Historisch Archief 1877-1940
No. 1204
DE AMSTERDAMMER W EEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week: Anth. Beek, «Rockende
Boeren", schilderij.
NIEUWE UITGAVEN.
Catalogus van de Geschiedkundige Tentoon
stelling van het Ned. Zeewegen te 's
Gravenhage Juli-Sept. 1900.
Volksliederen-album, bevattende de meest
bekende internationale Volksliederen voor
harmonium, piano of orgel, bewerkt door M. H.
VAN 'T KHUIJS, 2e druk. Rotterdam, Wenk &
Brikhoff.
VAN WALSEM'S Compleet Adresboek. Gids voor
den Nederlandschen Tuinbouw en aanverwante
vakken, 's Hertogenbosch, W. C. van Heusden.
JONAS LIE, Faste Forland, uit het Noorsch.
Amsterdam, C. L. C. Veldt.
BBBTHA VON SUTTNEB, Den Haag en de
Vredesconferentie, door J. C. VAN RIEMSDIJK,
met een voorwoord van Mevr. B.
WASZKLEWICZVAN SCHILFGAARDE. Amsterdam, Cohen & Zonen.
De Droomers, door MAUBITS WAGEVOOBT, 2
deelen. Amsterdam, H. J. W. Becht.
Taal en Zetteren.lOe jaarg. afl. 7. Den Haag,
«Haagsche Boekh. en Uitgevers-Maatschahpij."
Boef Banner, oorspronkelijke roman door
MABA BODI, Ie en 2e deel. Amsterdam, N. J.
Boon.
iiiiiiiiiiiiiHiiiliiilllliiimmii IIHI iiiiinii i
Eene die toezag, van F. F. MONTBÉSOR, door
R. S. VAN GOUDOEVER. Utrecht, W. de Haan.
Kit Kennedy, van S. R. CBOCKEIT, door
JOANNA P. WESSELINK VAN ROSSEM. Utrecht,
W. de Haan.
Uitvoerbaar, plichtmatig en noodzakelijk
Ethisch Humanisme als Evangelie der Toe
komst. Sociaal economische »Stndie" tot ge
deeltelijke oplossing van het Maatschappelijke
Vraagstuk, door J. J. CBEWEB. Amsterdam,
J. J. Crewer.
Geïllustreerd Weekblad voor l otografie. No. 28.
Apeldoorn, Laurens Hansma.
Rapport over de Ziekenfondsen te Amster
dam. Uitgebracht door de
Ziekenfonds-Commisse, ingesteld by' besluit van 25 October 1897
door de afdeeling Amsterdam van de
»Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der
Geneeskunst". Gedrukt door de Boek-, Kunst
en Handelsdrukkerij voorh. Gebroeders Binger
te Amsterdam.
Geen Patroonswet. Vlugschrift, uitgegeven
door het Landely'k Komitee voor de ongevallen
wet. Secretariaat: F. L. Ossendorp, Nassaukade
361, Amsterdam.
H. Louis ISBAELS. Etude sur Ie régime des
mines dans la Bépublique Sud-Africaine. Paris
Imprimerie Générale Lahure.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, No. 29: Het lot der kinderen,
door Virginie Loveling, IV. In het land
van Fritz Reuter, door' Geertruida Carelsen,
met afbeeldingen. (Slot.) Petjoet, door J.
v. H. Als de geïllustreerde tijdschriften
komen..,, naar de schilderij van Calderon,
op de Tentoonstelling te Parus, met bijschrift
door E. D. P. Engelschen en Hollanders,
Earakterstudie, door M. W. Maclaine Pont,
met portret. Jaco, een berucht Amster
dammer, door Eduard van Biema, met portret
en afbeelding. Verscheidenheid. Feuil
leton.
iiiiiiiiiimiiiiimiiiiii
IIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII
Een nieuw gezichtspunt op militair geMecL
Aan mijn ouderen Collega.
Waarde Collega.
Wil, om te beginnen, mij deze familiare be
titeling ten goede houden; uw anonymiteit heeft
voor mij veel van het imposante weggenomen
dat aan uw ouderdom verbonden is.
Wil daarna de verzekering aannemen, dat
mijn stoot in Oremus'-richting volstrekt niet ten
doel had den inhoud der Soldatenschool te
verdedigen, doch louter en alleen aan te toonen,
dat de redactie van punt 19 zoo bitter slecht
niet is als Oremus wel meent. Dat overigens de
inhoud van punt 19 zaligmakend is, de inhoud
n de redactie der andere artikelen onberispelijk
zijn zoo iets werd niet door mij verdedigd:
ik geloof zelfs, dat Oremus wel punten had
kunnen ontdekken, waaraan zijn critiek meer
houvast zou hebben gehad.
Vergun mij vervolgens op te merken, dat ik
de beantwoording van uw blauwpotloodvraag:
Ernst of korstwijl?" aan uw eigen scherp
zinnigheid overlaat; in uw langen diensttijd
hebt ge ongetwijfeld gelegenheid gehad na te
gaan, of uw collega's inderdaad elk nieuw
reglement, alleen reeds om de nieuwigheid,
met gejuich begroeten.
Gesteld, dat ik u ten slotte, ondanks uw
hoogeren leeftijd, een raad mocht aanbieden,
dan zou deze aldus luiden: wanneer ge protest
wilt aanteekenen tegen de beweringen van
iemand, die naar uw inzien het niet-militair
publiek onjuist inlicht, en die zijn beweringen
(zooals ge zegt) met zy'n naam en qualiteit
bezegelt, bezegel dan ook uw protest op
gelijke wijze. Het misleide publiek zal daarin
dan met te meet vertrouwen zyn geschokte
overtuigingen terugwinnen".
Meer plaatsruimte durf ik van dit gastvrij
Weekblad niet vragen. Want waar zou 't heen
moeten, als nu eens een nog ouder luitenant,
die 't natuurlijk nog veel beter weet dan wij
beiden, het woord vroeg ?
Met collegiale groeten:
Gouda, 10 Juli 1900. J. TBBSTEEG,
Luitenant der Infanterie.
Financiële en ranluk IroÉl.
Een goed middel. Ik zou haast willen zeggen :
een beter is er niet. Proefondervindelijk toch
is het reeds vele malen gebleken. Vraag het
aan de practische familie van broeder Jonathan.
Hare leden zullen u wonderen van de on
weerstaanbare macht der samenwerking verhalen.
De schier almachtige trusts hebben reeds zoo
veel succes gehad dat de Amerikaan van zy'n
wieg tot aan zyn graf gebruik maakt van arti
kelen door de trusts geleverd. De oude ge
schiedenis van het 'Eendracht maakt macht"
blijft immer waar; ze verkrijgt toenemende
waarde voor de praktijk.
Tevergeefs hebben optimistische politici, die
zich voordeden als wetenschappelijke
oeconoiiiiiiiiiiimiiiiilillliiliiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
MMHII MIIMIIIIHIIMUIIIIMIIIMIIIIIIIIMltlllllll IIIIIIIIUI1IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII
YOOB DAMEJÖ.
Van yraagstnlta" in net onwenleven.
Nu de redactrice van Belang en Becht op
de haar eigen heldere, verstandige manier het
dienstbodenvraagstuk onder handen heeft ge
nomen in de nommers van l en van 15 Juli
met toezegging van nog een volgend artikel,
zal het steeds aan de orde blijvende onderwerp
n in dat blad n hier ter plaatse stellig weer
veel pennen in beweging brengen. De dames
roken over die quaestie nooit uitgepraat en
het laat zich aanzien, dat in de eerstvolgende
t\jden, bij het ontwakend zelfbewustzijn in de
arbeiderskringen, de huiselijke moeilijkheden
met meidenquaesties" stellig nog zullen toe
nemen.
Nu bestaat er echter een eenvoudig middel,
om aan die dreigende toekomst te ontkomen,
afdoend en goed, als veel wat eenvoudig is,
namelijk het middel van geen dienstboden te
houden. Het ligt zoo voor de hand, dat men
zich erover moet verbazen, hoe het niet veel
meer algemeen wordt aanbevolen en 't schijnt,
of de behoefte aan quaesties" in dezen even
goed den vrouwen parten speelt, als bij zooveel
andere dingen, waar quaesties van worden
gemaakt.
Zulke gezochte vraagstukken moeten dan
worden opgelost door vereenigingen en bonden,
wat natuurlijk nooit gelukt, en de arme indi
viduen, die hun bezwaren en moeilijkheden
geëndosseerd hebben aan haar vereeniging,
blijven ongeholpen als re voren.
Dingen zelfs van zoo industrieelen aard als
de kleeding wil men door een
kleedingverbeteringsbond oplossen, die moet dan voor de
arme kuddediertjes werken, het pad voor hen
effenen, datzelfde pad, dat ze maar behoeven
in te slaan, om alle zegeningen te verkrijgen,
die ze meenen, dat een Vereeniging voor hen
zal veroveren. Steen en been klaagt men over
lastige kapsels en akelige sleepen en knellende
corsetten. 't Hoezee! klinkt voor de vereeni
ging, die deze nare dingen wil afschaffen, maar
intusschen sukkelen alle enkelingen ermee door.
Het is altijd weer het oude liedje van praten
en van doen. Wie 't luidst roepen in dezen,
doen vaak het minste, een treurige wanver
houding inderdaad.
Veel sympathieker dan de klaagsters, die
handelen, zijn de consequente vrouwen van de
wereld die 's morgens met verlangen naarden
kapper uitzien; zich onder een vroolijk praatje
door de kamenier laten rijgen en met dank
baar welbehagen de pas thuis gekomen japon
beschouwen, waarvan de sleep zich in een sier
lijke lyn achter haar uitspreidt.
En precies zoo is het met het
dienstbodenvraagstuk. Klachten en klachten hier en ginds,
van de dienstboden over de mevrouwen en van
de mevrouwen over de dienstboden, maar van
radicale maatregelen merkt men och zoo weinig.
Toch is het zeker waar, dat wie inderdaad
ernstig doordrongen is van de waarheid, dat
het vraagstuk bestaat, het voor zich zelf zou
kunnen oplossen.
Gy behoeft geen moeilijkheden met uwe
vrouwelijke dienstboden te hebben, als ge geen
meiden houdt. Houdt g\j ze, klaag dan nieten
bederf het schoone aanzien van onze heerlijke
aarde niet met een bedroefd of spijtig of boos
gezicht, als alles niet van een leien dakje gaat.
Maar ge zegt: Wie kan het nu doen zonder
meid?I Die oplossing is er geen; bij een rede
neering uit het absurde valt geen conclusie te
trekken!"
Zoo is het. In een zeker stadium van hun
ontwikkeling hebben gezinnen zoowel als indi
viduen dagelijks steun en hulp noodig voor de
eenvoudige prozaïsche bezigheden, die zij aan
minder met aardsche goederen, vaak ook min
der met geestelijke goederen bedeelden over
laten. Ja, maar sluit dit nu in, dat men daar
om op het heele leven van die laatsten beslag
moet leggen, op al de uren van hun dag,
misschien op een gedeelte van de nachten
tevens? Het eene is toch geen noodzakelijk
gevolg van het andere.
Ik weet wel, daar zijn honderden gezinnen
waar alles goed is, waar men de dienstbode
precies de plaats geeft, die past by' haar toe
stand van geest en gemoed en ontwikkeling,
waar men bij instinct gevoelt, hoeveel en welke
vrijheid zy wenscht en noodig heeft, zooals
men die voor zyn eigen kinderen kiest en goed
acht en waar de dienstbode met aanhankelijk
heid en ijver de belangen van 't gezin mee
behartigt, maar uit zulke families rijzen dan
ook geen klachten op. Wij geven toe, er is
veel voor noodig, veel gelukkig samenwerkende
omstandigheden moeten er zijn, om dien toe
stand van wederzydsche waardeering te doen
ontstaan. Er hapert vaak of het een of het
ander; dan komen de klachten of, wat mis
schien nog erger is, dan doet het stille leed
zijn intrede in een woning.
Welnu, in die gevallen is vaak een enkele
maatregel van grondig doortasten voldoende,
om aan alle leed een eind te maken. Zie
af van het houden eener dienstbode, die u
haar heele leven moet wijden en laat u voor
den in uw huis te verrichten arbeid bijstaan
door iemand, die u een deel van haren tijd
afstaat en een ander gedeelte vrijhoudt voor
zich zelve. Een meer dan tienjarige ervaring
leerde mij, dat bij een dagelijkschen
morgenarbeid van vier a vijf uren een woning met
vier a vijf vertrekken door een flinke dienst
bode in uitstekenden staat is te houden, waarbij
aan de strengste eischen van hygiëne en goeden
smaak wordt voldaan.
Waarom de zorg voor uw middagmaal niet
toevertrouwd aan wie het een genoegen is, het
u kant en klaar en smakelijk toebereid te
brengen, zooals er zijn in elke stad van eenige
beteekenis, of u zelve aan die taak gewijd,
zoo ge op dit punt zeer bescheiden zijt in
uw eischen? Voldoening en kalmte van ge
moed zullen by u intreden, wanneer ge voor
u zelve het dienstbodenvraagstak oplost; ook
al is het in de groote maatschappij nog een
leelijke zwarte stip, die moet verdwijnen.
't Is maar een der vele", zegt ge, onze
maatschappij heeft er meer, veel ergere, veel
donkerder, veel leelijker vlekken". Zeker, zeker,
maar de maatschappij bestaat uit individuen,
en die leelijke donkere plekken, die allen zoo
geducht ergeren, die zooveel apostelen en pro
feten en profetessen voor allerlei aan te brengen
verbeteringen onder de wapens roepen, die
zouden allicht een klein beetje lichter worden
van tint, wanneer de individuen elk voor zich
den moed hadden hunner overtuiging en op
het woord steeds de daad lieten volgen, de
daad ook in zulke betrekkelijk eenvoudige
dingen als 't kleedingvraagstuk en de
dienstbodenquaestie.
18 Juli 1900.
F. J. VAN UlLDBIKS.
Onderlinge onwenliescnerffliB!".
«Ontsluit uw harten, opent uw '-beurzen."
Aldus Caprice in 't nummer van l Juli, waar
zij de lezeressen van De Groene opwekt, het
Kinderhuis te Zetten te gedenken.
«Ontsluit uw harten, opent uw beurzen" wil
ik haar nazeggen. Maar 'k heb er nog iets
aan toe te voegen. Harten ontsluiten, beurzen
openen, och, dat is vrij gemakkelijk. Maar 't
is niet genoeg, 't Is niet voldoende, zooals
ds. Talma zoo terecht opmerkte in de avond
vergadering van den Nationalen Vrouwenraad
op 20 April j.l., of wij ons al solidair voelen;
wij hebben te geven een leven van solidariteit.
En daarom roepe ik u toe: «Niet slechts uw
hart ontsloten, niet slechts in de beurs getast;
maar... de handen uit de mouwen; maar
gewerkt, gewerkt in 't belang van al wat zwak
is, van al wat lijdt, van al wat onderdrukt
wordt.
Niet slechts hart en beurs geopend. Niet
slechts gevoeld voor de ongehuwde moeder en
het vaderlooze kind; niet slechts geld gegeven
ten behoeve van deze zwakken onder de
zwakken. Maar uitgestrekt uwe handen, om
ze op te heffen uit hare ellende en vernedering;
maar geopend uwe armen, om ze te bescher
men tegen zooveel, dat haar dreigt.
Overal ontmoeten deze ^gevallenen", bü't
smeeken om hulpe, om steun voor haar en
haar kindje, overal ontmoeten zy handen, slap
neerhangend; andere, gereed haar af te wijzen,
haar weg te stooten; voeten zelfs, bereid haar
nog verder neer te trappen.
Het zijn maar weinig vrouwen, die opheffend,
steunend werkzaam zijn.
Den weinigen, die zich aan! dit werk der
barmhartigheid, der gerechtigheid geven, drukt
het vél te zwaar.
***
Voor ons ligt het derde jaarverslag der
vereeniging «Onderlinge Vrouwenbescherming."
Men herinnert zich, dat deze vereeniging, op
de leest der Fransche »MutualitéMaternelle"
geschoeid, zich ten doel stelt, vooral de onge
huwde kraamvrouw stoffelijk en zedelijk te
steunen. Ze werd door Frans Netscher in de
Ilollandsche Revue van September '99 genoemd
»eene vereeniging, die wat doet". Ja, ze doet
wat, ze doet veel; maar... ze doet lang, lang
niet genoeg; ze moest en kon oneindig mér
doen. Ze helpt er velen ; oneindig mér moet
zij er ongeholpen laten. Waardoor ? Uit gebrek
aan geopende beurzen, aan ontsloten harten ?
Niet in de eerste plaats. Uit gebrek aan
handen vooral, aan hoofden en handen, aan
werkkrachten.
Het ledental der vereeniging groeide flink
aan in 't afgeloopen jaar; het wies van 310
tot 516. 't Zou veel starker toegenomen zijn
nog, ware het bestuur in de gelegenheid geweest,
om door openbare vergaderingen en door de
pers uitbreiding aan de denkbeelden der ver
eeniging te geven. Maar dit zoo noodige
propagandawerk moest achterwege blijven, uit
gebrek aan werkkrachten. De bestuurderessen,
die behalve met hare bestuursfuncties met het
werk der correspondenten belast waren, konden
voor de propaganda niets doen. En 't is toch
zoo dringend noodig, het werken der Onderlinge
Vrouwenbescherming en dus ook de propaganda
er voor. Er is geene enkele vereeniging, die
werkt als zij. «Armenzorg", de verschillende
vereenigingen voor behoeftige kraamvrouwen, ze
trekken zich geen van alle het lot der onge
huwde kraamvrouw aan. De enkele vereeni
gingen, buiten de O. V., die dit wel doen,
staan op beslist christelijk standpunt; de O. V.
is kleurloos.
Het vele, dat zij deed, dat door enkele toe
wijdende, energieke vrouwen gedaan werd, het
moest natuurlijk veel te zwaar op de schouders
dier enkelen drukken. De
secretaressepenningmeesteresse moest in den loop van het
vereenigingsjaar bedanken om gezondheids
redenen ; ze was overwerkt! De presidente
gaat gebukt onder den drukkenden arbeidslast.
En aan den plotselingen dood van eene der
andere bestuurderessen zal haar hard werken
voor de O. V. wel niet heelemaal onschuldig
geweest zijn. Zy ook had al lang gevoeld, dat
ze overwerkt was, dat ze «eens goed ziek" zou
moeten worden. Maar 't kon nog niet, nu nog
niet; eerst moest haar eenige dochter getrouwd
zijn. En toen de eenige dochter getrouwd
was,... toen werd zy ziek, goed ziek; de
dood kwam heel spoedig een einde maken aan
haar werkzaam leven vol toewijding.
Wy- roepen u op, u vrouwen, die over wat
ty'd en wat werkkracht hebt te beschikken.
Wij hebben u noodig: uwe harten, uwe beurzen,
maar voorül uwe handen. Uwe handen, om
mede op te heffen wie in de groeve viel; uwe
schouders, om ze mede te zetten onder den
last van werk, die te zwaar op enkelen drukt,
onder den last van lijden, waaronder zoo
menige uwer zusters dreigt te bezwijken.
* *
*
Laat ik u een volgenden keer iets mogen
meedeelen van enkele der vijftig «gevallen",
in 't afgeloopen jaar door de Onderlinge
Vrouwenbescherming «behandeld".
BEBTHA VAN 't STICHT.
fiiliiMMliiiiMMiiMiMiiiiiiiiimuimiMMliiilliiiiimiiiiiliiiiimiiiiiiiiiiiiii
liiiflimiliiiHiiiiiiiiiiiiiitiiiimtitiiiiiM
Een kern-gezond oordeel. Mejuffrouw
de Giers op audiëntie bij de
keizerinweduwe van China. Nadeelen van
kunstlicht in slaapkamers.
Heeft u gelezen, wat in de Telegraaf staat
in de ochtend-editie van 14 Juli 1.1.?
Zoo niet, doe mij het genoegen naar dit
nummer te zoeken of te vragen. Gaarne luis
teren wij naar gezonde taal. Die doet weldadig
aan, als het geluid van neerplassend water op
een schroeiheeten dag.
Hetgeen ik onder uw aandacht zou willen
brengen, staat te lezen in genoemde courant,
onder «Haagsch allerlei". Luide stem ik in,
met de woorden, van die gezond-denkende en
kloek-handelende inzendster. Die vrouw denkt
en handelt. Zij heeft naar de pen gegrepen.
Op zich zelf geen vreemd verschijnsel, in onze
dagen. Er wordt wat afgepraat! en neerge
schreven! Toch zou het zyn nut hebben, indien
kalme, bezadigde, zuiver en logisch denkende
vrouwen (by voorkeur geen vak-dames, schrijf
sters van beroep) het waagden, nu en dan een
pittig woordje in 't midden te brengen.
Daardoor zouden zy nog geen gevaar loopen
voor geëmancipeerde vrouwen, voor krijgs
haftige amazonen te worden gehouden. Vol
strekt niet. Als de vele, zich thans lustig
roerende en duchtig werende Hüda's niet te
gelegener ty'd door het gezond verstand op
haar nummer worden gezet, zullen zy in den
noodlottigen waan gaan verkeeren, dat haar
gepraat, haar gejammer, haar geschryf, haar
kordaat opkomen voor de in 't stof getreden
en door de modder gesleurde rechten harer
zwakke zusteren het eeniff noodige is! Het
lijkt er niet naar.
«Onderzoekt alle dingen en behoudt het
goede."
Mannen, die niet ongeneigd zyn in aan
merking te komen voor de Tweede Kamer,
zijn soms belachelijk in hun aanstellerig gesol
met den werkman, in hun weerzinwekkend
mooi-doen tegenover den «kleinen man", maar
wilt beoogen tegenwoordig sommige dames met
haar ziekelijk zeuren over vermeende onrech
ten der dienstboden? Waarom zyn al die
oolyke Mietje's en Keetje's en Aaltje's haar
troetelkindertjes? Waarom zyn die op eens
zoo diep en diep te beklagen??
Een ferme, hollandsche dienstmeid is een
zegen in een gezin; zy wordt op de handen
gedragen, wanneer zy vriendely'k en vroolyk
haar dagtaak verricht.
Waarom moeten onze dienstboden door dat
ongezonde, energielooze geteem stelselmatig
onder den indruk worden gebracht, dat het
voor haar hoog tyd wordt eindelijk haar
ly'densbeker weg te slingeren ? !!
Ik begry'p er niets van.
Bleeke naaistertjes met klamme uitgeteerde
handen, ingevallen borst en krommen rug; win
keljuffrouwen met zwak lichaam en gesloopt
zenuw-gestel, hoestende ingezakte,
fabriekarbeidsters, ja ! die allen beklaag ik. Verbe
tering en verzachting brengen in haar naar
geestig bestaan is plicht van elke vrouw, die
door het lot in gunstiger omstandigheden werd
Onze dienstboden ? Wel! die hebben het
uitstekend. Waar zy het niet goed hebben,
blvjven zy niet.
Werken is voor haar geen marteling, zooals
de geabonneerde dame op het Maandblad van
den Bond ter hervorming van vrouwenkleeding
zér terecht schrijft. Zy heeft gely'k de redactie
te verzoeken beschouwingen over kleeding te
geven, zonder meer.
Volgens mijn begrip, glijden onze dienst
boden blymoedig en onbezorgd door het leven.
Ik heb gelegenheid gehad dezelfde personen
gedurende langen ty'd te observeeren, want
zij blijven jaar-en-dag by mij en dienen met
benijdenswaardige opgeruimdheid. Als zij my'
verlaten, is het in den regel om plaats te
nemeu in het vurig begeerde, nimmer geheel
te vertrouwen, tot kantelen en omslaan geneigde
vaartuig
Hebben de dames, die zoo ergerlijk
coquetteeren met niet bestaande ellende der
dienstboden, haar dienstmeisjes wel eens op
gezocht na haar huwelijk ? Na enkele maanden,
na een jaar, na een paar jaar dobberens in
de huwely'ksboot ?
Meestal ik sta toch niet allén in mijn
py'nly'ke ervaring? vindt gy uw knappe
meid terug, een beetje verslonsd, bekommerd
en armelijk Om haar lach-mond een stroeve
plooi, in haar pret-oogen weemoedige beza
digdheid.
Bij zoo'n bezoek, bekruipt u iets dofs, iets
looms, iets beklemmends.
Gij moet u inspannen een vrooly'ken toon
aan te slaan; gy' moet u geweld aandoen haar
woninbje te prijzen, naar haar man en zyn
werk te vragen, te lachen tegen het bleeke
wicht met ouwelyk gezichtje, dat in de wieg
ligt, een hand te geven aan het schuwe vle
zige twee-jarige kleintje, dat tegen moeders
knieën kroelt
Onder het huiswaarts keeren, denkt gij:
wat had zij het goed, toen zy onder ons dak
at, uit het korfje zonder zorg!
Kort vóór de diep-tragische gebeurtenissen
in China, had de dochter van den Russischen
gezant, mejuffrouw de Giers, een audiëntie
verzocht bij de Chineesche keizerin-moeder.
De dochter van den diplomaat werd door de
vorstin zeer minzaam ontvangen. Het gesprek
liep voornamelijk over den maatschappelijken
toestand der vrouw in China.
De keizerin-weduwe stelt veel belang in de
feministische strooming. De vorstin zei: «In
China, is de vrouw het slacht-offer van alle
mogely'ke vooroordeelen; haar plaats in de
maatschappij is beklagenswaardig. Op
achtjarigen leeftijd leert het Chineesche meisje
spinnen, weven, naaien en borduren. Als zy
tien jaar is, moet zij in haar eigen onderhoud
voorzien. Zy' trouwt op zeer jeugdigen leef ty'd
en wordt dan de sloof van't gezin. Allekleeren
moet zij eigenhandig maken, zelfs het schoeisel
van haar man. Zij bestiert de huishouding,
werkt den geheelen dag, kookt, voedt de kin
deren op, in n woord, het arme schepsel
heeft rust noch duur, slooft en zwoegt van den
ochtend tot den avond.
«In betere kringen duldt men de vrouw als
mededingster van den man, in den hachelyken
strijd om 't bestaan, maar alle voorrechten en
voordeelen zijn den man toegewezen. Het wordt
tijd, dat men hierin verandering brengt".
De vorstin van het hemelsche ryk vervolgde:
«Ik wanhoop niet. Er zullen veranderingen
komen, al worden zij niet zóó tot in 't uiterste
doorgedreven als in Europa".
Bij het afscheid, schonk de keizerin een
paarlen snoer aan mejuffrouw de Giers.
«Neem dit geschenk van mij aan, draag het,
en denk aan mij, als aan een vriendin, als aan
een zuster. Wy' vrouwen, moeten n en 't
zelfde doel voor oogen hebben, wy' moeten
naar onze beste krachten meewerken, de
menschen beter en gelukkiger te maken." Zy ver
ontschuldigde zich, niet te kunnen opstaan.
«Ik ben oud zei zy, maar nog is mijn taak
niet afgeloopen, ik hoop nog zoolang te leven,
tot ik enkele plichten heb kunnen vervullen.
Ieder heeft zyn plichten; ik heb de mijne ;
de vorstin van dit ryk, heeft zwaarder taak,
dan de minste harer vrouwelijke onderdanen".
* *
*
Er zijn zenuwachtige lieden, die niet slapen
kunnen zonder licht in hun kamer, en anderen
die geen slaap vinden voordat de kamer ge
heel donker is. Niets moeily'ker echter dan
een kamer zóó te verlichten, dat de lucht
daarin niet slecht wordt. Een slaapkamer op
deze manier te verlichten, vereischt voorname
lijk een voldoende ventilatie, d. w. z. een
rykelijken toevoer van frissche lucht, en wel
moet deze toevoer des te grooter zyn, naar
mate de lucht in de kamer door de ver
lichting is verontreinigd. De mensch heeft,
om door de in te ademen lucht niet te worden
gehinderd, alle uren 30 kubieke meter frissche
lucht noodig. Een persoon ademt in het uur
20 a 23 liter koolzuur uit; als men bedenkt
dat een petroleumlamp 95 liter koolzuur voort
brengt, een gasvlam 88 liter, een olielamp GO
liter, een stearinekaars 105 liter en een was
kaars zelfs 233 liter in een uur, dan er nog
byvoegt het schadelijke kooloxydegas en ander
schadely'k gas, dat zich in deze lampen ont
wikkelt, dan is het duidelijk dat het luchten
van een slaapkamer dubbel noodig is, wanneer
er nog bovendien een lamp in brandt. Het
electrische licht is het eenige dat de lucht
niet verontreinigt en is daarom ook het ge
zondste. Gas en petroleum daarentegen is in
slaapkamers hoogst schadelijk.
(Maandblad van Dr. van Hamel Roos en
Harmens).
CA.PRICE.
5233 doordachte handteeUigen.
Het adres aan de Synode der Nederd. Herv.
Kerk, betreffende het stemrecht voor de vrouw,
heeft 5233 handteekeningen verkregen.
Mag dit getal al niet overweldigend groot
zyn, het is toch zeker meer dan voldoende om
aan de Synode het bewijs te leveren, dat er
vele vrouwen in Nederland zyn, die stem
wenschen te hebben in kerkelijke zaken en dus
om het eenige argument te weerleggen op grond
waarvan het desbetreffende besluit der Synode
in het vorige jaar niet tot wet werd verheven.
Men meende toen eerst de Classikale verga
deringen te moeten hooren, omdat de vrouw
zelf den wensch niet had te kennen gegeven.
Nu heeft de vrouw gesproken.
Deze adresbeweging heeft op zeer bescheiden
schaal plaats gehad omdat de geldmiddelen zeer
bescheiden waren, of liever gezegd niet be
stonden. Boyendien was de tijd zeer kort, en
trof het buitengewoon ongelukkig, dat juist
de Amsterdamsche bladen wegens de werk
staking niet verschenen, toen de eerste berichten
werden verspreid.
Deze bladen hebben het bericht voor het
meerendeel niet opgenomen, waardoor velen
onbekend bleven met de beweging.
Toch had het aantal handteekeningen veel
grooter kunnen zyn, indien medewerkers en
medewerksters niet zorgvuldig hadden gewaakt
dat er noch onder pressie, noch ondoordacht
werd geteekend.
Het kleiner getal verkrijgt daardoor een veel
hoogere waarde.
Donaire KLEBCK-V. HOGENDOEP.
A. W. L. VKRSLUYS-POELMAN.
Amsterdam, Juli 1900.
"""'t
Den Herrn Collegen Julius Bauer,
von der Neue Freie Presse, gewidmet.
Cara Sylya1).
Es giebt so ein hochfeinea Liedchen,
Das will mir gar nicht aas dein Sinn,
Es spricht van Einer von Wiedchen,
Ein Poet und dazu Königiu.
Es spricht auch von Christen-Verbrechen,
Von Leiden in Israël,
Voa falsehem Gefi'ihl das sich rachen
-Da aoll an eiu' Küustler Seel.
Am einer Dichten a Herzen
Von Peleseh und vom Rhein,
Die nur mit getraumten Schnierzea
Hochselig konnte sein.
Indessen viele Rumanen
Verfolget und gehetzt,
Vergiesst auf Papier sie Thranen
TJnd dies' hat eiu Bauer verletzt.
Das ist", will der Bauer sagen,
Kin furcbtbarer Contrast,
K U lid dergleiches iibles Beti-agen
;,lst mir iu der Seele verhaast."
Sie haben Recht, iiiein Dichter,
lluch lebc des Menschen Werth,
An Dichters statt komm' eiu Richter,
Und statt der Leier das Schwert.
Und statt Verfolgung und Raohe
Von Christen wider Jud',
Steh uur der Frieden Wache
lm Weltreich' der Liebesgluth.
Allein was vermag auf deiu Throne
Eine Frau wider Judenhass?
Obgleich ihr Haupt tragt die Krone
Promulgirt ihre Hand kein Hrlass;
Trotzdem iui Humiinischen Lande
Deu weltlichen Zenter sie schmückt
Hii.lt sie keine Geister iin Bande
Vou frecher Bosheit verrückt.
Sie kaun bei solcher Trauer
Der Judeu nur traurig sein,
Und zur Joiirnnlisleutrauer
Nur fügen ihr' stumme Pein.
Denn ilire Seele verbaunte
Den blödeu Sectenhass
Und wie eiue Gottgesandte
A'iel Elend sie genas.
Und nicht ihre Nachtigalltöne
Ersteigen bei Israël's Weh,
Sie sendet für Israël'» Sühne
Gebete zur Himinels Höh!
Deun es hat sie viel Leiden belehret
Dass keiu' Menschenhand Menschenloos lenkt,
Und ein Bauer, was sich verkehret,
Nie weiss was eiu' Küni"in denkt.
Door u
(Utrecht)
15 Juli 1900.
F. SMIT KLEINE.
1) Zie het Weekblad No. 1203 dd. 15 Juli 1900.
"F* O S OX>, £t£txi.grezx?i?t xiri. ver ±"r issolioiicio c3L r a, n Is..