Historisch Archief 1877-1940
zenden van Staats- en Gemeentewege
aangeetdtifen bij de rechterlijke macht,
administratie, hefc onderwij? enz., wier ijver
en vlijt, zeker; niet minder zijn dani van
velen dia voor- eigen rekening werken;
Een. tweede; gesalg zoude zijm dat; het.
publiek minder goed bediend wordt.
»In de plaats van den vriendelijken
notaris treedt de stugge ambtenaar".
De tegenstanders van het bezoldigd
staatsambt schijnen niet iii. te zien' dat in.
dit argument, een wapen schuilt hetwelk
tegen hen kan gebruikt worden.
Immers, wanneer ge beweert dat de
notaris vriendelijk is omdat hij iets aan u
verdient, dan zullen de on- en minver
mogenden die notarieelen bijstand noodig
hebben al zeer weinig van die vriende
lijkheid bespeuren.
En nu zegge- men nu niet dat de
notarieele hulp uitsluitend het vermogensrecht
belieft en dat dus bijna alleen de gegoeden
klassen met' den notaris in aanraking
komen. Kaast den rijken grondbezitter en
Hypotheekhouder komen ook aan het no
tariskantoor tal van kleine menschen die
dé' hulp van den notaris- volgens de wet
moeien inroepen.
Ik verwijs slechts naar artt. 19. 33,
125, 134', 402, 410 van het Burg. VPetb.,
waar de notarièele hulp verplicht wordt
voor niet-vermogens-rechtelijke handelin
gen. In de praktijk worden deze artikelen
?wel het minst toegepast, doch ook wan
neer de notarièele bijstand voor rechts
handelingen, het vermogensrecht betref
fende, wordt ingeroepen, kunnen de par
tijen dikwijls tot de on- of
weinigvermogende klassen behooren.
Een derde bezwaar vindt men in de
bewering: »Het notarisambt is een ambt
van vertrouwen, dus moet ieder vrij zijn
in de keuze van den notaris." De logica
m deze conclusie ontsnapt mij.
Bij tal van andere ambtenaren toch
staat niet minder het vertrouwen op den
voorgrond. Men denke slechts aan het
veel gewichtiger ambt van rechter enz.
Scheiding van goederen, van tafel en bed,
echtscheiding enz. zijn zeker niet minder
gewichtig dan de rechtshandelingen, waar^
bij de notarièele bijstand vereischt wordt.
Toch is niemand vrij in de keuze van den
rechter. De wet wijst iederen burger zijn
rechter aan. Wat meer zegt: onder de
tegenwoordige regeling, die de combinatie
van kassiersbedrijf en notarisambt toelaat,
is een groot deel der cliënten (vooral der
minvermogenden) volstrekt niet vrij zijn
in de keuze van den notaris.
Immers de notaris oefent juist het kas
siersbedrijf uit om de menschen aan zich
te binden, en geen landbouwer die door
financieele banden aan een notaris ver
bonden is zal het wagen aan een ander
de verkooping zijner eigendommen op te
dragen.
Ook met het oog op de financieele be
langen der burgers behoeft de notaris niet
beslist' een vrije-beroepsman te zijn.
Tal van vast bezoldigde fiscale ambte
naren krijgen thans een overzicht van de
vermogenstoestand der burgers, doch het
is nog-niet voor gekomen dat het ambts
geheim in dit opzicht geschonden werd.
Aan de praktijk wordt nog een vierde
bezwaar ontleend.
Volgens niet weinigen zijn er sommige
notariëele handelingen die de verheffing
van het notariaat tot staatsambt in den
weg staan. Men bedoelt hier vooral de
publieke verkooping van onroerend goed
en de (soms ingewikkelde) boedelscheiding.
Bij deze laatste toch gaat men niet naar
den notaris met een ontwerp boedelschei
ding doch men komt vaak hem om tot
scheiding te geraken m. a. w. aan het
passeeren der akte gaan eenige conferenties
vooraf.
De vraag is evenwel of dit een beletsel
is 'om den notaris tot bezoldigd ambtenaar
te maken.
De z. g. «jurisdictio voluntaria" der
rechters maakt hen ook dikwijls tot raads
lieden van partijen. Men denke hierbij
aan de comparities voorafgaande
aan.echtscheiding, scheiding van tafel en bed,
scheiding van goederen, onder
curateele8telling,.handlichting enz.
Doch aangenomen dat deze voorloopi-e
bemoeiingen bij echtscheiding enz. niet
te vergelijken zijn met de werkzaamheden
welke aan eene boedelscheiding voorafgaan,
dan zou de m. i. de door velen gewenschte
hervorming hierdoor niet behoeven verijdeld
te worden.
Waarom kunnen we ons het staatsno
tariskantoor niet zóó voorstellen dat de
notaris, staande aan het hoofd van het
kantoor de man is, die met partijen, zoo
noodig, confereert, hun van advies dient
;en daarna aan zijne ondergeschikte ambte
naren opdraagt de akte te ontwerpen,
afschriften te ver vaardigen, enz.
Immers in die gevallen waar eene boedel
scheiding zeer ingewikkeld is of wel in
dien er andere rechtsquaesties aan ver
bonden zijn worden ook thans reeds, buiten
den notaris om, rechtsgeleerde adviezen
ingewonnen.
Dat partijen wellicht een enkele maal
meer de hulp van zaakwaarnemers zullen
inroepen is mogelijk. Doch welk belang
zoude< hierdoor geschaad worden ? Uit
breiding der zaakwaarneming is wellicht
niet gewenseht wegens de geringe kennis
der meeste zaakwaarnemers, doch hetgeen
in notarièele kringen vaak over de
zaakwaarnemerij geschreven wordt is niet van
groote overdrijving vrij te pleiten.
In 1889 schreef de Heer J. M. van
W alsem, Inspecteur der Registratie (no.
1006 W. N. R.) »dat onder de zaakwaar
nemers, evenals onder de notarissen ge
lukkig nog genoeg eerlijke lieden te vinden
zijn."
Zoo deelde notaris A. Moll te Arnhem
in »Recht en Wet" 1888 deel 40 mede:
»Men behoeft niet eens breed uit te meten
de^gebenrtenissen in het notariaat gedurende
de laatste jaren, om toch de stelling ta
kunnen volhouden dat het op de kaak
stellen van de zaakwaarnemers juist van
de zijde van het notariaat op het minst
genomen onvoorzichtig is en dit aan het
gevaar blootstelt van herinnerd ta worden
aan het spreekwoord over den splinter in
's buuwnans en den balk in eigen oog".
Hetgeen ik opmerk van de vonrloopige
werkzaamheden aan sommige boedelschei
dingen verbonden, geldt ook van den arbeid
die aan publieke veilingen gewoonlijk
voorafgaat.
Bij eene publieke verkooping pleegt de
notaris niet alleen te zorgen voor de juiste
omschrijving van het vast goed in de
akte, bespreking, vaststelling en redactie
der condities, doch tevens belast hij zich
gewoonlijk met de publiceering, hij onder
zoekt de eigendomstitels en of er hypo
theken of andere zakelijke lasten op het
goed drukken, gaat de huurcontracten na,
zorgt VOOT een locaal en een afslager,
dient van raad omtrent soliditeit van de
hoogste bieders, z >rgt voor de overschrijving
ten hypotheekkantore, ontvangt de
kooppenningen, draagt die aan den verkooper
af enz.
Hierop wijst ook de heer A. Bouman,
Lid der Tweede Kamer, in zijne lezing
voor de Afdeeling Noord- Holland van de
Broederschap van Cand.-notarissen (zie
Haagsche Courant Maandag 23 April,
Derde Blad) waar hij zich als volgt uitliet:
»Het voornaamste bezwaar tegen den
notaris-staatsambtenaar is evenwel, dat de
notaris, eer hij de akte onderteekent, een
aantal werkzaamheden te verrichten heeft,
die men een staatsambtenaar moeielijk kan
opdragen; spreker somde eenige daarvan
op als: het nazien van boeken op het
kantoor, het zorgen voor volmachten, enz.
Het gevolg daarvan zou wezen dat er een
aantal zaakwaarnemers zouden ontstaan,
officieuse notarissen, die zich tusschen den
notaris en de burgerij zouden schuiven."
We kunnen deze voorloopige e.n met
de verkooping samenhangende werkzaam
heden verdeelen in twee soorten:
of zij staan in direct, of slechts in zeer
verwijderd verband met de verkooping.
De werkzaamheden in direct verband
b.v. de vaststelling en redactie der con
dities; de publiceering der verkooping,
zullen ten deele aan den notaris staats
ambtenaar kunnen opgedragen blijven;
ten deele door partijen zelven bazorgd
moeten worden. Ook thans worden vaak
andere personen dan de notaris bij een
verkooping betrokken b.v. deskundigen die
de onroerende goederen vooraf taxeeren
enz. of lieden die informaties geven om
trent de soliditeit der hoogste bieders.
Andere werkzaamheden zullen vervallen
b.v. de huur van een localiteit waar de
verkooping plaats vindt. E'in locaal in
het gebouw, waar het Rijks-notariskantoor
gevestigd is, kan hiervoor bestemd worden.
In verwijderd verband b.v. de aflossing
der hypotheken op het goed drukkend of
wel de betaling, vaak het voorschieten der
kooppenningen.
Doch het is juist een der grieven tegen
het tegenwoordig stelsel dat de notaris
door alle deze en gelijksoortige werkzaam
heden tot kassier gemaakt wordt.
Juist de wenschelijkheid wordt betoogd
dat deze arbeid voor den notaris in de
toekomst vervalt.
Bovendien verlieze men niet uit het oog
dat, indien het thans gemonopoliseerd vrij
beroep in een bezoldigd staatsambt wordt
omgezet, verschillende tot dusverre
heerscbende gewoonten en gebruiken zich ge
makkelijk en spoedig naar de nieuwe orde
zullen wijzigen.
Immers deze gebruiken wortelen niet in
de noodzakelijkheid maar in de traditie
en sleur, overblijfsels uit tijden toen, gelijk
ik aantoonde het notariaat, wegens andere
sociale verhoudingen, ook andere behoeften
moest voldoen.
Een laatste argument is dat het stelsel
zoude zijn ... socialistisch.
Het zoude zijn een eerste stap.
Dit argument is het eigenlijk wel een
argument ? geraakt langzamerhand een
weinig versleten. Een spaarzaam gebruik
zij dus aanbevolen.
Bij een voorgestelde hervorming heeft men
m. i. slechts te vragen: »Kan zij gerecht
vaardigd worden voor het gezond verstand 'f"
Is het algemeen belang gebaat?
Wegen de voordeelen tegen de
nadeelen op?
Zoo men deze vragen beslist toestemmend
beantwoordt is de vraag of het stelsel socialis
tisch is,of individualistisch vrijwel overbodig.
Ook de schrijver bewijst m. i. afdoende
dat de meest gebruikelijke argumenten, op
den keper beschouwd, niet zeer veel waard
zijn.
En dat inderdaad het notarisambt zeer
goed in een bezoldigd staatsambt kan worden
omgezet, wordt mede bewezen door het
feit dat onder de voorstanders ook zij
het dan ook enkele notarissen gevonden
worden.
(Slot volgt.)
MR. S. J. VISSER.
Enkele ophelderingen,
door P. A. PIJKAFPEL.
Tegen mijn artikel »De Zaak Hogerhuis"
in dit weekblad zijn van verschillende
zijden stemmen opgegaan. Enkele zou ik
reeds eerder beantwoord hebben, had de
typographenstaking mij dit niet belet. Ik
meen thans mijne weerlegging het best
samen te vatten in n stuk,
Elders in dit blad vindt men eene voort
zetting van mijne polemiek met Ds. de Haas
over mijne mededeeling, dat in Beetgum
en omstreken de (arbeidersbevolking in
socialisten en afgescheidenen is gesplitst.
Het Nieuwsblad voor Nederland heeft uit
die mededeeling de conclusie getrokken,
dat ik den raadsheer-rapporteur vaa den
H. R. ten onrechte had verweten naar het
al of niet socialist-zijn der getuigen te
hebben geïnformeerd. Het was in die om
standigheden toch «waarlijk wel van bvlang"
dit te doen. Dit bewijst dat mijn opmerking
verkeerd is begrepen. Voor ieder die een
roeer of min grondig onderzoek instelde' is
deze omstandigheid zeker van belang. DO
invloed, dien de orthodoxie van Sieds
Jansma op de rneening zijner geestver
wanten heeft geoefend (men vergelijke hier
over het incident-Bi'uinsma door mij in de
Groene van 29 April medegedeeld); de
sociale achtergrond van de Ilogerhuis-zaak ;
de kringen, waarin de «propaganda van
de daad'1 werd gepredikt en waartoe de
Hogerhuizen niet behoorden en nog zoovele
andere punten zijn van zeer groot belang.
Maar na kennisneming van het dossier
was mijne meening dat het onderzoek zoo
buitengewoon aan de alleruiterste opper
vlakte was gebleven, dat naar alle waar
schijnlijkheid dit feit uüjh aan den raads
heer? rapporteur noch aau den H. R. bekend
was. E<x wanneer eenmaal het denkbeeld
van een socialistisch complot rondspookt
en men bemerkt dat de overgroote meer
derheid der getuigen voor de Hogerhuizen
socialisten zijn, is het geheel iets anders
of men weet, dat de ai baders in die streek
socialisten of afgescheidenen zijn of dat
men in de rneeniiig kan verkeeren, dat, er
in die streek niet inear socialisten zijn dan
elders, maar juist die getuigen het allen
wel zijn. Weet men dat meer dan de helft
der arbeidars socialistisch is, dan zal men
niet verbaasd staan onder de
arbeidersgetuigen socialisten aan te treffen; is men
van deze omstandigheid onkundig en er
is geen enkele reden om aan te nemen,
dat de H R. er mee bekend was ; daarnaar
zijn geen vragen gesteld dan moet el^e
keer dat men weer verneemt dat een ge
tuige socialist is het geloof aan een complot
versterken. Ik schreef de opmerking juist
om hierop het licht te doen vallen.
Dat er echter d;>or dan
raadsheerrapporteur aldus geïnformeerd zou zijn,
wordt op de meest besliste manier ontkend
doorjniernand minder dan Mr. de Pinto in
het W. v. k. R. van 27 April 1900. Hij noemt
mijne beschuldiging van Jhr. Liman Trip
»ge/ieel in strijd met de waarheid". Verdere
toelichting ontbreekt.
Nu staat men meestal tegenover derge
lijke verklaringen van een rechter machte
loos, daar deze alleen den bevoorrechten
toegang tot het dossier heeft; maar in
deze zaak verkeer ik gelukkig in gunstiger
positie.
Zien wij wat er van is.
Stuk no. 7 van het Revisie-dossier, ge
dateerd 15 Januari 1900, d.w.z. vóór een
enkele getuige voor den R. C. was ver
schenen (de eersten werden 20 Jan. ver
hoord , is een brief van den R. C. aan
den burgemeester van Menaldumadeel,
verzoekende inlichtingen aangaande Douwe
de Svvart, »ook of hij deelneemt aan
vereenigiugen of genootschappen en in be
trekking staat tot hen die in de beweging
voor de invrijheidstelling van de gebr.
Hogerhuis op den voorgrond zijn getreden."
Het antwoord (stuk no. 8) luidt, dat hij
socialist, is en in betrekking staat tot die
personen, waarbij Ds. van der Heide met
name genoemd wordt.
Nu laat ik daar dat dit antwoord van
den burgemeester geheel onjuist is. Het
is niet meer dan natuurlijk dat de burge
meester hier niet van op de hoogte was.
Ds. v. d. Heide heeft D. de S wart voor
het eerst op mijn aandringen en met mij
tezamen bezoekt den 28sten Dec. 1898 en
hem sedert niet meer ontmoet voor Oct.
'99, toen Douwe, die in Menaldum woont,
naar Eugelum overkwam om als gooche
laar van dienst te zijn bij de feesten
die de plaats innemen van de door de
geheelonthouders zeer bestreden kermis.
Toen heeft Douwe, die tot dusver zijn
geheim nooit geheel had losgelaten, vni.
op aandringen van zijn broer Sieds een
volledige bekentenis afgelegd. Hierna
heeft Ds. v. d. Heide hem nog enkele
keeren opgezocht en dit zijn alle «betrek
kingen' die er tusschen beide personen
bestaan.
Socialist is de Swart ook niet, tenzij
men dit woord opvat i i den ruimsteu zin.
Wil men aan zijne niet zeer gcherp om
lijnde politieke begrippen een naam geven
dan is hij nog het best anarchist te noe
men. Hij is dan ook een tegenstander
van Troelstra, zelfs in die mate, dat hij
zelfs na zijn volledige bekentenis aanvan
kelijk niet van zins was die te herhalen
voor het Hof in den Haag. Hij wilde
nu wel spreken maar niet ten bate van
Troelstra. Met moeite werd hij tot het
inzicht gebracht dat het beter was wat
hij wist onder eede te zeggen zelfs in dit
proces. En wij die dit alles hadden mede
gemaakt moesten met eigen ooren bij het
revisie-proces uit den mond van den Adv.
Gen. Mr. Patijn die natuurlijk nog
minder dan de burgemeester van D. de
Swart afwist hooren, dat de man niet
te vertrouwen was. Hij had vier jaar
gezwegen en was eerst komen spreken toen
hij Troelstra helpen kon! Zoo werkte de
mededeeling uit het dossier, dat de man
»socialist" was, door!
Ook is het er mij hier niet om te doen
met dit feit te illustreren, hoe Mr. Trip
voortdurend inlichting0!! grvraagd heelt.
i aan menschen, die zo onmogelijk konden
geven; de personen, die hieitie wel iu
staat waren geïgnoreerd heeft en de een
zijdigheid zoover heeft gedrevea van zelfs,
wanneer hem opgaven over zekere perso
nen (als i. c. v. d. Heide) gedaan werden,
deze mededeelingeu nooit te controleeren
door de betrokken personen tenminste ook
maar te hooren.
Deze conclusies en andere kan ieder uit
dit staaltje afleiden, maar het doel van
mijn aanhaling is alleen: aan te toonen,
hoe Mr. Trip wél geïnformeerd heeft naar
vereenigiugen en genootschappan en hoe
hij dit zelfs bij het begin van zijn onder
zoek gedaan neef t; zich dus vooraf een
opinie zoekende te vormen op grond van
's man» staalkundige opinies. Want dat
die vraag niet bedoelde of de Swart ook
lid van een kegelclub of zoo iets was, zal
ieder duidelijk zijn. Er is geen andere
beteekenis aan te geven en zoo is zij
ook door den burgemeester opgevat
dan: is de man socialist of niet?
Van welken wantrouwenden geest Mr.
Trip vervuld was blijkt ook uit stuk no.
51. Toen de Swart verhoord was en in
Msnaldum terugkwam, werd hij door ds.
v. d. Heide bezocht, die hem eenige vragen
deed naar zijn wedervaren in den Haag.
Zeer natuurlijk, zal iedereen zeggeu. En
wanneer uieu in de Hoogerhuissaak be
lang sielt, de Swart kent en dichtbij
Manaldum woont; is het ook het maximum
van natuurlijkheid hem na zijn verhoor
op te zoeken.
Mr. Trip oordeelde anders. Hij vond
hierin reden aan den burgemeester te
vragen »of er invloed op de getuigen wordt
uitgeoefend door personen, die op den
voorgrond zijn getreden" ent,. l)ln hetzelfde
stuk kan Mr. de Pinto verder het woord
socialist door Jhr. Trip zelf' gebruikt vin
den. Hij vraagt daar inlichtingen aan
gaande Hermanus de Jong en acht het
noodzakelijk hierbij zelf uitdrukkelijk de
omstandigheid dat deze socialist is te
memoreeren. De burgemeester schreef terug
behalve de beruchte mededeeling over
de Jong's zwager dat de Jong vroeger
«vaandeldrager van het socialisme" was ge
weest, geen godsdienstige gezindheid had
enz. Daarentegen werd steeds nog in
't zelf Ie stuk aangaande Sjoerd Rijpstra,
den man, over wien in zijn woonplaats
Beetgumermolen allerongunstigst geoor
deeld wordt, triomfantelijk teruggeschre
ven dat hij «liberaal1' en »anti-socialist" was.
Ik zou hier nog meer dergelijke voor
de eer der Nederlandsche rechtspraak be
schamende aanhalingen uit het dossier
kunnen doen, maar de lezer zal reeds
thans wel hebben ingezien welke waarde
er is te hechten aan de verzekering van
Mr. de Pinto, dat de op last van den
Hoogen Raad ingestelde instructie geen
onderzoek naar socialisme zou hebben
omvat.
Integendeel: ook voor den H. R. is
evenals vroeger voor de andere college's
een kalme behandeling der
Hogerhuiszaak belet door zenuwachtige angst voor
een socialistisch complot.
Het geval was op zichzelf zeer een
voudig. Wanneer menschen hun weder
varen bij een inbraak vertellen op een
wijze als de hoofJgetuigen:
,.dat hij zag dat er een persoon in de
kamer was, komende uit de richting van
een der ramen" (nacht v. 5,6 Dec.)
terwijl tegelijker tijd een inan vlug door
die gebroken ramen naar binnen klom'"
(G Dec.)
dat hij in de behendigheid waarmede
de man het verbroken raam binnensprom;
Wiebren Hogerhuis heeft herkend"(l Jan.)
Of:
inmiddels blies de eerste persoon de
op de. tafel staande lantaarn uit" (9 Dec.)
heeft de witte eerst de lantaarn en
daartia het koffieblad v. d. tafel geslagen"
(l Jan.)
zegt een gewoon mensch dat hun
mededeelingen geen vertrouwen verdienen. Er
was alle reden geweest de Hogerhuizen
vrij te spreken. Dit is riiet gebeurd. De
veel voorkomende neigingen van de politie
om uit vrij onbeteekenende praatjes reeds
dadelijk een muurvaste overtuiging te krijgen
en te trachten die op de getuigen over te
planten; van den O. v. J. om een overdreven
gewicht te hechten aan mededeelingen van
de politie; van de rechtbank om sterk af
te gaan op de meening van den O. v. J.
die immers de zaak onderzocht heeft en
in het geheel niet op advocaten in straf
zaken", vertoonden zich ook nu met al
haar noodlottige gevolgen. Later echter
werden de aanwijzingen voor de onschuld
der gebroeders H. verpletterend; ieder on
bevooroordeeld mensch had dit moeten
toestemmen, maar toen kwam ook de sage
op vaa het socialistisch complot.
De eer van dit schrandere denkbeeld
komt aan den Iiisp. v. Pol. Remmelink
toe, die zijn proces-verbal en doorspekte
met betoogen dienaangaande. Zoo had
Griet Kijlstra l Aug. den veldwachter
Schuylenburg naar T. Plekker verwezen
en deze had de lantaarn als het vroeger
eigendom van Tj. Slienstra kerkend. Later
bracht Remmelink een bezoek aan Piekker.
En hij deelt mede, dat deze vurig socialist
is en om die reden wel het praatje zal
hebben uitgestrooid. Dit betoog wordt nog
versterkt, door de mededeeling, dat Plekker
toen Remmelink hem zeide over de lantaarn
te komen spreken, antwoordde: dat daeht
ik al. En Remmelink vindt dit punt zoo ge
wichtig dat hij er 2 uitroepteekena achter zet.
En toen bij het proces Troelstra de
verschillende dossiers aan den beklaagde
en zijn verdediger werden overgelegd, werd
n bundel afzonderlijk gehouden, waarop
men schreef': dit is niet overgelegd aan
Mrs. 1/rnburg en Troelstra. Deze bundel
liep over den samenhang van de zaak
i Hogerhuis on het socialisme! Le dossier
Nu is voor ieder die deze zaak onbe
vangen, onderzoek n ding duidelijk^ nl.
dat de legende van dit. complot onzinnig
is. De leider ervan zou Tj. S.ienetra zijn,
maar deze gaat voor den afloop; van het
proces naar Amerika en; zwijgt voorioopig
als het graf. Zijn vrouw Griet is de eerste
die ja niet eens spreekt maar een uit
vlucht zoekt. Blijft over de vurige socia
list" Piekker, die verklaart wat op het
oogenblik door niemand meer betwijfeld
wordt, nl. dat de lantaarn vroeger aan
Tj. Stienstra behoord heeft. Thans komt
een ander man op de baan ea deze is rnet
recht een vurig socialist te noemen: Jac.
Spoelstra, een tijdlang redacteur van het
Morgenrood, door heel Friesland als de
propagandist Marius bekend. En wat doet
deze? Uitvaren, dat Griet iets heeft durven
loslaten. Hij erkent aan Tigchelaar en
v. d. Berg de namen der schuldigen te weten.
Hij ontkent echter tegenover de justitie:
de namen wist bij uit;een anonytnen brief.
\Vaar was die? Ja, die had hij verbrand!
Werkelijk deze rechterhand van Tj.
Stienj stra was- slecht ingelicht in het complot.
i Hij erkent weder aan Griet en Jan Lampe,
dat hij de justitie verkeerd heeft ingelicht,
maar dat hij niet verraden wil. Eu de
justitie? Zij légt zich geloovig neer bij
het praatje van den anonymen brief en
verhoort niet Tigchelaar, v. d. Berg
en J. Lampe evenmin als Mr. Trip er aan
dacht, mij te ondervragen over mijn publi
catie, dat ik een dow Spoelstra uit Trans
vaal geschreven brief aan een vertrouwd
vriend had gelezen, waarin hij erkende
dat hij de justitie voorgelogen had. Maar
vervolgen wij het socialistisch complot. Tj.
Stienstra, »de leider der beweging," epreek-t
en geeft als getuige die zijn woorden be
vestigen kan zijn broeder Klaas op, Maar
het complot is blijkbaar zoo zonderling
opgezet, dat Klaas hardnekkig ontkent
van iets te weten. Toch was deze Klaas
socialist en poseert men hem later als
ijverig deelnemer in het complot. Tege
lijkertijd geeft Ids de Jong op van zijn
zwager Sinnema te hebben gehoord, dat
deze en Ringia er alles van weten. Ds
beide socialisten Sinnema en Ringia wor
den verhoord en ontkennen alles. Men
ziet met welk een merkwaardig complot
wij hier te doen hebben. Men zou zeggen
met een complot om te zeggen, dat men
nergens van wist. En zoo is het ook. Als
er van een socialistisch complot sprake is
dan is het er van een om geen helpers
diensten te bewijzen aan de justitie. Dat
denkbeeld heeft bij Douwe de Swart vier
jaar lang al het andere verdrongen, bij
Giezen en Braaksma nog langer de
laatste was er zelfs zoo weinig toe gezind
te spreken dat Mr. Trip er hem zelfs toe
heeft kunnen brengen in n verklaring
eerst te zeggen, dat de bekentenis van
P. v. Dijk geen scherts was geweest en aan
het einde dat het wel scherts kon ge
weest zijn en heefo een aantal anderen,
die ik hier zou kunnen noemen, er zelfs
toe gebracht te blijven zwijgen of tot hun
dood of tot den huldigen dag. Ea ondanks
deze zucht van haast alle in de zaak be
trokken «socialisten1' hun zwijgen tot het
uiterste te rekken, laat de justitie zich
hier leiden door het denkbeeld van een
socialistisch complot. Dat denkbeeld zit
hun in den weg. Dat doet hen zulk een
onmatige waarde hechten aan de verkla
ring van Sj. Rijpstra. Wordt hun niet uit
Friesland geschreven dat de man
antisocialist is ? Daarom hechten zij meer waarde
aan het geheugen van v. Erp aangaande
een onbeduidende reparatie voor jaren ver
richt dan aan dat van tal vaa anderen
aangaande een belangrijke bekentenis hun
door een vriend gedaan. Dit is iemands
politieke overtuiging tot maatstaf nemen
van zijn betrouwbaarheid. Ea dit is het
antwoord op hen, die klagen, dat ik van
een rechtszaak een politieke zaak tracht
te maken. Zoolang mogelijk heb ik ge
tracht het tegendeel te doen. Zoolang ik
denken kon dat de zaak als rechtszaak
behandeld zou worden door de rechterlijke
macht heb ik naar een oplossing gestreefd
op het terrein van deze macht. Maar wan
neer blijkt dat een rechtscollege er zelf
de politiek inhaalt en de betrouwbaarheid
der getuigen gaat afmeten naar hun poli
tieke overtuiging, wordt het een politieke
zaak. Dan komt het er op neer, dat
zoolang hier niet als in Zwitserland rech
terlijke ambtenaren bij volkskeuze benoemd
worden en er dus voorioopig geen kans
bestaat op benoeming van socialisten
de leden van deze partij voor den rechter
niet met anderen gelijk staan. Deze rechts
ongelijkheid nu tusschen burgers van
het zelfde land is een poliiieke kwestie en
wanneer deze haar ongunstigen invloed in
een bepaald geval doet gevoelen heeft
het geen zin de zaak van de eene recht
bank naar de andere te brengen, maar is
het eenige wat dit wel heeft verandering
aan te brengen in de inrichting onzer
rechterlijke macht zelf. Politiek ? Ja, dat
wil zeggen: de eenige macht, de vertegen
woordigende, waarin het rechtsbewustzijn
des volks zich kan uiten, streve naar
verandejing in de macht, die zich tegen
dat rechtsbewustzijn verzet.
J j
L'ifMe vraa;j; !;aH luj reeds . even
011gericht tot d'in Burj;. van
Westradeel (st. uo. 37.)
Volksweerbaarlieid,
De heer^J. A. Helper Sesbrugger heeft
minstens n lezer aan zich verplicht met
zijn artikel van 3 April 11.
't Werd eerst opgenomen in den
Amsterd immer van G Mei, bijna vijf weken nadat
't geschreven is: laten we hopen, dat de
gevolgen van dit uiUtel niet Ie zwaar zullen
wegen; dat nog hersteld kan worden het
geen i u dien tijd werd verzuimd door
onwetendheid.
liet erkennen van ongelijk valt dikwijls
hard; vooral wanneer men
zich»eenevoor