Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1192
Teder ingewijde gevoelt dat het voor
naamste vraagstuk vau de 20ste eeuw
is, hoe de tuberculose te bestrijden.'"
Fr. von Koraniyi.
I.
nzelfde nummer van het Tijdschrift
voor Geneeskunde uit bet gedenkwaardige
jaar 1898 (een jaar dat ons leekenpubltek
ontvankelijk heeft bevonden voor de
bestiijding van den onder ons woedenden
demon der tuberculose) bevat u een adres
van hulde van de Nederlandeche artsen
aan de Koningin-Moeder met het
planOranje-Nassau-oord n een fraai resum
van dr. Tanja omtrent het rapport dat dr.
Grancher in de Académie de Médecine_te
Parijs uitbracht over aanbevelenswaardige
voorzorgsmaatregelen tegen de tuberculose.
En Grancher, in een memorie met dr. P.
Brouardel saamgesteld voor het
tuberculosecongres te Berlijn in 1899, hamert opnieuw
op hetzelfde aambeeld, zijn landgenooten
en niet te vergeefs wakker schuddende.
»De tuberculose," zegt hjj, »is van alle
slepende ziekten de meest genoeglijke," (dit
klinkt nu in 1900 reeds als uit de oude
doos!), maar vooral ook het gemakkelijkst te
vermijden, te voorkomen."
Hij bedoelt hiermede nerzijds dat aan
het volk (in ruimen zin!) meer gezonde
denkbeelden omtrent een verstandige
levenswijze moeten worden ingeprent,
anderzijds echter vestigt hij met nadruk
de overtuiging dat de ziekte in een vroeg
tijdperk moet herkend en dan genezen
worden. Dit laatste niet allén om het
bedreigde leven van den aangetaste te
verlengen, maar voornamelyk om met xijn
xiekte weg te nemen de bron van besmetting
die hij overal rondwandelend met zich
draagt en gestadig doet opwellen en voort
stuwen.
Behalve maatregelen van sanitairen aard,
waarbij Grancher wijst op de alom bekende
mogelijkheid van besmetting van tuberculose
in _ groote ziekenhuizen, schouwburgen,
treinen, café's, vuile straten, pensions en
hotels te Davos en aan de Riviera et tutti
quanti, beveelt deze fransche humane arts
en denker voornamelijk aan het oprichten
van een groot aantal sanatoria, en juist met
een groot verschil in beslemming onderling.
Naast de «sanatoriums pour riches", zooals
die reeds jaren in het buitenland bestaan en
ons land er dit jaar te Patten ook n heeft
zien openen, wenschthij dus tevens sanatoria
»pour les pauvres". Maar hier begint de
moeilijkheid, want een inrichting voor min
dergegoeden en vooral voor zieke werklieden
moet in allerlei opzichten aan geheel andere
eischen voldoen als n voor
gefortuneerden, daar niet alleen de behandelingsduur
voor armen veel langer, maar ook de
»schoolsche" opvoeding voor de rest van
het leven een veel intensievere moet zijn.
Laten we dus eerst nagaan aan welke
stricte eischen elk sanatorium moet beant
woorden, vervolgens zien welke bizondere
voorwaarden te stellen zijn aan een
armen(mindergegoeden) sanatorium), om ten slotte
na te gaan welke in wezen onderling ver
schillende inrichtingen-voor-armen wij zou
den wenschen te zien geopend door de hulp
van particulieren of van den S iaat.
Elke genees-inrichting voor tuberculeuzen
zij in de eerste plaats een geslotene, gedisci
plineerde n aseplische, waar de levenswijze
der patiënten van dag tot dag, van uur lot
uur wordt geregeld, gecontroleerd, waarde
lijder overal en in alles gevoelt beschermd
te worden »par une discipline sévère,
quoique paternelle" (Léon-Petit), waar hij een
fiefenschool doorloopt in de enkele
rnaanclen van zijn behandeling, waar hij
practisch leert hoe het volgend deel van
zijn leven verstandig door te brengen
en zijn aandacht te schenken aan drie
machtige factoren, die hem de genezing
zullen aanbrengen en die hij om een per
manent herstel te verkrijgen zal blijven
hooghouden. Deze drie zijn: rust, frissche
lucht, weding, waarvan de toe te dienen
dosis voor elk ziek individu alleen in een
goedgeschoold sanotorium is te regelen.
Aan het hoofd van die school staat de
medicus, die niet alleen kundig en humaan
arts moet zijn, maar bovenal de absolute
regering over zijn inrichting hebben; zijn
handen moeten niet gebonden zijn door
administratieve, of' financieeie kwellingen,
door reglementen of non-possumus-theorieën
der huishoudelijke autoriteit. Bovenal moet
hij in laatste instantie kunnen beslissen
over de opneming van een patiënt in het
sanatorium, wetende hoe nadeeligen invloed
n psychisch n soms door besmetting de
aanwezigheid van een zeer ernstigen lijder
uitoefenen kan op de minder zwaar zieken.
Deze selectie is het voordeel van een kleine
inrichting als de eerste Nederlandeche te
Putten, waar de aanvragen tot opneming
de beperkte ruimte overtreffen.
Buiten dit alles moet een ideaal san atorium
(waarvan Knopf in zijn fraai werk een uit
nemende beschrijving en illustratie geeft),
geïsoleerd liggen, beschut door bosschen,
overvloeien van zonlicht en zuivere buiten
lucht, yèr zijn van fabrieksrook en jBtadsvuil.
De inrichting van het huis en de inwendige
dienst moeten voldoen aan de meest
minutieuze eischen, die een hygiënisch
ontwikkeld en aseptisch denkend arts
stellen kan.
Aan dit alles kan een sanatorium »pour
riches" beantwoorden. Eu gemiddeld in
3 a 4 maanden herstellen zij die bij de
opname niet téernstig, niet télang
tuberculeus waren. Voor hun blijvende genezing
vinden zij in het nieuwaangeleerde de beste
waarborg. Den allerbesteu steun hebben
zij het is treurig dit te moeten voorop
stellen echter in den rooskleurigen toe
stand van hun financiën. Immers: »rust,
frissche lucht, voeding," de hoofdfactoren !..
Hoe geheel anders is dus de kans pp
langdurig herstel voor den armen en min
dergegoeden tuberculeuse! Gesteld al dat
een goedertieren philanthrpop of een
vereeniging voor volkssanatoria, mogelijk ook
te eeniger tijd de levensverzekeringmaat
schappij, misschien over ettelijke jaren de
Staat en zijn verplichte verzekering de
mogelijkheid van een opname ia een
goedingericht sanatorium voor den armen
werkman openstellen, gesteld dat een
gevoelige en de ziel van het volk kennende
arts de genezing van zijn tuberculeuse
aandoening kan leiden (want de arme is
door geringe ontwikkeling, wantrouwen en
begrijpelijkeonvergchilligheid vooreen niets
waardig leven ontzettend veel moeilijker te
leiden!), wat dan nog zal dit den arbeider
baten voor de rest van zijn leven, als hij
daarin verstoken is van >rust, frissche lucht,
voeding'', de oppermachtige factoren. Hoe
zich te wachten voor vermoeienis bij over
werk, voor kouvatten bij zweetarbeid, voor
vunxe lucht bij de luttele kubieke meters
woninginhoud met het geheele gezin, voor
slappe en slechte_ kost bij vleesch-accijnsen?
De behandeling in het sanatorium zal
voor den mindergegoede langduriger zijn
om yerlerlei redenen : in de eerste plaats
zal hij in een later tijdperk der ziekte aan
komen, weinig tijd en neiging als hij heeft
om zich voldoende rekenschap te geven van
dan staat zijner gezondheid, geringe ge
legenheid als_hij nog heeft om zijn medicus
vroegtijdig te raadplegen.
Voorts zal de toestand waarin het gezin
achterblijft hem zorg baren en psychisch
de genezing tegenwerken ; het heimwee zal
hem in de vreemde omgeving meer over
vallen dan den meergegoede die tijd en geld
tot reizen had, vóóraf; de oefenschool is
voor hem dus moeilijker te doorloopen, niet
uitsluitend omdat hij minder ontwikkel''
is en het nut der »Schonung" niet ir
hij weet vooruit het geleerde nietp'
te kunnen toepassen, en zijn aanr1 <»i
niet ten volle gewijd zijn aan d'
^anatorialen cursus voor het leve* dl niet
in 3 a 4 maanden genezer ,c indien
hij bij opname slechts mat evondenis.
En indien de plaat? .^.rschijnselen
in zijn longen, dar een
goeddoorgevoerde strenge t de voortdurend
op meer kalmt*- ist aandringende
medische raadgt jeperkt zijn tot een
zoodanig gen' ang, dat een rijke
met de mees' p blijvend succes het
sanatorium jen verlaten, dan nog
moet de m roordeelde thans
genezene en .oeilijk meer onder mediech
toezicht .en! genoopt worden tot
een v< verblijf, omdat de sanatorium
arts v .,oe de hem wachtende omgeving
een < .^rast vormt met de tegenwoordige,
hoe het met veel moeite en zorgen aan
geleerde hygiënische leven weer moet ver
geten worden en plaats maken voor zwoegen,
fabriekslucht en onvoldoende voedsel, ge
zwegen nog van het weinig zindelijke, laat
staan aseptische in de wachtende woning !
of kamer. Maar toegegeven, dat dit niet '
voor alle mindergegoeden waar is, dat wel .
degelijk een enkele in de gelegenheid is
zich in alle opzichten te ontzien, en dus
een zeker procent als altijd durend genezen
kan worden afgeschreven van de som der
tuberculeuzen, dan blijft toch het overgroote
deel der armen met de grootste waarschijn
lijkheid blootgesteld aan een recidief, een
herhaling of terugval van de ziekte. j
Dit alles zoowel de langere gemid- i
delde behandelingsduur als de kans op
recidief heeft noodwendig tot gevolg
dat er meer plaats moet zijn in de Sanatoria
voor onbemiddelden, en daar bovendien
het aantal armen in elk land (zelfs in het
onze !) dat der meergegpeden overtreft,
zullen er xeer veel Sanatoria n van groote
uitgebreidheid moeten worden gesticht in
ons land. Dit is een ONAFWIJSBARE Etsen.
Van oudsher, toen er nog bijna geen
philanthropen (!) waren, is er steeds beter
gezorgd voor de zieke armen dan voor de
gezonde. Dit dreigt Umns> anders te worden,
want afgezien vaii hit feit dat in de
overgroote meerderheid der gemeenten in
ons land nog geen gewoon ziekenhuisje
existeert! moest de roepstem der uit
nemende mannen uit de medische en
fiaancieëie wereld, die in de 2 vorige jaren ge
tracht hebben een Vereeuiging voor Volks
Sanatoria in Nederland te stichten, oneindig
veel meer resultaat hebben opgeleverd, N u
zal te eeniger tijd te Hellendoorn het eerste
Volks-Sauatorium gebouwd worden, maar
we moesten er immers al een tiental, n van
verschillende bestemming, rijk zijn.
Duitschland en Zwitserland door hun gelukkige
wetgeving, ook Engeland, Frankrijk, Ame
rika, zelfs Rustend zien deze hoopgevende
stichtingen verrijzen. Binnenkort zullen
daar een groot aantal vroeger onher
roepelijk ten doode opgeschreven her
stelden aan de maatschappij en aan hun
kring worden teruggegeven. Hygiënische i
leerstellingen en denkbeelden zullen daar i
meer algemeen goed ook van den arme
en den oiiingewijde worden: de tuberculose
xal in die tanden minder offers toegeleld
krijgen.' En in Nederland?....
(Slot volgt}.
Arts HAESTJENS.
HminuniimiiiiHiiHiiHiMiiitHmi
iiiiHiiiiniiiHitliiiiilimtilllf
Brieven uil den Kaukasus.
Van de Doechoboren.
Eatoem, Dec. '98.
Hebt ge wel eens landverhuizers zich zien
inschepen? Hebt ge wel eens een schip zien
vertrekken, met honderden aan boord, die
meenden, dat 't vaderland hen niet meer kon
voeden, met honderden, die heengingen naar
een ver land, ver van al wat ze tot nu toe
lief hadden, naar een land, dat ze niet kenden
en waar men hun taal niet sprak, de eenige
die zij spreken?
'k Heb de Doechoboren zien vertrekken;
'k heb gezien, hoe ze van 't gebergte kwamen
uit hun dorpen, met vrouw en kind, met pak
en zak, om scheep te gaan; met ernstig, by'na
verbitterd gelaat. Hen kan hun land nog wel
voeden, en ze hebben 't nog lief en ze zouden
er wel willen blijven, maar men dwingt ze:
door te blijven, zouden ze hun beginselen
moeten opofferen, en dat willen ze niet.
'k Heb de Doechoboren zien vertrekken. Het
was een droevige uittocht l
'k Zit tegen den avond op eenige planken
bij de haven; vóór mij ligt de laatste boot,
die de landverhuizers naar Canada zal brengen.
Van avond vertrekt zij
Naast mij zit een ouda Rus, hij staart ook
't schip aan. 'k Spreek iets met hem, doe hem
eenige vragen; en dan begint hij te vertellen
op eigenaardige wijze, 'k Zal trachten 't op te
schrijven, zooals hy 't zeide, um weer te geven,
hoe de beteren uit 't volk ze zagen gaan.
Of 't geheel de juiste lezing is V
Wie weet waarvan in Rusland geheel de
juiste lezing?
Voor jaren leefde er in Zuid-Rusland een,
't land bebouwende volksstam.
Het waren Klein-Russen, en ze heetten
Djechoboren. 't Waren y'varige, verdraagzame
menscken; ze zaaiden en oogstten en zaaiden
weer en ze waren gelukkig met elkander.
Gezond en krachtig waren ze, en groot, de man.
'nen allen wel zes voet lang; 'n gezondheid,
'n kracht van boeren in vruchtbaar land.
Waarom deze gelocfden aan 'n God op andere
wijze dan de Russen rondom, 'k weet het
niet. Hoe hun God gediend werd en wie
hunne heiligen wwen, 'k weet 'c niet. Maar
wel weet ik, dat 't een goede God en ware
heiligen waren, die ze dienden, want die God
leerde hun, wat is: vrede. Als de mannen in
blinkende un formen kwamen om de jongeren
met zich te nemen, ten einde te leeren, boa
men zy'n naaste doodt, dan weigerden die als
een man, mee te gaan. Ze wilden blijven,
waar ze waren en voortzetten hunne werken
des vredes.
En de Tsaar, wien men vertelde van gods
dienst- en gezag ondermynende volksstammen
in 't Zuiden, g«' te, dat ze 't land zouden
verlaten, al'ef vrouw en kind.
En va(' .s genadig en wees hun eene
nieuw0 its aan; maar weg moesten ze,
jizenden. Ze gingen allen, en
to' , de donkere, woudtugroeide bergen
..ukajus-gebied, hun nieuwe vaderland
toen wisten ze, dat er een harde stryd
te stryden zy'n, wellicht ook op leven en
Jood, als die, welken de mannen des keizers
van hen verlangden.
Maar ze aanvaardden den kamp, met de wils
kracht, gezonden kinderen der natuur eigen;
ze verspreidden zich over 't uitgestrekte woeste
gebied, en togen aan den arbeid; en langzaam
aan, langzaam aan, werd 't er bewoonbaar in
hun nieuwe land: de grond werd oerbaar en
overal zagen in 't najaar de berghellingen
goudgeel van maïj en koekoeroeke. Er woonde
nu een volk van vreelzamo blonde reuzen te
midden van de krij^haftige twistzoekende
Kaukasië'r-stammen, te midden van die donkere
zwartgebaarde strijdhelden, die, altijd kic,djal
bewapend, niet atider< te regeeren zijn dan
met geweld en sterken dwang. Hos anders
was 't met de blonde reuzen, die daar leefden,
zonder eigenlijk bestuur, en zonder eeni»en
twist; de oudsten bewaarden 't gemeenschap
pelijk kapitaal; elk arbaidde naar vermogen
en kreeg, wat hij behoeide. Er heerschte bijna
anarchie in de schoonste beteekenis van 't
woord; en dat kon hier, omdat ze ten volle
verstonden 't begrip verdraagzaamheid.
Ze verzetten zich tegen geene beschikking,
die daar kwam van 't heel hooge bestuur in
't Noorden. Alleen, ze wilden hunnen God
dienen, zooals hunne vaderen deden en, als
weer de oorlogsknecnten kwamen dan weigerden
ze de eer, te mogen dragen 's keizers rok;
wel zouden ze allen mee willen uitrukken bij
eiken strijd tegen welken vy'and ook, om te
verplegen de gewonden, te begraven de dooden
om te zorgen voor voedsel en nachtkwartier,
slechts dooden wilden ze niet, ze meenden nu
eenmaal, dat het kwaad was.
En de nieuwe Tsaar, die orde in zijn groote
ry'k wilde hebben en wien men vertelde, dat
er gevaarlijke rebellen woonden tusschen zijne
trouwe onderdanen van Kankasië, rebellen, wier
vaderen reeds door 'n vorigen keizer verdreven
waren om redenen van geloofs- en staatsbelang
de nieuwe Tsaar, die zich nu bezighield met
ideen van eeuwigen wereldvrede en in zijn
machtig rijk beginnen wilde met de verwezen
lijking van die groote gedachte, de Tsaar kon
nu allerminst oproerlingen dulden in zijn land,
en hij gelastte, dat zy 't zouden verla en, en
zich elders zouden vestigen, verweg ditmaal.
Wel moet hij zich sterk voelen, als hy zoo
veel kracht, zooveel energie en zooveel intel
ligentie kan missen in zijn laaden!
En zoo kwamen er dagelijks honderden aan
in de kuststeden, in hun nationale kleeder
dracht, 't blauwe engsluitende buis en 'c
schaapavel, dezelfde dracht, die hunne ouders
droegen, toen ze nog in kiein-Rusland woonden
en ze scheepten zich in naar de nieuwe
wereld.
Men zou 't hen niet aangezien hebben, dien
troepen eigenaardig gekleede boeren, dai ze
den moed hadden alles in den steek ie laten
en een nieuw mocitevol leven te beginnen, om
trouw te bly'ven aan een mooi idee.
Of ze diarginds steun zullen vinden en
sympathie voor hun beginselen ? Hier is er maar
n, die ze steunt, zedelijk enmtterieel. Doch
die eene weegt wel op tegen 'n hoofdstad vol
andere Russen, die eene, de groote Graaf Leo !
't Deed goad om te zien, hoe hy', en zijn
zoon geen moeite spaarden, om de zward reis
geriefelijker te maken, en de belangen der
bannelingen te behartigen, zoowel hier als
daar ver over de zee.
iiimimiiHMmim'ittiiitmtttiiiiiiiiiMMiiitiiiiiiiiiitiilctiiiiifUiifiiiinH
zich op weg. 't Is een mooi schouwspel, die
. roodgerokte jagers op hnn nu nog vurige rossen,
i omstuwd door een door elkaar krioelende
j menigtp snuffölende honden. Heel anders zien
ze er uit, wanneer ze 's avonds afgemat en
bemodderd, sommige, zoowel jagers als dieren,
gewond, terugkeeren.
Er wordt halt gemaakt en nadat de hoiden
aan groote ringen gebonden zyn, wordt 't hert
uit den hertenkar gehaald. Trots steekt het
den prachtigen kop met zwaar gewei omhoog
en dan met n sprong neemt 't weer bezit
van de vrijheid. Arm dier! Wat spant ge u
in ? Heeft de ondervinding van drie, vier
jarea u niet geleerd dat de vry'heid u slechts
voor een dag gegeven wordt en dat die dag
er een is van afmatting en mishandeling voor
u ? Straks wordt ge weer achtervolgd door
dezelfde jagers, die u misschien reeds twintig
malen hebben losgelaten en weer van de vrij
heid beroofd, die u nu zoo heerlyk toelacht.
O/er heggen en hekken, door sloten riviertjes
wordt ge achtervolgd en 't eind moet wel
wezei, dat gy; weer in triumf wordt terug
gebracht, gewond en afgemat.
Over een week of' wat moogt ge weer eens
een proefje nemen van de schoone natuur.
O, hoe zou hare schoonheid nog verhoogd
worden, wanneer gij daar, als vroeger, in vry'
heid mocht ronddolen.
Maar neen, de stal is u tot verblyfplaats
gakozen, niet de groene aarde, niet het groene
woud.
Straks, als de rijke lord, die nu als een
koning op het perron heen en weer loopt,
weer aanvechtingen krijgt van dien hartstocht
tot jigen, dan wordt ge weer een dag mis
handeld, om daarna weer in een hok opge
sloten te worden, wanneer ge niet, zooals een
uwer medeslauhtoffiirs onlangs, in een tunnel
springt, waar een spoortrein u weldra van
verder ly ien bevry'dt.
De Nederlandsche Maatschappy tot Exploi
tatie van de Victoria Bron te Uberlahnstein,
hoofdkantoor Amsterdam, Singel 514, heeft een
fraaie reclame-plaat verspreid: «Rebecca aan
de Bron". De origineele schilderij, waarnaar
deze lithographie is bewerkt, werd speciaal
voor de maatschappy vervaardigd door een zeer
bekenden kunstschilder, terwyl de reproductie
van 20 000 exemplaren werd ongedragen aan
de bekende firma S. Linkhout & GJ. te's
GraHertenjacht.
Een van de groote aantrekkelijkheden van
j de groote Engelsche steden is zeker de weelde
; die overal ten toon gespreid wordt en de groote
? werken op allerlei gebied, die de verbazing
! van iederen vreemdeling moeten opwekken.
i Iedereen, die Engeland bezoekt, krijgt
on. willekeurig den indruk, dat er »geld zit" ; en
i dat de gelukkige bezitters daarvan over 't
; algemeen veel weelderiger leven dan in ons
i kleine Holland.
i De sport is buiten knf eene van de redenen
? van dat weelderige leven; ontzaggelijke sommen
; worden daaraan besteed. De paardensport
bijvoorbeeld verslindt enorme bedragen, zoowel
i voor de jacht als voor races. Somtijds kan
men de pry'zen lezen, die voor race-horses
i betaald worden: vier-, vyf-, zes-, tienduizend,
i onlangs zelfs 37.500 guineas voor n paard.
Wat moet zoo'n dier niet aan onderhoud, aan
i verpleging kosten!
: En als men de toebereidselen ziet, die voor
: eene herter-jacht worden gemaakt, dan is men
er zeker van, dat die jacht niet gehouden
i word om den volgenden dag eens een lekker
stukje hertenvleftsch te eten. God beter 't, neen!
DB heeren brengen hun eigen hert of herten
mee. 's Morgens in de vroegte komt de trein,
de jachttrein van meneer die en die, aan een
klein strtion in 't heuvelachtige Sussex aan,
bestaande uit een wagon eerste klasse voor
de jagers, een wagon derde klasse voor de
: bedienden, eeige paarden- en hondenwagens
. en een wagen waarin zich het hert bevindt.
Terwijl alles in orde wordt gebracht ge
bruiken de jagers het ontbijt in 't stations
koffiehuis en daarna begeeft de geheele stoet
tMlllltMIIIIMIIIIIIIIItttlllMIMMIIMMItllMMIimtmlIIIIIIIM*
wnqzzonbzn.
&
iiiiiitiiiiliiiililttiiiiiilmiiii
Den Heer P. A. l'ijnappel!
Op uwe beschouwingen over »de zaak Hoger
huis" wensch ik niet in te gaan, dit laat ik
gerust aan meer bevoegden over. Toch moet
ik met een enkel woord opkomen tegen uwe
bewering, »dat de bewoners in die streek
(Britbum etc.) nagenoeg alle socialisten of afge
scheidenen zijn". Afgezien van de vreemde
verdeeling, die gy maakt, door tegenover
socialisten, afgescheidenen te plaatsen, want
onder afgescheidenen zyn ook wel socialisten
te vinden, is uwe bewering, niet waar. In de
dorpen Britsum, Stiens. Baetgum en Menaldum
is de kern der bevolking op godsdienstig ge
bied, beslist vrijzinning en op maatschappelijk
gebied vooruitstrevend liberaal, gelijk ook
hieruit blykt dat de predikanten by de Her
vormde gemeeiiten in de drie eerste dorpen,
modern z.jn en de afgevaardigden naar de 2j
Kamer tot de vooruitstrevend liberale richting
behooren.
Gij zy't dus niet op de hoogte van den
toestand, wat geen wonder is, daar gy deze
van uit de verte bekykt.
Uw oordeel over de gebroeders Hogerhuis
die door u, nota bene, martelaars van den
komenden vooruitgang genoemd worden, wan
neer gij naar hen niet uitsluitend bij socialisten
informeerdet.
Uw Dw.,
R. nu HAAS, pred.
W'msum, Jfrie&land,
Wtletrwaarde lieer.
Allereerst dit: met bevolking was natuurlyk
arbeidersbevolking bedoeld. Ik meende, dat
dit door het verband duidelijk was. Voor hen,
die meenen mochten, dat dit de situatie aan
merkelijk wy'jigt, zij opgemerkt, dat juist n
der economische noofdeigenaardigkeden van
dit gedeelte van Friesland het bestaan eener
groote arbeidersbevolking is, tegenover een
betrekkelyk klein getal boeren. De splitsing in
socialisten en afgescheidenen van die arbei
dersbevolking is juist de enkele afgeschei
denen, die socialistische neigingen hebben,
kunnen bij eene algemeene splitsing
veiliggeignoreerd worden ; zij gaat voor deze zaak
zelfs zoo volkomen op, dat de eeriige
afgeS'.'heidene, die een voor de Hogerhuizen ont
lastende verklaring aflegde een eerlijk en
! degelijk man 1), hun buurman Jan Bruinsma
j bezoek ontving van een deputatie uit den
kerI keraad om hem hierover te berispen. Met »die
streek" bedoelde ik overigens niet Britsum
; etc. 2) al is naar het oordeel van personen,
l die daar bekend zijn de opmerking ook voor
die streken juist maar in engeren zin.
Beetgum, Beetgumermolen, Engelum en den
kop van de Langstraat. Dat er moderne predi
kanten staan, bewijst niets; aangezien socialisme
en modern christendom elkaar niet uitsluiten1
Het is trouwens geen toeval, dat in Engelum
dr. Van der Heide, wiens socialistische ge
zindheid reeds op zy'n vorige standplaats
gebleken was, is beroepen en in Beetgum
'? ds. Klein, die hij moge dan al geen
sociaal. democraat zijn toch zeker onder de
socialis, ten gerekend moet worden. Wat de keuze van
den heer Lieftinck betreft, heb ik afgezien
van de feiten, dat de wet-Van Houten nog
geldt; dat tot het district Franeker ook de
stad Franeker behoort; dat de socialisten in
dit district nog ongeorganiseerd waren, en dat
i de ter elfder ure candidaat gestelde
radicosocialist Middelkoop nog 778 stemmen be
haalde tegenover 1273 op den heer Lieftinek
uitgebracht reden om te gelooven dat er
1) Dit is niet alleen de meening van
»sociaHsten", maar in denzelfden geest schreef de
burgemeester van Menaldumadeel over hem
in zy'n brief' van 27 Jan. 1900 aan den raads
heer-rapporteur van den IIoogenRaad,
(Revisie, dossier, No. 52).
2) Met Britsum heeft de Hoogerhuis-zaak
niet meer te maken, dan dat het huisje van
Haitsma »onder" Britsum lag; trouwens zoo
aan het uiterste puntje, dat het er vlak over
gelegen huis van Straatsma aan den anderen
kant van den weg onder Cornjum ligt.
door een misverstand geen soeilistische
candidatnur is gesteld. Overigens kunnen w|j tot
1901 wachten. Ik ben niet bang, dat die ver
kiezing my'n opmerking zal désavoueeren. Ten
slotte kan ik u de verzekering geven, dat ik
niet alleen jegens anderen critiek oefen, dat
ik eer aan het euvel lyd ook by' eigen
onderzoek de critiek al te veel op den voor
grond te plaatsen en dat ik dan ook aangaande
de gebroeders Hogerhuis, behalve by' socia
listen, by tal van anderen heb geïnformeerd.
Uio Dw.,
P. A. PJJUAPPEL.
l l l J B S.
Daar zijn van die oogenblikken, die on
vergetelijk zijn. Zoo beleefde mijn vrien.i
Boellaard er een, de Amsterdamsche schui
terij en ikzelf, toen de 21ste dezer wa*
aangebroken: en al is de redacteur van
de Telegraaf, evenmin als de redacteur van
het Weekblad zelf tchutter meer, ik ben er
zeker van, beiden voelden toch eenig ge
kriebel, ter plaatse waar hun hart zit, toen
zij mochten lezen: »De adjudant in
buitengewonen dienst van H. M. de Koningin
en kolonel commandant van het regiment
schutterij alhier, de heer J W. Boellaard
tot Herwijnen, heeft in een schrijven aan
het officierscorps zijn dank betuigd .voor
de hartelijke belangstelling, op zijn 70en
geboortedag ontvangen.
»De kolonel" verklaart er voortdurend
naar te zullen blijven streven, aan aller ver
wachting naar vermogen te blijven beant
woorden en met onvermoeiden ijver, met
de onmisbare medewerking van het officiers
corps te zullen trachten het regiment te
handhaven in den goeden toestand, waarin
het zich bevindt.
»De geest, die allen bezielt, schenkt hem
de overtuiging, daarin te zullen slagen,
onze geëerbiedigde Koningin ter eere en
het Vaderland, zoo noodig, tot heil."
En nu bleef dit berichtje nog beneden
de vereif chte maat van lof, wat den
kolonelcommandant betreft. Om precies te zeggen
hoe de toestand is, daarvoor waren er twee
woorden te veel in, die ik er dan ook bij
deze gaarne uitschrap. De kolonel toch zal
er niet naar streven aan aller verwachting:
naar vermogen te blijven beantwoorden, hij
beantwoordt daar doodeenvoudig aan, omdat
hij het vermogen daartoe bezit en
daarmee uit!
Hij blijft dus beantwoorden aan de ver
wachting van allen, en de goede toestand
van het regiment wordt gehandhaafd; de
toestand zal niet goed gemaakt worden,
neen, het is de gotde toestand, waarin het
zich bevindt.
En al is Boellaard nu zeventig jaar, hij
zal slagen, hij is er van overtuigd; zijn
zeventig jaar sluit den overmoeiden ijver
niet uit, zooals dat, helaas, wordt aangeno
men bij professoren en andere ambtenaren,
die dan maar zonder pardon op stal
woiden gezet; en dat slagen zal een »eer" zijn
voor de Koningin, en, misschien is het
niet noodig maar mocht het noodig blijken,
een »heil'' voor het Vaderland. Hiep.
hiep, hoera! Leve Boellaard, de
kolonelcommandant adjudant; adjudant in
buitengewonen dienst van H. M. de Koningin.
Hoe kan het anders? alles wat Boellaard
doet is buitengewoon, en dus een
buitengewonen dienst aan Koningin en Vaderland en
dat door middel van de Schutterij \ Zoo
ziet men alweer die oude geschiedenis zich
herhalen van den steen, die, door de
tempelbouwers verachtelijk was een plaats
ontzegd: die steen, niet Boellaard, maar
de Schutterij. Opgeschreven ten doode
door alle legerhervormers, met spot en
smaad overladen door hoog en laag het
zij met weerzin gezegd ook door de schut
ters zelf! staan zij daar als een verjongde
krachtige, kranige weermacht, aangeraakt
door den tooverstaf van een bejaarden heer,
die maar van geen oud worden weet.
Hoe zit dat toch? hoor ik vragen. Ik heb
al lang gemerkt, dat ons schutterij-regiment?
ons infanterie regiment overtreft, zei me
laatst iemand; als er ooit oorlog komt, sta
ik heel wat liever achter een schutter dan
achter een gewoon soldaat, want je zult
zien een schutter leit zijn vijand neer, en
een soldaat geeft dien gelegenheid den man
die op hem volgt te rakeu. Een soldaat
kan ik me nog denken met hazepootjes,
maar een schutter, onverschillig waar je
hem vandaan haalt, van de Bocht, van de
Willemstraat of' van Uilenburg, ze zijn
allen met n »geest" bezield, natuurlijk
den geest van Boellaard zelf. Hoe heeft
hij het toch aangeleid om het zoover te
brengen'? Zoo'n leeuwentemmer! Ik
hebook niet dadelijk een verklaring daarvan
kunnen vinden. Daar moet iets achter
zitten, ik geef het grif toe. Nu echter ontdek
ik in bovenstaand bericht een kleine aanwij
zing. Ik lees dat »Boellaard tot Herwijnen in
een schrijven aan het officierscorps zijn dank
heeft betuigd voor de hartelijke belang
stelling op zijn 70iten geboortedag ont
vangen." Zit daar niet de mededeeling in,
dat voor Boellaard elke verjaardag een
nieuwe geboortedag is; zou hij alzoo niet
zeventig maal zijn geboren of reeds n en
zeventig maal, niet als kind gebaard, maar
gebaard geboren? Dat dunkt me rnoet het
zijn. Vandaar die eeuwige jeugd en het
wonder, want een wonder is en blijft het
is verklaard van een levende schutterij in
het land en de stad der doode weermiddelen.
Natuurlijk, ik kan het mis hebben, maar ik
vraag althans bescheidenlijk de aandacht
voor deze oplossing van dit mysterieus
probleem.