en neerzittend bij
de stijlvolle tonnetjes een alleraangenaamst
uurtje doorbrengen. Doch het veelomvattende
Eigen Hulp" streefde ook hierin mee. Deze
winkel neemt waarlijk een prachtpunt in. Breed,
ruim, vroolijk verlicht troont zijn voorgevel op
den achtergrond van een flink plein, over de hooge
brug aan 't eind van Noordwijk. Want ons
oudlloliandsch grachtje maakt een kordaat
Hollandschen boog en wendt zich vierkant rechtsomkeert
naar bet ouderwetsche Molenvliet, den weg
waar lansrs de tram naar de oude stad stoomt.
Voor mecdoenden bestaat deze stille wijk nauwe
lijks meer. Zij wenden zich links af, naar de
zoogenaamd Fransehe buurt." Hier heeft men
n.l. aan den overkant der //Harmonie" een vol
maakt aangesloten rij vau kleine winkels, meest
met aankondigingen in 't Fransch, en er voor
een doorloopand trottoir, waar slenteraars rustig
hun weg kunnen vervolgen. Zijn ze moede, ze
behoeven niet ver te gaan, want voor de
SintNicolaasfeesten heeft Eigen Hulp" zijn voor
plein afgesloten met palen en touwen, als in
Hollaud bij een veemarkt in zwang zijn, er is
ook eene muziektent, er zijn ook tafeltjes en
stoelen, welke tot zitten uitnoodigen en waar rntn
zich allerlei ververschingen kan laten brengen.
De vlugge inlandsche bedienden zijn vergezeld
van een heir van //slagveldhyena's" zou inen
zeggen, als de uitdrukking niet te sterk leek;
nauwelijks toch lieeft een troepje heeren en
dames de plaats verlaten of een bende
inlandfche jongentjes schiet toe om op te slurpen wat
hier of daar nog overbleef. Natuurlijk worden
de glazen daarna prachtig omgespoeld en schit
terend afgewreven, wie zal hun dan dit
rooffestijn ontzegden ?
Voor kinderen brengt de goede Heilige zijne
gaven op de matjes hunner bedjes, of in de
huizen van familieleden en vrienden; bij enkele
families verschijnen hij en zijn knecht zelfs in
persona, en op buitenposten, waar allen elkaar
kennen en vaak in de beste verstandhouding
leven, verschijnt hij wel eens per extra-trein,
voor welke groote plechtigheid natuurlijk alle
kinderen naar het station gaan. Maar degrooteren,
de volwassen, ze vieren 8iut-Nicolaas niet anders
dan tusschen E gen Hulp" en //Versteeg,"
daar tusschen blijft nog wel tijd over om ont
vangen cadeaux te ontpakken en te bewonderen.
Deze wijze van feestvienng, vroolijk, opgewekt,
met allen en voor allen zichtbaar, eu ook het
minste drukte gevend, komt zeker goed in den
stijl der levenswijze hier. Doch de nationale
stempel van 't feest? Kan men het niet even
goed twee maanden vroeger, of drie maanden
later vieren? Niets zou het beletten, evenzeer
zou men de vclgende maand nog eens kunnen
beginnen.
Onze brave voorouderen, tot wie de warmte van
't klimaat maar niet scheen door te dringen
en die zich zulke goed gesloten huizen maakten,
iaet overal, of liever bijna aer^eas afgesloten
vensters, waarachter ze in fiuweelen wambuizen
hun pijpen //t.oeback rookten", zij die zelfs op
Kova Zembla nog een feestelijk aanzien wisten
te geven aan deu uu vergeten Driekoningen
avond; ze vierden zeker den 5den
Decemheravond met een meer eigenaardig karakter, al
was het ook puffende van de uitte.
Djch meer huislijk en innig zijn hier de
feesten, die het jaar besluiten. Ondanks het
omslachtige en vele eigenaardige bezwaren, ziet
men geenszins op tegen het uitdossen van een
Kerstboom, lavloedrijke dames en heeren beij
veren zich om er te doen optuigen voor de
kindertjes der gestichten, op zulk een avoad
niet «lechts ruim bedacht, doch met eene gelukkige
keus, oie van groote zorg getuigt. In den
//Dierentuin," die vereenigmg, waar geen dier
zich vertoont, behalve het wild ontuig van ratten,
muizen, tjitaks enz., en waar de menschen het
allermeest ^pretmaken", was nu ook* weer een
monsterkerstboom voor de leden. Doch kleinere
Kerstboomen waren er bij families, die ze
maakten voor eigen kroost het eerst, doch ook
vele vriendinnetjes en vriendjes er een innig
genoeglijke avond door verschaften. En dit
heeft vaak meer in dan men denken zou, want
zulk een boom is lastig te krijgen. Gelukkig
weet de inlander raad. Een recht opstaande
bamboestok wordt stevig in een ton met aarde
geplant; een menigte dwarshouten van dezelfde
soort schieten op velerlei hoogte als stralen
uit naar alle richtingen en dit geheel in
geraamtevorm moet nu, onder 't oog der gastvrouw
geheel met takjes rij u naaldengroen bedekt
worden en wel zoo talentvol en handig en
smaakvol, dat alle stijfheid vermeden wordt.
Ik zag hoe gelukkig en schitterend men al die
zwarigheden kon overwinnen, een nieuw bewijs,
dat niets dommer is, dan met de handen in 't
haar te zitten.
Op oudejaarsavond vereenigt men zich in
familiekringen en laat dan liefst het middag
maal, dat toch niet voor half negen aanvangt,
maar achterwege, om na op gezellige wijze het
grootste gedeslte van den avond te hebben
doorgebracht, zich te scharen aan de soupertafel,
zóó dat tegen het einde er van de gewichtige
slag valt. De inlaaders laten dan een
verdoovend knaltff-ct van vuurwerk hooren, wat ik
niet graag zou willen vergelijken bij het statig
en diep gebom der Vad^rlandsche klokken.
Trouwens, met hun alleronaangenaamst vuurwerk
hebben ze den geheelen avond reeds paarden op
hol doen slaan, en menschen schrik aangejaagd.
Ei.fin, over den smaak valt niet te twisten.
Tot slot n woord nog; toen ik sprak van
«?familiekring." dachten velen wellicht terstond
aan afgesloten heiligdommen, waarin geen onin
gewijde binnentreedt. Hoe hartelijk en gastvrij
de Hollanders meestal zijn, heet het nu eenmaal
//familiekring" dan is de beste vriend vaak »een
vreemde eend in de bijt." Hier zijn die opvat
tingen gelukkig minder streng, men weet te
goed, dat er zoogenaamde //dakloozen" zijn, dat
is; menschen, die veel hebben achtergelaten en
bun huiselijken haard in de eerste plaats, om
hier te werken, voorait te streveu in hun
carrière. Groot is de zorg dergenen, die zich
verheugen in een gezellig in'érieur, aan deze
dakloozen" een prettig huislijken avond te bezor
gen. Ik boorde hoe iemand, die met onuitgespro
ken beklemming dacht aan de eerste intrede
van 't Nieuwjaar, hier in 't verwijderd Insulinde,
niet minder dan drie uitnoodigingen ontving,
en hoe ook de hoogstgeplaatsen, wetend, dat
onder hen dienenden uit den aard der zaak van
gezin en betrekkingen gescheiden zijn, zich
vriendelijk tot taak stellen, dezen en anderen
nog bij zich te noodigen.
Weltevreden.
VOYAGETJSE.
eens Het zevende gebod."
Het wil my toeschijnen, dat na de beschouwing
van den heer C. F. v. d. Horst over «Het zevende
gebod" in dit blad er toch nog wel iets over
gezegd kan worden. Ook komt my die beschou
wing, dit gevoelen van den heer v. d. H. niet
zoo *af" voor als dit wel by andere beoor
deelingen van dezen kronikeur het geval was.
Gaarne zoude ik er nog enkele opmerkingen
aan toe willen voegen.
De heer v. d. H. heeft m. i. genoemd stuk
te veel en te weinig eer bewezea; te veel,
door aan enkele détails een te groote beteeke
nis te hechter, te weinig door de waarde van
het geheel te onderschatten. Een en ander vindt,
dunkt mij, zyn oorzaak hierin, dat de beoor
deelaar niet het gezichtspunt koos, vanwaar
op de sterke en zwakke zijde van het stuk het
helderst licht valt.
Voor goede tooneelspeel- (en
schrijf)kunst aller tijden heeft Shakspere de juiste
en kortste formule gegeven in zyn bekend
woord: het doel van het tooueelspel is:
natuur een spiegel voor te houden en de
eisen der nieuwe Franschen : hèt tooneelstuk zij
»une tranche de vie'' kan daarvan wel een
vrije vertaling worden genoemd. Dat »Het
zevende gebod'' aan dien eisch herinnert, is
een meer dan gewone lof, want in de rommelzoo,
die zoo dag in, dag uit den volke wordt ver
toond, is het voldoen aan dien eisch zoo
jammerlijk vér zoek, dat zelfs menig deskundig
beoordeelaar, verblind, van de wys wordt ge
bracht door esprit, door Witz, door wysgeerige
gedachten en wijze lessen, allemaal dingen,
goed op hun tyd, maar te zamen ontoereikend
om zonder meer een goed tooneelstuk te vormen.
Voorzoover mijne kennismaking reikt, kan
men van twee stukken van den nieuwen tyd
zeggen, dat zij in het licht van genoemden
eisch bezien, op de been bly'ven, dat
isBlanchette en Voerman Henschel. (De volgorde
is niet onwillekeurig.) Het is de verdienste
van Ileijermans, dat ook zijn stuk, al reikt
het in kracht en forschheid niet tot deze twee,
toch als tranche de vie zeer toonbaar is.
Een dramaschrijver, in zijn werk voorliefde
voor zekere meening aan den dag leggend, brengt
hiermee onverbiddelijk de kiem der vergetel
heid in zijn stuk. Niet alleen een tendenz brengt
voor een drama het doodvonnis mee, maar ook
een zweem van tendenz. Hoog, vér-hoog boven
zijne personen sta de schrijver, de roerselen
hunner harten, de botsingen hunner zielen
bespiedend en ze opteekenend met vaste hand,
als een godheid alles begrijpend, voor aller
kortzichtigheid vol mededoogen.
Uit dit gezichtspunt is de titel reeds een
blunder. Niet «Het zevende gebod", maar »Lotte
Ricaudet" moest het stuk heeten, want de goore
saterzucht, die door dan titel bedekt brutaal
heenschemert is min en volstrekt zonder
eenig belang, terwyl het leed, dat Lotte en
Peter treft onze belangstelling en ons meegevoel
wekt en gaande houdt, doordien de schrijver
hun lijden levend voor ons heeft gemaakt.
Met opzet laat ik na over het denkbeeld, dat
het vrije huwelyk heet, hier iets te zeggen.
Zelfs in een beschouwing over een kunstwerk
valt des beschouwers meening over de eene
of andere maatschappelijke questie buiten het
kader, hoeveel te meer is dit het geval met de
meening der randschryvers in het kunstwerk
zelf. Derhalve: niet dat Heyermans het vrije hu
welyk iets goeds vindt, ook niet dat zy'ne personen
over dit denkbeeld hun meening zeggen heeft
men hem by de beoordeeling van dit zyn werk
euvel te duiden, als wel dat zyn eigen gevoelen
uit dit werk blijkt, als wel dat hy van de schepse
len zyner fantasie den een meer lief heeft dan
den ander, dat hy niet boven hunne meeningen
maar er midden in staat. Zoodra met den wil
van den auteur in het hoofd der toeschouwers
de vraag der gelykkrygery gaat spoken nog
eens, dan is artistiek gesproken, de dood in
de pot.
Een Zeeuwsch student, die in de Py'p aan
een meisje van lichten trant blijft hangen en
als teringlijder te haren huize in volstrekte
armoede sterft hoe zulk een gebeurtenis
van den aanvang reageert op hem, op zyrt
familie, op haar familie, op zyn vriend, op zyn
hospita, dit voor een groot deel te hebben doen
zien, terwyl het leven van alledag zyn gangetje
gaat, zóó, dat de toeschouwer den indruk
kry'gt dit leven zelf te zien, dat is Heyermans'
zeer groote en nauwelyks genoeg te waar
deeren verdienste,
De heer v. d. Horst is met zyn
Huetscheschrijfmanier wel eens gelukkiger geweest
dan in zyn sluk over «Het zevende gebod."
Z:|n bar-diepzinnige inleiding accepteert
mir nichts dir nichts de aan de orde stelling
in dit tooneelspel van zeker maatschappelijk
vraagstuk. Verdacht uitgangspunt voor een
kunst-kronikeur! Zoude de heer v. d. H.
togen deze bewering aanvoeren dat naar hare
consequenties geen tooneeldichter in een tooneel
stuk een ques.ie van den dag moest behandelea
naardien het vanzelf spreekt dat des schrijvers
meening onvermydelyk door zyn werk
heenschijnt en even onvermydelyk de hooge kunst
waarde van zyn arbeid hierdoor wordt bedreigd :
ik zoude antwoorden: uwe conclusie is perfect,
mynheer. Propaganda-dramas als
propagandaromans zyn uit den booze en vergeefs zal bfy
in de literatuur een tooneelstuk zoeken, waarvan
men naar waarheid zeggen kan dat het
alszoodanig «der Nachwelt unverloren" is gebleven
of zal bly'ven en waarin niet tevens een zekere
diepgelegen rust er van getuigt, dat de schry ver
volmaakt los is van het persoonlyk denkleven
al zyner figuren.
Heeft ook de auteur van »Het zevende gebod"
zelf tendenz gewild, for shame! een schrijver.
die het tooneel tot katheder misbruikt, maar
eere zyne Fancy, die ondanks hemzelf, zy'n
beelden en hun spel doorgaans met zoo diepen
levensglans wist ta omhullen!
Amst., 19-2-1900. A. B. DAVIDS.
Ook als ik myzelven hierdoor misschien
een genoegen en zeker een voorrecht ontzeg,
betreur ik nochtans geen debat te kunnen
aanvaarden dat zy'n uitgangspunt neemt in de
identiteit, door den heer Davids vastgesteld,
van de essens van Hamlets beroemde toespraak
tot de tooneelspelers en de dramatische formule
van het hedendaagsche Fransche naturalisme.
C. F. v. d. H.
Aan de Redactie.
Nu de strijd tusschen Doctor Juris en het
Nederlandsen Tooneei geëindigd schy'nt en hij
een volledig overzicht heeft gegeven van hetgeen
er is gebeurd en de Raad van Beheer in ge
breken is gebleven zy'n handeling te recht
vaardigen enj zoo veel onjuiste voorstellingen
heeft gegeven door authentieke mededeelingen
wedersproken, voeg ik mijn dank by dien van
zoo velen die voor het eersteen tipje van den
sluier zagen opgelicht waaronder tooneelzakea
voor hen verborgen liggen. Zou het nu geen
overweging verdienen, dat mannen die hun
belangstelling in het tooneel meermalen heb
ben getoond zooals te Au sterdam en elders
verscheidene zyn, zich tot H. M. de Koningin
richtten om Haar omtrent deze toestanden in
te lichten, en Haar te verzoeken Hare sub
sidie van vyf en twintig duizend gulden op
eene andere wyze te besteden ten bate van
de kunst. Het is toch betreurenswaardig dat
dit groote volksbelang onder den Koninklijken
steun nog geschaad wordt.
Met gevoelens van hoogachting,
Uwe dw. dr.,
R., Maart 1900. C. P. H.
Wenschelijker zouden wy het achten, dat de
Kon. Ver. een beter gebruik van hare subsidie
maakte, dan dat men H. M. trachtte te be
wegen de subsidie in te trekken.
RED.
Aan de Redactie van
de Amsterdammer.
Nu men meer en meer inziet van hoe groot
belang goede verkeerswegen zyn voor den
bloei eener streek, tracht men dan ook in
bepaalde centra van ons land, deze zooveel
mogelijk door spoor, boot of tram met de
omliggende gemeenten te verbinden. In die
buitengemeenten worden dan dikwyls fabrieken
opgericht, die onder zeer gunstige omstandig
heden werken. Er kan nog zeer veel op dit
gebied gedaan worden. Alkmaar mag in vele
opzichten als voorbeeld van een en ander
dienen.
Nu de verbinding met Hoorn is tot stand
gekomen, tracht men ook de dorpen aan den
Langendijk, de Eginonden, benevens het be
koorlijke Bergen door het aanleggen van
tramwegen tot het centrum te doen naderen.
Castricum, Limmen en Heiloo zyn reeds
door tram en spoor met Alkmaar in
dagelijksch verkeer. Echter wachten de Zaanstreek,
Uitgeest, Akersloot nog op eene tramverbinding
met Alkmaar. Het is opmerkelijk, dat van
Baverwy'k geen zytak over het bloeiende
Uitgeest en Akersloot naar Alkmaar is aan
gelegd. Ook wordt nog veel te weinig partij
getrokken van de gunstige ligging van het
Alkmaarder- of Langemeer. Reist men met de
bekende stoomboot «Alkmaar Paeket1' van
Amsterdam over de Zaan naar Alkmaar dan
is men nauwelijks op het Langemeer, of de
gunstige ligging van Akersloot voor fabrieken
valt in het oog. Eene fabriek voor verduur
zaamde levensmiddelen, een melksuikerfabriek,
e. m. a. zouden daar veel levensvatbaarheid
hebben. Wie zich hiervan dezen zomer wil
overtuigen, zal zich niet beklagen over een
boottochtje van Amsterdam, o?er de nijvere
Zaanstreek naar Alkmaar.
H. "