Historisch Archief 1877-1940
Ho,
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Smtreten für die Werke des Meisters ist
bekannr. Urn so anffallender erscheint «B, dass
er bezüglich der in Rade stehenden Frage,
?eb von Wagner's deutlich ausgesprochenen
"ËRentionen entfernt. Der Umstand, daas fast
«n allen Theatem, welche den «Fidelio"
anfführen, der gleiche Fehler begangen wird, ist
ein Beweis dafür, dagg trotz des Siegeslaufe?,
4«n Wigner's Werke ber die Bunnen der
Weh genommen baben, die kiaftigen
Anregtmgen des grossen Reformators hinsichtlich
der Stilreinheit bei der
AuffuurungnrusikaKsehdramatischer Meisterwerke, noch immer mit
der gleichen GeringachiUzung behandelt werden
«ie zu seinen Lebzeiten. Es kann daher nicht
antzlos gein, die gerade auf die
L»onorenMavertüre bezüglichen Aussernrgen Wagner's
wieder in Ermnerung zu bringen.
In der Abhandhing ȟber dia Ouverture",
Band I seiner gesammelten Schriften sagt
Wagner, dass, wenn man nicht das Kunstwerk im
Allgemeinen sondern die wahre Bestimmung
der Ouverture im Besondern betrachte, die zu
?Leonore" nicht als Vorbild hingestellt werden
fcann, »denn sie bietet wie in allzu feuriger
Yorausnahme, das ganze bereits in
sichabge?chlossene Drama, woraug es sich ergeben muss,
dus sie entweder vom Zuhörer nicht verstanden
oder irrig aufgefasst wird, so bald diesem nicht
?fewa die ganze Handlung schon zom voraus
bekannt ist, oder aber, wird sie vollkommen
verstanden, so sehwacht «te wnzweifelhaft den
Gemixs am darauf folgenden explwirten
dramattachen Kunstwerk setbst." (S. 2ül).
»Man kann dieser wonderbaren Ouverture zu
Leonore" keinen anderen Entstehungsgrund
zuuprechen: f er n daoon nur eine mutikalisehe
inleitwig zu dem Drama zu geben, füurt sie
una dieset) bereits vollsiandiger und ergreifender
Tor, als es in der r.achfolgenden gebrochenen
Bandlang geschieht. Dies Werk ist nicht mehr
«Sne Ouverture, sondern das gewaltigste Drama
seibst." (S. 197).
»In diesem machtigen Tonstücke hat Beet
hoven, wie zuvor gesagt, ein musikalisches
Drama gegeben, ein, auf Veranlassnng eines
Theaterst ckes geschaffenes, Drama für sich,
naeht etwa nur die einfache Skizze des
Hanptgedtnkens desselben, oder gar blos eine
vorbereitende binleitung zur scemgchen Aktion:
aüerdings aber ein Drama im idealsten Sinne."
(S 200).
Mit einem nns jetzt gelaufigen
Kunstausdrack, welchen Wagner natürlich bei der
Abfassung seirer Schrift nicht kannte, mussen
vir also die 3. Leonorenouverture hezeichnen
als ein ^ynphonisches Gedicht im Form einer
Ouverture," dessen Programm sich in
Wesentlichen decktmit dem lnhalt der Oper »Fidelio".
Dieeen lnhalt aber dem Hörer der Oper vor
deren Aufführurg durch eine musikalische
Froduktion bekaunt zu geben, ist derselbe
grobe Fehler, als wenn man eine Novelle oder
ein erzanlendes Gedicht vor der Aufführung
eines Dramas vorlesen liesse, das der.se! ben
Stoff dramatisirt bietet. Man kommt damit der
Sache nach zurück auf den von Leoncavallo
fur ein gewisses Publikum wieder aufgefrischten
Unl'ug des dramatischen Frologes. Dass die
Leonorenouvertüre nun ein erhabenes
Meisterwerk und noch dazu eines der
wirkungsvollBten Orcbesterstüoke ist, hat hierbei nicht
mitzusprechen, da vom rein asthetischen S
tandpnnkt aus die Anfführung eines musikalischen
Dramas ii;klusive Ouverture nur als ein Ganzes
betrachtet werden kann.
Wie bitter einst es Wagner brigens war
fflit der Verdammurg derjenigen Einleitunger,
welche ii.folge ihres Inhaltes den Genuss am
darauf folgenden Kunstwerke abschwachen
ereehen wir daraus, dass er seine eigene
TannnMIWIMIIMIHIHI
Het speelgoed voor kleine Dott
DOOK
S. BARING?GOULD.
(Slot.)
Ik maak me een beetje ongerust over haar",
zeide Jepbunnek zacht voor zich heen. Mija
Mabel klaagde over juist denzelfde pijn, vóór
zjj ziek weni''.
Dat kou\t allemaal wel terecht. Kinderen
zyn net kurken, die in 't water dry'ven. Eén
oogenblik zyn ze er onder, maar ze komen
dadelyk weer boven".
Ik waag het er niet op, ik ga den dokter
halen".
Den dokter! Onzin! Nu zie je eens, hoe je
je geld weggooit l Een houtluis kost fiets, en
aan den dokter moet je zeker een tienfje be
talen. Wacht nog eens tot morgen en daarbij,
ik geloof, dat er een storm opkomt".
Het was niet het vooruitzicht van den storm,
dat hem van zy'n voornemen afbracht, de her
haalde verzekering zy'cer zuster, dat slaap het
beste geneesmiddel voor het kind zou zijn, dat
de dokter op kermisavond toch wel niet zoo
ver zou willen meekomen, en dat men den
volgenden dag beter zou kunnen zien, wat 't
kleine meifje scheelde, deed hem eindelijk be
sluiten, het tot den ochtend aan te zien.
Maar slechts onwillig stemde hij toe, en den
volgenden dag girg hy naar de stad, om den
dokter te halen, die hem zeide, tot zy'n terug
keer te wachten of over een paar uur de
medicynen te komen halen. Wat Dott scheelde,
kon Jepbunnek niet zeggen. Zij was den ge
heelen nacht koortsig geweest, en had veel
pyn gehad; bij bad by' haar gewaakt; zij had
alleen maar bij tusschenpoozen gedommeld, en
wilde niet gaan slapon, als haar vader niet
haar handje vasthield.
De bergwerker was overdreven nauwgezet,
en voelde zich niet gerust daar hy van z\jn
werk was weggebleven, zonder een boodschap
te sturen. Daarom ging hy naar de steengroe
ven, hoewel het acht of negen mylen klimmen
was, zeide de opzichter de reden zijner afwe
zigheid, en vroeg hem, of hy zoo roodig, ook
den volgenden dag nog mocht wegbly'ven. Van
hier naar zyn huis was het nog vijf mylen in
de tegenovergestelde richting, en een oogenblik
weifelde Jephunnek, of h;i dadelyk naar de stad
zou terugkeeren, of nog even naar Dott zou
gaan zien.
Daar hy ech'er vreesde, dat er zoodoende
te veel tijd zou verloopen, vóór 't kind de
medicyn kreeg, besloot by' eerst het drankje
te halen. Maar toen j hij bij den dokter aan
belde, was deze niet thuis. Hy was zijn patiën
ten bezoeken en de meid zeide, dat ze niet
wist, wanneer hy terug zou komen.
Daarom ging de bergwerker de stad in, en
liep doelloos rond, terwy'l hij keek naar de
overblijfselen van de kermis kramen, die
hauseronvertüre von dem Vorwnrfe nicht
freisprach. Im Mürz dea Jahres 1852 schrieb er
an seinen Frennd Theodor Uhhg, dass er zn
dem Schlues gekommen sei, die
Tannhaaserouvertüre gehore eigentlich in den
Konzertgaal, nicht aber an den Anfang der Oper.
»Dort würde ich," haisst es wörtlich. »wenn
i eb es bestimmen durf te, nur das erste Tempo
d«r Ouverture ansrühren lassen, das brige
ist im glücklichsten Falle des Verstandnréses
zn viel vor dem Drama, im andern aber
zu wenig." Und als er seinen Tannbauser für
Paris einer Uraarbehung nnterzog, Hess er die
cffdktvolle Ouverture einer Einleitung weichen,
welche mit strenger Befolgnng seiner
attheriscuan Maximen nur soviel bietet als der
Zobörer vor dem Beginn der Oper wissw» darf.
Man wird mir nun vielleicbt den Vorwnrf
machen, dass ich trotz der Kenntnin dieser
Thatsachen in den von mirgeleiteten Anff
brungen des «Tannbauser" selbst die Ouverture
gpielen lasse. Ich mnss darauf erwidern, dass
mir di« volls'andige pariaer Bearbeitung eben
nicht zur Verfügung steht, ich erne
selhetB'üodige Korrektur Wagner's aber natürlich
fur nnstattbaft halten mnss, da es einer solchen
nie gelingen würde, da-jenig-e künstlerische
Ebenmass zwischen Einleitung und erster Scène
heriustellen, welcbes Waftner's Meisterhand
zwischen der verkürzten Ouverture und der
auügedehnteren Venusbergscène geschafftm hat.
Wie hier die Pietat eifordert die alte
Originalgestalt beiznbeualten, so darf auch die
Originalgestalt des «Fidelio" nicht entstellt
werden durch die Einfttgung einer Ouverture,
die gerade wegen ihrer unvergleichlichen Sch
nheit und Gewalt nicht nor die Symmetrie des
Geeammtkunstwerkes zer&tört, sou d er n auch
das Interesse an der dramatischen Handlung in
empfindlichster Weise verringert.
PETBK RAABB.
Joost ?. i Vondel en A. Tü. Hartkamp.
De heer Hartkamp zal in 't eerst misschien
een beetje verbaas-d opkijken, en achter uit gaan
slaan, als hij zijn naam aan dien van Vondel
geschakeld ziet. Zijhe zedigheid zal hem die
vereeniging doen afwij/ter. Toch behooren beide
namen thans bij elkaar; die van Vondel als
dichter, die van A. Tb. Hartkamp als zijn
trouwe scbatbewaarder.
Vele jaren i» het geleden dat bij Hartkamp
de heimelijke wenscb opkwam over Vondel
zooveel schat's bij-én te brengen, waardig om
plaats te erlangen in een afzonderlijk museum,
en dat te noemen: Gondel museum.
R^eds in 1867, bet jaar dat Vondel's stand
beeld onthuld werd, had bij eene kleine
Vondelverzameling. De outhuüing, de gala-voorstellirig
in den Stadsschouwburg, het bezoek aan het
Maiderslot zetten zijn liefde voor eene zoo
volledig mogelijke Vondel-verzameling in laaien
gloed. Sedert dat jaar verzamelde hij alles wat
over Vondel verscheen of verschenen was, wat
hij maar vangen of grijpen koo, vaak tegen zeer
booge prijzen.
Voor Hartkamp heeft alles belang. Volgens
zijn begrip vau verzamelaar, oefeut Lij geen
kritiek- Wat deze tijd of et verleden brengt,
het vóór of tegen, alles neemt hij op. Voor
hen die zich geroepen gevoelen de verzamelde
stof te bewerken, is dit geen gering voordeel.
Zij krijgen alles onder het oog; ter schifting en
scheiding, en niet wat de heer Hartkamp
goedvonrf, als hij kritisch had verzameld.
Sinds de Voadelfeesten van 1867 stond bij
Hartkamp het plan vast eene Vondel-ver-atn-;ling
bij een te brengen, gelijk Jhr. W. C. M. de
Jonge van Eilemeet te Oost-Kapelle voor Cats
ttMfftlif<liflin»'tlliifiiffiiiM'irmm«ifiiiiiifffmfififiifiifilfJWjMifHiiiu»
werden afgebroken, stukken van tentjes, die
men op de wagens laadde, prullen, die werden
ingepakt. Toen bij zoo bij een half afgebroken
kraam stond, zag bij, dat een kist, welke men
juist wilde sluiten, poppen bevatte.
Zeg eens, meester," zeide Jephunnek, als
ge ze toch nog lüet aKemaal hebt
weggeborgen, verkoop er me dan een."
Welke wilt ge? Kies maar uit. Prachtige
wassen koppen, blond haar en echte glazen
oogen. Ze bennen sterk."
De venter haalde twee poppen uit de kist,
ongekleed, met wassen koppen. Wat zou zijn
kind er blij mee zijn, dacht de bergwerker, en
zonder op den prijs af te dingen, kocht hy er
een. Er waren slechts losse stukjes papier te
vinden, en de marskramer pakie de pop in,
zoo goed en zoo kwaad als het ging.
Jephunnek ging weg met de pop in zijn
arm. Telkens keek hy naar het blonde haar,
dat van onder het papier te voor.-cbijn kwam
en dacht dan, hoeveel het op dat van zijne
lieveling geleek, maar haar krullen waren
oneindig glanzender. En dan herinnerde hij
zich weer met een beklemd gevoel, hoe vochtig
haar voorhoofd was geweest, en boe dof hare
oogen hadden gestaan, na dien nacht van pijn.
Hy ging naar den dokter terug. Neen, nog
geen drankje. Toen slenterde hij weer weg,
en liep den kant op vanwaar de geneesheer
waarschynhjk wel zou huiswaarts keeren. Maar
hy kwam hem niet tegen en liep dus weer
naar de stad terug, 't Papier, dat om de pop
zat, was losgegaan, zoodat de heele kop er
uitkwam en de blauwe oogen hem wezenloos
aanstaarden.
Hy stond bij het hek van de pastorie. Hij
maakte het touw los, spreidde het papier uit
en slaagde er in de pop er weer in te wik
kelen. De dominésvrouw was in den tuin en
keek naar hem; hy zag haar echter niet. Zij
was een vriendelijke vrouw en zij kwam naar
hem toe en terwijl zij aan den anderen kant
van den muur stond, vroeg zy, of hy een ander
papier wilde.
O, dank u, mevrouw, 't gaat zoo wel."
Htb je iets van de kermis voor je kinderen
meegebracht ?" vroeg ze.
!K heb er maar n,'' antwoordde hij en
hy richtte zich iets hooger op, maar ze is
ook zoo mooi."
Neem me niet kwalijk, ben je misschien
Jephunnek Weekes ?"
Dezelfde, mevrouw, om u te dienen."
Dan heb ik van je gehoord en ook van dat
aardige kindje. Mijn dochters zijn eens op de
heide geweest en hebben haar gezien. Maakt
zy 't go:d?''
Ze is nu zoo ziek, mevrouw; ik heb den
heelen nacht bij haar gewaakt."
Wat scheelt er aan?"
Dat weet ik juist niet.''
Ik ben erg benieuwd," zeide ze aarzelend,
misschien zul je het wel willen aannemen.
We hebben een oud poppenhuis, en mijn kin
deren geven er niet meer om. Ik hoorde toen,
dat je kleintje heel alleen was. Misschien zal
't haar wat afleiden, als ze ziek is. Als je
't mee wilt nemen, zul je er ons groot genoegen
mee doen., en doe dan de groeten van mijn
kinderen aan kleine Dott."
een monument heeft gfsticht doar het vormen
van het museum Catsiavium.
Reeds iu Maart 1873 kon Hartkamp in de
bovenzaal van het gebouw der maatschappij:
Tot nut van 't Algemeen" eene tentoonstelling
zijntr Pondeliana houden, die de kenners ver
baasde.
Zijne furie voor een Vondel-museum wakkerde
aan toeo in 1874 Mevr. Lina Scnneider te
Keulen den wenscti uitsprak, dat Vondei's ge
boortehuis te Keulen gekocht en tut
Vondelmuseum ingericht zou worden.
Professor vau Vloten en A. D. de Vri<s Azn.
verzttten zich tegen dit, plan en vonden steun
bij de redactie van df n Nederlandschen Spectator.
Wilde men een Vondel-museum, dan zou dit
moeten zijn in Amsterdam.
Er braken voor Hartkamp, in betrekkirg tot
zijne Vundelverzamelirg en zijn droombeeld:
een VoLdel-museurn, gelukkige da?en aan. De
jaren der gedenkdagen kwameii: 300 jirige ge
denkdag van Voudel's geboorte, 300 jarige
gedenkdag van Voudel's sterven. Aan tlkcn
gedenkdag knoop-sn zich allerlei gebeurtenissen
vast, die een verzamelaar za'i^ doen glimlachen
over het toenemen der te verzamelen stof. Hart
kamp is er zelfs angstvallig bij te werk gegaan.
Ieder klaflje, z<lts een menu van een
Vondelfeestmaaltje gaarde hij op.
Wat is bet aardig en vaak interessant al
moge het een futtliteit, ziju een spijslijst van
een Voudel-avoiidmaaltijd met allerlei namen
van gasttn te vinden, door hui zelf met potlood
er opgekrabbeld. Int res:aut al het werk onder
de oogen te krijgen van een Alberdiogli Tliyp,
als het b.v. gold de zalen van het Muiderslot,
zinjrijk^ te versieren.
**" Als men aan het sr.uff len gaat in de pakken
over Vondel-feestvieringen, dau krijgt meu be
grip, dat de letterkundigen van vroeger gezelliire
en joviale lui waren, eu dat het Jater een duffd
boel is geworden.
Wie de bescheiden over het huishonielijke
Vondelfeeit te Boveiik<rke bij Pastoor Brouwers
iuzier, moe', als hij nog jeugd en vreugd in zijn
lijf hetft, kunnen begrijpen, dat het, daar, waar
de roemer lustig rond i'infr, de geest «vonken
schoot," en het vermaarde gedicht van J. C. de
Marez Oyens ia Voudelmanschen pei-st den
Voudelvneudtn naar bet hart wa«,
benijrlenswaard moet geweest zijn om aan te ZiUeu. j-'
De namen der Vondelvtiendea staan borg dat,
hun feestmaaltijden geen hoofdtaak, slechts bij
zaak warer, waut zij allen hebbeu het hunne
ter betere kenuis en waardeering van Vondel
bijgedragen.
In 1S79 bij de herdenking van Vondel's sterf
dag werd te Amsterdam eene zeer werk waardige
Vondel-tentODuotelling gehouden. De cit.alogus
kan dit nog uitwijzen. Matr... in 1887 bij de
JurdenkiDg van Vondel's sterfdag kotnt weder
eene Vondel-tentoonstellin». Al wat men daar
zag, was eeuig en alleen door Hartkamp
saamgebracht.
Het denkbeeld: Vondel-mnseum liet Hartkamp
niet los.
Aan een Vondelfeestrnaaltijd, 6 Februari 1879
in het Amstel-Hotel had Hafdijk den weusch
ui'gesproken, dat het grootsche werk der Von
del-tentoonstelling de grondslag moge zijn voor
een Fondel-maseum, dat in de toekomst verrtjze
tot efre vau Neerland's hoofdstad; en in 18S7
had J. G. Yedenks Hartkainp's Vondel-ver
zameling genoem-l; Het Museum Fonde.liattum."
Het poperde meer en metr bij Hartkamp om
zijn wenscb in vervulling te zien gaan. Er
ontbrak hem nog te veel om te durven. Hij
wilde nog eerst die portretten, deze handschrif
ten, enz. hebben. Geschreven stukken, brief
wisseling, enz. waren nog te zeer onder ver
schillende personen verspreid.
ttifiiiiiiHitiiiMimmfiifmiiiijHJijimitiimijifriiiiimmimmitmiJffiMij
In Jephunnek's donkere oogen lichtte een
straal van vreugde.
Kom binnen," zeide de predikantsvrouw en
opende het hek.
Jephunnek trad den tuin in en zy ging hem
voor naar het huis. Zij liet het speelgoed in
den sang brengen. Het was een huUje van
gevei fd hout, en de voorgevel kon afgenomen
worden. Het hal heu-cbe glazen vensters, het
had een deur met een Klopper, het bad een
schoorsteen. Er waren vier vertrekken, een
huiskamer en een keuken be;eden en twee
slaapkamers boven, 't Ameublement was ge
heel compleet.
We moeten alles goed inpakken" zeide
mevrouw. Kun je bet wezenlijk wel diagen?"
O, dat gaat best; op mijn rug!"
Toen werden de stoeltjes en tafeltjes, de
potten en pannen,'t slaapkamerameubleinent in
wol ot papier gewikkeld en stevig vastgemaakt.
Wacht eens," zeide zij, je mag niet als
een slak met bet huis op je rug door de stad
loopen. Ga je nu dadelijk naar je kind?''
Ik wacht alleen nog rnaar op dr. Spaeks."
Ei riie is voor een paar uur al thuis ge
komen !"
Wat? In de stad?"
Ja."
Neem me niet kwaly'k, mevrouw, dan moet
ik dadelijk naar hem toe. Zoo gauw ik kan
kom ik om het ? uis."
Zoo ging Jephunnek naar den dokter terug
en zag juist 't rijtuigje het erf oprijden.
Hij belde, en toen de geneesheer zijn stem
herkende, kwam hij dadelijk naar hem toe.
't Drankje? , dat staat hier al uren te
wachten. Die ezel van een nieuwe meid heeft
het niet begrepen of 't vergeten. Zij zal 't
voor jj inpakken." Hij was teruggekomen bad
voor de medicijnen gezorgd en was toen weer
uitgereden.
En mijn kind?"
De dokttr zag ernstig.
Mijn goeie man, ze ia inwendig gekneusd,"
Is er gevaar bij ?"
Neen, dat kan ik niet zeggen. Maar we
zullen moeten oppassen."
Alles begon om Jephunnek te draaien als
een tol, waarvan de as zijne hersens door
boorde. Hij duizelde, maar herwon zijne
zelfbeheersching; bergde de flesch in zijn zak en
terwijl hij (ie pop in zijn linkerhand klemde,
greep hij met zijn rechter den stok.
By'na waa hy de pastorie voorbijgeloopen en
had hij het poppenhuis vergeten, maar de
predikantsvrouw stond op den uitkijk
Hij aarzelde. Zou hij nu met het speelgoed
gaan sjouwen? Maar 't gewicht was
oubeteekenend.
't Ziet er uit, alsof we storm zullen krijgen,"
zeide de domités vrouw; ik ben bang voor
sneeuw."
Ik ben aan stormen gewend en de sneeuw
voel ik niet, als ik op weg ben naar huis,"
antwoordde hij.
De avond begint te vallen. Dadelijk zal 't
donker zijn."
Ik ken iederen steen van den weg, mevrouw."
Toen bond zij het huis op zijn rug; twee
riemen waren er aan vastgemaakt, zoodat hy
het droeg als een ransel.
De dood van vermaarde personen, van De
Jonge van Eilemeet, W. J. Hofdijk, Alberdingh
Tiijm, H. Binger, G. Penon, C. W. Brouwers,
N. de Roever en A. B. J. Sterck stelde hem
instaat zijne verzameling de begeerde voltalligheid
te geven.
En thans, 16 Maart 1900 zegt Hartkamp
waardig, in kalme voldoening, na 35 jaren
ia m e lens:
«Thans is het Vondel-museam gest.icht"
Aan den wenscd in 1874 eu 1S70 geuit, is
thans voldaan. Het bij een-gebrachte vormt een
geheel, en een ieder kan zich daarvan overtuigen
door een bezoek te brengen aan de
Vondeltentoonstelling die tot en met 18 Maart a.s. in
het Gebouw der Maatschappij Arti et Amicitiae
gehouden wordt.
»Ware ik een man van fortuin, gelijk wijlen
D. Franken Azn., zoo zoude 'k zijn voorbeeld
navolgen en niet nalaten mijne Vondel-verzame
ling aan de stad Amsterdam ten geschenke aan
te b:eden." Zoo spreekt thans Hartkamp.
Maar ik kan en mxg zulks niet doen.
,/Niets zoude mij aangenamer zijn, dan dat
deze verzameling bijeenbleef, en bij mijn leven
in vaste banden overging, opdat ik de voldoening
mocht hebben, dat mijn werk bleef bestaan.
Zoo ook dat zij in Amsterdam mocht gevestigd
blijven, en niet naar Antwerpen of Keulen
overgaat.
Ik durf te zegden, dat ik, in een tijdperk
van 35 jaren, veel geld, veel tijd en groote
opoffdrii-gen ten koste heb gelegd, om voor
onzen grooten dichter dit, monument te stichten.
//Is nu niet de man of zijn uu niet de mannen
te vinden, die de gelden over hebben om dit
Vondel-museum voor Amsterdam te behouden,
uf zal, helaas! weder het bewijs geleverd worden,
dat ook deze verzameling eerst, in vreemde
handen moet overgaan, om later tegen betaling
van eroote winst in Amsterdam terug te keeren!
Prinses Sophie heeft door geldelijken steun
het Goethe-museum gesticht.
Het Vondel-museum behoeft niet meer ge
sticht te worden, het bestaat.
lk vertrouw op mijne tijdgenooten, dat zij
de geldi-lijke middelen over hebben om het
Vondel Museum te Amsterdam te dotn blijven
bestaan.
.Zooveel mij dit mogelijk is, zal ik daaraan
medeweiktn en de gelegenheid daarvoor open
stellen."
'**
A. Th. Har kamp's wensch. is waard in ver
vulling te ganii.
i Het museum is er" ?.fgt Hartkamp. Hij
bedoelt-: de verzameling. Het gebouw ontbreekt
nog.
Zeer ter snede wijst Hartkamp op hei; prach
tige, en doelmatige en scticoa elegen gebouw
te Weimar, waar de handschriften en herinne
ringen aan Goethe en Schiller goed geordend
otidi r gebracht zijn, waar de oude groothertog
vaak een uurtje komt doorbrengen om de
sclmf'uren te lezen van Goethe, dien liij als
joiigon nog gekend het ft.
Deze schoone stichting is te danken aan eene
Nederlandsche Vorstin, aan wijlen G root htrtogin
Sofhie, geboren Prinses der Nederlanden, tante
van onze Koningin.
Zou de stichting der tatte voor Duitsche
auteurs, uiet voor haar nicht Wilhelmha,
koningin der Nederlander», een voorbeeld ter
navolging kunnen ziju ? Een Vondel-museum
gesticht door Neerlaud's Koningin zou z- ker en
gewis de groote sympuhie voor koningin
Wilhelmiua beves'ieen eu versterken.
Indien hel Hare Majesteit niet mocht bela
gen, c'ai zou het refuur der s'ad Amsterdam
door het s'ichten vau een Vondel-museum zich
kwijten van een duren plicht. Want
Amster
IIMUMIHIMIMIIItllHIIIIIIHtlllllllMIIIIIIMUimillUIIIMIIIMIIIHUIM
Hy dankte de vriendelijke geefster, belo' fle
haar te komen vertellen, hoe blij Dott met het
speelgoed geweest was en begon fliiik aan te
stappen daar hij gaarne spoedig met de
medicy'n thuis wilde zyn.
Acht mijlen een steile helling op, een
even lange tocht als twaalf op een effen weg
het grootste gedeelte over dorre heide langs
een hobbelig voetpad. Hier en daar stonden
steenen, om ais wegwijzer te dienen in duis
ternis en m st.
Jephunnek was niet bang te verdwalen. Hij
had honderde malen dien tocht gemaakt.
't Gewicht van 't poppenhuis was gering, de
ware last lag niet op zijn schouders maar op
zijn hart.
De schemering begon te vallen, toen hij de
stad verliet; 't werd eensklaps duister, daar
de wolken, die zich aan den horizon hadden
samengepakt, zich begonnen te verspreiden en
't licht der sterren verduisterden. Toen de
bergwerker op de open heide kwam, bemerkte
hij, dat bij zeer voorzichtig zou moeten zijp,
wilde hy niet verdwalen, daar de steenen, die
den weg aanwezen, reeds onzichtbaar waren.
't Poppenhuis begon aan den eenen kant
los te gaan en hij had veel moeite, te be
letten, dat het viel. Hij was genoodzaakt in
de duisternis de riemen er weer aan vast
te maken en 't op zijn rug te laden. Zoo ging
hij verder, 't K oppertje op de deur liet zijn
ra ta-ta hooren, terwijl hij doorliep.
Eensklaps bemerkte hij, dat hij de pop ver
loren bad. Hij had ze op den grond gelegd,
toen hij het huis in orde maakte. Hij dead
de ontdekkirg slechts een paar passen van de
plaats waar hij de pop had vergeten, 't Was
windstil 't scheen ten minste zoo hij
streek een lucifer af, trok het papier van de
medicijnflesch, stak het aan en zag bij het
licht de pop tegen een steen liggen. Hij nam
ze op en hield ze aty'f vast. Ik laat je niet
meer los,'' zeide hij en liep door.
Maar nu begon de sneeuw te vallen, dicht
en verblindend. Jephunnek zwoegde verder.
De vlokken bleven aan zijn oogharen hangen;
toen verhief zich de wind en joeg hem de
sneeuw in 't gezicht.
Waar was de volgende steen op het pad?
Hij had ze nog niet met zijn voet aangeraakt;
misschien was bij er al voorbij. Hij deed een
stap op zijde om er naar te voelen, 't Kwam
er eigenlijk ook niet op aan; zoo dadelyk zou
hij wel aan den volgenden komen. Maar neen,
hij vond hem niet. Toen kwam een groote
angst over hem. Hij was van 't voetpad afge
raakt. Wat dat zeggen wilde, wist niemand
beter dan hij. In de duisternis, in de ver
blindende sneeuwjacht, bleef hem maar n
kans op behoud over: recht tegen den wind
in te gaan, dien hij veronderstelde uit 't oosten
te komen.
Zyn kleine Dott! 't Drankje! Hij moest naar
huis l Ze was ziek de medicijn zou haar
pijn verzachten en haar doen inslapen.
Hij wilde zijn kind zien een hartstochtelijk
verlangen welde in zijn ziel op. O zeker, zijn
vaderlijk instinct zou hem den kortsten weg
naar buis doen vinden! Zoo worstelde hij
verder. Maar steeds viel de sneeuw in dichter
vlokken en werd het ook al lichter, hij kon er
dan heeft aan VcnJ«l veel goed te jn*Len.
Vondel heeft Amsterdam onder bet hart gedra
gen en al wat goed au groot in haar was be
zongen eu vereeuwigd.
Er is wel eens gezegd, dat Het wensc'elijk
ware een Rernbrai.dt, Spinoza-Yondelhuis" te
hebben. Is dit juist gesien, dan is thans de
tijd gekomen om de hand am de n ploeg te «laan.
Moge Hartkamp's wem eb vervuld worden.
J. H. R.
mitiittitiHiiinminmiinnHintitMiiitn
Erstes Jahrbuch der Kelner
Blumentpiele. 1893.
De Duitbche dichter Johanoes Fastenralh
heeft verleden jaar te Keulen de zoogenaamde
jeux floraux uit het Zuiden van Frankrijk naar
het Noorden overgeplant.
Het feest der Rlumenspiele, dat begin Mei
van het vorig jaar voor 't eerst in Duitsehlaiid
plaats vond, was eei.o feestelijkheid zoo vol
schitterende aanminnigheid en eigenaardige
betouvering, als onze koude streken zelden
gezien hadden. De oude historische zaal
van den Gürzenich, die zooveel keizers en
koningen door zjjn deuren had zien binnen
gaan, was dien avond in vol ornaat. Honder
den lichten beschenen het versch aangebrachte
Meigroen van takkebosscben en bloemen kleur
den van alle kanten. Muziek, zang, gebaren
van vrouwen in het wit en lichte
zomertoiletten, telegrammen en gelukwensehen van wjjd en
zyd. Een jury van prijsrechters, gejuich en
ademlooze stilte van duizenden. R^citeeren
met klankvolle stemmer, golvend en loopend
handengeklap. buigende heeren en buigende
dames. Later een f eestbanket vaa honderden
gasten met rijen van toosten en nogmaals tele
grammen van vorsten, dichters, borgemeesters
uit alle landen der wereld, zelfs uit Argen
tinië. Dat alles werd gepresideerd door den
stichter, den hofrath Fabtenrath. welke nn de
bekroonde gedichten, de toosten en geluk wen
schen tot een lijvig boekdeel heeft vereenigd
waarin menig frissche bloem van zoete en
fijne poesie bloeit, zoo o a. dat gedicht, dat
den eersten pry's kreeg, en dat aldus begint:
Ich jauchze hinaus in den leuchtendea Tag,
In die goldig flimmemde Luft,
Denn alles in mir i- 1 Lercbenschlag
Und alles nm mich ist Duft.
Ich lache der Sargen, ich spotte dar Welt,
In Fiöhlingslictit wirbelt inein Uut,
Zwei rosige Wangen von Blondhaar umwellt
Und ein lachender Mund sind mir gut.
Enz. enz.
De auteur is Wilhelm LThlmanD. En dan dat
gedicht van Uenriette Zilcken geüteid »Gebet '
vol van krachtige sentimenten en bewoordingen.
Dit jaar in Mei zal wederom een dergelijk
feest plaats hebben en de uitslag wordt met
verhoogde spanning tegemoet gezien. Het zal
geen wonder zijn, wanneer men aan dezen
vreedzaaien wedstrijd en brillante verzameling
van menschen, een groote populariteit in
Duitschland en omringende landen voorspelt
en de Keultcbe bloemenfeesten even bekend,
raken als de carnaval van die htad. Fastenrath
die zooveel vreemde litteraturen in Duitschland
en in den vreemde de Duitsche heeft gi Intro
duceerd, heeft hier weer met veel tuicces zijn
invloed getoond Ook wy Hollanders danken
hem veel. Hy' is een groot ijveraar voor Vondel
in Duitschlaud. Er gaat van dezen man een eigen
aardige bekoorlijkheid van kracht en zachtheid
uit, iets wat men by Duitschers zelden vindt.
Met deze qualiteiteji begaafd ig bjj de
aangeniet te beter zyn weg om vinden. Integendeel,
de sneeuw verborgde de wegwijzei s, maakte vaa
de do kere boschjes witte mouuinenten er
begroef de steenen langs Let pad.
Kwaui de wind niet uit het oosteii? Waa
hij niet noordelyk? Als dat het geval was,
geraakte hij ver uit de koerf. Hij »as moede
LU, mo>. van bet waden door de sneeuw en z\ja
voorhoofd was nat van gesmolten «lokken en
angstzweet. Als hy' dr-n geheelen nacht eens
dwaalde, zorder zyn huis te vinden ! Arme,
arme, arme kleine Dott ! De uren verliepen.
Da sneeuwjacbt hield op en de sterren begon
nen te tciiynen. De golvingen van 't terrein
werden weer zichtbaar, maar Jephunm k her
kende ze niet. Alles was zoo vr, ernd ; hy
spande zijn oogen in, om het licht van zyn
venster te zien. Maar hy zag niets Hjj veegde
zijn gezicht af; hij streeu langs zijn oogen,
boog onder den last van 't poppenhuis en
't kloppt-r je op de deur begon wter z\jn ra-ta-ta.
In de hut zat Marianne in doodelijken angst
te wachten. De dokter had dadelyk gezien,
dat 't kind gevallen was, dat een val alleen
oorzaak van de kneuzingen kon zijn. Zou hij
het Jephunnek zeggen? Zou haar broeder
| ontdekken, dat zy Dott had verwaarloosd om
naar de kermis te kunnen gaan?
Zij bad de kleine op haar schoot, 't Kind
had zulk een pyn, dat het kreunde of hardop
schreeuwde en er niet toe te krijgen was te
gaan slapen. Wat was Jephuncek laat! Waarom
was hy nog niet terug ? Had by van haar
nalatigneid gehoord en durfde hy haar nu niet
te ontmoeten, totdat zijn ontzettende drift zou
zyn bekoeld? Zij vreesde voor zich zelf, zij
verlangde terwille van het kind.
't Werd later en later. Al over elven en
nog geen Jephunnek. Wat kon hem zoo lang
hebben opgehouden ? Kwam het door de sneeuw ?
Kleine Dott was doodelijk vermoeid in
gedommeld.
De tante begon onaangename overpeinzingen
te houden. Zy had op de kermis gewandeld
met haar beste japon en haar Zondagechen
hoed en had toch geen veroveringen gemaakt.
Zou zij met haar broeder bly'ven samenwonen,
als 't met Dot slecht «fliep? Neen.
De klok sloeg twaalf.
Toen richtte 't kiod zich plotseling op en
opende de donkere oogen. Een vreemde gloed
lichtte er in. Ze strekte de armpjes uit en
riep : Vader . . . vader ... o, vader je ! . . . Wat
een prachtig huis ! Heekmaal alleen voor vader
en mij * . ."
Toen viel ze terug en was dood.
Den volgenden dag vonden se Jephunaek.
Hij was van het voetpad afgeraakt en OM» een
rotsblok gevallen.
Het poppenhuis was gebroken en om kern
heen lagen de meubeltjes spiegels, pausen,
stoelen en tafels, die bij het huis hadden be
hoord. Maar zijn hand hield de pop omklemd,
wier wassen hoofd ongeschonden waa. Hij had
ze zóó stijf vast, dat men ze niet los kon
maken.
Zoo werden ze samen begraven: Jfphunnek
en kleine Dott en de pop.