Historisch Archief 1877-1940
B"." 1212
DE AMSTERDAMMER
A°. 1900.
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÏS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-121/*
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 16 September.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I M H O U ».
VAN VEBBB EN VAN NABIJ: De financiën
der hoofdstad, door Secans. De Reorganisatie
onzer Landmacht,door W. M. Engelbcrts, beooixJe
door A. E. B. SOCIAIE AANGELEGENHEDEN:
Twee weken bedelaar, door mr. M. C. Njjland.
KUNST EN LETTEBEN: Muziekbeoordeelingen,
door Ant, Arerkamp. Bosboom, door W. S.
? Tentoonstelling van Oost- en West-Indisch bewerkt
metaal.?Een Hollander, door W. G. van Nouhays.
Bock en Tijdschrift, door G. van Hulzen.
FEUILLETON: Ironie. Naar het Fransefa, van
Ossit. BECLAMES. TOOB DAMES: Onze
dienstboden (L), door Isidore Hen. Yroaweij'ke
studenten te Moscou. Allerlei, door Caprice.
-FINANCIEELE EN OEOONOMISCHE KEONIEK,
door D. Stigter. SCHAAKSPEL. ALLEELEI.
INGEZONDEN. PEN EN
POTLOODKBASBBN. ADTEBTENTIEN.
?HftllMIIIIIIIIIIIIII
iiiiin«inmm*i*Mmin»»Hwmmmmn
De financiën der hoofdstad.
In het nummer van dit weekblad
19 Augustus 1888 kwam een plaat voer,
die een allegorische voorstelling gaf van
den toestand der gemeenteen aa-ciën in dat
jaar. Braakensiek liet, met bet Stadhuis
op den ach tergrond, «en ledige geldkist zien,
waarop een groote pet rustte:; de redactie
schreef er onder:
.?De Raad, ten einde raad, z:et onze stad
,»Nu de onbekeede kist een Pet werd opgezet."
Plaat en versje dankten hun -ontstaan
:aan het feit, dat, toen nar. W. Baron Röell,
?wegens aanvaarding zijner 'benoeming tol
lid der Gedeputeerde Staten, ophield lid
van den raad >en derhalve ook wethouder
van financiën te zijn, en mr. P. S. Van
Nierop verklaard had de op hem in de
.zitting van 11 Juli van dat jaar
.uitge? brachte benoeming -tot wethouder niet te
kunnen aannemen, mr. P. Pet zich er
? eindelijk toe liet vinden om de moeilijke
?betrekking van .wethouder van .financiën
te aanvaarden.
Mr. Pet heeft niet den tijd .gehad de
ledige schatkist .te vullen ; reeds in het
<volgende jaar zooht hij ook zijn «eindelijk
.alleen T' met de wetenschap en -de heer
<C. Dyserinck, die hem qp volgde, en die
zich volgens zijn eigen verklaring meer
?als administrateur -dan als wethouder van
?financiën beschouwde, schjjnt ook .geen
vette dagen te hebben beleefd. Ten minste
.in 1890, toen de kans zoe schoon was,
durfde het gemeentebestuur den eigen aan
leg en de exploitatie -van het. tramnet niet
;aan en vernieuwde <te raad -de concessie
aan de A. O. M., welke daad aan .de
^gemeente latec zooveel geld heeft gekost.
In die dagen en ook in die, welke in
?den eersten tijd daarop volgden, itoen reeots
jas. Treui) wethouder was, werd ^er in dee
raad, vooral bij de behandeling der be
groeting, menigmaal op gewezen, .dat Am
sterdam financieel »radel«os, redeloos en
reddeloos" ten gronde ging en dit luguber
?memento mari werd in en kuiten den raad
maar al te vaak herhaaW, toen .onder
leiding van bet radicale element, het ge
meentelijk beheer ten slotte door het
paast en der concessiën nieuwe hanen betrad.
Als thans Braakensiek weer een plaat
voor het Weekblad zou teekenen, honderd
teg.cn een zou hij ons een gevulde schat
kist laten zien, daar naast een leeuw, die
met sterken klauw gretige vingeren ver
hindert daaruit te veel te halen en op
den achtergrond het dagelijksch bestuur,
dansende een vroolijk: »patertje langs den
kant."
Want de gemeenterekening over het
afgeloopen jaar wijst een batig saldo aan
van f 1,009,200 en het is zeker niet
zonder trots, dat B. en W. dit buiten
gewone en nog nooit geconstateerde cijfer
als eerste post op de begrooting voor 1901
hebben geplaatst, een begrooting, die in
ontvangst en uitgaaf sluit tot een bedrag
van f 24,491,866 tegen ?23,449,227 als
totaalcijfer der begrooting voor 1900.
Het kan den een tneêloopen, en den
ander tegen ; de heer Dyserinck, die nog
meegewerkt heeft aan de begrooting van
1893, kon slechts als eerste post daarop
brengen een cijfer van f 105,400 het batig
saldo over 1891. Die begrooting werd dan
ook door de raadsleden met een zóó treurig
gezicht aangezien, dat niemand, totdat de
heer Treub den ban der stilzwijgendheid
brak, het eerst het woord durfde te voeren.
De heer Fabius wees, zooals hij reeds elk
jaar gedaan had, op den »zorgwekkenden
toestand" en verlangde een »geheele reor
ganisatie der gemeente-huishouding" en
de heer Heemskerk uitte de gedenkwaar
dige meening, dat de gemeente met snelle
schreden naar den afgrond ging.
In 1893 trad mr. Treub als wethouder
van financiën op en toen wist men dat
aan de reorganisatie der gemeente-huis
houding de hand zou worden geslagen.
Het liep hem mee, want hij kon over dat
jaar op een batig saldo van f 520,200
wijzen; dit ging over 1894 weer terug tot
?350,900, steeg over 1895 inmiddels
was mr. v. Leeuwen wethouder geworden
tot ?792,700, daalde over 1896 tot ?168,600,
stijgt over 1897 weer tot ? 557,800, klimt
over 1898 tot ? 775,100, om thans over
1899 het record met ? 204,100 te slaan
en ons over het millioen te brengen.
Bovendien zijn de behoeften enorm ge
stegen ; wees de begrooting voor 1893 een
eindcijfer aan van ? 13,299,911, thans is
de raming voor 1901 ruim elf millioen
hooger.
* *
.*
Er is ons, toen wij bij gelegenheid eens
op dit groot batig saldo der rekening van
1899 wezen, de opmerking gemaakt, dat
dit streven om een steeds klimmend batig
slot te erlangen, wel eens kon geschied
zijn ten koste van uitgaven die noodwen
dig hadden moeten gedaan worden. Nu
heeft zeker nooit een rekening en nooit
een begroeting de stadsdmkkerij verlaten,
4ie zóó duidelijk en zóó helder toegelicht
waren en dan zien we reeds dadelijk in
de rekening dat het batig saldo wordt
gevormd door ? 640,359 aan meerdere
?ontvangsten, en ,? 368,87®aan mindere
wvtg&ven, dan wae geraamd.
Die meerdere ontvangsten werden voor
namelijk verkregen door hoogere opbreng
sten der inkomsten van gemeente-eigen
dommen en bezittingen >(? $1,1.75), aoor
groot-ere opbrengst van belastingen en
hefifingen >(?361^054) en door ruimere ont
vangsten van verschillenden aard en toe
vallige baten (? 156,143), aoodat de
meer?dere ontvangsten voor ruim vestig procent
'deel hebben aan het batig saldo. In de
'toelichting van hun begrooting wijzen B.
?en W. er terecht op, dat die meerdere
ontvangsten, vooral de hoogere opbrengst
der verschillende directe belastingen, dan
geraamd was, bewijzen, dat 4n 18H9 de
algemeene welvaart onzer gemeente niet is
v&r/mmderd.
Wanneer we nu de mindere uitgaven
nagaan, dan zien we dat op de «kosten
van het huishoudelijk bestuur" ,? 4270 is
bezuinigd. Dit loopt over verschillende
posten, waarvan de grootste is ongeveer
? 1400 aan licht en brandstoffen, iets dat
toch naar zuinigheid ten stadhuize
heenwijst. De kosten der invordering van de
plaatselijke belastingen zijn ? 9099 min
der, welke post ook niet aantoont, dat
men dingen zou hebben nagelaten, welke
men moest doen. 'Qp de «kosten van on
derhoud van gemeente-eigendommen" is
f 57,486 bezuinigd en dit cijfer drukt
vooral op de post «bestrating", waarop
ruim ? 40;000 is uitgespaard. Nu is er
in den raad altijd geklaagd, dat onze be
strating zoo duur was. Zuinigheid stond
daar dus OJD den voorgrond. Be vraag -is
echter of met die bezuiniging hetzelfde iis
bereikt, wat men bij de opmaking der
begrootcng ziek voorstelde en het komt onc
>voor dat bij het nazien der rekening da
romtreBt wel «en;g iicht gevraagd en ge
schonken kan worden. In ieder geval zou
&an het batig saldo zeer weinig .worden
a%edaan, indiea men aanneemt dat de
w-erkzaatiheden, hoewel noodig, ter wille
vaa ,het batig saido niet zouden zijn
verricl&t.
Dat politie en brandweer ? 17,036, de
plaatselijke gezondheidspolitie ?22,701, het
onderwijs ?75,680 minde/r hebben gekost
dan geraamd was, wijst toch alleen maar
heen naar zuinigheid in deze takken vaa
dienst. Het is niet te denken, dat de
verschillende administraties zich het
noodige zouden hebben onthouden, ter wille
van het batig saldo.
Waar er nu verder op de kosten van
bet armwezen, op de rente en aflossingen,
de pensioenen en andere kleine uitgaven
nog ongeveer f 180,000 is gespaard, zal
toch wel niet daaraan liggen, dat men
niet uitgaf wat men moest uitgeven. Zoo
was de bijdrage voor het pensioenfonds
geraamd op ? 357;850 en is gestort
?326,918, dat natuurlijk een buitenkansje is.
Maar nogmaals, wanneer we de veertig
jercent van het batig saldo die verkregen
zijn door de mindere uitgaven, van nabij
)ezien, dan wijzen deze wel heen naar
een gepaste zuinigheid en een paar me
vallertjes, maar niet naar een streven om
door het niet-uitgeven van het noodige
mcête werken aan het scheppen van een
»root batig saldo, dat suggereerend zou
werken op de gemeenteraadsleden. 1)S
* *
*
bedrag der uitgaven aan van ?1,042,639
dan die van 1900. Zeker geen kleinig
heid ! Om dat bedrag te dekken wordt
in de eerste plaats genomen de ? 234,100,
welke het batig saldo hooger is dan het
vorig jaar en in de tweede plaats rekenen
B. en W. op ? 504 500 meer aan inkom
sten van gemeente-eigendommen, waar
onder thans is begrepen een bedrag van
? 420,000, aan de gemeente uit te keeren
voor rente en aflossing van de kapitalen
voor de overname enz. van de Tram
vereischt.
Uit de opcenten van 's Rijks directe
belastingen verwachten B. en W. ?48,000,
uit de eigen plaatselijke belasting ? 172,000
meer, terwijl de heffingen en ontvangsten
van verschillenden aard nog ruim ? 138,000
meer aanwijzen.
Naar men wil, zal de heer Heemskerk
candidaat gesteld worden voor de bestaande
vacature in de gemeenteraad in district
VII. Wij hopen met het oog op zijn bij
zondere kundigheden, reeds vroeger als
raadslid getoond, en zijn voorliefde voor
de hoofdstad, dat hij zal gekozen worden;
vooral, omdat wij dan gaarne uit zijn
mond zouden willen hooren, wat hij thans
denkt van den afgrond, waarheen volgens
hem in 1892 de gemeente met snelle
schreden ging.
De reorganisatie der gemeente-huishou
ding in haar verschillende takken van
beheer werd door kundige mannen met
flinke hand aangepakt, nieuwe banen,
welke voerden tot nieuwe hulpbronnen,
werden betreden en, hoewel het bekend is,
dat de nieuwe richting bij 0,11e leden van
het Dagelijksch Bestuur geen onbepaalde
voorstanders vond, dient dit toch alle
hulde te worden gebracht voor den grooten
ijver en bijzondere nauwgezetheid waar
mede bet zijn nieuwe taak opvatte en
de besluiten van den gemeenteraad, vaak
onder zooveel strijd genomen, heeft uit
gevoerd.
En de gemeentebedrijven, zal men vragen.
Zoowel de rekening van 1899 als de be
grooting >van 1901 bevatten nauwkeurige
bedrijfsrekeningen, balansen en begrootin
gen der ontvangsten en uitgaven met
toelichtingen van alle gemeentebedrijven.
Wie het lust kan alles in de
bijzonderbieden nagaan. Wij zouden te uitvoerig
?worden, indien wij dit deden. Wel kunnen
wij mededeelen. dat, volgens de begrooting,
'de vier genaaste bedrijven, - de telefoon,
de waterleidingen, de gasfabrieken en de
?tram in 1901 aan de gemeente zullen op
brengen ? £,£95,440, waar-van /'3j085,440
moet dienen vour rente en aflossingen van
voor die bedrijven aangegane
geldleeningen en ? 810)000 in de schatkist der ge
meente voor haar bemoeiingen zal worden
gestort. Voegt men hier nu bij dat, niet
tegenstaande de zeer groote uitbreiding
der gemeente, de verlichting voor 1901
? 36,500 minder is geraamd dan voor 1&9.7,
toen wij nog onder het imperialistisch
regime leefden, dan zal men wel willen
bekennen, dat waar het gas voor de
burgerij twee «centen is afgeslagen en
bovendien de mwntgasmeters zijn ingevoerd,
n de gemeente, die een retributie ont
vangt ;van ? 575)000, n de burgerij
voorloopig .over de naasting der gasfabrieken
nog niet te klagen hebben.
De A. O. M. gaf in 1897 een retributie.
van f v,2;~83; thans ontvangt de gemeente
? 81,000 .voor haar bemoeiingen, maar de
zoo lang verbeide en zoo warm gevraagde
lijnen door buurt Y Y .en door fcet Van
.Lennepkwartier zijn onmiddelijk aangelegd
.en de elecferische tram saort, nog altijd
?tot verbazing van honderden toeschouwers,
van het Leidscheplein naar de
Zoiitkeetsgtacht als de voorloopater .der groote din
gen, die zullen komen.
Over de telefoon behoeven we niet te
spreken. De vroegere stekelnntige oppo
sitie is verdwenen en de directie kan
nauwelijks aan de aanvragen om aanslui
tingen voldoen.. Alle pogingen worden
aangewend om de waterleidingen ook aaa
haar doel te doen beantwoorden eii terecht
merkte de Wethouder v. Leeuwen op,
toen in de warme dagen vaa den afge
loopen zomer B. en W. werden geïnter
pelleerd over het watergebrek: »men zou
nog wat anders gezien hebben, indien de
toestand van vroeger nog had bestaan."
Niet n groote stad van Europa die niet
te worstelen heeft met haar drinkwater
voorziening.
* *
*
De begrooting voor 1901 wijsteen hoog*r
//Wij meenen," schrijven B. en W. in de
toelichting der begrooticg, ,,ois te moeten ont
houden van uitvoerige beschouwingen omtrent
den fiuancieelen toestand der GemeeLte. Uiterst
gevaarlijk toch. is het thans reeds voorsteUirgen
te wagen omtrent de vermoedelijke resultaten
van het volgende dienstjaar.
Hoe de algemeene fficonomische toestanden,
die ook op de financiën onzer Gemeente van
groeten invloed zijn, zich weder zullen
ontwikkezen valt nu niet te zeggen. Wij wenschen
ons dan ock te beperken tot de opmerking,
dat de resultaten van het afge'oopen dienstjaar
onze verwachtingen hebben overtroffen en onze
taak hebben vergemakkelijkt om deze begrooting
sluitende te maken."
Ook voorleden jaar verheugden B. en
W. zich in het «buitengewoon hooge saldo"
? 217,000 meer dan dat der vorige reke
ning en schreven dit ook wel toe aan de
omstandigheid dat de gemeentelijke huis
houding minder had gekost, dan daarvoor
beschikbaar was gesteld, maar voor het
grootste gedeelte «aan het ruimer vloeien
der inkomsten, dan waarop men bij het
opmaken der begrooting voor 1808 had
durven rekenen.'" Er is dus een crescendo
in de batige saldo's, voor het grootste
gedeelte te danken aan het ruimer vloeien
der middelen.
Als voorzichtige financiers en lettende
op de omstandigheden van politieken en
oeconomischen aard, »die zeer zeker in
staat zijn haren invloed op de geldmid
delen der Gemeente te doen gevoelen'',
hebben B. en W. het toch raadzaam geacht
»ten einde voor teleurstellingen gevrijwaard
te worden", om de ramingen der verschil
lende ontvangsten met voorzichtigheid te
doen geschieden.
Dit is zeker loffelijk maar toch rijst de
vraag op, of, waar de toestand in 1892
en later een vrij aanzienlijke verhooging
der inkomstenbelasting, totdat we de 4 A
percent bereikten, met zich voerde, thans
niet overwogen kan worden of de burgerij,
ook in het belastingbiljet zal bespeuren,
dat zij, dank zij de goede zorgen van de
hoofden der afdeelingen en het niet ver
minderen der algemeene welvaart, van den
rand des afgronds is weggerukt en op
solieder grondslag staat.
Hoewel thans de tijden voorbij zijn van
het:
»Gehorchen soll man mehr als immer
Und zahien mehr als je vorher."
is het toch altijd aangenaam de per
centage der inkomstenbelasting is weer voor
1901 4^ percent gebleven ook in het
belastingbiljet te bespeuren, dat men maar
niet altijd moet boeten voor der vaderen
zonden.
Dat B. en W., al zeggen zij het niet,
zelf een ruimen kijk hebben op de dingen
der toekomst, blijkt uit de indiening eener
voordracht om ?6,500,000 beschikbaar te
stellen, ten einde geheel het bestaande
tramnet te doen inrichten voor electrische
tractie, voor dat doel een electrisch
centraalstation te doen bouwen op het terrein van
het oude Enirejot, en dit tevens te doen
dienen voor verlichting en beweegkracht
niet alleen voor eigen gebruik maar ook
voor particulieren.
Wij begroeten deze voordracht, geheel
overeenkomstig de denkbeelden ook in dit
blad meermalen verdedigd, 2) met groote
ingenomenheid en wijzen er tevens op dat
wij daartoe nooit zouden gekomen zijn,
indien de raad was blijven toestaan dat
de A. O. M. nog langer haar groote divi
denden aan de aandeelhouders had uit
betaald, maar het komt ons voor dat
dergelijke plannen, waarvan de rentabili
teit de voordracht bovendien wordt aan
gewezen, voor de toekomst in het algemeen,
van geen invloed .mogen zijn op de «voor
zichtigheid' waarmee een begrooting wordt
opgemaakt. Het huidige geslacht zou dan
maar altijd moeten betalen totdat eindelijk
nagenoeg wiskunstig vast stond, dat elke
afgrond was gedempt en de gemeente op
den meest vasten bodem stond.
Wanneer men nagaat dat alle leeningen
voor de genaaste bedrijven op vrij korten
itermijn moeten worden afgelost die voor
de gasfabrieken o. a. in dertig jaren tijds
dan zal men zien, dat voor het vol
gende geslacht in deze niet veel meer te
doen zal overblijven. Het is waar die aflos
singen komen uit het bedrijf, maar zij
worden toek door het huidige geslacht
betaald, en waar het nu daarom niet
mogelijk is goedkooper gas te branden,
voor een lager tarief te trammen of minder
aan telefoon en waterleiding te betalen,
daar zou het der belastingbetalende bur
gerij door verlaging der percentage van
de inkomstenbelasting kunnen getoond
worden dat de magere jaren voorbij zijn
en de rneer welgedane beginnen aan te
breken.
Waar B. en W. voorleden jaar het saldo
van ?775.100 reeds buitengewoon hoog
noemden, welke qualificatie moeten zij dan
wel geven aan een saldo van meer dan
n millioen?
Thans spreken zij echter maar van een
groot batig saldo". B. en W. beginnen
oogenschijnlijk aan groote cijfers te ge
wennen.
Dit neemt echter niet weg, dat de pes
simisten en alarmisten in en buiten den
Raad, die de plannen der jongeren, sinds
1888 ontwikkeld, met zooveel wantrouwen
en vaak met hoongelach begroetten, voor
het oogenblik er het zwijgen toe kunnen
doen. De «democratie" mocht, volgens
sommigen, door het wassende aantal amb
tenaren, door »het fonctionarisnae" bedreigd
worden, nog nooit zijn een rekening en een
begrooting op meer democratische wijze
opgemaakt dan de rekening van 1899 en
de begrooting van 1901, omdat niet alleen
de Raad maar geheel de burgerij, indien
deze laatste zich de moeite wil getroosten
om haar na te zien, een juist overzicht
kan krijgen van het beheer van de
verschillende takken van dienst en van
de bedrijven der gemeente.
En wie er een blik in slaat zal met
eenige studie ai zeer spoedig bespeuren,
dat alle pessimistische en alarmistische
beschouwingen en voorspellingen der man
nen van het particulier initiatief tot nu
toe nog geen steek houden of zijn uitge
komen, maar dat de nieuwe aëra van ons
gemeentelijk beheer, hoewel dit nog onder
zeer moeilijke omstandigheden verkeert,
reeds uitkomsten heeft geleverd, die tot
blijdschap stemmen en voor de toekomst
het beste doen hopen.
Laten wij de mannen danken, die deze
aëra, vaak onder veel miskenning, hebben
voorbereid.
SECANS.
1) Natuurlijk dat de bijdrage van htt Rijk
in de kos'e.i der gemeentehuishouding over
1899 (? 2,357,019) mede heeft gewerkt tot htt
vormen van het groot batig saldo.
De desbetreffende wet dagteekent van 24 Mei
1897, zoodat deze bijdrage eerst over htt jaar
1898 is genoten.
Volgens de begrooting van 1897 was het
aandeel in de opbrengst der Rijksbelastingen
op bet personeel ? 1,233,500 en zouden de
opcenten op de hoofdsom der belasting op het
personeel, welke in 1S99 ? l 077,279 opbrachten,
opleveren een bedrag van / 1,340 000. Voegt
men nu het verschil van deze beide laatste
cijfers (? 268,721) bij bovengenoemd cijfer van
? l 238,500, dan verkrijgt men een totaal van
/ ],502,224. Trekt men dit cijtVr van de
subsidie van het Rijk af, dan zal men zien dat
de gemeentekas bij de wet van 1897 feitelijk
slechts ongeveer 8y2 t^n bate voud.
Deze berekening gaat ook nog eenigszins mank,
want door de toename der bevolking en de
uitbreidirg der gemeente zouden thans de op
centen en het vroegere aandeel in de opbrengst
der Rijksbelastfogen op het, personeel vrij wat
meer bedragen, dan voor 1897 werd geraamd,
waardoor bovengenoemd laatste totaal ook vrij
wat grooter zou worden en de eigenlijke bate
dus nog minder.
2) Sinds wij dit schreven, is er van de hand
van de heer A. Roelvink, commissaris van de
maatschappij Electra, et u. brochure v<rschenen,
getiteld De Gemeente Amsterdam en De
Blectriciteit." Hit ware beter geweest dat de titel
had geluid: «De gemeente Amsterdam en het
leveren van electrisch licht;" daarom toch alleen
gaat bet. De beer Roelviuk, die i aar een
zetel in den gemeenteraad dingt, verwijt den
Dincteur van het Gemeeuttlijk Electrisch be
drijf dat hij geen rekening hield met de con
currentie, welke Electra aan de gemeente kan
aatdoep, waardoor deze, wordt de voordracht
zooals zij daar ligt, ouv< randerd aangenomen en
uitgevoerd, met verlies zal moeten werken; waLt
een tarieveaoorlog ten kobte dir Gemetnttkab"
zal daarvan het gevolg wezen!
De Electra zal toch, dal k zij de welwillend
heid van baar aandeelhouders en de offervaar
digheid van hatr obligatithouders die
tarievenoorlog tot 1918, wanneer de concessie eindigt,
kunnen volhouden.
Hoewel wij nu niet, waar het noodig is de
middelen voor dezen tarievenoorlog te
verschsfferj, zulk een goeden kijk hebben op de
btlaogloosteid en onbaatzuchtigheid van aandeel
houders en obügatiehouders als de heer Roel
vink, die meer met zulk slag van menschen
omgaat dan wij, is het wel zeker dat Etectra
last aan de gemeente zal kunnen bezorgen. De
moraal van een en ander is ook weer in dit
geval, dat de raad ia 1890 nooit concessie aan
Electra verleenen, maar zelf de zaak ter hand
had moeten nemen.
De Reorganisatie onzer Landmacht,
door W. M. ENGELBEETS.
Bij den uitgever L. J. Veen te Amsterdam
heeft van de hand van den heer Engelberts
eene brochure het licht gezien getiteld
»De Reorganisatie onzer Landmacht".
Schrijver behandelt daarin de wetsont
werpen tot regeling van de zamenstelling
der landmacht en tot nadere wijziging en
aanvulling van de wet betrekkelijk de
Nationale Militie en van daarmede in
verband staande wetten. Schrijver stelt
zich op een bij uitstek practisch standpunt
fn gaat na of met de personeele en
financiëele offers welke de regeering voor
de landsdefensie noodig acht, datgene is
bereikt hetgeen men op goede gronden
had mogen verwachten.
Een volmondig »neen" is hierop het
antwoord, en nieuwe ontwerpen worden
ter overweging aangeboden.
* *
*
De groote fout onzer defensie is haar
tweeledige grondslag. Het ministerie van
marine aanvaart het beginsel van een
hardnekkige verdediging van het lini
ncomplex genaamd de vesting Holland,
terwijl de minister van oorlog in 1899
verklaart, dat de stelling van Amsterdam
het zwaartepunt der verdediging is, alzoo
geheel iets anders, en in de memorie van