Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ma. 1202
'n heele systematische vragenlijst omtrent de
realiteit van 't Zionsdoel.
We zullen de voornaamste ervan hier be
handelen.
Utopie!" zeiden sommigen. Waarom?
Rhodesia, de Congo ook soms utopie? En buiten
dien, wat is meer utopie: te beweren dat
millioenen joden ginds zonder meer kuimen
vertrapt worden en uitgemergd, of dat die
millioenen inzien, dat het nu lang genoeg ramp
en lijden was, lang genoeg ellende, en dat ze
opstaan dan en zeggen gaan: we wtWenlevenl
O, maar veel van die zeggen utopie is dit"
doen niet, dan weergeven hun eigen voelen,
niet dan zeggen dat ny geen moeite zullen
doen 't schijnbaar onmogelijke mogelijk temaken.
Menschenzaak komt door mensckenband. O,
maar zij willen blijven in zoete rust en niet
gemoeid met die arme verworpelingen van
stief broertjes ginds. Welnu, wij verleenen hun
daarvan gaarne akte.
utopie? Zeg me: is dit 'n toestand die kan
blijven? Vraagt aan de Duitsche grensstations,
aan Londen, New-York, aan de rivierpolitie
van Rotterdam. Kan dat blijven? Kunnen
6 millioen menschen stelselmatig worden ver
moord? Is dat geen utopie?
Maar wat dan? Die arme ellendelingen op
komen voor hun recht, zelf, zy, die niet te eten
hebben en niet zich te kleeden ? Die hun eigen
lot beteren zonder hulp van buiten ?
Utopie!
Assimileeren met het vuil van Oost-Europa?
Ja: Rumeniëverbiedt joodschen onderwijzers
meisjes les te geven verhindert 't onderwijs
aan joodsche kinderen, 't Ras wordt gedepri
meerd. Maar assimilatie ? Utopie l
Naar buiten? te meenen dat Europa en
Amerika steeds bereid zullen wezen die arme
schooiers op te nemen, te kleeden en te huis
vesten? Utopie l
Dus blijven? Dus kalm afwachten, als de
Britsch- Indiërs, tot de dood hun uitgeteerde
lijf opvreet ? .... Niets dan Utopie l
Waaruit we dus mogen concludeeren dat de
arme joden in Oost-Europa zichzelf zullen
moeten en kunnen helpen.
Maar nog meer: niet alleen dat 't Zionisme
mogelijk is, 't is ook een wichtige factor in
de internationale politiek.
Rusland, Rumenië, Bulgarije, Oostenrijk
(Gallicië) zullen wel begrijpen dat het in hun be
lang is eene onrustige bevolking kwijt te raken,
uiteraard steeds ontevreden en woelziek.
Engeland zal z'n belang erkennen, dat het
kanaal van Suez vr\j en neutraal blijft, Frankrijk
heeft daarbij dezelfde belangen. De eenige
mogendheid in Europa, die daarbij geen wol
spint, is Duitschland, dat immers eigene kolo
nies daar heeft. En nu mag men wel beweren
dat die liefhebberij-kolonisatie niets meer kan
blijven dan 'n kaaplanrje, terecht antwoordde
White verleden jaar B. v. Suttner als zijn
oordeel over 't Zionisme: //vraag den Duitschen
keizer!" En die keizer heeft blijken gegeven
den Zionisten niet ongenegen te zijn.
Turkije kan 't niet willen ? We willen geen
Staat maken en geen koninkje spelen. Staten
worden trouwens zoo n, twee, drie niet
gemaakt.
Maar we willen hebben 'n hoekje grond,
waar de joden eindelijk na lange eeuwen van
l\jden, rust en vrede zullen hebben. En dat
met waarborg van de Europeesche regeeringen,
opdat de Joden niet afhankelijk zullen wezen
van eiken nieuwen sultan of grootvizier.
Turkije de zieke man. Maar die zieke man
(in wiens ziekte wij niet hard gelooven) zal
niet dood gaan, als daar een verdord, verlaten
land opnieuw bevolkt zal worden, door 'n
rustigen nijyeren stam, als 't in Palestina zal
kunnen vinden een herboorte van 'tloome lijf.
Turkije zal de dagen van Spanje niet vergeten!
Maar al ging Turkije later wel dood, dan
nog zou Palaestina nimmer kunnen vallen onder
't lot van Transvaal, omdat het is een land,
waar geene enkele mogendheid recht op heeft
en zij allen 't elkander misgunnen. De moraal
der twee honden die om een been vechten is
in de diplomatie niet onbekend.
En nog iets boude men wél in 't oog. Poli
tiek is geen wiskunde. Geen van ons kan voor
zien wat over korten tyd gebeuren kan. Daarom
is 't verkeerd het Zionisme te bestrijden omdat
voor 't oogenblik geen kans is op zijn slagen.
Wie dan leeft, dan zorgt. Thans hebben
we leiders die diplomatie kunnen voeren. Als
zij heen zijn zullen er anderen komen.
En, zooals 'k onlangs schreef: Duitschland
wil dit niet, Frankrijk dat niet, Oostenrijk en
Rusland weer iets anders niet. Maar tien
millioenen joden willen leven, willen niet dood
gaan! Dat is ook politiek.
Dat alles goed en wel, maar waarom Palaestina ?
't Antwoord is eenvoudig. Overal elders heb
ben alle koloniën schipbreuk geleden. Palaestina
is 't land van Isrels hoop en lijden. Honderd
duizenden vrome joden, die bereid zij i alles te
verlaten, huis en hof en geld, om te wonen in
't Heilige Land, en daar de spa te zetten in
den bodem. Als 't maar mocht l
En de bodem is geschikt voor cultuur en
biedt ruimte voor alle joden en nog meer.
Reeds nu wordt in de joodsche kolonie daar
wijn geteeld die edel is en min kostbaar (vooral
Rischon Ie Zion) en cognac en brengt de
bodem overmaat van druiven en sinaasappelen
en welriekende bloemen. Nog meer en beter
zou die kolonisatie doel kunnen treffen als
nieuwe machines konden worden gebezigd,
nieuwe methoden toegepast op den landbouw,
en 'n nieuw systeem van koloniseeren ingevoerd.
Want thans zijn 't liefdegiften die worden
gereikt, doet men moeite den kolonisten
Fransene beschaving bij te brengen, maar die
willen dat niet. Die willen jood zijn, geen
Palaestijnsche Franken, 't Is dan ook opmer
kelijk, dat de alleenstaande kolonist, die aan
gewezen is op de opbrengst van eigen werk en
vlijt, veel beter overal gedijt dan de
bephilanthropiseerde, en dat nagenoeg alle kolonisten
vurig Zionist zijn. Dat laatste spreekt.
Da bodem is geschikt: steenkolen zyn er niet
maar wel zwavel en pek en naphta en water
vallen, die electrische drijfkracht bieden aan
de industrie, 't Land heeft 'n historische lig
ging voor den handel uitnemend geschikt. En
n zaak kan dat al bevruchten: 't Is de liefde
voor den aiouden bodem. Zie, men kweekt liefde
bij ons voor Geuzen en Hollandsche graven.
Men geeft ons 'n opvoeding dat we ons gaan
verbeelden den tachtigjarigen oorlog mee te
hebben gevoerd. En toch bij al dat komt het
besef dat we hebben een eigen geschiedenis
die mag gelezen worden, en 'n eigen land
waar onze helden hebben geleefd en zijn ge
sneuveld. En een grootsch monument van
Salomo's tempel, 'n munr,... de muur der jam
merklachten.
Dat met een tooverslag Palestina zou ont
waken, hoef ik 't nog te zeggen ? als de Kolo
niale Bank kan landbouw, handel en nijver
heid daar steunen!
Genoeg: Palestina kan maar n volk huis
vesten: de Joden.
De Joden kunnen slechts in n land een
thuis hebben: in'Palestina.
Twee zeer belangrijke bezwaren dienen nu
te worden opgelost.
Men meent, dat 'n rechtgeaard Nederlander
geen Zionist kan zijn. Dat 't Zionisme inbreuk
maakt op onze vaderlandsliefde.
Helaas! 't waren Joden, Reform-rabbijnen,
die gluipend dit argument ons 't eerst hebben
voor de voeten gegooid.
Wel begrepen ligt hier 'n verwarring
tusschen territoir en ras.
'n Volk kan men heeten: de eenheid die een
afgebakend land bewoont; een volk heet ook
de groep die n afkomst, n beschaving, n
ideaal heeft: de stam.
Niet steeds is de territoriale eenheid tevens
de ras-eenheid.
In Zwitserland leven Duitschen, Franschen,
Italianen. In Amerika: Duitschen en Yankee's.
In Nederland: Hollanders, Friezen en Braban.
ders. Ja, Oostenrijk en de Balkan-Staten leveren
't duidelijk bewijs dat men 'n nationaliteit kan
hebben die geen verband houdt met bewoond
territoir. En zoo is onlangs nog een manifest
verspreid (o.a. door prof. Mommsen en Felix
Dahn) waarin de Duitschen die Amerikaansche
staatsburgers waren werden aangemaand, hun
Deutschtnm hoog te houden.
'n Hollandsch minister kan Pair van Enge
land worden. Gebrek aan vaderlandsliefde?
En dan: de vrome Joden, die opgingen in ge
bed voor Zion en zijn Herbouw: k slechte
vaderlanders ?
Maar neen. Die z'n ouders niet mint, hoe
kan die z'n vaderland nog liefhebben? Wiens
moraliteit zoo is gedeprimeerd, dat hij zich
losrukt van z'n volk dat hij zich afwendt
van de groote familie waarvan hij lid is als
hu trapt op den gekromden rug van z'n onge
lukkige broeders: hoe kan die spreken van
'n vaderland dat hij liefheeft?
Men verwijt den Zionisten wel, dat zy 't anti
semitisme in de hand werken. Dit is 'n argu
ment dat dubbel snijdt.
Want zegt dit een Jood, dan ligt daarin het
erkennen: met onze vrijheid hier is 't lak en
larie. Begin maar te werken voor iets dat
zuiver Joodsch is, en ge zult zien dat we nog
maar getolereerd worden, en steeds met schelen
blik worden aangezien.
De Christen, die zoo spreekt, vertelt ons:
Vry ben jullie om te doen en te laten wat je
verkiest.... als je maar geen Jood bent. Want,
kom je op voor de belangen van je lijdende
broeders, dan sta ik voor de gevolgen niet in.
Dan, met andere woorden, laten wij den hond
weer op je los en jagen je het Ghetto in.
Beiden doen verkeerd. Want, heuschely'k,
het antisemitisme heeft niet op ons gewacht.
't Was er lang voor van 'n Zionistische orga
nisatie sprake was. Zelfs heeft men wel be
weerd dat antisemitisme een ziekteverschijnsel
was.
Zóó dr. H. Foscalance uit Bukarest: Was
ich nun beobachtet habe, ist, dass
al!e(leidenschaftlichen) Antisemiten... die Syphilis gehabt
haben, ihr Gehirn hat sicher dabei etwas
abbekommen. Ich habe ber diese Verhaltnisse
eine genaue Statistik geführt und gefunden,
dass alle unsre neuerdings verstorbenen Anti
semiten an Paralyse oder Geistesstörung infolge
von Syphilis gestorben sind".
Doet afgezien daarvan: wie bevordert het
antisemitisme ?
Allereerst die arme, ellendige Russische,
Rumeensche en Galliciscbe Joden, die in Europa
en Amerika de markt bederven, omdat 't
hongerloon van 't sweating-systeem een rykdom is
bij wat ze hadden in 't eigen land.
Maar dan wilt ge hooren? Zóó zegt
dr. Gunning:
was het bij velen alsof zij zich schaamden
voor hun afkomst van Abraham, zoodat zy byv.
door het oprichten van kerstboomen en der
gelijke onwaardige naaperij van christelijke
traditiën de verachting van Jood en Christen op
zich laadden" ... enz. En verder:
Waar de streng -orthodoxe Jood door de
Christenen gewoonlijk met eerbied.... wordt
aangezien ..., daar heeft de moderne, de
reformIsraëliet met zyn opdringerig kosmopolitisme
gepaard aan zyn grenzeloos superioriteitsgevoel
meer dan drie-vierde van het antisemitisme voor
zyne rekening". Duidelijker kan 't al niet.
En ten slotte: wat ons verweten wordt, overal,
is lafheid. Laten weer geen doekjes om winden.
Door Christenen werden we steeds beschouwd
als 'n volk, de Natie". En velen onzer zijn
laf genoeg dat niet te willen erkennen. Zelfs
niet te zien, dat de Christen ir zijn hart hen
om die lafheid veracht.
Dit moet uit zijn!
Ruiterlijk voor den dag met 't Jodendom dat
ge niet verloochenen hoeft, niet loochenen moogt,
niet loochenen kunt. Erkent uw behooren tot
'n stam, gij Joden, die trots moogt wezen op zijn
eeuwenoude geschiedenis. Gedaan uw plicht,
erkend dat gij, als Jood, te zorgen hebt voor
de Joden ginds, wien gy alleen ooit helpen kunt.
En weet dit wél:
Wil een Jood geheel en al opgaan in het
volk dat hem herbergt, goed. het staat hem
vry, maar dan moet hij ook afstand doen van
zijn godsdienst of gelijk hy het dan liever
noemt van zijne Joodsche confessie".... want
zoolang hij zyne confessie" getrouw blijft, is
hij voor het nationaal bewustzijn geen volkomen
Duitscher, Franschman of Nederlander .. . Het
Jood-zya geeft hem een character indelebilis".
En nu stempelt juist dit de Zionistische be
weging in mijn oog tot zulk een belangrijk en
hoopgevend verschijnsel voor het Jodendom, dat
het eindelijk met den valschen waan der eman
cipatie breekt en nuchter de werkelijkheid onder
de oogen ziet: wij zijn en wij blyven vreemdelingen
onder de volken, en wij zullen eerst weder vrij
en gelukkig zy'n als wij onze zelfstandige natio
naliteit herwonnen hebben".... Wanneer
zi/jzelven dat gaan zeggen, zoodra zijzelven het
beseffen: wij zijn een ander volk dan de natie,
waarin wij vertoeven; wy hebben iets anders,
iets eigenaardigs, iets geheel-énigs, dat ons blij
vend van de andere volkeren onderscheidt", o
dan klopt mijn hart van vreugde, omdat ik dat
besef als het eerste levensteeken in Israëls dorre
doodsbeenderen mag begroeten". (Gunning).
Nu leg ik neer de schrijfpen. Wat zal 't
geven, waar zóó weinigen lezen kunnen ? En
niet de ooren zyn het, tot wie ik spreek.
Laat mij afwachten en stil hopen, dat 'n enkle
Christen komt getuigen geven van adhaesie met
ons Program. 1)
Dat 'n enkle Jood z'n plicht voelt en z'n
roeping.
Joodsche meisjes, joodsche vrouwen, jonge
lingen, mannen: wij hebben Recht op u. Doet
uw plicht!
1) Het secretariaat van den Nederlandschen
Zionistenbond is gevestigd te Amsterdam,
Reguliersgracht 43.
Sedert wij in den Haag in het bezit
zijn gekomen van couranten-kiosken, heb
ik de goede gewoonte aangenomen om mij
eiken Zondag-morgen de »Groene" aan te
schaffen en mij te verlustigen in haren
zoo veelzijdigen inhoud.
Dat mijn oog daarbij onwillekeurig het
eerst valt op datgene wat over de edele
vechtkunst wordt ten beste gegeven, zal
geene verwondering baren en met belang
stelling, zij het dan ook geenszins met
volle instemming nam ik o.a, kennis van
de wijze waarop »Oremus" meent het
nietmilitaire publiek omtrent militaire zaken
te moeten voorlichten. Zijn vernietigend
oordeel over de krijgswetenschap in het
algemeen zal ik niet bespreken; ik zou
alleen de vraag willen stellen of hij zich
aan de ernstige beoefening daarvan wel
eens heeft gewaagd.
Waar hij echter een afkeurend oordeel
uitspreekt over onze nieuwe Soldateuschool,
daar vaar ik een heel eind in zijn schuitje
mede, al plast hij mij ook wel wat al te
woest rond. Mijn bezwaar tegen het nieuwe
reglement betreft in hoofdzaak de urgentie
der invoering zelve; waarom moesten wij
verandering krijgen, wat was er tegen de
bestaande reglementen zóó ernstig in te
brengen, dat zij ten doode moesten worden
opgeschreven ? Zij waren door eene com
missie van alleszins bevoegde mannen uit den
troep samengesteld en dateerden van 1896,
zoodat zij zelfs te nauwernood hun vierden
verjaardag mochten vieren.
Een nog jeugdig luitenant der infanterie
uit Gouda, zal ons op deze vraag het
antwoord geven; een antwoord, dat mij
met groote verbazing .vervulde, dat mij
zoo merkwaardig toeschijnt, dat ik be
schouw als een zoo nieuw, zoo ultra-voor
uitstrevend gezichtspunt in deze materie,
dat ik er met dik blauw potlood naast
heb geschreven ernst of kortswijl ?
Uit de laatste zinsnede toch van zijn
artikel in dit blad van Zondag 3 Juni
j.l. lees ik, dat reglementen zoo nu en dan
moeten worden veranderd omdat «afwisseling
van spijs doet eten ;" dat reglementen zoo
nu en dan moeten worden veranderd omdat
«verandering en vernieuwing een voorbe
hoedmiddel zijn tegen insuflen." Hij snakt
naar nieuwe reglementen en hoopt het zoo
spoedig mogelijk tot zijn 25e recruten
(soldaten)-school te brengen!
Zeker, de ware toestand zou dus zijn,
dat we elk jaar op l Maart met nieuwe
soldaten ook een nieuw reglement kregen!!
Waar ik zie dat een officier dergelijke
dingen beweert en met naam en qualiteit
bezegelt, acht ik een woord van ernstig
protest plicht tegen eene dusdanige voor
lichting van niet-militairen ten opzichte
van de details onzer militaire huishouding.
Weet deze officier dan niet, dat ons
leger voor het grootste deel is samengesteld
uit dienstplichtigen, die slechts korten tijd
onder de wapenen blijven, maar gedurende
langen tijd het geleerde moeten weten toe
te passen ? Is het hem onbekend, dat bij
mobilisatie dat leger zal bestaan uit 7 lich
tingen, die in 7 verschillende jaren zijn
geoefend ? Is het aan zijne aandacht
ontsnapt, dat er wetten zijn ingediend op
legerorganisatie en landweer, die ons bij
aanneming hetgeen ik van harte hoop
eene strijdmacht zullen geven, bestaande
uit 15 lichtingen? Weet hij niet dat dit
leger alsdan voor een groot deel in de
lagere rangen en graden geencadreerd zal
zijn met militie- en reservekader, dat ge
durende velen jaren moet teren op hetgeen
hun in weinige maanden van de militaire
wetenschap in casu de reglementen
werd geleerd ?
Neen, dat weet hij blijkbaar niet, want
dan zou hij niet zoo lichtvaardig denken
over reglementswijziging. Reeds na 4 jaren
verveelt het reglement hem zoodanig, dat
hij om wakker te blijven een nieuw moet
hebben. Inderdaad, fraaier argument voor
reglementswijziging is bezwaarlijk denkbaar
en zelfs zij, die den stoot hebben gegeven
tot de thans tot stand gekomen verande
ringen, hebben ongetwijfeld niet aan zoo
iets gedacht.
Zeker kan ik mij omstandigheden denken,
waaronder verandering noodig is ; de be
wapening kan worden gewijzigd, de orga
nisatie kan op andere leest worden geschoeid;
andere tactische denkbeelden kunnen zich
baan breken enz. Vraagt men zich echter
af of dit thans het geval was. Ik geloof
het niet. Met de in 1895 ingevoerde nieuwe
geweren, hield het oude reglement vol
doende rekening; de organisatie bleef gelijk
en groot verschil in tactische denkbeelden,
invloed hebbende op de recrutenschool
bleek mij tot nu toe niet anders (sedert
189G) dan in de aanwending der verschil
lende vuursoorten, met name het op den
achtergrond dringen van het salvo-vuur.
Om evenwel verandering te brengen in
de aanwending der verschillende vuur
soorten, was het nog niet noodig het
geheele reglement over en door elkander te
gooien en b. v. het commando »mimmert
u" te vervangen door «nummeren"; »richt
u" door «richten" enz. Het zou met
het oog op den lezerskring van dit blad
niet gewenscht zijn in details na te gaan
of alle veranderingen niet slechts ver
beteringen zijn, maar ook of die verbete
ringen zoo noodzakelijk waren, dat zij zich
als het ware onweerstaanbaar aan ons
opdrongen. Alleen in dat geval toch mag
men overgaan tot reglementswijziging, waar
deze zoo diep ingrijpt in ons leger, dat
jaren noodig zijn voordat alle miliciens,
waaruit dat leger in oorlogstijd zal bestaan,
weder volgens het nieuwe reglement zijn
geoefend.
Slechts enkele staaltjes uit velen »van
reglementen veranderen om wakker te
blijven". Gegeven eene klasse recruten
op twee gelederen in front marcheerende,
men wil deze lieden laten marcheeren vier
aan vier in eene richting, loodrecht op de
oorspronkelijke. Omstreeks 15 jaren ge
leden, commandeerden wij daartoe:
lo. Met verdubbelde rotten rechts uit
de flank; iets later,
2o. Rechts uit de flank verdubbelt
rotten; vervolgens,
3o. Rechts uit de flank met vieren;
en thans,
4o. Met vieren rechts uit de flank.
ilW|r trerhaalde
,
toch wel geen kele tactische grond kunnen
worden aangegeven, want de zaak zelve is
trek. eender gebleven. l ?
-Nog een punt; sedert jaar en dag namen
wij de knielende houding aan door den
rechtervoet schuins achterwaarts af te zetten
en dan door te zakken; thans zetten wij
den linkervoet schuins voorwaarts af en
komen doorgezakt precies in dezelfde
houding.*!
Waarolh gewijzigd ? Om wakker te
blijven ?
Een paradepas is ingevoerd, die niemand
begrijpt, evenmin kan uitvoeren zooals in
het boekje staat.
Voorts is de redaktie van het nieuwe
boekje zoodanig in elkander gezet, ik zou
haast zeggen geschroefd, dat de meeste
volzinnen eerst na derde lezing te begrijpen
zijn, waarbij de verwarring nog wordt
vermeerderd, door in het oneindige door
gevoerde verwijzingen naar vorige, en som
tijds ook naar latere punten.
Voor een eenvoudig korporaal of sergeant
is het dan ook een ware heksentoer om
uit de nieuwe soldatenschool wijs te worden.
Als staaltje van samengestelden zinsbouw
noem ik b. v. de uitvoering van punt 131.
Waar de verwijzingen toe leiden toont ons
punt 120 waarin wordt gezegd, dat de
onderwijzer (bij het richten) zich bij het
uitspreken der commando's 2o en 3o van
punt 53 moet plaatsen als in punt 55!
Die gedrongen stijl en die verwijzingen
hebben geen ander doel, dan het boekje
dun te houden en dus goedkoop en hier
raken wij een ander bezwaar tegen regle
mentswijziging. Officieren, onderofficieren
en korporaals worden telkens gedwongen
de nieuw ingevoerde proza aan te schaffen
en vooral voor zoover het kader be
treft is dit eene zware belasting op
hun armzalig traktementje. Dit bezwaar
wordt niet opgeheven door hun een goed
koop, maar onduidelijk boekje te geven,
omdat een duidelijk allicht een dubbeltje
meer zou kosten aan correctieloon.
Moge het bovenstaande voldoende zijn
om te doen zien, dat reglementswijziging
bij gebleken noodzakelijkheid toch nog
moet worden beschouwd als een nadeel,
zij het ook niet te voorkomen, maar dat
verandering zooals nu, zonder noodzake
lijkheid als een ramp is te beschouwen.
»Le mieux est l'ennemi du bien" is een
zeer juist spreekwoord, maar hoeveel te
meer moet dan niet het minder goede
worden veroordeeld, waar wij iets hadden,
dat toch in elk geval goed kon worden
genoemd.
Zonder eenig bezwaar had men zeer enkele
hoognoodig geachte wijzigingen kunnen aan
brengen, b. v. die in de boven reeds ge
noemde vuursoorten en overigens het be
ginsel toepassen van zoo weinig mogelijk
veranderen, maar blijkbaar heeft het streven
voorgezeten om zooveel mogelijk ie ver
anderen en dat kan niet anders dan worden
afgekeurd, streng afgekeurd zelfs.
Het is te hopen dat de overgroote meerder
heid onzer officieren andere middelen zullen
weten om bij hunne ondergeschikten en
bij zichzelven »insuffen" te voorkomen,
dan. . . . reglementswijziging !
Een ouder Luitenant.
Keizer Wilhelm's oorlogs-rede.
Ofschoon de tijdingen uit China elkander
nog steeds in vele opzichten tegenspreken,
schijnt toch het bericht van den moord,
te Peking op den Duitschen gezant Von
Ketteler gepleegd, officieel als voldoende
bevestigd te worden aangenomen. Niemand
minder dan keizer Wilhelm heeft ver
klaard, dat door deze misdaad »de
brandfakkel van den oorlog" midden in den
diepsten vrede is geworpen, dat de Duitsche
vlag beleedigd, het Duitscti Rijk geboond
is, en dat dit eene voorbeeldige bestraffing
en wraakneming eischt.
Zulk eene uitlating, in tegenwoordigheid
der ministers Von Bülow en Tirpitz ge
daan, en onmiddellijk gevolgd door de af
zending eener sterke divisie naar het verre
Oosten, staat voor een gewoon
menschenverstand gelijk met eene oorlogsverklaring.
Maar de Chineesche gezant te Berlijn heeft
zijn pas nog niet gekregen....
Wil men met dien maatregel misschien
wachten, tot het Duitsche eskader met zijn
landings-divisie in China is aagekomen ?
Of wel totdat de Rijksdag aan de woorden
des Keizers zijne sanctie zal hebben ver
leend door de noodige credieten toe te
staan ? Houdt men de eigenlijke, formesle
oorlogsverklaring achterwege, omdat men
niet weet tot wien men haar moet richten-,
daar het volkomen onzeker is, wie thans
in Peking het gezag in handen heeft ? Of
talmt men nog, omdat men het besluit van
de andere mogendheden wil afwachten ?
Keizer Wilhelm legt grooten nadruk
op de solidariteit van het optreden der
mogendheden. »Ik zend u uit om het
onrecht te wreken," zoo roept hij zijn
soldaten toe »en ik zal niet rusten,
voordat de Duitsche vlaggen, vereenigd
met die der andere mogendheden, over
winnend wapperen boven de Chineesche,
en, op de muren van Peking geplant, den
Chineezen den vrede voorschrijven. Gij
behoort goede kameraadschap te onder
houden met alle troepen, met welke gij
daar zult samenkomen. Russen,
Engelschen, Franschen, wie het ook zijn mogen,
zij vechten allen voor ne zaak, voor de
beschaving. Wij denken ook nog aan iets
hoogers: aan onzen godsdienst en de ver
dediging en bescherming onzer broeders
daarginds, die ten deele hun leven voor
hunnen Heiland hebben overgehad."
Eenige jaren geleden schreef de keizer
onder de welbekende, door hem ontworpen
teekening: «Volken van Europa, bewaart
uwe heiligste goederen!" Met het oog
hierop kon hij naar waarheid verklaren,
dat de tegenwoordige crisis, in het alge
meen beschouwd,' door hem niet onvoor
zien was. Welke die «heiligste goederen"
zijn, vernemen wij nu nader: de (Euro
peesche) beschaving en de (Christelijke)
godsdienst.
Het is werkelijk jammer, dat de volken
van Europa die beschaving, in n vorm
althans, niet voor zich zei ven hebben be
houden, maar haar tegen goede betaling,
aan de Chineezen hebben opgedrongen.
De keizerlijke redenaar erkent dit zelf,
en waarschuwt zijn troepen, dat zij hunne
tegenstanders in het verre Oosten niet
gering moeten schatten, want «door Euro
peesche (Duitsche!) officieren opgeleid,
nebben de Chineezen de Europeesche wa
penen (de Krupp-kanonnen!) leeren ge
bruiken." En wat het »boogere" betreft,
daarmee roert keizer Wilhelm een zeer
teer punt aan. Een Duitsch blad, de
Frankfurter Zeitung, doet dit op onpar
tijdige wijze uitkomen. De Chineezen, zoo
merkt het op, zijn er zeer onaangenaam
door getroffen, dat het voorwendsel voor
de bezetting (door Duitschland) van
KiauTchoe is gevonden in den moord, op twee
zendelingen gepleegd, want de zendelingen
zijn nu eenmaal in China, wat men er ook
tegen beweren moge, eene soort van on
ruststokers, daar zij door het stichten van
nieuwe sekten tweespalt onder de bevol
king brengen. Natuurlijk kan men den
zendelingen niet het recht ontzeggen, hunne
leer te prediken, waar en zoo als zij wil
len, maar het is een groote missstand,
dat die zendelingen, wanneer hun, bij
hunne den Chineezen aanstoot gevende
propaganda, iets overkomt, niet als zen
delingen, maar als onderdanen van dezen
of genen Staat op bescherming aanspraak
maken.
Wanneer in Europa een onderdaan van
den eenen Staat in een anderen oproer
predikt, krijgt hij te doen met den straf
rechter, en de regeering van zijn eigen
Staat denkt er niet aan, hem eene bij
zondere bescherming te verleenen. Waarom
zou dit in China anders moeten zijn ?
Daarbij komt nog, dat de zendelingen
(zcoals de voormalige Duitsche gezant te
Peking, de heer Von Brandt, in een door
de Londensch* Financial Chronicle gepu
bliceerd artikel doet opmerken), eene po
litieke rol trachten te spelen, door in
Chineesche bladen en periodieke geschriften
dikwijls vijandig op te treden tegen de
regeering en de autoriteiten. Ook dat is
hun goed recht, maar tegelijkertijd is het
hun plicht, de gevolgen van zulk een op
treden voor hun eigen rekening te nemen.
Het Duitsche blad hoopt, dat door het
uitblijven der oorlogsverklaring de
onderkoningen in het zuidelijk deel van China
in de mogelijkheid zullen worden gesteld,
tegenover de vreemdelingen en de vreemde
troepen eene min of meer welwillende
neutraliteit in acht te blijven nemen, en
dat hierdoor de vijandelijke beweging tot
de provincie Petschili beperkt zal blijven.
Het komt ons voor, dat die hoop niet
zeer gegrond is. De Europeesche troepen
macht tusschen Takoe, Tien-Tsin en Pe
king is op het oogenblik onrustbarend klein,
nauwelijks 16,000 man. Zeker kunnen n
Rusland, n Japan binnen zeer korten
tijd een belangrijke krijgsmacht op
Chineesch gebied overbrengen, maar wat zou
er dan worden van die ho^geroemde
solidariteit, die als dekmantel moet dienen
om den ouderlingen naijver der mogend
heden te verbergen? De eerste Duitsche
transportschepen kunnen eerst omstreeks
half Augustus in Takoe zijn, de
pantserschepen veertien dagenof drie weken later.
De overige mogendheden Rusland en Ja
pan natuurlijk uitgezonderd kunnen de
zoo dringend gevraagde versterkingen niet
veel vroeger ter plaatse hebben. En zullen
de Chineezen in dien tijd stil zitten ?
Daar is, naar het schijnt, weinig kans
op. Keizer Wilhelm is niet de eenige, die
van oorlog spreekt. De te Canton ver
schijnende Chineesche couranten
publiceeren twee rondgaande besluiten van de
keizerin-weduwe over de beweging der
Boksers, den strijd der vreemdelingen tegen
China en de positie der Chineesche autori
teiten, die voor eenige dagen door
Li-HungTchang ontvangen zijn. Daarin wordt ge
zegd dat de verzoening met de Christenen,
tegen wie zich het geheele volk, met in
begrip van de troepen, de geleerden, den
adel en de prinsen had vereenigd, met
het doel ze uit te roeien, volkomen on
mogelijk is. De vreemdelingen zijn den
strijd tegen China begonnen met den aan
val op de forten van Takoe; ten gevolge
hiervan is de heerscbende verbittering
tegen alle vreemdelingen nog toegenomen.
De onderdrukking hiervan bij het volk
is gevaarlijk en daarom schijnt het
voorloopig raadzaam van deze vijandige bewe
ging tegen de vreemden gebruik te maken.
De bedreigde gezantschappen te Peking
wil de keizerin beschermen (!). Het blijft
af te wachten wie sterker blijken zal: de
vreemdelingen of China. In ieder geval
moeten alle gouverneurs onverwijld troepen
aanwerven voor de verdediging van hun