Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1199
In den winter als het hard heeft gevroren
en het kanaal van Sluis naar Brugge bedekt
is met ijs, bezoeken de inwoners van Brogge,
Damme en Slnis op.de «schoverdien" zooals
?e de schaatsen noemen en komen de Vlamin
gen volgens oud gebruik in Sluis op de schover
dien den >Heilikmaker" halen. Een soort
vierkanten harden peperkoek of specnlaas.
Dan hernieuwen tij nog eens de oude vriend
schappen en nieuwe kennissen worden aan
geknoopt. Doch dit laatste gaat moeilijk, vooral
in het land van Cadzant, waar de bevolking
bestaat uit afstammelingen van ballingen en
uitgewekenen, Saltzburgers en Hugenoten, zyn
de inwoners ingetogen van hart en ziel. Daar
door heeft het karakter zeer geleden en is
misschien in heel Nederland geen streek welke
minder voor zuivere humor bevattelijk is dan
deze. Men is hier niet naïef.. En wanneer
«en volk niet naïef is, mist het eene zeer
vruchtbare zielseigenschap. Zoowel van de
mannen als van de vrouwen zijn de zielen
verkleind, ineen geschrompeld door het vast
klemmen aan de schol, de kale naakte schol
van dit land der zee of mareland. Meer hart
en gemoed treft men aan hoe meer men Belgi
binnendringt, maar ook daar schijnt de kracht
der menschelyke natuur niet die meer te zijn
zooals zij was in de middeleeuwen en Brugge's
grooten tyd toen Dante zong:
Qiale i Fiamminghi tra Gazzante e Brugia
Tdmendo il fiotto che inver lor s'avventa
Fanno lo schermo, perchè'l mar si fuggia.
F. ERENS.
Bloï's LeYensbericlit ?an Frnin,
Levensbericht van Eobert Fruin, door
P. J. BLOK, met bioliografuch overzicht,
bewerkt door LOUIS D. ^ETIT.
(Overgedrukt uit het Jaarboek der Koninklijke
Academie van Wetenschappen, 1899.)
Amsterdam, Johaanes Muller, 190 J.
Prijs ? 0.75.
Een van mijn kennissen, een jong predikant
een braaf man, maar geen groot redenaar
heefc mij kort geleden eens zijn nood geklaagd.
Op een bruiloftsfeest nog wel. Aan het dessert
maar niet in de vreug levolle stemming, waarin
sommige menschen hun diepste leed aan den
besten vriend plegen te openbaren; ik heb u
immers gezegd dat hy een jong predikant, en
das geheel-onthouder is. De eerwaarde zou het
bruidspaar kerkelijk trouwen en had zyne
schoine toespraak al kant en klaar. Maar als
gast by de feestelijkheden, waarmede onze
zeden het leven van een bru d en bruigom
vergallen, moest hy op zyn beurt af en toe
een wondje tot de jongelui richten. En nu
«peelt het ongeluk er mee klaagde hy
maar ik heb nog geen twee zinnen van mijn
toast gezegd, of daar komt geregeld een tirade
uit myn buwelykspreek over myne lippen; en
die bewaar ik toch liever voor het groote
moment. Zoodat ik op elk «avondje" voor het
vreeselijk dilemma kom te staan om of in myn
tpsech te blijven steken of den room van myn
preek af te scheppen.
Als ik mg goed herinner, heb ik hem toen
eerst uitgelachen en vervolgens maar het
kan ook zijn, dat de volgorde omgekeerd was,
daar durf ik niet meer op zweren; maar in
elk geval heb ik hem in vertrouwen medege
deeld dat ik nooit naar een bruiloftsfeest ga
ot ik heb voor de hoiveelste maal? het
hoofdstuk ,Hnwélyk'' uit Ritter's Ethische
Fragmenten nagelezen Dat is overrijk aan
motieven voor gepaste toespraken. Daar is bv.
wat ik kortheid-halve het militaire motief
noem: de vrouw moet in hat huwelijk dienst
doen als so'daat, korporaal, fourier, alle rangen
door, tot generaal toe; het leent zich tot al
lerlei variaties en actueele toespelingen: het
vrouwencorps in Pretoria, algemeen kiesrecht
en algemeene dienstplicht zoowel voor mannen
als voor vrouwen, uniform- en reformkleeding
enz. Verrassend werkt ook altyd het motief
van .het houtje op het vuur", aan te bevelen
voor liefhebbers van speeches, waarbij niemand
weet waar het naar toe gaat. Aldus: als er
geen hout op het vuur wordt gedaan, gaat het
vuur uit; kleine houtjes branden het best en
het snelst; de petits cadeaux entretiennent
Tamitié(hierby een eigen gemaakte uitweiding
want men moet niet alles aan Bitter
ontleenen in den vorm van een vergelijking
tusschen vriendschap en een brandend vuur);
eindigen met een vermaning aan den bruigom
en daarbij doet men goed Ritter woordelijk
te citeeren, omdat zijn betoog daarin culmi
neert: ga nooit op reis of breng wat mee voor
je vrouw: men kan zyne vrouw wel liefheb
ben zonder dat, het is zoo; maar dat
dergel\jke kleinigheden groote gevolgen hebben,
dat is óók zoo". Het motief van den vrucht
boom en de vrucht raad ik alleen aan meer
gevorderden in de uiterlijke welsprekendheid
aan; het is hoogst dankbaar, maar daarbij dien
je op te passen dat j 9 niet te veel zegt.
Van de mededeeling omtrent het practisch
gebruik van de Ethische Fragmenten heb ik
nog altijd geen spijt; maar wat het uitlachen
betreft ook dien lach zal ik nooit meer
lachen. Terwyl ik zit te schryven, staat het
beeld van myn vriend voortdurend op myn
papier: op het sympathieke gelaat een ge
mengde" uitdrukking: half medelijden maar
toch niet het waarachtige medelijden, dat een
man van zyn beroep met iemand in myne
omstandigheden past; half ironie maar ook
niet het duivelsche leedvermaak, waarmede
ons beschaafd publiek in de goede dagen van
December het aantal gesneuvelde en gewonde
Engelschen begroette, flet mengsel lijkt meer
om nog even op dat stramien voort te bor
duren op den sympathieken glimlach, die over
de gelaatstrekken van Buller, Methuen en
Gatacre moet hebben gezweefd, toen zij van
eikaars nederlagen vernamen. Ook heeft het
eenige familietrekken gemeen met de
physionomie van sommige gehuwde mannen bij de
ontvangst van een verlovingsk»art van een
vriend, die zich wel eens kras over het huwelijk
had uitgelaten.
Den aard van de uitdrukking op het gelaat
van den predikant mag ik nu wel bekend ver
onderstellen; maar ik vermoed dat de lezers
van de Amsterdammer nog altijd niet begrij
pen waarom ik, die over Blok's Levensbericht
van Fruin zou gaan schrijven, in het geval
van mijn vriend verkeer. Ik vertrouw intusschen
dat hunne scherpzinnigheid by voortgezet na
denken het geheim zal ontraadselen; maar
moet tevens mededeelen dat het overigens niet
in myne bedoeling ligt de in dit weekblad
nog steeds ontbrekende rubriek van rebussen
te openen. En zoo zij het opgeven, dan moet
ik my verstouten met een variant op Piet
Paaltjes te zingen:
Nu, dat zij er niets van begrijpen,
Dat is minder; maar als hij
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij". .
Met welken hij" ik prof. P. J. Blok bedoel,
aan wien deze inleiding" met gepasten eer
bied wordt opgedragen. Zoo iemand, dan heeft
ervaring van myne nauwgezetheid in het
vervallen vai de taak om aankondigingen"
te schrijven; maar dat ik, die later over den
zelfden tekst zal hebben te preeken, nu al vast
in de Amsterdammer het woord vraag, moet
zelfs hem meevallen. Te meer, daar het
expedient van Ritter's Ethische Fragmenten hier
niet baat en ik my op een andere manier
cal moeten zien te redden.
Bg het schrijven van het Levensbericht kon
Blok niet alleen te rade gaan met zijne kennis
aan Fruin's geschriften en zijne persoonlijke
herinneringen aan den vriend en leermeester,
maar ook de talrijke nagelaten aanteekeningen
zoowel van wetenschappahjken als van staat
kundigen en particulieren aard en de zorg
vuldig bewaarde correspondentie van den over
ledene zijn hem door de familie ter beschikking
gesteld. Wat hij ons uit die briefwisseling
mededeelt is vaak zeer belangnjk en doet naar
meer verlangen. Ik denk b.v. aan de brieven
van Opzoomer, uit de buurt van 1848. Is het
niet een kostelijke bijdrage tot de kennis
zoowel van den msnsch Opzoomer als van den
st\jl eener vertrouwelijke correspondentie tus
schen twee jeugdige geleerden in het midden
dezer eeuw, wanneer wij lezen dat Opzoomer,
die gehoord heeft dat Fruin bezig is in mytho
logie te werken, deze jonge wetenschap en
passant vergelijkt met: een warande van
geurige bloemen, terwijl de zon nog haar top
punt niet heeft bereikt en de knoppen zengt,
maar eerst de ochtend haar licht verspreidt en
de dauw nog aan de blaadjes hangt", en ver
volgens op deze manier een toon gaat aanslaan
tegen Fruin, die een paar jaar jonger was dan
hij: de weg, dien gy in uwe studiën zy'tinge
slagen, bevalt my by uitnemendheid. Ik behoef
u niet op te wekken om dien met ijver te
bewandelen"! De brief is van Mei 1846; in
't zelfde jaar werd Opzoomer professor; ik weet
niet of hy dat in de maand Mei reeds was,
maar aan den toon zou ik zeggen van wel.
Over den eigenwaan van het jonge gedacht
van nu zyn sommige menschen niet gauw
uitgep aat, maar wat dunkt u van Opzoomer's
voorstel aan Fruin in een brief van 1847
om hunne briefwisseling te bewaren voor een
tijd, waarin men er zyn nut mede zal kunnen
doen, als men een blik -mag slaan ia ons
innerlijk leven en ons, gelyk gy het noemt,
ia de kaarten mag zien?" Precies het geslacht
van 188) dat schreef niet zoo'n
oud-mannet j esachtigen styl, maar bet gevoel, dat met
hen een weuwe aera aanbreekt, is hetzelfde.
Aardig zyn ook de brokstukken van de
correspondentie met Van Reesema, den president
van de l berale kiesvereeniging Orde" te
Rotterdam; in de jaren, toen Fruin zyn be
komst nog niet bad van de practische politiek
1853 en 1854 overlegde hy met hem
o a. over de door V*n der Linden voorgestelde
samenwerking van de stedelijke clubs een
Liberale Unie avant la lettre," zegt de heer
Blok. Maar ook van deze Liberale Unie kwam
weinig terecht; en toen de dond.rbui zonder
bliksemschichten" van de Aprilbeweging over
was gedre.en, begon het te regenen op
Fruin's enthousiasme. In 1860, toen hy pro
fessor was geworden en in zyne inaugureele
oratie zyn voornemen had te kennen gegeven
om zich voortaan in het stille Leiden"
geheel aan de studie onzer geschiedenis
te wy'den, kwam Van Reesema hem daar
over kapittelen en probeerde hem weer te
winnen voor het kiesvereenigingsgedoe, dat hy
heel wat belangrijker vond dan historische
studie doode politiek", smaalde hy. Maar
Fruin: Gy hebt my verkeerd begrepen ik
heb geen weerzin in de politiek gekregen en
ik denk er niet aan mijne ooren te sluiten
voor het nieuws van den dag Integendeel, het
aanzien van al het gehaspel van Nederland en
van Europa is my een kostelijk amusement.
Maar ik heb maar geen lust om mijzelf in dat
gewoel te mengen. Ik gevoel mij zoo wat als
onze vriend Pendennis: ik zie by de party en
by de tegenpartij goed en kwaad ondereen
gemengd en ik voel my niet geroepen voor een
van beide onvoorwaardelijk het harnas aan te
trekken. De studie van de geschiedenis heeft
my zeker in die zal ik zeggen sceptische?
neiging versterkt." Dat kostelyk amuse
ment" de verzachte vorm van het diabolische
Hab' ich doch meiae Freud' daran" is echt
voor Fruin: voor den leuken" Fruin, die af
en toe uit zyn slof schiet en de spelers
interrumpeert, ma\r in den regel kalm op
zyne plaats in den schouwburg blijft zitten;
voor den hooghartigen Fruin, die op de men
schen en dingen nog al neerkeek net zooals
de stadhouder-koning Willem III, de gelijk
gestemde ziel, zegt de heer Byranck.
Over Fruin als politicus geett Blok heel wat:
misschien te veel in verhouding van wat hy
schry'ft ter kenschetsing van Fruin's talent als
historieschrijver en historievorscher; klaarblijke
lijk heeft hy het goed willen aandikken dat
Fruin geen kamergeleerde was, die, gebogen
over zyne vergeelde papieren, zich verdiept in
de studie, liefst geheel buiten het maatschap
pelijk leven om hem heen." Ook de academische
docent, de vertegenwoordiger in ons land van
de wetenschap der geschiedenis, de vraagbaak
voor allen, die historie studeerden, wordt met
voorliefde geschetst ook met liefde. Door
Blok's heele stuk heen hoort men de vereering,
die hy zijn vaderlijken vriend toedroeg.
Neen, stel u gerust, kritieklievende lezer. Er is
ook wel op andere wyze over Fruin geschreven.
Nauw was de klaagzang van vrienden en leerlingen
verstomd, of in De Gids heeft dr. Byvanck
hem, op zyne wyze, uitgeluid. Niet met een
kort artikel, binnen enkele dagen of weken
geschreven, waaraan niemand den eisen stelt
dat het meer is dan een gelegenheidswoord,
zoo het geen woord uit het hart kan zyn, maar
met een serie van korte artikelen, waarin den
lezers, bij mondjesmaat, in vijf maandelyksche
rantsoenen werd toegediend wat den schijn had
van een psychologische studie te zyn over den
mensch Fruin. Onder het motto: Wat de dood
ons overlaat van onze doaden, is het minste,
wanneer wy' dat minste niet willen gebruiken als
een aanwyzing om het beste van hen voor onzen
geest terug te roepen: hun levende persoon
lijkheid". In een talentvollen, onnederlandschen
styl, eenigszins herinnerend aan de gekunstelde
manier van schryven van den Franschen jour
nalist aan wien de ffiiis-redactie zonderling
idee! de levering van het Baitenlandsch
Overzicht" heeft opgedragen. Vol vernuftige
invallen en vernuftige misslagen; getuigend
van een scherpen blik, maar die de nood
zakelijkheid zoowel van het schijnbaar als van
het werkelijk toevallige bespeurt; van een
benijdenswaardig combinatievermogen, maar dat
zoowel wat niet als wat wel bij elkaar behoort,
tezamen brengt; van een weergaloos talent om
de maskers van woorden en gedachten op te
lichten," maar tegelijk van een onverbeterlijke
manie om in de natuurlijkste facie een mom
te zien; van een dramatische fantasie, die uit
luttele gegevens van schaarsche individueele
uitingen een levende gestalte schept, maar die
ook het har'ebloed van een auteur ziet vloeien,
waar alleen onvervatschte inkt van Neelmejer
uit de pen kwam; kortom, het werk van
iemand, die
Ik boor den schaterlach van myn vriend den
predikant. De preek l de preek!" Hel en
duivel, ben ik er dan toch ingeloopen! Maar
het zal m\j niet weer gebeurer. Mynheer de
redacteur, ik zie verder van het woord af. Ik
schei er onherroepelijk uit.
G. W. KEBNKAMP.
Boek en Tijdschrift.
De Nieuwe Gids.
In de aflevering van Juni vervolgt Eloos zyn
litteraire bespreking. Van Johan de Meester's
zeven vertellingen zegt hy: het is een mag
nifiek boek, streng-standvastig geschapen naar
het voorschrift, dat de woorden van een waar
achtig kunstwerk geen in de lucht hangende
mooidoeners mogen zyn, en evenmin de
vlotweg gekrabbelde benadering van wat men vage
lijk, uit de verte, als vermoedt, maar dat zy'
steeds en overal moeten wezen de
opperstexacte, liefdevolle weergave van de doorleefde
essentie der ziel. En dat zyn, zegt Eloos, de
schetsen van Johan de Meester, die hiermèa
plaats neemt in onze eerste rij.
Eloos constateert verder, dat de
Nederlandsche letterkunde, die een poosje lang als
doodgeloopen leek, langzamerhand weer een toe
komst gaat krijgen, waarvan de grondvesten
nu reeds zyn gelegd. Hy wenscbt dan ook
in de volgende kronieken daarover te schreven;
er is betrekkelijk nog zoo weinig, wat
langer dan een jiar of wat duurt. En dat
komt, omdat zy' die schrijven zichzelf nog
niet genoeg doordringen van het essentieele
in de kunst van schrijven, slechts naarstiglyk
blaadje voor blaadje volschreven.
Verder is in de aflevering een schets van
W. Steenhoff over de toevallige levensbestem
ming van een meisje: een meisje dat zich aan
een schilder geeft, maar een ander tot man
krijgt. Vooral het slotgedeelte waar de levens
bestemming wordt uitgezegd, ly'kt md zeer
goed, maar naast prachtig-vaste regels in de
samenstelling is er nog veel conventioneels in,
en dat maakt dat de schets niet dien grooten
indruk geeft wat met dit onderwerp wel ver
kregen kan worden. Er is ook teveel
retrospectiefs in, te weinig wat direkt aandoet.
Dan is er nog een bespreking van
Ilegenscheidt's «Starkadd," door Joh. W. Broedelet
en vele verzen: van Jeanne Reyneke van
Stuwe, van Eloos; van P. H. van Meerkerken,
H. J. Boeken en G. C. van 't Hoog.
***
De Arbeid.
In no. 8 van *De Arbeid" de finale van
«Regards sur la Litterature de la Suisse
Franfiise" van den Genever Valentin Granjean.
Er is niet veel van deze »Rsgards'' te zeggen.
't Was meer een beredeneerde catalogus, met
opsomming van namen, en vermelding van
goede en minder goede kwaliteiten dan wel
een raak-jaande uitvoerige studie. Wanneer
de besproken persoonlijkheden niet scherp
voor ons worden opengelegd, zóó dat we alle
trekken, alle fijnhedën er in zien, dan ver
geten we de namen zoo spoedig,
Van A. Rehm is in de afl een proza-gedeelte,
waarboven vermeld staat: vertelling. Het kan
evenwel alles zijn, maar een vertelling ly'kt
het niet. Een ontleding van gewaarwording,
zenuw- en schriksensaties is, dunkt my, heel
iets anders dan wat men een vertelling noemt.
Er komen in dit proza wel zuivere expres
sies voor, maar ik zou 't nog eens eenige
malen moeten lezen om te weten of het
alsgeheel genomen doel-beantwoordt, d. w. z. of het
gewenscht resultaat verkregen wordt. Sensaties
neerschrijven zonder dat de lezer die mee
voelt, is ongedaan werk.
Met Aga en Valnögeeft Ed. Verburgh een
proeve van lyrisch-erotische dramatiek, een
woordkunst die, evenals muziek, bedoelt de
gevoelssensaties welke streelen en bedwelmen
in ons op te wekken.
Van Karel van de Woestyne, de jonge
Vlaamsche dichter, waarvan ooK reeds in »IIet
Tweemaandelyksche" eenig werk gepubliceerd
werd, z\jn hier twee sonnetten, breed en
klankvol, in mooie zwelling den lof van
Viaanderenland verkondigend.
Walraedt van Royen geeft hier het begin
weer van een schets »Het Zaad," waarvan iets
meer gezegd kan worden als 't voltooid is.
In de boekbeoordeeling wordt ten slotte
door den heer J. den Beyer een beetje den
draak gestoken met «Arcadia," het letter
kundig maandblad voor dames, onlangs op
gericht door Jeanne Rey'neke van Stuwe.
***
Boon's Geïllustreerd Magazijn.
Met het opstel over Jacques J. Tissot, den
moderne schilder van religieuse onderwerpen,
doet dit populaire tijdschrift ineens een sprong
naar voren. Dr. W. Haverkamp schijnt hier
een nieuwe rubriek te beginnen, die wel kan
bijdragen, ook het grootere deel van ons pu
bliek, tot een goed begrip over kunst op te
leiden. Er zyn tusschen dezen tekst zeer goede
reproduktiën gevoegd. Men ziet het onder
scheid van schilderen naar overlevering, zooals
bijna alle religieuse schilders 't maar doen, en
het schilderen zooals Tissot, die om 't leven van
Jezus weer te geven, begreep dat hy het volk
moest leeren kennen, de plaats zien, om het
reëele meer nabij te komen.
Verder zijn in de afl. tal van onderwerpen.
die men wel gaarne vluchtig doorleest. Een
goed opstel ia van »Holda" over de stierenge
vechten. Dit met wat de bioskoop ons er van
vertoont, brengt ons wel tot kennis van dit
misschien wreede, maar in zijn wreedheid toch
voornaam volksspel.
Van J. A. Holtrop is er weer een voordracht
uit het Italiaansch vanLuigi Rasi. J. Winkler
Prins stond een mooi gedicht af, getiteld
«Voorjaar", terwy'l er van mijzelf in deze afl.
eenige indrukken over Parys kwam.
De wereldtentoonstelling wordt behandeld
door den heer B. Ver Wy'k, alles te zamen,
een wel mooie aflevering; veel dat voor zoo
weinig geld wordt gegeven.
Een niet geringe plaats inhet Juni-nummer
wordt ingenomen door een beschrijving van
den heer M. Merens over Servië. Gelijk men
weet is de heer Merens consul-generaal van
dat koninkrijk.
Er zyn in zijn opstel gevoegd afbeeldingen
van land en volk, in ruime mate; ook van
verschillende waardigheidsbekleeders, incluis
het afbeeldsel van den consul-generaal-au t eur
zelf. Voor velen is Serviëeen nog geheel
onbekende streek. Vooral de aandacht van
onze handel wordt op dit artikel gevestigd.
Verder zijn in de afl. vele
allerlei-onderwerpen, zooals: merkwaardige opnamen van
photografi e-instantanëe; de Zuid Afrikaansche
vredes-deputatie; postduiven als oorlogsboden;
Röntgenstralen op het slagveld, enz., alles
rijkelijk geïllustreerd.
De oorsprong van sommige modes door
freule B., is een compilatie-stukje, wel wat
veel hier en daar, of eigenlijk overal, reeds
gelezen.
Holda beschrijft de haringvisschery, wat
verluchtigd is met moment-opnamen. Een goed
werk verrichtten Theo Neuhnys en E. van
Harpen met het memoreeren van het oude
geveltje, hoek Heerengracht en
Gasthuismolensteeg, dat nu afgebroken wordt. De heer
B. Ver Wy'k vertelt van de tentoonstelling,
vertelt eigenlijk, dat hy er nog niets te ver
tellen heeft. In dat opstel zyn zeer scherpe
clichés. Dan nog is er een beschrijving van
Rosier Faassen, door N. H. Wolf en
versvoordrachten van J. A. Holtrop.
*
* *
Hollandia.
Van Hollandia is nu verschenen het speciaal
Zuid-Afrikanummer, bestemd voor Amerika en
daarheen reeds op weg, om in duizendtallen
te worden verspreid.
't Is misschien wat laat, zegt de redactie,
maar ook als 't ergste wordt bewaarheid, en
zelfs de Boeren geheel geslagen zijn, dan nog
moeten we voortgaan voor hen te getuigen.
Het nummer ziet er echt Amerikaansch
uit, «el geredigeerd, om gemakkelijk gelezen
te worden.
G. VAN HULZEN.
BOEK AANKONDIGING.
GuldenboeJc van Schiedam, door
H. A. M. ROELA.NTS Jr.
Van deze, reeds in Mei vau het vorige jaar
door de firma H. C. A. Campagne & Zoon te
Amsterdam aangekondigde uitgaaf, verscheen
onlangs het eerste deel, dat er kranig uitziet
en zeker de verwachting van de meeste
inteekenaren verre zal overtreffen, zoowel wat de
behandeling der genealogiën aangaat als de
daaraan toegevoegde aanteekeningen, welke
laatsten worden opgeluisterd door de afbeel
dingen in den tekst van negentig
geslachtswapens met beschrijving. Een bijzondere ver
melding verdienen de smaakvol uitgevoerde
kwartierstaten, zoo ook de reproductie van
een spoorloos verdwenen grafmonument, in
negen by'lagen op uitslaande tabellen, achter
in het boek gehecht.
Alles byeen geteld, vindt men in het werk
168 wapenafbeeldingen, bijna allen door den
heer Joh. Wenning IJz. met smaak ontwor
pen en goed uitgevoerd, en bovendien op den
omslag, onder eene kroon vereenigd, het vroe
gere en tegenwoordige wapen van Schiedam,
omringd door eikenloof en op een lint daar
onder de oudtijds geroerde spreuk: Fluit arena
ruit hora.
In een «Voorwoord" zegt de schrijver dat de
enorme hoeveelheid gegevens, welke hem ten
dienste staan, de bewerking hebben gewijzigd,
in dier voege dat in plaats van de geraamde
drie deelen, de te behandelen stof nu vermoe
delijk wel het dubbele aantal zal beslaan.
Voor de familiegeschiedenis is de uitbreiding
een heuchelyk feit, welke het nageslacht ten
goede komt en niet alleen van belang voor
de rechtstreeks betrokkenen, maar ook voor
de velen in den lande die zich onledig houden
met het navorschen van soortgelijke zaken en
allicht in dit zoo uitvoerige werk van
den heer Hoelants, antwoord zullen vinden op
hun vragen naar data en bijzonderheden, welke
zy' elders te vergeefs hebben gezocht, waarom
ik de kennismaking met den rijken inhoud
van het »Guldenboek" gerust aan alle
genealogen kan aanbevelen die niet er op inteekenden.
Steller dezes is met geen der familiën
vermaagschapt welke in dit eerste deel worden
opgevoerd, maar wel, uit vroeger dagen, per
soonlijk bekend met enkele leden daarvan,
die uit zyn omgeving en gezichtkring ver
dwenen, welke hij by' het doorbladeren van
die geslachtsly'sten terug vond en daaruit kon
nagaan wat er van hen geworden is; ook
maakte hy kennis met heraldieke gegevens
hem totaal onbekend.
Het »Guldenboek" is in alle opzichten een
zeer interessant boek, waardig in ruimen kring
gekend te worden; daarom dank en lof toe
gebracht aan den heer Roelants voor den
onverdroten yver waarmede hy is aangevangen
en wil voortgaan de schatten in zyn bezit
wereldkundig te maken; moge het hem ge
geven zijn dit voornemen ten einde te bren
gen en hy daarvoor den noodigen steun onder
vinden van alle belanghebbenden.
De bewerker der genealogiën houde het
my echter ten goede dat ik met hem van ge
voelen verschil omtrent de vermeende duide
lijkheid in het »op elkaar laten volgen" der
data van geboorte of doop, van ondertrouw
of huwelijk en van overlyden. By de vrouwe
lijke leden van een geslacht, waarvan in den
regel niet veel anders te vermelden valt, is
dit systeem juist toegepast, maar by' de man
nelijke leden die tijdens hun leven verschil
lende betrekkingen bekleedden, werkt het
storend den datum van geboorte eerst aan te
treffen na het doorlezen van een tien- of
twaalftal regels beschrijving, waarom ik liever
zou zien dat ook bij hen de datum van ge
boorte of doop, terstond volgde op den naam.
Iemands verschijnen in de wereld begint met
de geboorte en duurt het op zyn minst onge
veer twintig jaren voordat hy iets begint te
beteekenen in de maatschappij.
Ten slotte nog de opmerking dat de schryver
van het werk (die, wat het genealogisch ge
deelte betreft, thans voor zijn geboortestad
doet wat Matthy's Balen ruim twee honderd
jaren geleden voor Dordrecht deed) al te
bescheiden is geweest met dit niet te ver
melden onder zyn naam in de stamlijst van
het eigen geslacht, noch in de aanteekeningen
daarop, waarom ik hem in overweging geef
dit opzettelijk verzuim te herstellen op een
eventueele lyst van verbeteringen en aanvul
lingen, die aan het slot wel niet zal ontbreken.
Moge hy voor zich zelven niets daaraan hech
ten, de nakomelingsschap zal verlangen te
weten wie van de Roelants met de voorletters
H. A. M. de samensteller is geweest van dit
standaard werk, wyl het onderscheidingsteeken
Jr., thans achter zyn naam gesteld, aldaar ook
niet is bijgevoegd.
Aangezien nog geruimen tyd moet verloopen
voordat het laatste deel het licht kan zien
met de gewenschte aanvulling erin, wil ik al
vast mededeelen dat belangstellenden hem
onder no. 8 op blz. 226 vermeld vinden.
Dat hy dit in gedachten houde als bericht
voor het nageslacht, 't welk zyn belangrijken
arbeid beter naar waarde zal weten te schat
ten dan de tijdgenoten het doen.
J. A. EOOPMAKS.
Lent bij Nijmegen, Mei 1900.
Vlinderwereld. Honderd Nederlandsche
Vlinders en Rupsen, afgebeeld beschre
ven en in hun leven geschetst door F.
J. VAN UiumiKS, en DB. Virus BBTJ
NSMA. Met 100 gekleurde platen. Am
sterdam, W. Versluys.
Wy' maken een onwillekeurig verzuim goed
door te wijzen op dit voortreffelijke boekje,
dat reeds in het vorige jaar verscheen. Waar
schijnlijk kan men er thans van getuigen, dat
elke aanbeveling overbodig is. Schrijfster en
schrijver hebben hier dezelfde methode toege
past als in hun vroeger door ons met groote
ingenomenheid besproken boekje over onze
inlandsche planten.
Tegenover elk der .honderd gekleurde af
beeldingen, die voor het meerendeel zeer goed
geslaagd zyn, is eene pagina tekst geplaatst,
waarin de bouw en de levenswijze van de
rups en de vlinder op populair-wetenschappe
lijke wijze en op prettigen toon worden be
schreven. Waar van de levenswijze der rup
sen sprake is, mogen de planten niet onver
meld bleven, die haar tot voedsel strekken;
daarom is steeds de rups afgebeeld bij of op
de plant, waarop zij bij voorkeur verblijf houdt.
De auteurs hebben zich ook hier weder be
trouwbare en onderhoudende gidnen betoond
en zullen den natuurliefhebber menig
oogenblik van genot en voldoening verschaffen.
NIEUWE UITGAVEN.
Kit Kennedy. Uit het Schotsen-Engelsen van
S. R CEOCKETT, door JOHANNA P. WESSELINK
VAN ROSSÜM. Uitgave van W. de Haan te Utrecht.
Eene die toezag, van F. F. MONTRÉSOH, door
R. S. VAN GOUDOEVER. Uitgave van W. de Haan
te Utrecht.
In de nieuwe Bosboom-Toussaint-serie, uit
gegeven door D. Bolle te Rotterdam, zijn
wederom de volgende deelen verschenen:
Leyeester in Nederland. Twee deelen met
illustraties van JAN DE JONG.
De vrouwen uit het Leycestersche Tijdvak.
Twee deelen met illustraties van JAN DE JONG.
Gideon Florensz. Twee deelen met illustraties
van JAN DE JONG.
Zomerdienstregeling van de Stoomvaart-"
Maat&chappy' Zeeland. Engelsche en Duitsche
uitgave, l Juni 1900.
«Maatschappij tot Nut van 't Algemeen". Iets
over onze rivieren. De Ryn, door A. A. BEEK
MAN. Amsterdam, S. L. van Looy.
«Noord-Brabantsch- Duitsche Spoorweg-Maat
schappij". Verslag van den staat der vennoot
schap over 1899?1900, uitgebracht in de
algemeene vergadering van aandeelhouders, op
26 Mei 1900.
Denkbeelden van den Christen-Anarchist, Hoor
FELIX OBTT. Den Haag, drukkerij «Vrede".
De personeele belasting in
NederlandschIndiè. Verzameling der verschillende bepalin
gen op de personeele belasting voorzien van
de voornaamste toelichtingen door G. A. DE
KONING. Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink.
«Maatschappij tot Nut van 't Algemeen".
Rapport over het leerlingwezen in Oostenrijk,
Zwitserland en Duitscbland, in opdracht van
de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen,
bewerkt door Mr. H. L. Drukker, F. W.
Westerouen van Meeteren, B. H. Heldt, D. W.
Stork en Mr. J. Verschuyl, rapporteur. S. L.
van Looij, Amsterdam.
Een vleugelslag van'tgeluk van F. DE SINOLAIB.
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Vreugde van Holland door C. F. HASPELS.
Amsterdam, P. N. van Kampen & Zoon.
Mennes «Lassa". Onontbeerlijk voor ieder
klavierspeler. Amsterdam, Naaml. Vennoot
schap »De Nieuwe Muziekhandel".
T; Velde en m 't Garnizoen, door R. J.
JACOBS, gep. luit.-kol. O. I. L. Amersfoort,
G. J. Slothouwer.
Voor Zuid-Afrika, verzen van WILLEM
ZUIDEMA, 2e bundel. Amsterdam, Holl. Stoomdr.
en Uitgevers-Maatschappij.
iO cents per regel.
il B.6O
en hooger 12 Meter ! Franco en
van invoerrechten toegezonden !
Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte, witte
en gekleurde Henneberg-SKtjde" van
45 et, tot fl 11. IO per Metpr.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG,
Boriaal-Wolartilelea,
K. F. DEUSCHLE-BENQKB,
Amsterdam, Kalverstr. 187.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
Piano-, rsel- en
JttEYROOS & KALSHOVEtf,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en ia Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
ECHT
VICTORIAWATER.
? De behandeling van Jicbt f
Rheumatiek, Piszure
Diathese, Nier- en Blaaslijdeii,
Suikerziekte is de speci
aliteit van het Bad
Assmannshausen a/Rhy'n.
Prospectus over de drinkkuren
in huis en het gebruik er van in
Bad Assmannshausen verzendt de
BRONNEN-DIRECTIE.