Historisch Archief 1877-1940
r. 1200
DE AMSTERDAMMER
A°. 1900.
WEEKBLAD VOOR NEDEEL
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar n » maü» 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/?
Dit blid U Terkrfefawr Kimk 10 Boulevard des Capncinea tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 24 Juni.
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces nit Dmtschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma KUDOLP MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
INHOUD.
VAN TEEBE EN VAN NABIJ: De nood der
diamantwerkers. Zionisme (I), door Isidore
Hen. De oorzaken v .n de hongersnooden in
Britsch-Indië, door H. W. Hyndman (I), vertaald
uit Die Neue Zeit",door D. B. Mansholt.
Boksersphilosophie SOCIAtE AANGELEGENHEDEN:
Een goed plan, door dr. V. v. d. Plaats.
KUNST EN LETTEBEN: Afdeelings-mnziekfeest
der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst
te Leiden, door Ant. Averkamp. Tentoonstelling
der vereeniging Voor de Kunst" te Utrecht, door
B. W. P. Jr. Van eenen jongen doode, door
W. G. van Nouhuys. Najaarsstemmen, door
Helene Lapidoth?Swarth, beoordeeld door
Gregorius. Het pas verschenen werk van den heer B.
Veth: Het leven in Nederlandseh-Indië", door
P. G. W. : Boek en Tijdschrift, door G. van
Halzen. FEUILLETON : De President van den
Octopus. Uit het Engelsch. (Slot.) BECLAMES.
VOOB DAMES: De Internationale Vrouwenraad
op de Parijsche Tentoonstelling, door Johanna
Naber. De Prederika Bremer-vereeniging in
Stockholm, door B. Nort. Allerlei, door Caprice.
SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter. INGE
ZONDEN. PEN- EN POTLOODKBASSEN.
ADVEBTENTIEN.
IHIHMMHIHIIIIMWIIIMimiHIIIIIIMmillMMlII
De nood der diamantwerkers.
Meer dan 2000 huisgezinnen hier ter
stede zijn nog altijd getrofien door de ge
volgen van den oorlog in Zuid-Afrika;
de met dien oorlog verband houdende toe
standen in de diamant-handel en nijverheid.
Meer dan twee duizend gezinnen missen
reeds maanden lang de gewone inkomsten,
zoo noodig om van te leven; duizenden
en nog eens duizenden hebben alles te
gelde moeten maken wat ze nog bezaten,
en worden in hoofdzaak onderhouden uit
de fondsen door de zoogenaamde particu
liere liefdadigheid bijeengebracht. Maan
den lang heeft een bevolking van tiendui
zend volwassenen en kinderen in ontbering
geleefd, menigmaal tot gebrek lijden toe...
en nog is het einde hiervan niet te
voorzien.
En terwijl die toestand voortduurt, ge
raken de fondsen, waaruit nog eenigermate
onderstand werd verleend, uitgeput; de
karige bedeeling kon niet eens worden
volgehouden. Nu de personen, door den
langen duur van dezen tegenspoed, veel
armer geworden zijn dan toen de werke
loosheid intrad, het bespaarde geld verteerd,
in de bank van leening verpand is, wat
er nog te verpanden viel, weten zij, die
zich de belangen van de arme diamant
werkers hebben aangetrokken, geen middel
om al die gezinnen althans zooveel weke
lijks te verstrekken, als noodig is om in
de allereerste behoeften te voorzien.
Zoo wil het de particuliere liefdadig
heid. .. en deze liefdadigheid is de eenige,
die men in Nederland te hulp kan roepen,
als er 2500 huisgezinnen in n gemeente,
tienduizend zielen in nood verkeeren.
De gemeente, op wie een beroep is ge
daan, men weet het, heeft geweigerd. Zij
kon, zij mocht niet, zoo luidt de leer der
doctrinairen; en zelfs zij die niet door
zulk een leer gedreven werden, wisten
andere redenen aan te voeren, die de ge
meente van hulpverschaffing moest terug
houden.
Zoo schreef de Standaard: ... »dat de
«Diamantwerkers" de sympathie van het
publiek niet wisten te winnen.
»Ze oefenen een bedrijf uit, dat in de
verdiensten sterke schommelingen met zich
brengt. Dit stelde den eisch, dat men in
dagen van voorspoed spare voor den kwa
den dag. Doch dit hebben ze niet gedaan.
Toen sommigen hunner jaarverdiensten
van f 10.000 en meer hadden, is er in
weelde geleefd, of ook, men heeft zich, na
rijk te zijn geworden, uit den kring terug
getrokken.
» Voorts is onder hen een revolutionaire
geest aangekweekt, die eischend en
brutaliseerend optrad.
»En last not least, toen de Typo's-staking
uitbrak, hebben eenige hunner, onderwijl
ze ondersteund werden, de Typos tegen
hun patroons opgehitst en geholpen.
»Nu betwist niemand hun hiertoe het
recht. Zij moeten zelven weten, hoe ze
hun belangen willen voorstaan.
»Maar n ding is dan toch duidelijk,
en dat is, dat een groep die zich zoo aan
stelt, het aan zichzelve te wijten heeft,
als ze de sympathie van het publiek ver
beurt."
Hoe het mogelijk is, dat de leider van
een christelijke partij zulke opmerkingen
uit zijn pen kan krijgen, op het oogenblik,
dat er duizenden mannen, vrouwen en kin
deren gebrek lijden, is ons een raadsel.
Mag dan voor hem het beoefenen der lief
dadigheid afhankelijk zijn van ... sympa
thie ? En toch, elk woord ontbrak om zijn
anti-revolutionairen duidelijk te maken, dat
in de gelijkenis van den barmhartige Sa
maritaan een voorbeeld was gegeven van
liefdadigheid zonder naar iets anders te
vragen dan naar de behoefte van den on
gelukkige, die bijstand noodig had. Zelfs
de opmerking bleef achterwege, dat al
mocht bij dezen of genen afkeer van
zekere daden van enkele diamantbewerkers
oorzaak zijn van een nog poverder betoon
van menschlievendheid dan men ook onder
christenen gewoon is, de bedillende
weldoeners niet behoorden te vergeten, dat
er onder de duizenden die niet weten hoe
ze, om van hen zelf niet te spreken, hun
kinderen zullen kleeden en voeden, een
groot aantal zich bevindt, hetwelk door
geen enkel verwijt getroffen kan worden.
2500 huisgezinnen in nood, en voor de
karige bedeeling geen geld.
Zoo is ongeveer de toestand.
Geen geld.... maar kritiek te over;
want ook hardvochtig kunnen de brave
menschen zijn.
Dr. Kuyper moest, door hetgeen men
naar aanleiding van zijn opmerkingen
schreef, spoedig tot het besef komen, dat
hij verzuimd had zijn lezers tot geven aan
te sporen, waar dit toch in dexe dagen
alleen het doel van zijn schrijven over
den nood der diamantbewerkers mocht zijn.
Later heeft hij de fout trachten te
herstellen door de volgende verklaring af
te leggen:
»Onze driestar van 9 Juni is opgevat,
als vonden we voor betoon van barmhar
tigheid in den nood der Diamantwerkers
geen oorzaak.
»Hoe komt men er bij?
»Alsof niet elk lijden op deernis aan
spraak had! Zelfs tegenover hem, die lijdt
door eigen schuld, moet deernis en ont
ferming spreken. Het zou wat fraais zijn,
zoo men zeggen ging: Die man, die vrouw
hielpen zichzelven in den nood; dus moeten
ze in hun nood maar omkomen.
«Alsof, in den wortel der zaak, niet alle
menschelijk lijden uit menschelijke schuld
opkwam; een schuld die solidair is; een
schuld, waarbij de n om den ander
moet lijden, en juist deswege ook de n
moet lijden met den ander; iets wat den
eisch brengt van mededoogen en medelijden."
Jammer alleen, dat Dr. Kuyper in zijn
eerste asterik niet aan die eigen, die ge
meenschappelijke schuld heeft gedacht!
Maar nu, en hierop wilden wij gaarne
ten slotte wijzen: nu zijn ook weder de
anti-revolutionairen het met ons eens: daar
moet zonder aanzien des persoons opnieuw
geholpen worden in dezen grooten nood.
Zionisme
door ISIDOBE HEN.
Het docht my niet te onpas, voor de lezers
van dit Weekblad te gaan spreken over eene
Beweging in haar kindsheid nog maar
al voorbestemd, een wichtige factor te vormen
in sociaal, politiek, economisch leven, zooals
reeds thans zy opeischt de meest eminente
mannen onder de hedendaagsche Joden
zooals zij nu reeds waagt de belangstelling in
te roepen van al wat hoog en edel is onder
Christen en Muzelman.
Ik bedoel het Zionisme.
In 't kort gezegd: eene beweging, die ten
doel heeft het Joodsche volk een publiek
rechtelijk-gewaarborgde woonplaats te verschaf
fen in Palestina. (Bazeler Program).
Drie vragen zijn te behandelen. Waartoe dit
streven? Hoe werkt het Zionisme? Hoe is het
ontvangen en is het doel reëel?
I.
Waartoe? Hebben 't de Joden niet goed,
hier en elders ? en welke practische beteekenis
kan 't Zionisme hebben voor Joden als hier in
Holland die vol burgerrecht genieten ?
De Joden kunnen het niet goed" hebben,
noch elders, noch hier. Waarom?
'k Hoef niet te citeeren uit Verslagen van
de Alliance Israélite Universelle, noch uit de
Mededeelingen van het Comitétot onder
steuning der vervolgde en hulpbehoevende
Israëlieten in Rusland" (Mei 1882). Niet te
spreken van de Russische Jodenvervolging, al
zoo lang vergeten. Niet waar? Een lijvig
boekdeel toch ware noodig voor eene
omstandige mededeeling van al wat in 170 Russische
steden, vlekken en dorpen heeft plaats
gegrepen. De schade, die de Israëlieten door
brand, roof en vernieling van hun have en
eigendommen geleden hebben, wordt op 200
millioen gulden berekend. In 45 steden en
dorpen van Zuid-Rusland alleen kent men 23
gevallen van moord op mannen, vrouwen en
kinderen gepleegd, en 225 gevallen van
vrouwenonteering." Zoo iets vergeet men spoedig
genoeg.... als men niet toevallig behoort tot
het Ipend volk in kwestie.
We willen van die tijden dan ook niet meer
spreken. Nu hebben de Joden rust. Eh bien,
even zien, waarin die rust bestaat.
Allereerst: de doorvoede Joodsche bankier is
in Rusland onbekend. Er leven daar circa
6 millioen Joden, meest arbeiders (daglooners).
Geen werk is hun te zwaar of te vuil. 6e staat
versteld van wat zware lasten een schijnbaar
uitgemergeld man kan torsenen: wilskracht, hij
arbeidt met zy'ne zenuwen, meer dan met
spieren en pezen. Behalve de groote koop
lieden (geld vindt overal zijn weg), kunstenaars
en geleerden wat slechts een beperkt aantal
Joden op tallooze voorwaarden kan worden
moeten ze leven in aangewezen rayon, zooiets
als het Indianenterritorium, met dat verschil,
dat de Joden niet eens ruimte hebben om zich
te roeren, elkander moeten concurreeren op 'n
wijze, waarbij het Engelsche en Amerikaansche
sweating-systeem" eene hemelsche lievigheid
is, en bijvoorbeeld te Wilna gewoonlijk ze
mogen" wonen, met z'n 16 a 17 in 18 treeën
diepe onderaardsche holen van nog geen 9 M2
oppervlak. Dat kost per hoofd 10 roebel
huwper jaar, terwy'l 't weekloon van den
Russischen Joodschen arbeider varieert tuaschen de
2 en 4 roebel.
En in die brute, stomp makende ellende:
gén vrouwen die zich uit honger verkoopen,
gén die niet lezen kan, en arme drommels
die nauwelijks 30 a 50 kopeken daags ver
dienen, hebben nog zieken- en begrafenis
fondsen. En als men een roept voor makkelijk
werk, dan gaan de oude mannen. De jongen
bleven uit eerbied achter, doen enkel het zware.
Dat is nog goed!
Leroy-Beauheu verhaalt van een joodsch
meisje, dat naar Moscou kwam om stenografie
te leeren. De joden daar hebben een geeuw
honger naar beschaving. 't Werd gemerkt,
ze moest heen. Maar na behoorlijke argumenten
te hebben ingebracht klinkende, wel te
verstaan, werd de raad gegeven, dat ze zich
maar zou laten inschrijven in de registers der ...
prosituees.,. Later werd ze evenwel ver
bannen, omdat... ze haar bedry'f niet naar
behooren uitoefende. In 1892 waren 8 pCt.
der publieke vrouwen jodinnen. Dat geeft te
denken.
Maar wat, als 'n andere gouverneur komt in
Kiew, 'n andere keizer in Rusland, als het dier
ontwaakt in den Russischen moejik, dat brande
wijn hebben wil, brandewijn of als ergens
in 'n klein vlek een Russisch officier 't oog laat
vallen op een jodenkind ... Wat dan?
En al gaat alles goed, geen vervolging, geen
gruwelen, enkel vuil en hongerdood en ont
eering van Joodsche meisjes, wat dan? Wat,
als die millioenen zich vermeerdereu in hun
ellende? Vryheid geven, Rusland te
overstroomen ? De fanatieke orthodoxie, die in den
Jood den kruisiger van den Heer ziet? Laten
rotten op hun mesthoop ? Laten dood gaan aan
tering? Nieuw Sodom en Gomorra, maar nu
millioenen, geloovige, beschaafde, nijvere men
schen, die werken willen om te leven. Dat
recht hebben ze toch!!??
Opgaan onder het volk waar ze leven ? Zich
assimileeren ? Dat zou een teruggang wezen,
die eenig is en eenig blyven zou in de Wereld
geschiedenis. Zy' die onzen West-Europeëers ten
voorbeeld kunnen zyn in matigheid en
zedeUjkheid, zy opgaan onder die moejiks, waar de
schoonvader heeft 'n droit seigneuriel op 't lijf
van de schoondochter? De paria, die niet weet
dan hoereeren, dobbelen en zich bedrinken?
Eruit, weg uit darkest Russia!
De grens over, door Duitschland als vee in
verzegelde waggons naar Hamburg, om te gaan
naar Amerika, waar hun vrouwen gelukkig
thans niet meer worden opgekocht en ver
kwanseld door eerloozen. Naar New-York om te
vergaan in sweating, te worden uitgezogen
door kleermakeryen en meubelfabrikanten. Och,
wat praat ik? Ze mogen niet landen. Ook
Engeland sluit z'n poorten. Duitschland even
eens ; waar in de wyde wereld n plaats waar
ze rustig kunnen neerleggen 't hoofd ? ...
En Rusland is nog 'n paradijs by' de Balkan
staten en vooral Rumenië. De Joden heeten
daar officieel vreemdelingen'1. In Rusland
kry'gt de Jood nog recht. In Rumeniëniet.
Pludeiingen aan de orde van den dag. Ze
kunnen niet in staatdienst komen. Een Jood
mag geen marskramer zijn, geen tabak noch
lucifers verkoopen, geen advokaat, apotheker
officier zijn, geen rechter, gemeenteambtenaar,
geen Agent van Politie, beambte aan Posterijen,
Telegrafie, Telefoon, Spoorweg, Bank, geen
Ingenieur, geen Professor, geen onderwijzer aan
Staats- of Gemeenteschool, geneesheer in open
baar ziekenhuis, geen koren- of scheepsmakelaar
enz. enz. ja, niet eens.... straatveger.
Ziekenhuizen zijn voor Joden gesloten, zoo
ook arbeidsscholen en lagere scholen zelfs.
Wat moet met die millioenen geschieden?
Ook laten verrotten en verteren ?
Oostenryk is geen barbaarsch land. De keizer
meent het goed met de Joden. Galiciëis er
'n deel van. Er wonen 'n 750.000 Joden. Van
de 145.000, waaronder een enquête werd ge
houden, waren 35 a 40.000 bijkans allen bede
laars. En de weinigen die nog een stukje droog
brood verdienen, hun wordt het systematisch
zuur gemaakt door christelijke
winkelvereenigingen, -kassen, ja, men ontslaat Joodsche
mijnwerkers a 'n paar cent per dag, om ze te
vervangen door christenen, die mér verdienen.
In Kolomea hebben op de openbare scholen
de Jodenkinderen aparte banken, aparte water
kan, -kroes, en mogen ze hun kleeren niet aan
de christelijke rekken ophangen.
Zóó schryft Jozei Feldmann uit Niwra aan
de redactie van die Welt:
Weet gij, edele heer, wat Jodennood is?
Weten de Joden van Weenen het ? Komt hier
heen, en ge zult leeren kennen wat
Jodenellende beteekent, en ook Jodenvertwijfeling.
Op de verdrukte en vervolgde" Russische en
Rumeensche Joden richt zich uw oog, maar
om ons denkt niemand. En toch hebben die
wat noodig is om te leven. Wij hebben alleen
een constitutie en genieten alleen de zegeningen
van een beschaafden staat. Wat hebben wij?
Hebben wij straten? Neen! Bruggen? Neen
Scholen? Neen! Gelegenheid om eerly'k aan
de kost te komen? Neen! Wat beteekent
voor ons de beschaving? De gendarme en de
belastingontvanger! In de meieryen, dorpen
en vlekken van O.-Galiciëleven duizenden
Joden van den in- en verkoop van hout
vruchten en eieren, last dragen, kruiers- en
dagloonersdiensten. Duizenden Joden, die niets
bezitten dan hunne tien vingers aan de hand
en hunne tien kinderen in huis, zonder brood,
zonder verdienste. Leven l Schandelijker werd
dit woord wel nergens geparodieerd dan hier.
En onze zoogenaamde Intelligenz", landbouw
kundigen, veldopzichters, enz. Hoe makkelijk
valt hun de Intelligenz" en hoe moeily'k komt
hun het brood. Overal niets dan ellende,
kommer, armoede! De nood is groot, my'n
Heer! Door de regeering verlaten, door Jood
en Christen veracht en op den grond getrapt,
kennen wy de vreugde niet meer, hebben wy
het lachen verleerd, het weenen ook al..."
Ons voedsel is grof, uitgedroogd brood, onze
kleeding: lompen, onze woningen vervallen hut
ten, onze teesten: jammerdagen, onze kinderen
zonder elke opvoeding. In de Rutheensche
stadsscholen leeren de kinderen niets anders
dan het Onze Vader. Naar stad kunnen we
hen niet zenden, daarvoor hebben wy geen
geld, en een bewy's van armoede is niet te
krygen zonder protectie, en protectie is onmogelijk
zonder... Wy' kennen geen vreugde, onze zieken
geen geneesheer en onze dooden geen beklag.
Wie zal ons helpen?" Wy zijn immers maar
Poolsche Joden" ". Eerder heeft de Rutheensche
boer meely met ons en slaat ons dood. En
de kleine middelstand ? Duizenden zy'n
broodeloos geworden door de invoering der nieuwe be
lasting op brandewijn en gebruiksartikelen, door
monopoliseering van den zouthandel en door de
oprichting van Poolsche
Comsumptie-vereenigingen is het aantal bedelaars onder ons grooter
geworden! De nood heelt ons slecht gemaakt
en dom.... De toestand is kritiek, want de
de regeering kent ons niet meer. Hier moet
geholpen worden! Wy willen geen
Zionsvereenigingen met Poerim- en Makkabeëenfeesten,
wy' willen naar Palestina, naar ons Heilig Land,
om wijngaarden te planten en den grond te
bebouwen, wy willen den dierbaren bodem met
onze tranen besproeien, dat hij goeden oogst
geeft. Wy zy'n sterk. Zware arbeid heeft ons
gesterkt en gestaald, wij zyn veldarbeiders en
landbouwers van beroep en we hebben geleerd
te ontberen en te derven. In naam van duizend
joden, die niet kunnen schrijven, maar om my
heen staan en hunne vertwijfeling en hun
smachtend hopen my' in de ziel gieten, bid ik,
smeek ik u: geef ons een stukje grond, wij
willen werken, zwaar werken, het zal ons ge
lukkig maken te mogen werken."
Goeie sty'l, voor 'n boerenknecht, 't is de
vertwijfeling!
Wat min toonen daarbij elk opstootje, waar
'n paar joden vermoord worden. Wat min de
herhaalde bloedbeschuldigingen tegen ons inge
bracht, wat min schacht-verboden, jodenreine
hotels, winkels, badhuizen in Weenen, Berlijn,
Frankfort, Amerika. Wat min zoo'n enkele
jood die geen recht krijgt I Daar zy'n naar
sommiger opgaaf 10 a 11 millioen joden, waar
van 90 pCt. geestelijk of materieel paria's. Wat
kan 't ons nog schelen, dat moderne
antisemilisme, of de Neder-Oostenrijkers de Joden
ook nit 't sociaal-democratisch partij verband"
dringen, of hun 't leven op alle mogelijke
manier zuur en bitter maken! De Joden"
zegt Nordau, zy'n in hunne pluraliteit een
stam van gebanvloekte bedelaars."
't Is onprettig voor ons, West-Europeesche
Joden, tot zulk een gevloekt ras te behooren.
Want, en hier kom ik by de kwestie, welk
belang 't Zionisme heeft voor Hollandsche
Joden, daar is nog 'n andere dan materieele
jodennood.
'k Zal me houden aan Holland. Ook wy
hebben een Jodennood, een zedelijke. We heb
ben burgerrechten en oefenen die uit. Maar
we zy'n en bHjven iets aparts. We zijn Jood
en blijven dat. En we willen niet naar onze
ghetto's terug, en willen grootendeels ook niet
wegtrekken, want we kunnen hier althans leven.
Maar niet alleen van brood leeft men.
We hebben een eigen karakter behouden,
zijn niet vermengd met de bewoners van het
land. We hebben hier vrienden. Twee heel erge
zelfs, Aan den eenen kant de vrome Calvi
nist, die al zijn leven jammert, dat we geen
water op ons hoofd kunnen velen, aan den
anderen kant de moderne Protestant, die niets
liever wil dan aich met ons vermaagschappen,
als de Jood maar z'n godsdienst en volksbe
staan wil overboord gooien. Wij worden dus
als volkomen gelijk en gelijkwaardig beschouwd,
mits we zoo karakterloos genoeg zijn, van ons
vaandel weg te loopen, en by' de vetpotten van
Egypte niet meer te denken aan onze broertjes
in ellende, ginds in 't Oosten.
Der eerste categorie zy, met alle respect voor
hun goede bedoelingen, gezegd, dat we nu al
zoo'n 2000 jaar bewezen hebben niet van die
radicale middelen gediend te zijn. De modernen
mogen zich toch wel eens afvragen of het heil
van hunne verwantschap wel opweegt tegen
't wegdoen van ons Jood-zijn. We hebben niet
te danken voor eene emancipatie, die we be
taald hebben met het geven van mannen uit
stekend in kunsten en wetenschappen. En we
kunnen evenmin danken voor eene assimilatie
die de slechtsten onder ons, doen opkomen en
naar dezulken den Jood" afmeten. Geen assi
milatie, die onze eeuwenoude geschiedenis met
voeten treedt. Zóó schry'ft een mijner vrienden:
lees wat er gebeurt en zal gebeuren. Hoe
2000 jaren wij alles hebben gegeven, ons leven,
onze vrouwen, onze kinderen, ons goed, onze
wetten zelfs, nu komen zij en vragen het laatste
ons van God gelaten; ons Joodsch gevoel, ons
Joodsch hart, onze Joodsche ziel."
't Feit is niet te loochenen. Zelfs de meest
verstokte assimilant is een veinzer. Hy' toont
zich den Christen anders dan den Jood. Hij
is bang voor 'n Joodsch klinkenden naam, haat
Semitische types, schaamt zich voor eeuwen
oude gebruken en ergert zich duvels" als hem
z'n jodenaf komst hier of daar herinnerd wordt.
Wat wy' Zionisten dan willen? Allereerst
waarheid. We willen niet huichelen. We hoeven
ons Jood-zijn niet van de daken te schreeuwen,
maar we willen het niet verloochenen. Noch zus
noch zoo. We willen bly'ven Nederlanders, als
waren. Goede Vaderlanders, als we immer ge
weest zy'n. Maar we willen dat wezen zonder
condities van Calvinisten en zonder maar's van
de Modernen. Want vrijheid op condities is
geen vrijheid.
En we willen erkennen blijven ons be
hooren tot eenen Stam, die ouder is dan Noren
en Denen en Hollanders en Duitschers en
Franschen allen. En we willen erkennen dat we
plichten hebben, eigen sociale plichten jegens
onze broeders die in 't Oosten verrotten en
vergaan.
Het Jodendom is niet dood, zelfs niet ver
zwakt. Het heeft geleerd te willen. Welnu,
wy willen niet dat duizenden, honderdduizenden
van ons volk jammerlijk vergaan. En wy willen
dat bekennen, en zullen daarvoor werken, trots
tegenweer van Christenen, trots schimp en
smaad van Joden, die hunne Joodsche ouders
verwensenen. Hoe wy werken aan de Regene
ratie van het Joodsche volk zy' in een volger d
artikel uiteengezet.
(Wordt vervolgd).
De oorzaken, van de hongersnooden in
BritschIndië, door H. W. HYNDMAN. Vertaald
uit Die Neue Zeit.
I.
Toen ik voor meer dan een kwart eeuw voor
het eerst de politieke, administratieve en sociale
vraagstukken van ons bestuur in Indiëernstig
begon te bestudeeien, begon ik met die goede
meening over ons regeeingstelsel, die heden nog
ieder gewone Engelschman toegedaan is. Als
zoovele leden der klasse waartoe 'k behoor,
stond ook mijne familie sedert eenige generaties
in nauwe verbinding met Indië. Mijn voorzaat
overste Hyndman ontwapende Raymonds leger
aan bet hof van Nizam voor meer dan eene
eeuw, en sedert dezen tijd zijn voortdurend
vele mijner familieleden in burgerlijke en militaire
betrekkingen in*Indiëwerkzaam geweest. Men
kan derhalve niet zeggen dat ik met een, voor
ons regime in Indiëongunstig vooroordeel mijne
Indische studiën begon, of dat ik niet in het
bezit ben der voorwaarden om een zakelijk oor
deel uit te spreken, want ik heb feitelijk alle
belangrijke documenten van den Jndischen dienst
ter mijner beschikking gehad. Sir Mallet deelde
dan ook, zooals ik gerust durf beweren, mijne
meening over de verschrikkelijke toestanden in
onze uitgebreide bezittingen, waarop ik reeds
voor meer dan 20 jaar de openlijke aandacht in
Engeland en in de kringen van het kontinentale
Europa had gevestigd, toen ik in October 1878
mijn Indiëns bankroet" in de Nineteenth Century
publiceerde.
Bijna 22 jaar zijn sedert dien tijd verloopen
en de voorzegging, die ik toenmaals deed, is
intusschen bevestigd.
Ik meen hierop even te moeten wijzen om
den lezers der Neue Zeit te overtuigen dat ik
bevoegd ben om over de Indische kwestie te
schrijven, zonder vooroordeel en met voldoende
kennis van zaken.
Vrij algemeen is men van meening ten opzichte
van het Engelsche regime in Indië, dat ons
regeeringssysteem over 't geheel zeer bevorderlijk
is geweest voor de welvaart der Indische be
volking. In een zeer uitgestrekt gebied, be
woond door bijna het vijfde deel van het geheele
menschdom, waar vroeger oorlogen tusschen
verschillende koninkrijken, tusschen vijandelijke
rassen en elkaar bestokende godsdienstige secten
buitengewoon veelvuldig voorkwamen, heerscht
thans vrede. Invallen van buiten, zooals die van
de moguls of van de Nadir-Shahs en van den Shah
Achmed Abdallah, zijn niet meer mogelijk.
Wreede oude gebruiken, zooals b.v. het dooden
van vrouwelijke kinderen, het verbranden der
weduwen, de menschoffers der Thugs of het
zich laten vermorselen door den wagen van
Dschaggernauth, behooren tot het verleden. De
corruptie in de rechtspleging is verdwenen,
tenminste bij de hoogere gerechtshoven;
vrede- en persvrijheid bestaat in zoover als de
zoogenaamde ^verstandige" grenzen zulks toe
laten. Volstrekte godsdienstvrijheid is gewaar
borgd voor Mohamedanen en Bramanen, voor
Sikhs en Boeddisten, voor Parzen en Fetisch
vereerders. Beschaving, hoewel nog op verre
na niet wat zij zou moeten zijn, heeft tot op
zekere hoogte overal zich baan gebroken. Spoor
wegen zijn aangelegd van de kustplaatsen tot
ver in het binnenland en hebben de steden
onderling verbonden. De bevolking is toege
nomen, de handel beeft zich aanzienlijk uitge
breid. De belastingen zijn per hoofd der bevolking
minimaal lager dan in het moederland, e
landstraten zijn overal veilig, en de macht der
inlandsehe hoofden, om hunne onderdanen te
Knevelen, is zeer beperkt. Al deze goede dingen
zijn de gevolgen van het Britsche regime en
iet is zeer natuurlijk dat de meesten van hen
die van deze weldaden lezen of booren, inderdaad
bij zich zelf tot de overtuiging komen dat Indi
bloeit. Helaas echter heeft ons systeem zoo
danige schaduwzijden, dat daardoor al de
voordeelen meer dan worden opgewogen. Het moet
gezegd worden, dat feitelijk noch de misdaden
uit de geschiedenis van het oude Rome tijdens
de heerschappij der keizers, noch de behandeling
van Mesiko en Zuid-Amerika door de Span
jaarden zóó verschrikkelijk zijn geweest, als de
sociale en politieke ondergang die heden ten