Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
No. 1186
De COLLECTE voor
Werklooze Diamantbe
werkers,
Schijvenschuurders en voor noodlij
dende gezinnen, welker
verzorgers in Transvaal
en Oranje-Vrijstaat ver
toeven, zal op den 19den
Maart en B volgende
dagen gehouden worden.
Waarde Stadgenooten!
Waar armoede het leven ver
bitterde, stondt gij steeds
geTeed om door liefdadigheid te
helpen.
Hiervan gaf de collecte ten
behoeve van stamverwante vol
ken een heerlijk getuigenis.
Door den noodlottigen oorlog
in Zuid-Afrika vervielen dui
zenden stadgenooten onver
wacht en onverdiend tot werke
loosheid.
Er heerscht bittere ellende.
Van waar zal uitkomst en
redding komen?
Behoeven wij het te vragen?
Voor de nagelaten betrek
kingen in Z.-A. heett men on
gevraagd tonnen gouds bijeen
gebracht. Zou het weldadig
Amsterdam nu gedoogen, dat
duizenden stadgenooten door
ellende ten gronde gaan?
Keen, driewerf neen!
Ontsteekt dan, medeburgers,
het licht der hoop in die wo
ningen, waar de wanhoop
geröed staat binnen te dringen.
Gehoorzaamt aan Uw inge
schapen gevoel van onbekrom
pen menschenmin.
Helpt en redt!"
Het Hoofdbestuur:
D. BEEKENDS, Voorzitter.
MR. D. J. VAN STOCKÜM, ViceVoorziüer.
A. L. SMIT Ju., Ie Secretaris.
M. MEKEXS, 2e Secretaris.
ME. K. J. ABBRIKO HINGST, Ie Penningm.
H. BAKNSTEIN, 2e Penningmeester.
Prof. Dr. J. C. MATTHES.
Advlseerende leden:
ME. F. S. VAS NIEROP.
W. Hovr.
P. H. VAN OuTERSTEKP.
6. BROEKMAN (Pastoor).
Prof. Mr. G. A. VAN HAMEL.
J. A. TOURS.
P. H. HüGENHOLTZ JE.
Mr. J. G. DE WITT HAMER.
S. LEHMANS.
Mr. B. E. ASSCHER.
Dr. N. JOSEPHÜS JITTA.
C. W. DE SAUVAGE NOLTING.
B. VAN BEUGEN.
P. NOLTIXO.
C. A. A. DÏDOK »E WIT.
M. A. VAN ZANTEN (Pastoor).
Ds. J. H. BOEKE.
L. SEKRUEIER.
JAC. POLAK.
A. C. BLEI-S.
Mr. J. KAFPEYNE VAN I>E COPPELLC».
Ds. H. V. HOGEKZEII...
W. A. VAN DEN BROEK,
J. ScHECER.
A. HAHMSEN JE.
Mr. H. PÜUW.
MATTHFAS Durs.
J, BRUISWOLD RIEDEL,
D. SCHDT.
P. STIKKER.
G. P. WIJNMALEN JR.
Prof. Dr. C. BELIAAR SPRUYT.
Mr. M. J. PuNAPl'EL.
Mr. W. HEINEKEN.
P. W. SüTORIUS.
HENDRIK SCHUT.
W. S. STÜVEN.
P. WELTEVREEDE.
J. P. A. KlLSDONK,
P. J. RAAMMAKERS.
Dr. S. SCHIPPERS.
Ds. E. LAURILLAKD.
A. C. SCHWARTZ.
Mr. L. H. FESCHOTTE.
K. KATER.
W. C. J. PASSTOOES.
HtTSJES
Tnw.
Naar het Duitich
van A. HAUSCHNEK.
Elegante kleine salon in bet Grand Hotel de»
Anglai» te Nizza, rijk met bloemen versierd.
Men heeft door de open deur uitzicht in een
zijkamer, waar een zooeven verlaten, feestelijk
gedekte tafel staat. Vier couverts, guirlandes
van rozen en mvrthen, op Sèvressohotels
en zilveren schalen resten van bonbons, taart
en vruchten, tussoheu halfvolle wijn- en
champagneglazen. Negen uur 's avonds.
Een zoele Maartavond.
Therese Deinhardt, 44 jaar, groot,
slank, nog eeer interessant, bleek teint, ver
standige grijze oogen, zwaar donker haar.
Japon van wit crêpe-de-chine, drie rijen
paarlen om den hals, witte rozen en myrthen.
op de borst.
Josephine Schönaö,3S jaar, middel
matige lengte, teedere, piquante schooit heid,
donkere pogen, aschblond, lichtgolvend haar,
een beetje geblanket. Japon van lilasuêpe
met witte kant, een bouquetje viooltjes op
de borst.
Therese en Josephine staan op het
balkon van den salon en kijken naar de
straat. Men hoort beneden een mannen
stem ; ,Tot straks, dames!" en een
jongensBtem : tAddio, mamma mia."
T b e r e s e (kijkt naar beneden, teeder). Wat
ia Heini groot voor zijn vijftien jaar.1'
Josephine (kijkt ook). ,Hij reikt z'jn
vader al tot. de schouders."
Therese. En Martin is toch buitenge
woon l&ng."
Josephine (slaat lachend dea arm om haar
middel.) ,/Hoe kan men nog zoo verliefd zijn
op zijn man na 25 jaar!" (Trekt haar ia den
galon). En nu zullen wij wat praten, totdat de
heereii" terugkomen." (Zij gaan zitten op* een
sofa in eea hoek tusBcben twee hooge, met
bloemen gevulde vazen).
Josephine (haalt een cigarettenkoker uit
haar zak, en hied hem Therese aan). Wil je
een cigarette, Heel?"
Therese. Dankje, het kan mij niet
bevallen, als een vrouwenmond naar rook ruikt."
Josephine (lacht), Chenhez fhomme
(zij leunt achterover, slaat de been en over elkaar
en blaast rookkringeljes in de lucht). Je bent
>eker erg geschrokken, toen je mij vandaag zag.
Je hadt je zilveren bruiloft liever iutiem willen
vieren met je man en je zoon."
Therese (hartelijk). ^Je weet, dat ik zeg,
wat ik meen: er had mij niets aangenamers
kunnen gebeuren. Ik wilde niet naar Weeneu
gaan."
J osephine. ,Dan was je van den regen
in den drop gekomen. Degeheele heilige familie."
Therese. Ja, dat is een vreeselijke ge
dachte die drukte, al die bezoeken." (Zij
glimlacht). En bovendien is het niet eens
waar."
Josephine. Wat is niet waar r"
Therese. Het is eigenlijk vandaag vol
strekt niet mijn zilveren bruiloft, wij zijn eigenlijk
pas zestien jaar getrouwd."
Josephine (kijkt haar aai'). Zeg eens,
wil je mij voor den gek houden?"
Therese. ,lk verzeker het je («ij leunt
achterover, trekt eea roos uit de taaseu speelt
er mee) dat is een heele geschiedenis."
Josephine, Ik ben er erg nieuwsgierig
naar."
T b e r e s e. Later misschien. (Zij bekijkt
de roos oplettend). Vertel mij eerst eens wat
van jezelf! Sinds wanneer ben je in Nizzar"
Josephine (rookend). ,Sinds veertien dagen.
In Weenen kon ik het niet meer uithouden van
weeheid. Altijd en eeuwig hetzelfde, bals, con
certen, tarokpattijen en jours en ik altijd
alleen of die eeuwige leugens en uitvluchten,
om te kunnen bedanken."
Therese. Kon je man dan niet met je
meegaan ?"
Josephine. Hier naar toe! Wat denk
je wel hij kan uiet scheiden van zijn ge
liefden Rijks-aad, van de Tsechen en Slavea en
al dat gescheld en gevecht, voor nists ter wereld."
Therese (Zij speelt met de roos). En
de jonge man, dien je vandaag aan ons hebt
voorgesteld f"
Josephine (wat verward). Mijnheer von
Hubinger?"
Therese. Heb je hem hier leeren kennen ?"
Josephine (aarzelend). Op een réunion
hij heeft zich door een gemeenschappelijkea
kennis aan mij laten voorstellen." (Zij richt zich
op, werpt de cigwette weg, snel) Och wat,
waarom zou ik het niet zeggen ik kende
hem al ia Weenen hij is een van mijn
ijverigste aanbidders. Maar ik vermoedde niet,
dat hij mij zou nareizen, dat zweer ik je!"
Therese. Ik wil je wel gelooveu."
Josephine. Hij is tot over de ooreii
op mij verlitfd."
Therese (lacht.) Dat is te zien."
J o s e p b i u e. En ik behoef kern slechts
een vingtr te gevea."
Therese. IJau zou hij dadelijk de
geheele hand nemen."
Josephiue. »In den waren zin van het
woord, hij verlangt niets vuriger. (Zij aarzelt.)"
Therese. l)an met jou te trouwen."
J o s e p h i a e. Op staarden voet, als ik
vrij was, (zij richt zich op, zeer levendig).
Het is schande, dat ik, een getrouwde vrouw,
zoo spretk. En ik ben werkelijk niet zoo
lichtzinnig, misschien wat ccquette, maar wer
kelijk niet los. Maar wat moet een jonge,
vroolijke vrouw beginnen, die haar man nergens
mee been krijgt? Altijd en eeuwig zijn zittin
gen en protocollen en commissies, en als !iij
's avonds ttiuia komt, is bij tot niets goed dan
slapen!" (Zij steekt lialf schreiend een nieuwe
cigarette aan.)
Therese (nadenkend). Altijd weer liet
oude liedje. Wij zijn te jong voor onze man
nen, wij moesten ouder zijn dan zij."
Josephine. Och kom, ivat zou dat
voor ongelijke huwelijken geven!"
Therese. Zoo, en vind je dan nu, dat zij
gelijk zijn ? Kijk eens naar zulk een paar uit
oase kringen, hoe gelijk dat is! Zij komt uit
de rust, hij uit den storm. Zij heeft goeden
levenshonger, hij reeds een overladen maag; zij
is uog half in slaap, hij al niet recht wakker
meer. Eeu tijdlang houden zij gelijken tred,
maar wanneer zij harder wil gaan loopeu,
moet hij gaan zitten ; nis haar liet leven juist
het best bevalt, kan hij niels meer verdragen,
en als zij ontwaakt, is hij op liet punt van
inslapen. Natuurlijk is er dadelijk een mede
lijdende ziel te vinden, die haar r.ood begrijpt,
want de mannen zijn alleen blind in het
huwelijk, de vrouwen van anderen begrijpen zij
dadelijk."
J o B e p li i n e. Je bent een ware philosoof
geworden, Resi!"
Therese: fik beb daarover veel nagedacht
in een tijd .... (zij draait de eteel van de roos
gedachteloos on» baar vinger.) ,Toen ik trouwde,
dat derk je niet, Peppi, jft was toen nog een kind.
Maar ik kom uit een familie, nu, je weet, hoe
eenvoudig wij thuis leefden. Toen ik in Berlijn
kwam, die groote stad, in znlke a«dere omstan
digheden mijn man ging overal met mij
heen, naar den schouwburg, naar pirtijen ....
op bals danste hij zelfs met mij, die eerste paar
jaren waren als een droom. Langzamerhand
kreeg hij van dat alles genoeg. Hij was toen
direct«nr van een groots bank geworden hij had
vreeselijk veel te doen en trok zich van alles
terug. Daarbij is het, ook gebleven. Hij heeft
mij niet gebrusqueerd, ik mocht g»an, waarheen
ik wilde. Maar hij had toch liever, dat ik thuis
bleef en den een of ander uitnoodigde. Het
li«fst een pjar heeren, dat «af hem den minsten
last. Een zekere Dr. Brodnitz kwam dikwijls
bij ons aan huis, je kent hem misschien, bij is
dikwijls in Weemn."
Josephine (denkt na). Brodnitz,
BrodnitzP O ja, natuuronderzoeker en
otitdekkingsreiz'ger, niet waar ? Ik beb bem wel een» bij
Polcti Weissinger ontmoet, met «ie hij muziek
maakte."
T b e r e s e. Juist, muziek, daarmee is het
bij mij ook begonnen. Wij speelden
tjuatremains, ik accompagneerde hem, als bij zon».
Mijn man vond dat prettig, bij luisterde dikwijls
naar ons, als hij niet's avonds nsar het kantoor
moest, hij bad toen versohrkkelijk veel werk
met een leening ofzooifis. Een tijdlang is alles
goed gegaan. Toen werd Brodnitz sentimenteel
en maakte alle tempi te langzaam of te snel,
altijd een grun. sentimento of con gran passiome,
en in alle toonaarden maakte hij variaties of
hetzelfde thema: Waarom ben je niet vrij ? Als
je vrij was ....."
Josephiue (vol belangstelling:, is opge
houden met rooker). »Nu, en jij?1'
Therese. Ik heb gelachen en gedaan,
alsof ik niets begreep. Op zekeren avonri, toen
mijn man reu vergad ring had, werd liij echter
zeer duidelijk, onze muz:ek eindigde met een
dissonant. Daarna heeft hij zich drie dagen lang
niet laten zien. Op den vierden Hsg kreeg ik
een brief, hij vraagt mij om vergiffen s, bij kaa
zoo niet lang leven, plicht, vriendschap harts
tocht., weet ik het, ten slotte weer: Waarom
ben je niet vrij?" Spoedig daarna lees ik in de
courant, dat hij zich bij een onderzoekingstocht
door Oost-Afr.ka had aangesloten."
Josephine. Speel je dat niet verschrikke
lijk ?"
Therese. In het begin volstrekt niet.
Het was net, als wanneer men zich met een
scherp nifs snijdt. Eerst voelt men. in het
gtheel geen pijr. Ik leefde zooals altijd, alleen
gevoelde ik plotseling weer lust, om uit te
gaan. Maar mijn mau kon nooit met mij mee
gaan, hij had juist heel veel te doen, er was
eea nieuwe leeoin? «ingegaan ergens in China
of Rusland. En ik wilde niet graag alleen
gaan, dat heeft zoo iets dubbelzinnies. Eu toen
bemerk'e ik plotseling, dat ik Brodnitz ver
schrikkelijk miste, en dat het leven eigenlijk
erg vervelend is.''
J osephine (vol overtuiging). Ja, dat
weet God."
Therese. Nu, en je weet het zelf, uit
verveling komt meu op de dwaaste gedachten.
Ik begon aan Brodnitz te denken, aan zijn
blauwe oogen en zijn blonden snor, en dat l.ij
zulke fijne, witte handen had, en wat hij ge
zegd had, en hoe hij inij op dien bewusten
avond had aangekeken. Alle mogelijke eigen
schappen dacht ik bem toe; miju verbeelding
maakte een heel anderen Brodmtz uit hem.
Kort en goed, ik werd op den man verliefd,
twee maanden, nadat, hij weg was."
Josepbine. »0ch kom !"
T !) e r e s e. Ik verzeker het je. Ik was
niet wijs. Ik nam zijn portret uit bet album
eri verborg het in een geheim vak van mijn
schrijftafel. Zijn afscheidsbrief kende ik van
buiten, ik speelde altijd de liederen, die hij
had gezongen, en schreide er bij. En ik ben
aan een landwerk voor hem begonner, een
canapékusseu, en dat heb ik symbolistisch ge
nuanceerd!"
Josephine. .Hoe heb je het genuanceerd !"
T b er e s e. Symbolistisch. Ik heb al het
gedrukte en geschrevene, dat mij aan hem her
innerde iu de kleur, die met miju gevoelens
overeenkwam, gerold. Bijvoorbeeld zijn
&'scheidsbrief in bontgekleurde zijde, het bericht
van zijn vertrek in dof zwart, alle
uitnoodigingen, die ik om zijnentwil had afgeslagen,
in grijs, efn reisbrief, dien hij in de courant
liet afdrukken, in hemelsblauw, een kort be
richt over zijn vermoedelijke terugkomst in
helder groen."
Josephine. //En js man?"
Therese. »t)ie heeft niet gemerkt. Hij
had toen juist buitengewoon veel te doen. Zijn
hauk had iets gesticht, een groote mijuzaak in
Westfaleu of aan den Rijn. Hij was meer op
reis dan thuis. Dat was mij juist heel aan
genaam, ik ben toch een fatsoenlijke vrouw,
en ik was reeds half besloten ..."
Josephine. O, neen l"
Therese. ,/Ja, werkelijk, ik was reeds bij
den advocaat."
Josephine. Tk geloof het niet!"
Therese. Het viel mij niet gemakkelijk,
ik was in een humeur! Om een kleinigheid
begon ik een twist met mijn man. Die was
daataau niet gewoon en werd ook onbeleefd,
mijn hemel, wat was dat een leven, het was
niet uit te houden, zoo zenuwachtig waven wij
beiden. Mijn man had het juist heel druk,
zij hadden een filiaal opsericht, ergens in
Trankfurt of Stuttgart, hij bad zijn verstand en zijn
slaap zoo noodig, en eens, na een verschrikke
lijke scène, is hij weggeloopen en naar een hotel
gegaan."
J osephine. //Heb je het zoo ver laten
komen ?"
Therese. Nog veel verder. Ik heb onzen
twist aan mijn advocaat meegedeeld. Den
brief, waarin hij mij om een tweede onderhoud
vroeg, heb ik in vuurroode zijde gewonden.
Eu toen ik juist een merkwaardige bloem er
mee had geborduurd, half roos, half orchidee-,
wie, denk je, komt de deur in ?"
Josephine (ademloos). //Je man."
Therese. //Brodnitz." .
Josephine. , O heinel! Wat heb je gezegd?"
Therese. «Goeden middag, mijnheer Brod
nitz, hoe gaat het u, bent u weer terug?" Het
hart klopte mij in de keel, en ik beefde, alsof
ik het koud had. Hij bemerkte natuurlijk niets.
Mannen zijn zoo dom, en wij vrouwen kunnen
zoo goed comedie spelen. Hij zelf was opge
wonden, daardoor werd ik kalm. En het was
zoo grappig, ik was toch op Brodnitz verüefd,
maar de mau, die daar voor mij zat, was mij
geheel vreemd, en ik wachtte aldoor, totdat de
twee weer een zonden worden. Hij vro?g eerst
naar mijn man en praatte over het weer. Toen, ,
na een pauze, vertelde hij mij, dat bij eerst
dea vorigen avond was teruggekomen, dat ik
de eerste was, wie hij een bezoek bracht, hij
vertelde mij, dat mijn hardvocbtigheid bem had !
weggejaagd, dat hij voortdurend aan mij had
gedacht, daarbij kwam hij telkens dichterbij,
en bij was veel vrijer dan voor zijn vertrek.
Ik dacht ondertuiachen: Zou ik hem zeggen?
Hoe zal ik het dan aanleggen?" En toen hij
vroeg, hoe het mij was gegaan, en of ik hem
niet geheel bad vergeten, haalde ik mijn hand
werk en zéide: ^Wilt u weten, hoe het mij is
gegaan ? Dat is mijn dagboek !" En ik wond
het eene kluwen na het aLdsre voor hem af.
Eerst was hij dom, maar toen begon hij lang
zamerhand te begrijpen, bij de blauwe zijde
sprong hij op, en bij de groene wilde hij mij
omhelzen."
Josephine (luistert aandachtig). Hemell
hoe was het je daarbij te moede?"
Tberese. Alsof wij beiden comedie speel
den, en ik een rol opzeide. En toen hij aan
den roodzijden brief kwam, was het, of iemand
mij souffleerde: Uw wensch is vervuld, ik ben
vrij!" Pepi, je hadt eens moeten zien, wat
voor geziedt hij zette! Ik had bijna hardop
gelachen.
Hij werd bleek en keek om zich heen, net
als een muis, die een gaatje zot kt, om door
weg te Joopen. Hij liep een paar maal heen
en weer, slikte, alsof hem iets in het verkeerde
keelgat was geschoten, toen schraapte bij de
keel en toen ... heb je wel eens uit bet raam
gekeken, Pepi, als een gast van je was weg
gegaan, heb je gezien, hoe zijn glimlach ver
dwijnt, en zijn gezichtsuitdrukking verandert?
Het is net, als wanneer wij onze japon uit
trekken en een gemakkelijke peignoir aandoen.
Zoo viel ook zijn gedwoogenheid af, zijn ziel
was in een peignoir, het was maar een dood
gewone ziel. Mevrouw." stotterde h'i, »als u
mij nu een oorvij? geeft en mij voor een
gemeenen kerel uitschelt, zal ik het mij moeten
laten welgevallen." Hij keek als een uil in
doodsnood. Ik kan nie*, het is niet mijn
schuld, maar ik kan niet, ik ben n:et voor het
huwelyk geschapen, ik zcu u verschrikkelijk
ongelukkig maken!" Ik wist niet, wat ik zou
doen, ik schaamde mij, God, wat schaamde ik
mij! ik was gaarne weggeloopen, omdat ik niet
wist, hoe ik hem zou wegkrijgei). Maar toen
begou bij mij een geschiedenis te vertellen, dat
zijn moeder, een paar dager, voordat hij op de
wereld was gekomen, met zijn vader op een
wandeling voorbij eea grooten boomgaard was
gekomen. Zij zag door het hek heerlijke p'rziken
aan een muur hangen. En zij kreeg er zoo'n
verlangen naar, zulk een ziekelijk verlangen,
dat haar man bang werd, dat het haar kwaad
zou doen. En omdat er heinde en ver geen
tuinman te zien was, begou hij over het hek
tft klimmen, om een peróik voor haar te stelen.
Toen kwam er plotseling een groote hond op
hen af, die hard blafte, waarop een man met een
grooten stok kwam aanloopen. En toen pakte
de moeder den vader bij zijn jas en trok hem
terng. Zoo heeft bij een erfelijke belasting mee
op de wereld gebracht, een ziekelijk verlangen,
naar verboden vruchten."
Josephine (barst in lachen uit). Neen
maar, dat is toch te gek!"
Therese (draait de steel van de roos
steeds zenuwachtiger om haar vinger). Ik
kookte inwendig van woede; ik ben gewoonlijk
niet gauw boos, maar dien kerel bad ikin kleins
stukjes kunnen scheurec. En dan de angst, dat
hij iu de heele s'ad met mij te koop zou loopen.
Toen vitl mij in mijn wanhoop een krankzinnig
denkbeeld in. Ik lachte en zeide: Dan heb ik
mijn weddenschap werkelijk verloren. Mijn
vriendinnen bebben zoo op de mannen geschol
den, dat zij a'len liegen en tot niets deugen ;
en toen het) ik beweerd, dat ik er een kende,
die het eerlijk met mij meerde. En ik heb om
een jaar abonnement bij d< n banketbakker ge
wed, dat hij iedere proef zou kunnen doorstaan.
En toen het bericht van zijn terupkomst in de
courant stond, heb ik alles voor zijn ontvangst
gereed gemaakt."
Josephine. En geloof Je hij dat?"
Therese. Hij morst wel, hij zag er zoo
ongeloofelijk dwaas uit, geheel terneergeslagen,
zoodat ik nog een stap verder waagd«. Ik ver
zocht bem te blijven eten, opdat wij de grap
pige geschiedenis aau mijn maa zouten kunnen
verteller. Nn kun je mijn schrik voorstellen,
toen ik plotseling iemand de huisdeur open
hoorde doen,"
Josephine. ;/Je man ?"
Therese. Ja, werkelijk mijn man."
Josephine. Dat trof ongelukkig.1'
Therese. Dat, trof gelukkig. Martin deed
natuurlijk voor den bezoeker, alsof er niets
tusschen ons was voorgevallen, en omdat hij
van de heele geschiedenis niets wist, breroette
hij Br<iduitz hartelijk en onbevangen. En toen
was ik zoo brutaal te zegden: Xeen, Martin,
als je eens wist, je zou je half dood lachen '.''
Maar toen viel Broduitz mij in de rede, narn
zijn hoerf, mompelde, eepn paar verontschuldi
gingen en gii g we?."
Josephine (in ademlooze belangstelling).
En wat heb je toen gedaan?"
Therese (die door haar verhaal steeds
opgewondener is geworden). Eerst kreeg ik
e>en huilbui, ik was op. n toen mijn goede
man, die hevig sc'iroli, mij weer tot kalmte
had gebracht, ben ik liem om den hals gevallen
en deb hem alles opgebiecht, alles, mijn werke
lijke en mijn denkbeeldige zonden. En ik heb
hem om vergiffenis gevraagd en gezegd, dat hij
mij moclit wegjagen !"
Josephine. Hemel, dat is interessant!
En je man?"
Therese. Hij werd doodsbleek en ging
een eind van mij weg. Na een poosje zeide
hij: Ik moet eerst met Brodnitz afrekenen!'"
Je kunt mijn schrik voorstellen. Het duurde
lang, eer hij inzag, dat dit het domste zou zijn,
wat bij kon doen."
Josephine. En toen?"
Therese (glimlachend). En hij heeft nog
veel meer ingezien, dat hij ook niet geheel
zonder schuld was, dat hij eigenlijk veel meer
van mij hield, dan hij had gedacht." (Zij zwijgt
even en werpt de toos weg). »Hij is niet meer.
naar het hotel teruggegaan. Den volgenden
dag heeft bij verlof genomen en is met mij
naar Italiëgegaan." (Zij ziet Jos<phine door
haar tranen lachend aan). //Nu, en sinds dien
dag zijn wij eigenlijk eerst getrouwd,"
Josephine (nadenkend). En meen jf,
dat voa Huhiager. ..."
Therese (luisterend). Ik geloof, dat ik
mijn jongen hoor fluiten." (Zij fctait. op ea gaat
op het balkon). Ben j1) klaar met je sisaa-,
Martin ? Kom dan gauw boven, ik zal d «lelijk
thee laten brengen."
SNUIFJES.
»Er was Dinsdag by den Haagsches
Baad ingekomen een missive van Gedepu
teerde Staten van Zuid-Holland, adv
30 Januari 11. G. S. No. 50/1, ten geleide
vatteen afschrift der beschikking van dea
minister van binnenlandsche zaken van
26 Januari te voren, No. 975/1, afd. A. Z,
C., betrekkelijk de vaststelling der Kijk»
vergoeding in de kosten van het lager
onderwijs dezer gemeente over 1898.
En wat houdt deze beschikking van den
minister wtl in, denkt de nieuwsgierige
lezer.
Dat 's Gravenhage over dat jaar ?0.005
te weinig genoten heeft.
Er staat niet zoo maar ordinair een halve
cent te weinig, neen er staat behoorlek in
een officieele tiendeelige breuk van een
onderdeel van een gulden Nederl. ct.i
?0005.
Uit de tninisterieele burrelen werd ons
heden verklapt, dat naar dien halven cent
gedurende Benige dagen door vier ambte
naren, hooge en lage, gezocht is en voor
deszelfs teboekstellirjg een maatje inkt, een,
kwart riem schrijfpapier en zes
kroontjespennen zijn verbruikt.
Men maakt zich nu ten stadhuize gereed,,
om dezen halven cent langs officieel-
bureaucratischen weg behoorlijk in ontvangst te
gaan nemen."
In hetzelfde blad, waarin ik het boven
staande las, trof mij de verzekering vaa
prof. Dubois, dat hij te Trinil op Java eea
verstandskies en een dijbeen ge vonden had
van den Pithecanthropus erectus; dat dit
schepsel geen aap en geen mensch was, docb
een overgangsvorm, de «missing link" waar
naar men zoo lang had gezocht. Nu lijst
de vraag bij mij op, of de heer Dubois vóór
twaalf jaar er wel verstandig aan deed,
naar onzen Indischen Archipel te reizen, on*
de missing link op te sporen. Een wezen
tusschen mensch en aap, met zoowat een
halve portie hersenen, zou toch dunkt me
wel iets dichfcrbij te vinden zijn geweest.
Of was destijds de Haagsche buraucratie
nog niet zoo «ontwikkeld"? Ik houd het
er voor, dat er in de residentie heel wat
exemplaren zijn aan te wijzen, die,
mochtCuvier nog het voorrecht hebben ze (e
toetsen, onmogelijk tot Salamanders door
hem gedeclineerd konden worden, zooals
die diluviaal mensch van Teylers Museum.
Daar zijn er zeker onder hen, die van vóór
den zondvloed dagteekenen, en wie weet
in welken vorm en in wat hoekje ze bij
Noach in de ark zich hebben verstopt.
Ik begrijp Dubois' ingenomenheid met
zijn resultaten, als hij voor 400 kisten met
fossielen staat. Voor hem en dat magaz\jn
neem ook ik onwillekeurig mijn hoed afr
Alleen vrees ik een beetje, dat, bij den cir
kelgang der menschheid, cok wij, hetzy met
eerbied gezegd, Dubois en ik zelf niet uit
gezonderd, weer op weg zijn naar het
fossielenrijk, waarin de Pithecanthropus
als de primus inter pares troont. E»
bij dezen twijfel zou het mij iets waard
zijn, als ik wist. 'dat de Eegeering
Dubois had opgedragen, in plaats van
den inhoud zijner 400 kisten te
bestudeeren, een onderzoek in te stellen naar
en een beschrijving te leveren van dea
Haagschen Pithecanthropus en van den
homo inkt-niluvütestis, die eigenaardigei"
wijze gaarne bij een zandheuvel woont.
In n opzicht schijnt de lichaamsbouw
van de Haagsche bureau-fossiel wel dege
lijk op den Pithecanthropus te wijzen.
De hand, zegt Dubois, kan nog niet sterk
ontwikkeld zijn, omdat de hersenen te kleia
zijn, de hand toch is de opvoedster der
hersenen, zoodat kleine hersenen op weinig:
ontwikkelde hand wijzen. Welnu, indien er
bij een hunner ook maar een zweem van
ietwat lange vingers kon worden ondersteld,
zou die halve cent al lang zijn gegapt; te
eer, daar zelfs een Pithecanthropus, met
maar halve hersenen, allicht zou hebben
kunnen denken, dat hij, al dievende,
den Nederlandschen Staat een dienst
bewees, meer dan duizend halvecente»
waard.