Historisch Archief 1877-1940
No. 1201
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
OpYoeiüngteinneriiipii.
VI.
Angst.
Beste Bos».
Kom laat 't ons maar bekennen, we voelden
ons allen, als kinderen, recht ungemüthlich,"
wisten we ons alleen in 't donker en ik meen
te mogen beweren, dat we die eigenschap vrij
wel gemeen hadden met al onze tijdgenooten,
ja, met onze grootvaders en overgrootmoeders,
en dat het geslacht na ons die zelfde vrees
voelt. Duisternis en eenzaamheid... 't zyn nu een
maal de symbolen van naderend of bestaand
onheil. Niet alleen echter maakt zich het
kleine volkje angstig in 't donker. Die angst
zit ook in de grootere vier- en tweevoetige
huisdieren, die antipathie tegen eenzaamheid
en duisternis! We weten 't nog best, hoe,
moesten we iets in 't donker van boven halen,
wy', om courage te scheppen" luid een liedje
floten of zongen, aldus trachtend onze schrik
beelden te verdrijven door eigen geluid. Dat
angstgevoel kunnen we dus onzen kinderen
niet kwalijk nemen: zoolang er menschen zullen
zijn van 't tegenwoordige specimen, zoolang ook
zal er angst bestaan voor duisternis en een
zaamheid. Toch mogen we niet toestaan, dat
onze kleinen daaraan toegeven. In tegendeel
hun gezond verstand en hun eergevoel opwek
kend, moet getracht worden ze dat gevoel van
vrees te doen bemeesteren, en verstandige flinke
leiding zal die angst bijna zeker verdrijven.
Geeft ge echter den kleinen toe, hebt ge te
weinig flinkheid en tact, om uw kinderen die
duisternisvrees te doen beueerschen, dan is er
kans, dat ge een repetitie krijgt, zy 't dan met
variaties, van een voorval, dat ik mij nit myn
jeugd herinner.
Het was vacantie en behalve een paar nichtjes
zou büGrootvader, naast de deur, een neef
uit Kampen van dertien of veertien jaar komen
logeeren. Het was een, voor zijn leeftijd
bizonder sterk gegroeid exemplaar. Zoodra nu,
kreeg de jeugdige Kampenaar zyn nichtjes in
't zicht of my, als de oudste, werd een brief
van zyn ,ma" overhandigd. Dat epistel behelsde
de dringende bede om het joggie" toch vooral
's nachts niet alleen op de kamer te laten, en,
niemand anders te bedenken zijnde, werd ons
meisjes verzocht, twee aan twee om de beurt
als schutsengel te willen fungeerenl «De
stumpert zou, alleen blijvend, geen oog toe doen!"
Ik mag niet beweren dat die zelfde neef my
later niet zeer sympathiek is geworden en hij
zeer veel goede eigenschappen bezit, maar als
iemand met een flink karakter, een vasten wil,
heeft hij zich niet ontwikkeld.
?Je zult dit mogelyk een beetje kras staaltje
vinden van ouderlijke zwakheid, maar kijk eens
goed rond en zie eens hoeveel volwassenen, de
domste, dolste dingen uithalen als er onweer
aan de lucht is l Ik geloof den bal niet ver
mis te slaan, als ik die vrouwelijke bangerts
op 40 pCt?de mannelijke op 25 pCt. schat...
Zenuwen" heet die angst dan later. Aange
nomen, maar dan toch kunnen die, waren zij
in de jeugd in bedwang gehouden, later geen
zoo treurige acte de présence geven.
Malmoertje" is maar al te vaak de oorzaak van
dien missely'ken angst of dewel zenuwen."
Onbewust heeft in dat opzicht menig moeder
veel lijdens van haar kind als dat zelf groot
is op haar geweten.
Zorg er vooral voor, jong moedertje, dat je
kindermeisje of juffrouw ontwikkeld genoeg zij,
om er geen boeman" op na te houden, of,
als de kinderen ondeugend mochten wezen,
voor zulk een angstwekkend personage fungeert.
Het zijn waarlijk niet alleen de speciaal
zenuwachtigen onder de kleinen, die door die
in-domme manier, waarop óók alweer zooveel
treurige variaties zyn, een nooit te overwinnen
angst-manie hebben gekregen.
Je ondergeschikten mogen evenmin een
domme vrees voor dieren koesteren en den
kinderen katten en honden als boosaardige
beesten voorstellen.
Maar óók waak tegen dat idiote gegil om
de grootste nietigheid, zooals ik dat, tot mijn
groote ergernis, heb waargenomen by kleinere
en grootere meisjes, en waarlijk niet 't minst
bij den ontwikkelden stand.
Die afschuwelijke drukte -makerij voor 't
geringste insect, dat idiote gegil bij
niets-beduidende voorvalletjes, 't zyn vaak de eerste
blijken van hysterie, die dan nog met tact kan
bezworen worden. Niet alleen toont zulk een
gillend wezen óf een poseuse te zyn, of gebrek
te hebben aan de minste zelf beheersching 1)
maar óók werken zulke gil-en would-be
angstscénetjes hoogst verderfelijk op de kinderen,
daarbij tegenwoordig...
Wat ik je in mijn tweeden brief op anderen
grond raadde, herhaal ik hierbij nog eens
Houd een hond, liefst ook een kat bij je troepje.
He^ is zoo'n best middel om veel domme angst
te bezweren! Maar hond noch kat vermag veel
in dat opzicht, zoo er niet streng gewaakt
wordt, dat de groote infectie der schrik- en
angstziekte buiten het bereik van je kleinen
blijft, en jy ze zelven onvatbaar voor haar bacil
len maakt.
Tot dit laatste doel leiden vele wegen:
Je kleine Jan heeft zich ietwat bezeerd en
komt huilende naar Moe. Een paar
bloeddruppeltjes komen uit een vingertje te voorschijn
Je maakt daar volstrekt geeu drukte van, be
klaagt den kleinen vooral niet te zeer, maar
wascht 't vingertje al.
Vies," zegt zus, die büje stond, toen Jat
aankwam, en nu wil wegtrippelen. Neen zus,''
zeg je, niet vies, mooie roode druppeltjes,
maar zy doen pijn, arme Jan moet geholpen
wórden, kijk maar goed hoe ma doet. Zie, nu
gaat er een lapje om 't zeere pinkje, nu kan
je de roode kraaltjes niet meer zien, maar Jan
heeft nu geen pyn meer." En zóó babbelend
heb je bij je kind al 't begin van afschuw
voor bloed waarschijnlijk overwonnen. Toon'
't zich weer, dan blijf Je doorgaan, haar er bi,
te houden. Is ze wat grooter, dan moet zij je
helpen, of wat aangeven, je zit intusschen, zoo
mogelijk, pp je praatstoel, waardoor je haar
gelegenheid ontneemt, aan haar afschuw o
vrees te denken.
Maar ... wees zelve óók consequent. Toon
geen afschuw voor welke wond ook, geen vrees
1) Het ware sijmtpoon by hysterische wezens
voor welke ziekte, wees steeds gereed, zonder
drukte kordaat en kalm te helpen of
dendok;er te assisteeren. Geef je kinderen 't voor
meld van alles te kunnen, als hulp van noode,
ook al kost je dat inwendig de grootste over
winning. Doe je dat, toon je je kranig in elk
geval, dan, tien tegen n, breng ]e dienzelf
den geest over je kinderen, jongens en meisjes,
en, de menschheid heeft behoefte aan zulken!
'üog al te schaars zy'n zy' te vinden, die
dadeijk gereed staan, hulp te verleenen onder welke
omstandigheden.
Vél te groot is het getal makke" egoïsten,
die in gebreke blijven, te doen wat eenvoudig
menschelyk is. Ergeujk zijn deze
zelfzuch;ige nulliteiten, zich van elk hulpbetoon zoo
;emakkelijk afmakend met een: 01 dat kan
k niet zien l" Neen, dat is niets voor my !
Dat is veel te erg of te ijzig, of hoe die
laficidswoordjes mogen heeten ! Maar... als zy
zelven hulp behoeven ? Ja, dan zag 't er treu
rig voor hen uit, dacht en deed ten hunnen
opzichte een ieder, zooals zij denken en...
laten.
Ik weet van een vrouw, die, toen haar goede
man ziek werd en hulpbehoevend, zich van de
verpleging afmaakte met een: Ik kan dat
niet; daarvoor ben ik te zenuwachtig l" Haar
dochter van over de twintig, opgevoed door
een moeder, wier egoïstische natuur den door
slag gaf in het gezin, kon al niet veel meer"
en zoo heeft de zoon, die daags hard moest
werken, toch dag en nacht, zoo goed als heel
de verpleging van zyn vader tot diens dood
met groote toewijding volbracht. De zoon kon
wél: hij had op zijn weg zijns vaders aard mee
gekregen ; die had altyd gekund l
Practiesch opgeleide ziekeverpleegsters zijn
veelal een zegen, doch bij een lang ziekbed
laat veler beurs zulk een verpleging niet toe,
en... maar dadelijk vreemde hulp in te roepen,
dat wil niet iedereen. Wat natuurlijker, dan
dat een ieder in staat zij, te helpen, waar hulp
noodig is ? Welnu, hulp kan niet verleend worden
door wezens, diédadelijk den kluts kwy't zyn.
Kordate, flmke mannen en vrouwen moeten in
elk gezin gekweekt worden, die heeft de ge
meenschap noodig. Onze kinderen moeten aan
die behoefte voorzien.
Ik geef je hier nog een ander geval, waar
door je, met tact handelend, de vrees er uit
kunt houden.
Je merkt dat er een onweer opkomt, en je
zorgt dat je kleintjes by je zy'n. Moe wat
wordt 't donker" zegt Jan. Ja Janneman,
daar zoo zullen er wel lichtjes komen en dan
hooi je: bommelebom." En nu, bij den eersten
bliksemstraal: kyk Jan, daar is 't lichtje al
en nu komt ook de rommelebom." En Jan's
angst is geneutraliseerd vóór de slag. Dat is
een harde" zeg je, als, bij een zware slag Jan's
gezichtje wat betrekt. En Jan blijft kalm.
Later, als ltij grooter wordt, leer je hem ge
nieten van 't grootsche dat het zwerk, dat
hél de natuur toont bij een onweersbui en ie
wyst hem op het zegenbrengende van zoo'n
bui, zoodoende leer je je kind 't werkelijke of
vermeende angswekkende m. a. w. 't gevaar
onder de oogen zien en dat vormt karakters."
Maar hoort Jan nu eerst een angstig: »'t wordt
zwaar weer," en, als 't begint te lichten en te
donderen, al die verschillende uitroepingen van
schrik en angst, dan is 't bedorven en ge hebt
kans, dat uw kinderen, by naderend onweer,
den vloek van den angst deelachtig zyn ge
worden, en dien hun heele leven lang behouden.
Mij is een getrouwde vrouw bekend, moeder
van een aardig kereltje, die, als 't maar wat
hard waait, als bezeten van angst, onmogelijk
wordt voor haar omgeving. Ja, 't gaat zóó ver,
dat zy, als 't kalm weer is, reeds angst ge
voelt voor mogelijk opkomenden wind ! Ware
die vrouw in haar jeugd geleerd, niet toe te
geven aan die dwaasheden, had zij flinke voor
beelden en flinke lessen in zelf beheersching
gekregen, zij zou nu niet haar halve leven
doorbrengen in zenuwachtigen toestand ten laste
van zich-zelv<J en van anderen. Een krachtig
middel tegen angst voor epidemische ziekten
heeft my mijn vader, door eigen voorbeeld,
verstrekt.
Het was geloof ik in zes-en-zestig, dat in
Utrecht, meer dan elders in Holland, de
choleraplaag heerschte. Steeds grooter werd 't getal
lijders. Er waren enkele families, die de stad
verlieten; 't grootste deel der hoogere klasse
bleef. Toen vormden de flinkste onder de
mannen een commissie van bijstand. Dag en
nacht was een deel daarvan op den aangewezen
post, en ging, zoo noodig persoonlijk onderzoek
doen en hulp brengen in de besmette huizen
der armen. Mijn vader had een vrouw en vijl
kinderen en geen liggend kapitaal, tóch deed
hij, wat hem als zy'n plicht voorkwam: hy stelde
zich ter beschikking als zoovele anderen. Het
was een benauwde tijd en met spanning wachtte
men de dagelijksche opgave van het getal slacht
offers, dat maanden lang steeds steeg en menig
maal tot diep in de tachtig daags aanwees.
Maar door myn vaders kalm gedrag, door de
wy'ze hoe hij het treurige onderwerp, niet lucht
hartig, maar ook zonder eenigen blyk van vrees
tegenover ons behandelde, heb ik nooit een
zweem van angst gevoeld, en zou ik zeker, zoo
noodig, op lateren leeftijd zijn voorbeeld gevolgd
hebben. Ik kan niet genoeg herhalen hoe
wenschelijk 't is, den kinderen te leeren gevaar ol
onaangename zaken onder de oogen te zien
en... verder niet te vertzagen". Gij vormt dan
flinke menschen, die noch laf, noch luchthartig
(frivole) z\jn.
Ten slotte een klein bewijs, dat ik, vaders
voorbeeld volgend, met die wijze van opvoeding
resultaten heb gekregen.
Het was 's avonds half twaalf. Mijn jongste
van elf en zijn broer van dertien, lagen boven
gerust te slapen. Daar werd mij medegedeeld
dat er brand was uitgebroken bij den buurman
wiens fabriek rakelings aan de muren van ons
huis grensde, terwy'1 slechts een binnenplaats
dat van enorme graanzolders scheidde. Er was
dus gevaar, en ik was alleen gelaten met de
kinderen.
Innerlijk, angstig, maar uiterlijk dood-kalm
ga ik naar boven en t'k heel zachtjes mijn
dertienjarige op de wang. Onmiddellijk wakker
vraagt hij wat er is, en zacht zeg ik hem, op
te staan en zich te kleeden, want dat er hier
naast brand is. Ma, pas u vooral op Hen,'
dat is zijn eerste gedachte, u weet, die is altije
zoolang suf, als hij slaapt: u moet hem maa:
kleeden." Onderwijl kleedt hij zich en nog vóór
ik met den jongste gereed ben, is hij al een
verdieping lager gegaan met in de ne ham
zijn kooi met sys, de andere den riem waaraan
de hond. Beide dieren zijn dus met hem in
veiligheid en met hem zullen zij, zoo noodig,
het huis verlaten.
Later ble»k 't, dat een omniddely'k gevaar
niet bestond, twee huizen verder woedde de
brand. Intusschen had ik de heerlijke genoeg
doening, te weten, dat mijn jongen zich flink
tegenover eigen gevaar getoond had, maar, wat
mér nog mij verheugde, was, dat hy ommiddelyk
voor anderen zorg had getoond. Hou en Trouw
zal, is hy grooter, de leus van zoo'n jongen zijn
en blijven.
Je Vrouwke".
De Huisnaaister.
Zy bekleedt een eigenaardige plaats in de
naatschappy, de vrouw wier beroep ik
hierjoven aanduid.
?Tusschen tafellaken en servet" heet het in
iguurlyken zin, wanneer wordt aangeduid
emand die den leeftijd heeft bereikt, waarop
ly niet meer als een kind kan worden aan
gemerkt, en toch nog niet by de volwassenen
huis hoort.
Een onaangename periode in het leven van
eder menschenkind !
Evenzoo dubieus is de positie waarin het
meerendeel onzer huisnaaisters tegenwoordig
verkeert !
Voorheen was dit anders ! De huisnaaister
at en dronk in de keuken met de dienstboden
en waarschijnlijk was dit voor haar wel het
aangenaamste. Maar nu in den laatsten tyd
een andere categorie de plaats van de vroegere
iuisnaaister meest een familiestuk, dat veel
aad meegemaakt heeft ingenomen, is er niet
weinig in dezen veranderd.
Ik herinner me nog zoo goed onze Louise,
die eiken Donderdag kwam om de noodige
reparaties aan onze kleeren te verrichten. Ze
had lang gediend by een onzer verwanten, ze
kende onze heele familie en was iederen dag
werkzaam by een der leden daarvan.
Ik verlangde nooit zoo vurig naar het ein
digen van de school, dan wanneer ik wist haar
bij het thuiskomen te zullen vinden in het
gezellige spreekkamertje, dat in gewone tijden
tevens straf- of pruilkamer was.
O, die verrukkelijke verhalen, hoe genoten
we er van!
In die dagen was het niet noodig, dat de
huisnaaister tevens modiste van beroep moest
zijn; want de modes veranderden niet zoo
dikwyls als nu!
Zij kon dus haar attentie verdeelen, tusschen
het werk, en het opbouwen van een meestal
heel onwaarschijnlijk verhaal!
En nu?. . . Met de telkens wisselende modes,
ook op het gebied der kinderkleeding, is het
voor de tegenwoordige huisnaaister niet alleen
noodig, geheel op de hoogte te zijn van de
veranderingen der modes, maar tevens dient
zij op minstens n mode journaal te zijn
ingeteekend en zelve onberispelijk gekleed te
wezen!
Onze Louize, had sen paarsch katoenen
japon aan, en wanneer ze naar huis ging sloeg
ze een met kleurige palmpjes doorweven doek
om de schouders. Een wit of zwart mutsje
werd opgezet en zoo stapte zij weg !
Als wij nu een bezoek brengen by een onzer
bekenden, is er alle kans dat we het
huisnaaistertje voor een logo aanzien.
Met die metamorfose is de maatschappelijke
positie der huisnaaisters niet verbeterd! Integen
deel, hoewel het uitbetaalde loon zeker byna
het dubbele is van vroeger, worden de eischen
ook veel hooger gesteld.
De huisnaaister vindt nu niet meer by' haar
komst, uitsluitend kousen en linnengoed om te
repareeren, maar haar worden voorgelegd,
allerlei moeilijke problemen om op te lossen!
Somtijds moet de huisnaaister herstellen, wat
door een duurbetaalde tailleuse is bedorven.
In plaats van een gezellig samenzijn in de
rusturen wordt haar het brood en de koffie
gebracht op het kamertje, waar zij den dag
doorbrengt en als het uur van het middagmaal
slaat, dan loopt haar «halve dag" ten einde !
De geuren die van uit de keuken opstegen,
heeft ze mogen genieten; maar verder gaat
dat genieten niet!
«Smakelijk eten, Mevrouw!"
»'t Zelfde !" wordt haar geantwoord en het
huisnaaistertje stapt naar haar woning, waar
zy, na een vermoeienden «halven dag" zich
moet haasten om het voor haar bestemde eten
klaar te maken, wil zij in de avonduren nog
iets verdienen met het werk dat ze thuis doet!
De tyd van gezellig vertellen door de huis
naaisters is voorbij, als ook de smakelijke
maaltijd, die haar werd verstrekt na het vol
brengen van haar plicht.
1 Wij wisten van geen «halve dagen". En het
is zeer de vraag of de bleeke en afgewerkte
als dames gekleede meisjes, niet gaarne haar
lot zouden willen ruilen, met dat van onze
ouderwetsche, burgerlijk uitziende naaisters !
Hoe is toch alles veranderd, sedert den tijd
dat ouze grootmoeders de huishouding be
stierden ! ...
Hoe lang bleven hun wel kostbare, maar
uiterst solide gewaden, in de mode !
Toen was het een eer, als men zijn kleederen
lang droeg, zouden ze door de een of andere
onhandigheid te schaden; nn durft men zich
haast niet op straat vertoonen met een japon,
die een of twee jaren geleden gemaakt is,
zonder dat do naaister die naar den eisch
heeft gemoderniseerd !
En toch wordt er gezegd, dat de wereld,
met al wat daarop leeft, vooruitgaat!
Het is natuurlijk, dat de grilligheid
deimode het toenemen van het gild der huis
naaisters tengevolge heeft.
Maar overal waar het aanbod de vraag over
treft, wordt de marktprijs gedrukt. Zoo is
het ook hier.
Nu er veel meisjes zijn die liever «dame"
zyn, dan dienstbode hoewel de laatstge
noemde er honderdmaal beter aan toe zijn
ligt het in den aard der zaak, dat men deze
categorie van meisjes en vrouwen voor een
prikje kan krijgen ; vooral daar ieder die wil,
zich voor naaister kan uitgeven l Op ateliers
worden meestal slechts aangenomen, degenen
die een proef van haar bekwaamheid hebben ge
leverd, maar een huisnaaister kan allicht ergens
worden geplaatst, ook zonder praktische be
kwaamheid. En dit is juist de oorzaak, dat
de markt voor de meer bevoegden wordt be
dorven !
Het is een droevig teeken des tijds, dat een
geest van schijnvertoon alle standen doordringt.
Men wil meer lyken dan men is, een povere
troost wanneer het op betalen aankomt!
Over het algemeen wordt er door de dames
gedacht, dat de huisnaaister naar evenredigheid
mér verdient, dan degene die op een atelier
werkt. Maar dit geldt in de meeste gevallen
slechts voor de onbekwame atelierwerksters.
Meu moet daarenboven niet vergeten, dat
een huisnaaister geen vast loon krijgt, en dat
zy des Zondags niets verdient.
Voorts dient men in aanmerking te nemen
dat de huisnaaister altyd een heel net voor
komen moet hebben en dat in geval van ziekte
geen ondersteuningsfonds tot haar beschik
king staat.
Als gemiddeld mag men aannemen dat een
naaister / l per dag ontvangt, velen zullen
waarschynlyk wel minder verdienen en dat
in de meeste gevallen de middagkost voor
hare rekening komt!
Welnu van het verdiende geld, p.m. ?300
per jaar want de zon- en feestdagen reke
nen niet mede moet zy alles betalen! In
geval van ziekte, verdient zij niet alleen niets,
maar tevens moet zij vaak na haar herstel
vernemen, dat mevrouw geen tyd heeft gehad
om te wachten en zich van een ander heeft
voorzien.
Zoolang als zy jeugdig en elegant is, zal
ze wel steeds een plaatsje kunnen vinden.
Maar ieder weet, dat het gedurig voorover
zitten werken, zonder de zoo noodige
verpoozing en beweging, niet bevorderlijk is om jeugd
en elegance te bewaren. Zoo komt het dan
ook, dat degene die het moeitevol bestaan van
huisnaaister uitoefenen, al heel vroeg een
ouwelijk aanzien kiygen.. En een vrouw van
leefty'd is naar het oordeel der dames meestal
minder geschikt om een luchtig en elegant
aanzien te geven aan het een of andere
kleedingstuk. Verbetering is alleen aan te brengen
als de dames zelve eens nauwkeurig nagaan,
hoeveel iemand noodig heeft, om niet alleen
te leven, maar in staat te zijn, het opgedragen
werk naar eisch te volvoeren. Niemand kan
het onmogelijke. Aan elke kracht zy'n grenzen
gesteld. Dus een slecht gevoed lichaam kan
slechts ten halve doen, wat een lichaam zal
kunnen volbrengen.
V.
tlllltllMHIIIIIIIlnilimiHIlHMIIIIflIMMMIIimillllllllllllilllllllllllllllllllll
iiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiuiiMiimiimmiiiiiiiMiiiiiviiiifiiiNiiiiiiiitiiiNM
KinderlMis te '/etten. Familie Thomson
van C/iicago. d>JP- Dfit toiletten
VOOT Parijs.
Het maandblad «de Bode der
Heldringgestichten" onder redactie van ds. H. Pierson te
Zetten vermeldt in zijn nummer van 15 Juni
jl. als gewoonlijk iets over het Kinderhuis. Nóg
is dat Kinderhuis met het daaraan grenzend
Magdalena-huis niet genoeg bekend. Men zou
geneigd zijn aan elke Nederlandsche vrouw,
gehuwd of ongehuwd, aan de met kinderen be
deelde en aan de kinderlooze, aan de welge
stelde en aan de karig bedachte te vragen:
»Kent u het Kinderhuis te Zetten?" En zon
dert u jaarlijks iets af voor dat Kinderhuis?
geeft u iets van uw weelde of van uw
armoedje? Geeft u iets f hoe luttel ook? een
bagatel ? het weduwe-penningske dat uw bud
get niet bezwaart? en dat ten bate van
zooveel verlaten stumpertjes komt ?
In Zetten, op den drempel van het
Magdalena-huis ontsluit de engel der barmhartigheid
de deur om de boetvaardige Magdalena binnen
te laten. De aanstaande moeder, de door haar
familie verstooten, schichtige, hulpbehoevende
vrouw, kan de geboorte van haar kind af
wachten onder het schuttend dak opgetrokken
door volgelingen van den grooten Meester wiens
handen hulp en vertroosting brachten aan
kranken en bedroefden.
Regel is dat de moeder een half jaar in het
Magdalena-huis blijft, om haar kindje zelf te
verzorgen. Daarna gaat het wicht naar het
Kinderhuis, grenzend aan het Magdalena-huis.
Er behoort hél wat toe, die kindertjes te
voeden, te kleeden, te verplegen; daarom ver
wondert het ons niet, ook nu weer te lezen:
«Alles groeit, ook onze zorgen. Van het
kleine, waggelende kind, dat op ons bewaar
schoolbankje zit tot den schoolknaap en den
jongen, die een ambacht leert, vergezellen deze
onze kinderen. Men helpe ons dat de zorgen
niet te zwaar worden!"
Vrouwen! moeders! en jonge meisjes! laat
deze eerlijke bekentenis zoo ernstig en onge
kunsteld u bewegen jaarlijks een kleine gift
af te zonderen ten bate van het Kinderhuis.
Pleegt geen geweld aan de vrouwelijke
teerheid van uw gemoed; het is ondenkbaar, dat
gy niet gaarne afstand zoudt willen doen van
een kleine gave, dat gij u desnoods niet zoudl
willen beknibbelen op een uiterst waardeloos
détail in uw kleeding, of in de verzameling
van uw boeken, muziek of fotografiën ten be
hoeve van zooveel mondjes die moeten open
gehouden worden.
Gy, vrouwen! wiegt uw geweten niet in slaap
met drogredenen; laat af van de kilheid der
verstands-argumenten, deint zachtkens mede op
uw gevoel. Ontsluit uw harten! opent uw
beurzen.
Een schatrijke familie te Chicago heef
begrepen, dat men met zijn. tijd mee behoort
te gaan; op intelligente wijze werd door haar
de oplossing gevonden van de netelige
dienstbodenkwestie. Aan den heer en mevrouw
Thomson werd een lyst categorische vragen
voorgelegd, die niet minder categorisch door
hen beantwoord werden.
- Hoeveel tijd staat gy' uwe keukenmeid
toe voor bet klaarmaken der maaltijden?
Wij eten sedert eenige maanden in auto
matische bars strookend met onze opvatting:
Help yourself. De keukenmeid mag in den
tijd dat zij anders het eten zou moeten klaar
maken wandelen, slapen of visites maken.
«Hoe kleedt gy uwe dienstboden?''
Wij telegrafeeren meestal naar Parijs en laten
modellen van Paquin, Doucet en Worth komen;
de meisjes mogen zelf uitzoeken. Wij zorgen
voor de betaling. We have got plenty of money.
«Hebben uwe dienstboden een vacantietijd ?
hoe brengen' zij dien door?"
Wij geven hun twee volle maanden verlof
en zenden hen naar Wiesbaden, Ems,
Carlsbad, Wildungen, Bordighera of Biarritz. De
medicus beslist. Frissche lucht en afwisseling
tusschen bergen en' zee achten wy voor alle
menschen onmisbaar.
«Hebt gij er tegen dat uwe dienstboden
aan sport doen?"
Allerminst. Wij zyn er op gesteld en werken
alle sport-neigingen in de hand. Onze
huismecht is zich op 't oogenblik aan het trainen
?oor een biljart-concours. De koetsier oefent
zich dagelijks twee uur in het roeien in een
mooie, slanke giek; de kamenier fungeert bij
die water-sport voor stuurman. De groom is
een matador in foot-ball; overigens vrijwel
en prul.
De kindermeid is een onverschrokken
wielrydster; een stoute zwemster. De gouvernante
ceert met eerste prijzen terug behaald op
tennisen hoekey-veld. Vrije oefeningen in de open
ucht z\jn haar fort; in orde oefent zy zich
ongaarne; a splendid woman! In de leerkamer
s zy dom, kribbig en weinig tactvol, maar
dat is bijzaak.
De familie Thomson uit Chicago geeft een
schitterend démenti aan den stelregel van zwaar
moedige denkers, dat men het leven eerst dan
zou begrijpen, wanneer het scherm valt.
De Thomson's begrijpen en zyn nog «dans
i' train" om met Gyp te spreken. O ! die
onleugende, guitige Gyp ! wat heeft zij zich
ondeitiaar eigen naam Comtesse de Martel bespotte
lijk gemaakt!
»Le ridicule tue" nergens is dat zóó waar
als onder de ijdele, effect-lievende Franschen.
Een dame frisant la cinquantaine die
»peschaakf" \ ? wordt, manque absolument
d'intérêt.
Hoe is 't mogelijk ? Gyp! wd;lr bleef uw
snaaksche zin ? w;iïr schuilde uw schalk ver
nuft ? Gyp! ik ben boos op u! Waarom hebt
gy de gravin de Martel niet ingefluisterd, dat
de rijpe, door-de-wol-geverfde vrouw van de
wereld niet de groene onhandigheid mocht
begaan zichzelf bespottelijk te maken ? Madame
de Martel! u had over uw dwaze avontuur
moeten zwijgen. Maar Gyp n zwijgen!...
Waar gaat de reis van den zomer heen,
"Dame" ?
O l dat hart-grondig door mij verwenschte,
burgerlijke, winkel achtige *I)ame"! datonJer
menschen van eenige beschaving nu óók al
in den vocativus gebezigd wordt! l Ongeloofelijk
en tóch waar. Helaas! Vél liever word ik
met «Juffrouw" desnoods met «Jongejuffrouw"'
zoo als myn verweerde, robbevellerige botboer
doet, aangesproken, dan met het mij in de
ooren krakende »dame" l
Denkt u over het Schwarzwald, over den
Ilarz, over Zwitserland, Zweden of Schotland?
Ik wilde het gaarne weten, voor uw toilet.
Wat is dit? Gaat u niet op reis? Blijft u
allemaal by' den huiselijken haard zitten 'l
Ook niet? Wilt dan?
Ah ! J'y suis! Paris ! Paris ! Sur un petit
cheval gris! Zoo als wij in onze kinderjaren
galmden. Nu zeggen wy: «Parijs tot eiken
pry's"!
Wilt weerhoudt u! Uw toilet?
Dat meent u niet.
Hoe minder en eenvoudiger toiletten u mee
sleept naar Parijs dés te beter.
Al zou u nóg zoo diep in uw beureje tasten
en uw rijke fantasie totaal uitputten ten einde
eens archi-modieus voor den dag te komen,
la bas on aura toujours a redire. On vous
trouvera fagotée, ma belle!
Spaar u zelve kosten en hergen-inspanning;
ga tóch naar Pary's om de tentoonstelling te
bezoeken. Kleed u op een wijze dat de
Parisienne met haar oolijke, dartelende oogen wan
neer zy' u handig van ter zyde begluurt, moet
erkennen: «Cette dame n'est pas des nótres,
mais elle est elegante tout de même"! U
neemt mee voor de reis en voor uw
ommedwalen te Parijs een kranig tailor-made costuum.
Solide stof; onberispelijke snit. Twee dunne
sport-blouses en twee zijden blouses, dan kunt
u de noodige variatie brengen in dit ne
toilet.
Eén japon van voile, kant, zyde of satijn;
liefst zwart. Zwart is de mode-kleur. En n
mooie japon. Laken in zeer lichte tint; bij
wit af. Japon met boléro! Smaakvol aan
gebrachte garneering van goud- of zilver-bor
duursel is de rigueur op zoo'n laken japon
in teere tint.
Dus niet meer dan drie toiletten! Ce
n'est pas Ie Pérou. Zóó gewapend, kunt u de
uitnoodiging van uw echtvriend, vader, oom
en tante, of zoo juist uit Oost of West
teruggekeerden, royalen broer met een gerust en
dankbaar hart aannemen.
Bon voyage! Quant :i Paris! vous m'en
direz des nouvelles!
CMTUCE.
Een nieuwe drank, die vooral 's zomers veel
gebruikt zal worden, is de chocolade-limonade
Fosco genaamd, die de bekende cacaolirma
G. Korff & Co. in den handel brengt. Volgens
een attest van den heer Van Ledden Hulsebosch
bevat deze drank vele goede en voedzame
bestanddeelen en is geheel vry van alcohol.
Met koude melk is Fosco een heerlijke drank
voor kinderen en met spuit- of sodawater een
welkome verfrissching voor een ieder in de
warme dagen.
et et n gr o n. SL SL XXL
?£ r is solioixdo d ar «t n