Historisch Archief 1877-1940
K*. 1187
AMSTERDAMMER
A°. 1900,
WEEKBLAD VOOR NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder edactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maandun ? 1.50, fr. ;p. ipost ?
Voor Indie per jaar mail '10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar '(X12l/2
Dit btal U »erfcrijgb»*r Kiotk 10 Boulevard des Capucines tegenover fat'Grand Grféj te'Parijs.
Zondag 25 Maart.
Advertcntiën van t?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel . . 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma HUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
« M H O C D.
VAN VEERE EN VAN NABIJ: tKen
-gerutehttmikende zaai. IHet .ethnologisdh vr«agstnlo.in
:Zoid-Afrika. «ÖOIALE AANGELEGENHEDEN :
.?AmsterdamscheuiAaiatere.-door H. (I.) KUNST
JEN EETTEBEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averiamp. Bambrandt in het llauiitehnis, door
'W. S. ?Decors vo«r,?MincelUn", door B. W. P J Jr^
iBonw-.en sierkonat, door iB. .W. P..Jr. .Joost v.
. d.vVondel en A. Th-iHartkaipp, door J. HJ B. (Slot.)
Bo«k.«n'tijdschrift, door G. van Halzen. Tolst
??over den oorlog in Zuid-Afrika, door F. M. Jaeger.
FEUILLETON: De .onsterfelijke, door I.iv. B.
BECLAMES. YOOB DAME8: Vro.uweobelangen
i in Beriyn, door tC. :In H armbnis, door K.
Andriesse, beoordeeld door SM. Wibant - B. van
Ber.lelrom. De ttrouwring. Allerlei, door
? Gtpraee.?SCHAAKSPEL. TNANC1EELE EN
OECONOMI8CHE KBONIEK, door D. Stijter.
: SCHETSJES: Het gevonden .bijwoord, natr het
iFransthwan Alfred (Oapns. .INGEZONDEN.
PEN- EN POTL06DKBA8SEN.
ADVEB'TENTEBN.
len geruchtmakende zaak.
De dagbladen hebben dezer dagen
mei?ding gemaakt van een vervolging,
inge>Bteld légen, en van eeaweroordeeling Van
«kn heer Nic. Francoia &nel .tot f 300
bcete, subsidiair een maand gevangenisstraf,
door de Rechtbank te Almeloo.
jDe aanklacht in deze /zaak, die om
den persoon van den veroordeelde in
zeer mimen kring de aandacht zal trek
ken, was ingediend door .den heer Mr.
Peter in, Officier van Justitie .bij genoemde
rechtbank, op grond van n artikel door
den beer Snel geschreven is. rhet wentsch
Zondagsblad, waarin o. m. ihet volgende
voorkwam:
,Een woord van diep leedweien ovolge bier.
Omdat gebleken is, cdat de Almolosche autori
teiten, .die, indien zjj, recht boven>alles zocbten,
niet hadden moeten >vragen: wie ihelpt ,Bo?,
maar w .el k e feiten, voert men wior os aar.'
200 weinig die zaak ais zaak hebben behandeld,
..dat zij aanleiding geienden hebbei1,, .in plaats
tvan elke .medewerking Aan te gr ij peg, een
slag\fioom van . eigen hoogheid te werpen tusschen
(fcen en oiw.
Vanaf het, oogenblik dat Bos door alen cfficier
wu justitie werd bevolen tegen den anuur te
man staan, Als ware hij «en lepralijder, móest
B*J gevoelen:: »ik sta voor. iemand, die aijj.aan
ziet voor een beest en ntjj en mijne woorden
als zoodanig «beoordeelt," ««n was bij in dtn
waanopigen tetftand gebraakt: hoe zal ik toch
gelo«f verkrijgen!? Dat getoof vond hij hier."
had eec beschuliiiging ingebracht
tegen een wachtmeester dec rnarechausées,
en zya wedervaren bij dec Officier van
Justitie den heer Snel medegedeeld; deae
fcad daaruit aanleiding genomen het
bovenstaande in het Twentsek Zondagsblad
te schrijven.
.De Rechtbank had nu uit te maken, of
door »de AlmelooseUc autoriteitea" in 't al
gemeen, ea den heer.Pelerin ia t bijzon
der, die zich deze baoordeeling fead aan
getrokken, de zaak-Bos was behandeld,
meer Jettende op den keer Snel, 4ie, zoo
als de Officier van J«stitie verklUarde,
de drijver was in deze zaak, dan op Bos'
jnededeelingen, .en of deze ambtenaar den
beer Boa op minder gepaste wijze had
Wat het eerste betreft, de heer
Peflerin deed een verhaal van het geen hij ata
Officier van Justitie had verricht. Eerst
achtte hij de zaak buiten zijn bevoegdheid
gelegen, en verwees hij Bos naar den
Luitenant der Marechaussees. Later heeft
bij Bos gezegd, maar met zijn getuigen
bij hem te komen. Nadat de luitenant
der marechaussees een rapport aan den
Minister had uitgebracht, dat den Procu
reur-Generaal onvoldoende scheen, heeft
de heer Pelerin op diens last het onder
zoek hervat, heeft Bos opgeroepen, hem
beleefd behandeld, hem zelfs een stoel ge
geven enz.; terwijl Bos bij herhaling en
evenzeer onder eede beweert, dat de Off.
van Just. op zijn verzoek, of hij (Off.)
dan niet een veldwachter naar getuige
wilde zenden, had geantwoord: »ik ver
dom het"; dat de Off. nooit tot hem ge
zegd had in deze zaak «onbevoegd te zijn;
dat de Off. later »erg tegen hem te keer
was gegaan;'" dat de OfF. tegen hem ge
zegd heeft:
»Ga jij nu eens daar staan en dan zal ik je
htt onderscheid eens zeggen tusschen ons beiden.
Ik beu een hooggeplaatst persoon van karakter
eu jij bent een fielt en een gemeene vent. Ga
nu maar weer naar dien kerel hierover". Als er
?weer een verzoek van je komt zal ik het laten
ruiten."
Hiertegenover'heeft'de'heerlPelerin de
volgende verklaringen gesteld: dat hij
niet tegen Bas gezegd'he«ft^het te verdom
men diens zaak te onderzoeken; dat hij
niet boos was op iBos, maar kregel op
den heer Snel:; .dat hij -zich misschien
aldus heeft uitgedrukt:
»Ga na maar weer naar hierover; en hem
verzocht heb wat achteruit te gaan, dat weet
ik niet, ik doe dat wel eens meer, als de
menschen zóó van hun werk, smerig en riekende
naar den borrel, vlak voor me komen staan, maar
fescholdea voor (fielt -en gemeene vent heb ik
e m niet. Dat is heelemaal Biija gewoonte niet.
?Get. behandelt de lui die bij nem komen altijd
beleefd; hij weet maar al te goed, dat het pu
bliek er niet ie .om den ambtenaar, maar de
ambtenaar voor het publiek."
Later, op een vraag van den verde
diger, heeft Mr. -Peleriu verklaard, dat
.Bos niet dronken was, en dat hij er fatsoen
lij k uitzag.
j»Al weet ik niet .precies wat ? ik gezegd
heb, daarom weet iik toch wel, ./da/ (de
bovengenoemde woorden) .niet gezegd te
hebben, daar ik .nooit zulke uitdrukkingen
. -bezig."
Hiertegenover staat .dan -weer, dat Bos
nogmaals ondervraagd, .geantwoord heeft:
»De Off. van Just. weet zeer,goed, dat
hij die woorden gebezigd heeft en naar
den muur gewezen";; .dat .de heer .Snel
verklaarde: dat hij bij .het schrijven in
de krant niet is afgegaan .qp iBos' ver
klaring alleen, maar «r veel meer klach
ten waren van gelijken aard, die . hem
daartoe aanleiding gaven;; dat iBos her
haalde malen de zaak hem verteld had
zonder eenig verschil van toeteekenis in
den inhoud; dat de verdediger Mr.
JJrug, gen ca ten e venzoo constateerde, zonder
weersproken te worden, dat .er heel wat
.klachten in omloop zijn over .onaangename
i behandeling op het parket, ofschoon hij
>»iet wist «f deze klachten alleen den heer
Pelerin betroffen; en ten slotte, dat een
.-ander getuige als woorden van den -heer
.Pelerin ter terechtzitting heef (overgebracht:
«?Die kerel hierover (Snel) maakt me wat te doen.
Kijk eens, wat een papieren ik al volgeschreven
heb, en nu kan ik weer beginnen. Alshjj'tmjj
gelapt had, (bedoeld is 't zonder voorkennis in
de krant zetten) dan gaf ik hem een klap in
't gezicht."
Hier had men dus herhaalde beschuldi
gingen herbaalde ontkenning, beide ouder
eede,, ter wijl de loochening, eer verzwakt dan
versterkt werd door de verklaring van
den heer Pelerin,, dat hij zich niet meer
juist herinnerde, wat hij dan wel gezegd
had... een geva! dus o. i. voor Salomo
.meer geschikt, dan voor een rechtbank
-samengesteld uit vier gewone menschen.
jlntusschen, de heeren mr. J. W. Palthe,
mr. S. W..Straatman, mr. H. Crookewitt
,en mr. M. K. J. <F. ter Kuiie, stelden
,hun ambtsbroeder mr. Peleriu in 't gelijk,
en wij mogen er niet .aan twijfelen, ver
oordeelden ter goeder tr<ouu> den heer Snel
tot f300 boete; aannemende dat hij met
opzet den Off. van Jusiitie heeft willen
belee&igen en belasteren.
Enkele opmerkingen echter meenen wij
jjaar aanleiding dezer rechtspleging te
.moeten maken.
Tot kritiek op het vonnis zelf achten
<KJJ ons onbevoegd. Wat de wet onder
«waad en Jaster verstaat, dit te weten
<üt te raden, het blijft het voorrecht van
dea rechtsgeleerde. Maar hoe de heeren
kunnen uitmaken, dat in een geval als
het bier bedoeld e,?stel dat de beschuldiging
doofden heer Snel uitgebracht onjuist is,
deze teer niet het algemeen belang, de
zuiverheid der justitie heeftop het oog gehad,
maar gedreven is door de zi4eht om aan boos
aardige lusten te voldoen, het zal ons een ge
heim blijsen. Als een voorbeeld vau dit
doorschouwen van zijn evenmetiseh, geven wij
hier een deel van het requisitoir van Mr.
Vos de VVael, Ambtenaar v. h. O. M.
»En nu de beweegreden v^u oi-kl. voor deze
handelwijze. Hocatius zegt: Gelukkig hij. die
van de dingen de oorzaak we. t te on rt<-kken."
Als bekl. had gehandeld t. r wille vau een
groot doel, van een maatschappelijk bHaug, dan
zou dat nog eenige veroutsc'.nldiiri' g kuunen
zijn. Daar is echter seiijn i.och «chaiu» vau te
vinden geweest.
De zaak-Boa is voor bekl. t-eu middel geweest
om zich te roeren.
Als 't bekl. daarom te do.-n *üsg-weest dan
had deze beleediginjr acuter* g.: km.neri blijven.
De waarheid was gebleken, d,- so iuldige gestraft.
Bekl. is evenwel sinds ongBvrrr n n jnar zoo
gewoon het zwaard te ro. rt-u en ir links en
rechts klappen mee uit te .Wlcn, dat hij 't
moeilijk meer kan laten rusten. En r.u was het
de Off. v. Just. dierfe laats'r M*a mo-st *orden
toegebracht.
Spr. zegt, dat naar zijn m «M. >s, 'iekl. niets
anders op het oog lieeit ' i, u.,
«elfverheöing en eigenbelang. Voor w -neci hi-kl.?
Voor een persoon, die lic > .. ??< .-y upaf nek
kan zijn. Die zelfs aauleid,. . li v, n t'»t.
zijn mishandeling, die oiid ?! nkn.s.' staat,
van zich te hebben willen laten afkoopen «n
onbetrouwbaar is. I)
Bekend is, dat bekU hier een politieke rol
wil spelen en hiervoor kon hem de zaak-Bos
dienen. Ie, om hem de volksgunst te doen ver
nieuwen en 2e, <sm lijn eig-n psrtij in de hoogte
te steken.
De zaak-Bos viel in den tijd van de ver
kiezing voor den gemeenteraad en Prov. Staten. 2)
Zij kon dus dienen om bei L zijn zetel in den
Raad te doea behouden. Daarvoor maakte hij
zich meester van die zaak «n toen hij ze
eenmaal bad, wist bij ze aanhoudend warm
te houden, door er artikeltjes over te schrijven,
Die art. zeiden wel niet veel, maar zij hiel
den de zaak toch levendig en daarom was het
begonnen. Ea zij eindigden met den
trinmfbreet: «Hier moet ge zijn, om recht te krijgen1"
In het tweede request door Bos aan den
den Min. gezonden en door bekl, opgesteld en
geschreven, luidt het ia den aanvang: Met
onwillige honden is het slecht hazen vangen",
doelende op het parket alhier, terwijl aan het
slot verzocht word% een hernieuwd onderzoek
op te dragen aan den tmipifiiaier van justitie,
den burgemeester.
Dat stuk houdt een terdenz in. 't Is be
kend dat de stad verdeeld is in 2 partijen; de
partij van beklaagde en zij die daar niet toe
behooren.
Verzocht bekl. EU om dat onderzoek aan den
burgemeester op te draden, omdat hem bekend
was dat deze zoo goed instructies kon leiden?
Dat kaa niet zijn. De burgem. kan in admini
stratieve werkzaamheden heel bekwaam zijn,
maar van zijn bizondere bekwaamheid in tiet
leiden van iustruktirs heeft t.preker nog nooit
iets gehoord.
Daar bestaat voor bek), dan ook een andere
reden. De burgem. behoort tot zijn partij,
terwijl bekl. om welke reden weet spr. n;et,
den off. van just. rekent tot zijn tegen-partij.
Nu werd dat request in tal van bladen gepu
bliceerd en dus bek), partij in een gunstig dag
licht gesteld en de tegenpartij ineen ongunstig.
Spr. kon dus in bekl. handeling geen audere
beweegreden zien dan zelfyerhtffiag en eigen
belang.
Spr. wil nu nog even repeteeren. Bek!, heeft
voor den rechter-commissaris beweerd, gehan
deld te hebben ia het algemeen belang. Dat
had bekl. moeten bewijzen en dat heeft hij niet
gedaan. Hij heeft 't alleen beweerd.
Bikl. zou ook nog kunnen beweren gehandeld
te hebben ter wille van de waarheid en om voor
een bepaald persoon te waarschuwen.
De waarheid in de zaak-Bos was echter reeds
gebleken. Ea om een ambtenaar d:e zijn pli
niet doet verwijderd te krijgen is dat de weg
niet.. Klachten daarover behooren bij den mi».
of bij de rechtbank."
Natuurlijk is een ambtenaar van 't
Open>baar Ministerie gerechtigd tot het uit
spreken van zulk een overtuiging; het
zal waarschijnlijk, ook zijn plicht wezen,
ofschoon wij burgers, als we ons op zulk
een wijs eens uitlieten over een onzer mede
burgers, zelf gevaar zouden loopen, een
smaad of laster-proces ons op den hals te
halen. Bedenkt men nu hierbij, dat de
Ambt. v. h. O. M. antwoordde op een
vraag van den verdediger, dat de heer
Snel een ^algemeen geacht en fatsoenlijk'
man was, »naar wien het onnoodig is te
informeeren" dan begrijpt men nog beter
hoe stevig de opinie van den heer Vos
j de Wael wel gegrondvest moest wezen, om
i dien algemeen geachten, fatsoenlijken man
zoo maar in 't openbaar, in het stedeke
Almeloo, als den politieken egoïst ten toon
te stellen.
Breng een burgerman het gepaste van
zoo iets eens aan 't verstand ! De
Almeloosche burgerij begrijpt daar niets van.
Geheel onbekend met de praerofratieven
van het zoo ernstig en onpartijdig ambt
van Ambtenaar v. h. O. M., teekent zij
thans een adres aan den Minister van
Justitie en nadert zij Z. EK.
»met het eerbiedig verzoek, genoemden amb
tenaar vau 't O. M. te wijzen op het ongepaste
zijner handelwijze en zoo daarvoor termen zijn,
tegen hem die maatregelen te nemen, die Uwe
Excellentie zal nuttig en uoodig oordeelen."
Ook verdient vooral het laatste gedeelte
van Mr. Vos de Waek inquisitorieele
reden in 't bijzonder de aandacht.
Spr. wil bekl. nog toevoegen: Schoenmaker
houd u bij uw leest!
Laat de handhaving van de wet en het recht
gerust aan ons over en blijf zelf bij uwe Ver
zekeringen.
8pr. is er van overtuigd dat de zaak der
justitie in goede handen is."
Dit is wel alleen den heer Snel, assura
deur en redacteur van het Tw. Zondagsblad,
toegevoegd, maar wij overige burgers en
courantiers (dezen titel geeft de heer Pelerin
)) PI. wil nog een enkel woord zeggen, omtrent
den get. Boa, over wiens betrouwbaarheid Off. van
Justitie zich ongnnstig hebben uitgelaten.
Toch. is B. geen enkel keer betrapt kunnen worden
op eenige tegenstrijdigheid ia zijn verklaringen. Toch.
is B. volgens pi. vrijwat meer betrouwbaar dan die
godsdienstleraar, die wc bier zooeven hebben ge
hoord, en die met een handvol geld B. wilde
omkoopen om /,ijn recht op doorzetting zijner zaak te
verschaclieren. VEED.
2) De verkiezingen hadden plaats in Juni en het
artikel verscheen in November. Waaruit blijkt nu
liet opzet ? Uit het artikel zelf ? Dat kan niet. Want
indien bekl. ba.l willen beleedigeit, liad hij dit we]
iu zoodauiii'cn vorm kunnen doen, dat iedereen het
wist eu 't toch niet strafbaar was. VEBD.
in de instructie den redacteur), mogen het
toch ook ter harte nemen. Bemoei u in
's hemelsnaam niet met het Recht in Neder
land of met de rechtbanken. Recht en
rechtspraak zijn bij ons, te Almelo, en
natuurlijk elders evenzeer, in orde... Te
dezen opzichte is contióle van het publiek
en van de pers volkomen overbodig.
Ook hierbij twijfelen wij geen oogenblik
aan de goede trouw van Mr. Vos de
Wael; boven alle verdenking is de ernst
zijner overtuiging. Wij kunnen ons zeer
goed begrijpen, dat in een stad als Almeloo,
waar de lui elkander dagelijks tegenkomen
en spreken op straat en in de sociëteit,
en elkander dus uitstekend goed kennen,
de zes heeren van de rechtbank elkaar
waardeeren om h ;n uitstekende hoedanig
heden als mensch en als ambtenaar Wie
weet hoe dikwijls b.v. de heer Pelerin zijn
nood geklaagd heeft over »dien man daar
tegenover" die hem »zooveel te doen gaf'',
aangaande wien hij gezegd had: »als hij
't mij gelapt had, gaf ik hem een klap in
't gezicht'', en hoe Vos de Wael of een
ander gezucht heeft: och hemel, ja, waarom
houdt die Snel niet zijn mond!
Toch wij, die niet in Almeloo wonen,
noch deel uitmaken van een rechterlijk col
lege, zouden in strijd met de Vos de Wael's
welgemeende, en schijnbaar zoo afdoende,
verklaring kunnen blijven meenen, dat
zelfs de Rechterlijke Macht in Nederland,
ja ook die te Almeloo, alleen tot haar
eigen schade zou leven zonder kritiek.
Niemand kan zijn tegenpartij missen. En
hoewol Mr. Vos de Wael's uitspraak in den
kleinen kring van het stedeke Almeloo
volkomen verklaarbaar is, hij zou, als
vriend van Horatius, dunkt ons, zich
iets menschkundiger, iets verstandiger
hebben uitgedrukt, wanneer hij gezegd had:
»Gij, mijnheer Snel, algemeen geacht en
fatsoenlijk man, naar wien te informeeren
onnoodig is, het is met diep leedwezen
dat ik u wegens smaad en laster tegenover
mijn collega moet schuldig achten, maar
laat dit u niet weerhouden uw uitsteken
de pen verder te gebruiken, en, op voor
zichtiger en juister wijs kritiek op mij en
mijn confraters als ambtenaren te oefenen,
want zij zijn maar menschen, gebrekkige,
feilbare zwakke menschen, die tengevolge
de eenvormigheid en de eenzijdigheid
onzer ontwikkeling, en van ous gemeen
schappelijk leven in n en hetzelfde
kringetje gevaar zouden loopen te zamen
een kaste te gaan vormen, afgesloten
van elke conti ie van het publiek.
Want schoenmakers, die bij onze leest
moeten blijven, zijn we allen. Een amb
tenaar van 't Openbaar Ministerie even
goed als iemand zonder toga en baret.
Maar wee den man, die in 't openbaar
leven een positie bekleedt, krachtens
zijn radicaal of zijn talenten een roeping
heeft te vervullen, en die zijn oogen zóó
uitsluitend op zijn leest houdt gevestigd,
dat hij bijna niet verder ziet dan zijn neus
lang is; en juist onder hen, die zich zoo
gaarne op hun schoenmakersvak beroemen,
telt men van die soort er maar al te veel.
En daar bestond een bijzondere reden,
waarom de heer Vos de Wael, naar ons
bescheiden oordeel, in die richting bij deze
gelegenheid had moeten zien. De zaak,
welke de Almeloosche Rechtbank had te
onderzoeken en te beoordeelen, lei haar
ean arbeid op van kieschen aard, die de
uiterste ingetogenheid eischte.
De heer Snel had den Almelooschen auto
riteiten met »diep leedwezen" verweten,
dat zij in hun plicht tekort geschoten
waren, en voorts als feit genoemd, dat de
officier van justitie, een man, die een klacht
inbracht, onbehoorlijk, intimideerend had
behandeld.
Wij denken er niet aan den heer Snel
gelijk te geven. Uit het getuigenverhoor,
zooals wij dit uit het uitvoerig verslag
van 't Twentsche Zondagsblad kennen, is
o. i. evenmin het bewijs te putten, dat de
heer Snel den autoriteiten en den officier
van justitie juist heeft beoordeeld, als dat
»die autoriteiten" en de officier hun plicht
hebben gedaan; om in deze een uitspraak
te durven doen ontbreken ons te zeer
de gegevens.
Maar in welke positie stond nu de
Rechtbank?
Zij moest een vonnis vellen, zooal niet
over zich zelf »de autoriteiten" dan
toch over n harer, den officier van justitie.
De Rechtbank was dus tot op zekere
hoogte rechter in eigen zaak. De vijf
heeren moesten den zesden in 't gelijk of
in 't ongelijk stellen tegenover iemand, die
de Rechtbank in opspraak had gebracht;
blijkens de redevoering van den heer Vos
de Wael zeker geen persona grata.
Nu is het, meenen wij, hoe wettig ook,
toch in hooge mate onbillijk, dat der Alme
loosche Rechtbank wordt opgedragen recht
te spreken, zoo al niet tusschen haar
zelf, dan toch tusschen n harer mede
leden en een burger, die dezen heet ge
smaad en gelasterd te hebben. Het
zou zelfs, zij 't ook in mindere mate, nog
onbillijk zijn, als een ander rechterlijk
college in zulk een zaak moest beslissen.
Mr. Pelerin sprak in 't getuigenverhoor
als volgt:
,0p de persoonlijke beleediging zou ik geen
acht geslagen hebben, indien in mijn functie
niet het openbaar gezag was aangerand.
Een dergelijke handelwijze brengt de rust
van 't land ia gevaar, 't Publiek Snoet vertrou
wen hebben in den ambtenaar. Ondermijning
daarvan meende get. niet te mogen dulden.
Vandaar mijne aanklacht. En dat zij in dezen
goed gezien had bewees wel het schrijven dat
get. ontving van den Min, waarin hem ge
vraagd werd, wat hij uaar aanleiding van het
beleedigend artikel dacht te doen."
Aangenomen aldus: het was den Officier
v. Justitie niet te doen om zich op den
heer Snel te wreken ; hij wilde het onder
mijnd vertrouwen van het publiek weder
herstellen in kracht, omdat wantrouwen
in een ambtenaar de rust van 't land ie
gevaar brengt! is het dan afdoend, dat
juist die ambtenaren, welke als Mr. Pelerin,
dat vertrouwen zoo gaarne gered willen
zien, en die er in hun eigen positie boven
dien belang bij hebben, dat het gewekte
wantrouwen ongegrond zal blijken te zijn,
het laatste woord spreken ?
Een dergelijke kwestie als zich thans te
Almeloo voordoet, kan alleen door een
onderzoek, gehouden door een commissie,
samengesteld uit ook niet-rechterlijke leden,
geheel tot klaarheid worden gebracht.
Daarom, d. o., ware het beter geweest,
dat de Officier v. Justitie den raad had
opgevolgd, dien hij zelf den wachtmeester
Hoofdwijk gaf: »dat een beambte zich
niet aan allerlei praatjes moest storen'';
immers door de zaak aan het oordeel
zijner- medeleden van de Rechtbank te
onderwerpen, kon het wantrouwen bij het
publiek onmogelijk worden uitgeroeid.
Te minder bestaat hier kans op, nu
Mr. Vos de Wa»l, zich in zijn hoedanig
heid van Ambtenaar van 't Openbaar
Ministerie genoodzaakt heeft gezien, het
misdrijf van den heer Snel als een, mede uit
politieke overwegingen, verrichte daad te
kenschetsen. Snel, aldus verzekerde de
heer Vos de Wael, heeft gehandeld om zijn
partij, de partij van den Burgemeester,
in een gunstig, zijn tegenpartij in een
ongunstig daglicht te stellen ; zoo reeds
toen hij een request voor Bos opstelde.
Tot die tegenpartij werd, volgens Mr. Vos
de Wael ook den heer Pelerin gerekend.
Nu de ambtenaar van 't Openbaar
Ministerie in zijn requisitoir de politiek
heeft genoemd, op een wijs die aan zijn
betoog een politiek karakter verleende,
is zeker de vraag geoorloofd: stond de
heer Snel als democratisch lid van den
Almelooschen gemeenteraad en als demo
cratisch politicus voor de Rechtbank in
het stedeke Almeloo, inderdaad als voor
%ijn tegenpartij terecht? Die vraag is niet
alleen geoorloofd, maar Mr. Vos de Wael
dwingt door zijn uitlatingen daartoe.
Om het vertrouw n in de «Almeloosche
autoriteiten" en den officier van justitie^
Mr. Pelerin, te herstellen, en ook om dat
in Mr. ^Vos de Wael te behouden zijn
eenige inlichtingen hieromtrent toch zeker
niet overbodig; al deden ook al deze
heeren hun plicht.
HetetliflolögisclvraaptaiiiiZDiu-AfrM
De Revue Scientifique bevat een zeer
lezenswaardig artikel, waarin de positie
der Boeren in Zuid-Afrika uit een
ethnologisch oogpunt wordt beschouwd, zoowel
wat het verleden en het heden als wat de
toekomst betreft. De schrijver, de heer
E. Fournier de Flaix, die zeer goed op de
hoogte blijkt te zijn van de oudere en
nieuwere literatuur over Zuid-Afrika, ont
leent aan het werk van Levaillant, die
van ^ 1781 tot 1784 het land bereisde, de
stelling, dat de oorspronkelijke Fransche
en Hollandsche kolonisten zich met de
inlanders hebben geassimileerd, door deze
in hun gezin op te nemen, niet slechts
als bedienden, maar in vele gevallen ook
door huwelijk. Levaillant (de overgroot
vader van den schrijver in de Revue Scien
tifique) was uit Metz af komstig, maar met
eene Hollandsche dame uit Paramaribo
gehuwd. Hij had dus eene natuurlijke
introductie bij de hoofdelementen der toen
malige Kaapkolonie. Maar naast deze
Hollandsche en (oorspronkelijk) Fransche
familiën, die eene soort van aristocratie
vormden en wier afstammelingen de "?ern
zijn geworden van de tegenwoordige
Afrikaanders, hadden zich twee andere
kategorieën van kolonisten ontwikkeld, de eerste
uit kleine landbouwers bestaande, de tweede
uit nomaden, die bijna uitsluitend in de
veeteelt een bestaan vonden. Vooral in
deze laatsten, die zich menigvuldig
ver