Historisch Archief 1877-1940
l -fit!*,"
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D.
No. 1213 r
aantal Standaardlezera nog maar slecht
te spreken. En toch, ook de pokziekte is
een »dood-dreigende" plage, waartegen God
xeJf ons tot verweer en principieele
bestrgding oproept.
Examens en de marechaussee.
Dat we in een tijd van examens, van
wikken en wegen leven, heeft; menigeen
voor ons al zoo vaak gezegd n bewezen,
dat het onnoodig is het te herhalen. Dat
die examen-manie voert tot nog meerdere
examens is een noodzakelijk gevolg en wij
zien dan ook reeds hoe aanstaande kinder
meiden geëxamineerd worden door eene
?speciale commis'sie", aanstaande
'koddebeiers gewikt en gewogen worden door eene
commissie van wege het Bsstuur van den
Nederlandschen Politiebond.
Brevetten worden uitgegeven en... men
heeft waarborgen, dat de sollicitant, bezitter
Tan dien schat, de noodige bekwaamheid
heeft voor de betrekking. Want het is een
fcetcjfs van bekwaamheid, zoo staat er met
vette letters op het brevet gedrukt, uitge
reikt aan hem, omdat «hij aan de gestelde
eischen voldeed".
Wrj hebben dus «bekwame kindenneiden
en «bekwame" veldwachters in spe, waarvan
het gevolg zal zgn dat onze baby's met
«bekwame" hand zullen worden opgevoed
CD onze dieven, moordenaars enz. in het
vervolg met «bekwamen spoed", pardon,
door bekwame handen zullen worden ge
arresteerd, als ten minste arrestatie volgt.
En, daaraan valt niet meer te twijfelen,
wanneer we «bekwame" politieagenten,
speurders, koddebeiers en marechaussees
hebben. .
Bij het wapen der marechaussee, of eigen
lijk, «KoninklijkeWapen der Marechaussee"
bestaat reeds sedert jaren een examen, waar
aan ieder voldoen moet, wil hij den rang
van brigadier er'angen. Heeft hij eenmaal
de zilveren strepen, dan kan hij zonder
verderen vuurproef opklimmen tot wacht
meester.
Wij weten niet of het bestuur van den
Nederlandschen Politiebond, vóór het tot
het instellen van een examen voor aanstaan
de politieagenten besloot, omtrent een en
ander informaties heeft ingewonnen bij het
«Koninklijke Wapen". Is dit wel het ge
val geweest, is genoemd bestuur met de
inrichting, de resultaten van dat examen
bekend, dan moet het zeker tot de conclusie
komen, dat dit onderzoek al zeer weinig
waarborg geeft omtrent de bekwaamheid
van den persoon, die »met goed gevolg"
zich daaiaan onderwierp.
Behoudens enkele uitzonderingen is het
met de intellectueele ontwikkeling van die
gegradueerden treurig gesteld, terwijl de
Nederlandsche Regeering notabene aan die
brigadiers de bevoegdheid geeft van
Hulp-officier van Justitie!
Aan de marechaussees kan men daarvan
geen schuld wijten, want hoe wordt men
gewoonlijk lid van het Koninklijk Wapen ?
half militair, half politie en daarom hoe
hoog als politiecorps ook door Regeering
en Kamer geroemd door zijne tweeslach
tigheid niet een politiecorps, veel minder
nog een korps, dat de Justitie van dienat
kan zijn.
Het korps heet politie, maar is geheel
geschoeid op militaire wijze, zoodat het
vaak aan tact ontbreekt als politie op te
treden. Vandaar ook dat er commissarissen
van politie zijn, die als zij versterking
van politie noodig hebben deze van de
Rijksveldwacht aanvragen, wijl zij in geen
geval marechaussee willen requireeren, al
is eene brigade van dat wapen in ds plaats
hunner inwoning gevestigd. Een onzer
burgemeesters, een man die bekend staat
als autoriteit op het gebied van politie,
schreef dan ook in een blad: »de waarde
van het wapen der marechaussee is ge
legen in de... paarden!"
Bij dat corps wordt dan »examen afge
legd" voor brigadier. De examinandus
studeert daarvoor en stampt zoo goed
mogelijk de artikelen van het Wetboek van
Strafrecht en een gedeelte van die van het
Wetboek van Strafvordering in het hoofd,
wel wetende, dat de examen-commissie
daaraan groote waarde hecht.
Nu zou men wanen, dat waar het een
examen geldt, dat bevoegdheid en macht van
«hulpofficier van Justitie," geeft de examen
commissie voor het grootste deel bestaat uit
ambtenaren der justitie, met name ambte
naren van het Openbaar Ministerie.
Geen kwestie van! De examen-commissie
bestaat uitsluitend uit officieren van het
wapen der marechaussee, zoodat militairen
beoordeelen of iemand geschikt, althans
bevoegd is, om op te treden als hulp-officier
van justitie! Het is al te gek!
Tal van onze leden der Tweede Kamer,
die met dat lidmaatschap ook nog eene
betrekking bij de justitie bekleeden (Mr.
Smeenge kreeg bij zijn afscheid als kanton
rechter te Hoogeveen zelfs eene fotografie
van de brigade marechaussee aldaar als
souvenir), moeten met dezen toestand bekend
zijn en toch, men wijst er niet op, dat daarin
verandering moet worden gebracht.
Dat deze toestand soms «hulp-officieren
van Justitie" schept, over wiens handelwijze
men vaak de schouders ophaalt, is te be
grijpen. Het is nog niet lang geleden, dat
een dezer hulp-officieren in een café, ten
aanhoore van een groot publiek, beweerde
en hij wist het, want hij was brigadier
hulp-officier van Justitie en daarvoor had
hy examen gedaan! dat een officier van
Justitie dan alleen van een vonnis der
rechtbank in hooger beroep kon gaan,
wanneer een beschuldigde, tegen wien door
het O. M. straf gerequireerd was, door de
rechtbank werd vrijgesproken. Gelukkig
was er iemand in het gezelschap, die in
dezen van ondervinding kon spreken. Hij
was te Assen veroordeeld en het O. M. was
toch in hooger beroep gegaan. Waar der
gelijke feiten we zouden bijna zeggen
dagelijks bij onze Justitie voorkomen, daar
is Tiet toch wel wat al te kras, dat een
geëxamineerd hulp-officier van Justitie, die
eel uitmaakt van het Koninklijk Wapen
der marechaussee, daarmee onbekend is.
«Gebrek aan vakkennis" zou een timmerman
zeggen «maar bij geëxamineerden komt
het verstand vaak met het ambt."
Doch deze brigadier maakte daarop een
uitzondering, want hij draagt de zilveren
strepen al zes jaren!
Het tegenwoordige Engelsche Parlement
ia in 1895 voor den tijd van zeven jaren
verkozen en zou dus eerst in 1902 zijn
natuurlijken dood sterven. Nu behoort
het wel tot de uitzonderingen, dat een
uit algemeene verkiezingen voortgekomen
Parlement zijn geheelen tijd uitdient, maar
gewoonlijk, worden de nieuwe verkiezingen
eerst uitgeschreven in het laatste jaar,
waarover het mandaat der afgevaardigden
zich uitstrekt. De regeering heeft zich
dus bijzonder gehaast, en daar zij in het
tegenwoordige Parlement over eene aan
zienlijke meerderheid beschikt en geen
enkel votum van eenige beteekenis wijst
op een ontrouw worden van die meerder
heid, ligt de: conclusie voor de hand,
dat' zij thans het tijdstip voor de verkie
zingen bij uitstek gunstig acht en er vast
op rekent, hare meerderheid' nog te ver
meerderen en zich dus voor eene nieuwe
legistatuurperiode de macht te verzekeren.
Er waait over gan^ch Engeland een
imperialistische wind. De beide
ZuidAfrikaansche Republieken zijn geannex
eerd, voorloopig wel is waar nog slechts
op het papier, maar toch wordt de geweld
dadige, buiten Engeland zeggen wij allen :
misdadige vernietiging van de zelfstandig
heid dier beide Staten reeds door bijna
alle Engelschen als een voldongen feit
beschouwd. Zelfs onder de tegenstanders
van het tegenwoordige kabinet geven de
meeSten toe: «de annexatie is onherroe
pelijk."
Zoo nog onlangs de heer Asquith. Als
liberaal betreurt hij het. dat de financieele
politiek, de binnenlandsche wetgeving, de
sociale hervormingen, de onvervulde be
loften van 1895, het afkeurenswaardig
gebruik maken van het nationaal ver
mogen in het belang van enkele klassen
en bevoorrechte kringen, ja zelfs de meer
dan gerechtvaardigde bezwaren tegen de
organisatie en de leiding van den
jongsten oorlog, op den achtergrond moeten
treden voor. de exploitatie van de
»patriottische koorts" door de conservatieve re
geering. Maar toch zegt hij: »de annexa
tie is onherroepelijk'1, ongetwijfeld om
bij voorbaat te ontzenuwen het verwijt
zijner politieke tegenstanders, dat hij en
zijne vrienden geen goede patriotten zou
den zijn.
De heer Asquith spreekt van een patri
ottische koorts, en niet ten onrechte. Want
koorts is een ziekteverschijnsel, een ver
storing van den normalen toestand. EQ
een krachtig volk als het Engelsche, zal
vroeger of later weer van die koorts ge
nezen.
Maar wanneer? Dat is de vraag, en de
regeering wil blijkbaar het zekere voor
het onzekere nemen. Zij weet, dat, zij binnen
enkele maanden zal moeten overgaan tot
eene zeer onaangename, maar onvermij
delijke mededeeling, welke de
koortstemperatuur van den patiënt zeer zeker eenige
graden zal doen dalen: zij zal met de
onkosten-rekening voor den dag moeten
komen, en het zal dan blijken, dat de
raming verre, zeer verre overschreden is.
Vóórdat voor haar dit omineuse quart
d'heure de lïabelais aanbreekt, wil zij zich
zooveel mogelijk veilig stellen. Daarom
moeten de verkiezingen onverwijld plaats
hebben. Het nieuwe Parlement behoeft
eerst tegen Februari te worden bijeenge
roepen ; in de voorafgaande maanden hoopt
de regeering de toestanden in Zuid-Afrika
zoodanig te hebben geconsolideerd, dat zij
althans met een schijn van recht kan
spreken van aanwinsten, welke eenigszins
opwegen tegen de ontzaglijke opofferingen
in geld en bloed, die de Engelsche natie
zich bij de vervulling eener zoo weinig
eervolle taak heeft moeten laten welge
vallen.
Maar er is nog meer, dat de regeering
tot spoed drijft. Zij wil aan de stemming,
waarvan het resultaat vooruit bekend is,
eene sanctie ontleenen voor haar daden,
voor haar gebrek aan goede trouw in hare
houding tegenover de republieken, voor
de grenzenlooze lichtvaardigheid, die haar
eene reeks van bloedige nederlagen be
zorgde. Zij weet zeer goed, dat de ver
kiezingen, onder de gegeven omstandig
heden, haar nooit een bul of indemnüy
kunnen geven. Het Engelsche volk is niet
zoo gewetenloos als enkele van de mannen,
die in het Kabinet den toon aangeven en,
gesteund door niet nader aan te duiden
relatiën in hofkringen en financieele
kringen, het vertrouwen der hoogbejaarde
koningin misbruiken. Alaar datzelfde volk
zal zich waarschijnlijk laten vinden voor
een votum, dat beteekent: »Laat ons van
deze onaangename zaak maar zoo weinig
mogelijk meerhooren! Schwamm d'riiber!"
Zooals men weet, hebben in Engeland
de verkiezingen niet in het geheele rijk
op dezelfde data plaats. Er zijn namelijk
daar te lande nog een aantal personen,
die in strijd met alle begrippen van recht
en billijkheid, het kiesrecht in meer dan
n district uitoefenen, en die aan dit
»recht" niets zouden hebben, wanneer zij
niet gedurende eenige dagen nu hier, dan
daar konden gaan stemmen. De verkie
zingen zullen waarschijnlijk op l October
aanvangen en eerst veertien dagen later
geëindigd zijn.
In dien tusschentijd zal nog wel het
een en ander geschieden om de patriot
tische koorts niet te doen afnemen. Bij
voorbeeld de ontvangst van vertegenwoor
digers der koloniale hulptroepen door de
Koningin en de uitreiking van vaandels
aan deze vaderlandsverdedigers. Mogelijk
ook wel de triomfantelijke terugkeer van
Lord Roberts, wien het waarschijnlijk
hoogst aangenaam zal zijn, te worden ont
heven van de minder aangename en min
der eervolle besognes, die hem in den
laatsten tijd zijn opgedragen.
Zeker is het, dat de lezing der
verkiezings-speeches voor de vrienden van de
Boeren en van hunne goede zaak eene
allesbehalve verkwikkelijke zal zijn.
De Katoencrisis.
De ontzettende ' orkaan in Texas, die
mede een belangrijk deel van den
katoenoogst in Amerika vernietigde, kon op geen
noodlottiger tijdstip voorkomen ; al sedert
eenige weken ondergaat de katoennijverheid
opnieuw een zeer ernstige crisis. Het be
drijvige Laccashire in Engeland, waarover
de ellende zoo dikwerf is neergestreken,
zal wel de meeste redenen hebben om over
de ramp in Amerika te weeklagen.
Tengevolge van de duurte en schaarste
in ruw katoen, hebben spinfabrikanten al
sinds weken halvo dagen laten arbeiden.
En thans, nadat Vrijdag 7 Sspt. de
fabrikantenvereenigingen, téManchester verga
derd, het besluit namen, gedurende eenigen
tijd geen ruw katoen te koopen en de
fabrieken, zoo noodig te sluiten, zijn dui
zenden werklieden geheel buiten verdienste
geplaatst. Hunne vakvereenigingen zullen
hen de eerste weken voor ellende kunnen
vrijwaren; doch daar, naar verschijnselen
te oordeelen, de crisis niet zoo spoedig
voorbij zal zijn en het aantal werkloozen
mot den dag schrikbarend toeneemt, zal
de nood in duizende nijvere gezinnen hard
en smartelijk gevoeld worden.
Deze crisis is ten deele een gevolg van
den slechten oogst in het (31 Aug.) afge
loopen seizoen, naast een verhoogde vraag
naar ruwe katoari; en ten deele van dien
jammerlijken speculatiegeest, die een logisch
gevolg van deze sociale orde van zaken
schijnt te zijn.
Volgens de Financial Chronicle van Ame
rika (ik ontleen mijne mededeelingen voor
namelijk aan een aantal verslagen van de
Standard) bedroeg de totale opbrengst van
ruw katoen in dit afgeloopen seizoen
9439559 balen met een totaal gewicht van
1751,029.038 ponden; tegenover 11,235.383
balen met een totaal ge wicht van 5,765,320,339
ponden in hetseizosn daaraan voorafgaande.
Van de totaal-opbrengst namen de
Amerikaansohe spinners in het afgeloopen seizoen
3,792,618 balen, wat eene belangrijke ver
meerdering is, vergeleken met de vooraf
gaande jaren, dank zij den groei van de
katoennijverheid in de Zuidelijke Staten.
De uitvoer was in het afgeloopen seizoen
6012,246 balen. Doch, ondanks den ver
minderden uitvoer, veroorzaakten de ge
ringere oogst en grootere afname in
Amerika eene daling in den stapel-voorraad
slechts 88,030 balen, tegen 392,280 vorig
seizoen), hetgeen veel van de onrust en de
ellende heeft teweeggebracht. De Lancashira
fabrikanten zijn Jarig nalatig gebleven in
het doen van vooruitbestellingen, ook uit
een oogpunt van speculatie, en doordien
een betere oogst verwacht werd; met het
gevolg, dat, toen de schaarschheid van ruw
katoen bekend werd, de markt in Li verpool,
door buitengewone vraag, ongewoon opge
jaagd werd. Week aan week, ja, dag aan
dag, zag men de prijken stijgen, zoodat
deze nu al meer dan 100 pCt. hooger zijn,
dan ze in jaren waren. In het bijzonder
slechte jaar 1810, stegen ze tot 7'/j stui
vers het pond; thans zullen ze klimmen,
ondanks de scherpe actie van de
fabrikanteiivereeni^ingen, boven 8 stuivers.
Een aantal fabrikanten hebben voor de
levering van stukgoederen en garens con
tracten gesloten, doch zijn onvoorzichtig
genoeg geweest, zich niet intijds van ruw
katoen te voorzien; en zij moeten nu, om
aan hunne verplichtingen te voldoen, nolens
valens eiken prijs betalen, die finantieele
speculanten hun weten te doen betalen.
Een aantal dezer fabrikanten gaan onver
mijdelijk, al werkende, hun ondergang
tegemoet. Want, behalve hoog in prijs, is
het katoen, thans op de markt, zóó slecht,
dat de werklieden steen en been klagen en
hun een extra tarief voor de slechte grond
stof is toegezegd moeten worden. Katoen,
dat in Aug. '99 met 3% stuivers per pond
al duur betaald heette, moest gisteren met
7% betaald worden. En het staat te bezien,
of de fabrikanten er in slagen zullen, door
negatie de markt krachtig te drukken en
eenige finantieele ondernemers schaaktnat
te zetten.
Zooals ik zeide, is deze crisis mede een
gevolg van een »truc" van «money makers".
Een correspondent van de Standard schrijft
daaromtrent het volgende:
»De geschiedenis van de Liverpoolsche
katoenmarkt gedurende eenige der vorige
maanden, is in sommige opzichten roman
tisch (? v. d. V.). Het blijkt dat, terwijl veel
van de buitengewone en aanhoudende ver
hooging der prijzen van ruw katoen aan
de natuurlijke oorzaak van gering aanbod
toe te schiijven is, de verhooging ook voor
een zeer belangrijk deel het gevolg is van
een vermetele handel van een kleine cóterie
van speculateurs op de markt. Deze, meest
jonge lieden, kwamen, na den feitelijken
toestand bestudeerd te hebben, tot de con
clusie, dat een belangrijke val in het aanbod
niet uitblijven kon en besloten de markt
te bewerken. Hun voornemen was niet
geheel geheim gebleven en werd, eenmaal
uitgelekt, door de grootere financieele huizen
fel bestreden. En sinds dien gebeurde, wat
in vele opzichten het karakter van een
regelmatig duel droeg. Het is bekend, dat
de grootere huizen herhaalde malen de
kleine groep den ondergang nabij had
gebracht, doch telkens kwam, de eene om
standigheid na den andere, het laatst het
onheil in Texas, de jongeren in het kritiek
oogenblik ter hulpe, zoodat zij, tot op dit
oogenblik, den markt wisten in te sluiten."
Honderdduizenden guldens zijn hun door
deze «financieele operatie" in de zakken
gevloeid, en niet weinig hebben zij er toe
bijgedragen het verzet op te wekken bij de
spinners-fabrikanten, om gedurende eenige
weken geen Amerikaansch katoen te koopen.
Waarlijk, wanneer wij bedenken, dat
zoo'n »tinantieele operatie" over duizenden
gesinneu namelooze ellende uitstort, verliest
zij voor ons al het «romantische". Doch,
de fabrikanten kunnen moeilijk daarover
verontwaardigd zijn, waar zij zoo dikwerf'
zelf zulke «operaties" op de handelsmarkt
uitvoeren. Het is een gevecht van kapjtaal
tegen kapitaal, waarbij enkele kapitalisten
menigmaal ten gronde gericht worden,
doch waarbij de werklieden, helaas, altijd
het loodje leggen.
_Het comitévan de
fabrikantenvereenigingen verzond thans een rondschrijven
aan de leden dier vereenigingen in zoover
ze Amerikaansche katoen gebruiken, met
de vraag, ons voor Vrijdag de 2lste te
willen melden, of zij genegen zijn op zijn
minst 12 dagen in October hun fabriek te
sluiten.
Een groot aantal sluit ze thans al; som
mige fabrieken zullen niet voor het begin
van December weder geopend worden. En
de verhoudingen van het verlies in Texas
van den nieuwen oogst, die toch al reeds
zoo ongunstig wordt genoemd, als met uit
zondering van het jaar 1S9C, in geen 26
jaren het geval was, en dus zeer waarschijn
lijk in opbrengst nog beneden dit slechte
jaar zal blijven, zullen op deze crisis
van grooten invloed zijn.
Alles wijst er derhalve op, dat de katoen
nijverheid een dier bange perioden zal heb
ben door te worstelen, die in het verleden
haar zoo zwaar teisterden, het bestaan der
duizenden textielbewerkers zoo geweldig
bemoeilijkten en op de maatschappelijke
welvaart zoo zwaar te drukten.
London, 14 Sept. 1900. J. K.V.D.VEER.
Sociale*
jmimimltlimMIIIIIIinttnilM
mtmiriMiflIllllltmiimHIIIIHMII
Eenip aanmerkingen omtrent liet
Ontwerp
Wontosfet,
Op het ontwerp woningwet wensch ik
slechts een paar aanmerkingen te maken.
Geheel afdoende acht ik het wetsontwerp
geenszins; de volkshuisvesting zal er slechts
matig door verbeterd kunnen worden. Wordt
het ontwerp tot wet dan kan de volks
huisvesting in dier voege veranderen, dat
er middenevenredige toestanden ontstaan
tusschen die, welke er nu zijn, en die, zooals
zij zouden kunnen worden, als er niet zoo
bizonder vele bezwaren waren te over
winnen.
Groote illusies der gevolgen van zulk
een wet moeten wij ons niet maken. Wie
ze wel mocht hebben bestudeere eens de
woningstoestanden in Engeland in verband
rnet de Engelsche wetten op de volkshuis
vesting. Laat ik slechts n zaak noemen,
die blijven zal zooals ze was: de toevoer
van lucht in de nieuwe woningen zal ten
gevolge van de wet niet verbeterd worden
d. w. z. in de kleine, nieuwe woningen zal
een benauwde.slechte atmospheer heerschen,
evenzoo slecht als in de oude krotten. De
middelen om f'rissche lucht in arbeiders
woningen te voeren zijn nog niet bestudeerd.
Toepassingen kunnen derhalve door de wet
1102 niet voorgeschreven worden.
Volkomen ben ik het daarom eens met
de woorden uit de Memorie van Toelich
ting, waar over de slechte volkshuisvesting
gezegd wordt: »de regeering maakt zich
geen oogenblik de illusie dat
regeeringsmaatregelen, zij het oo_k gesteund dooreen
krachtig particulier initiatief, voldoende
zullen zijn tot algeheele beteugeling van
het groote kwaad."
Maar ook al zal het kwaad niet met
wortel en tak worden uitgeroeid, dat het
ontwerp zeer veel goeds bevat, wordt ge
lukkig bijna algemeen erkend.
Slechts twee bezwaren heb ik tegen dit
ontwerp, welke daarop neerkomen : lo. dat
ik, in afwijking van de iii de memorie ver
kondigde ideeën, het wenschelijk acht dat
enkele minimum eischen in de wet worden
opgenomen; 2o. dat het mij wenschelijk
voorkomt artikelen voor te schrijven, waar
van het gevolg zal zijn, dat er gezonde
woningen gebouwd zullen worden, die tegen
dezelfde prijzen te huur zijn als de oude
af te breken krotten.
I.
Lange uit\veidingen over het voor en
tegen van rainimumeischen acht ik over
bodig. Slechts met n voorbeeld wil ik
de wenschelijkheid van het opnemen daar
van trachten aan te toonen. Bij artikel 4,
waarin bepaald wordt, de zaken omtrent
welke door de gemeenteraden, voorschriftten
zullen worden vastgesteld bij geheel of ge
deeltelijk te vernieuwen of nieuw te bouwen
woningen, wenschte ik b.v. opgenomen te
zien: de bedsteden, met bijvoeging dat Jtel
minimum aantal bedsteden drie moei bedragen.
Daar men de dagloonerswoningen bijna
altijd van te weinig bedsteden voorziet,
houd ik de noodzakelijkheid vol, dat daar
tegen bij de wet gewaakt worde. Ik kan
medegaan met de gedachte dat niet voor
geschreven kan worden, hoe groot, onder
de verschillende omstandigheden, die zich
over het geheele land voordoen, de woningen
moeten zijn, maar zou het een groote stap
vooruit vinden als werd vastgesteld, dat
bij den nieuwen bouw van daglooners
woningen als minimum voor iedere woning
niet minder dan drie bedsteden gesteld
werden 1), welke raen zóó zou kunnen in
richten, dat bij kleine gezinnen er n of
meer als kast dienst konden doen.
Zonder een dergelijk voorschrift wordt
omtrent de wijze van slapen bij de wet
niets geregeld. Het aantal bedsteden in
de dagloonerswoningen zal dan misschien
bepaald worden, voor een enkele gemeente,
volgens de inzichten van den gemeenteraad.
Doch daar de gemeenteraden zoo goed als
zeker over deze zaak geen bepaalde opinie
hebben, bestaat de meeste kans dat het
bedstedenvcaagstuk onaangeroerd zal blijven.
Het treurige gevolg zal zijn: dat in
woningen met slechts n bedstede weldra
4 of 6 personen moeten slapen. Er is geen
middel dit tegen te gaan dan door het
stellen van minimumeischen.
Artikel 3 van het ontwerp-woningwet
schrijft voor: »de eischen omtrent de ruimte
der vertrekken in verband met het aantal
der bewoners blijven buiten toepassing ten
aanzien van woningen, waarin de over
schrijding het gevolg is van vermeerdering
door geboorte of' samenwoning van leden
van eenzelfde gezin."
Nemen wij nu het volgende, vaak voor
komende, geval. Een paar jonggetrouwde
lieden gaat een woning betrekken juist
1) Wie voor ziehzelven een huis bouwt
is daar natuurlijk van vrijgesteld.
groot genoeg voor henzelven. Na 6 jaren
is de weekverdienste van den koetwinner
niet verhoogd, doph heeft hij 4 kinderen ;
de _woning is daardoor juist driemaal te
klein geworden. De wet echter keurt dezen
toestand goed krachtens artikel 3.
De proef van »de bouwonderneming
Jordaan" heeft geleerd; dat 40 pCt. van de
bewoners hunne woning van 3 tot 50jaren
bewoonden en verder: dat slechts 23 pCt.
der woningen bewoond werden door alleen
wonende personen of door gezinnen van
twee personen, maar: dat daarentegen
77 pCt. der woningen gezinnen herbergden,
waarvan het zielen aan tal wisselden tusschen
3 en 11, zijnde 29 p Cl. met 3 4 bewoners,
3!) pCt. met 5-G en 9 pCt. 7-11 bewoners.
Mij dunkt dat deze Cijfers duidelijk zijn.
Schrijft men niet bn de wet voor dat de
kamers alle 3 bedsteden moeten bevatten,
dan zal men wat nog te vaak gebeurt,
huizenblokken bouwen waarvan iedere
woning slechts n bedstede heeft; d. w. z.
dat zelfs, als de wijze van slapen der be
woners, op het oogenblik waarop zulk een
nieuw huizenblok betrokken wordt, bevredi
gend is, over 10 jaren de verhouding even
slecht_ kunnen zijn als in de ellendigste krotten.
Mij dunkt, het is thans het juiste oogen
blik om dit te helpen voorkomen.
II.
Tegen paragraaf 5
«Onbewoonbaarverklaring, ontruiming, sluiting en afbraak"
heb ik eenig bezwaar. Deze paragraaf doet
de middelen aan de hand door welke een
slechte woniug onbewoonbaar verklaard
kan worden. Dat zeer slechte woningen
bij voortduring verhuurd zijn, zal wel steeds
daaraan zijn toe te schrijven, dat voor den
prijs die het gezin verwonen kan geen aan
merkelijk betere woning te verkrijgen is
Men noodzaakt dus den bewoners, b\j
onbewoonbaarverklaring der woning, in een
andere woning te trekken, waar zij bloot
gesteld zijn aan de kans, dat ook deze on
bewoonbaar zal worden verklaard.
De gevolgen van zulke on bewoon
baarverklaringen komen mij niet zoo onschuldig
voor, als men oogenschijnlijk zou meenen.
Wanneer onbewoonbaarverklaring van
een aantal huizen in een bepaalde buurt
heeft plaats gevonden, zullen de eigenaars
der niet afgekeurde, maar toch zeer slechte
woningen, de huurprijs hunner eigendom
men vernoegen. Het gevolg zal dus zijn:
een verhooging der huurprijzen van die
kamers, welke juist iets te goed zijn om
onbewoonbaar verklaard te worden. Deze
priis verhooging is zeer ongewenscht.
Ik zou met deze paragraaf vrede kunnen
hebben als de onbewoonbaarverklaring van
krotten (niet bij uitzondering maar) in vrij
grooten getale, alleen dan zou mogen plaats
hebben, als er van het aantal woningen
dat tegen dezelfda prijzen te huur is een
zeker percentage (b.v. 10 pCt.) zouden leeg
staan.
In groote steden als b.v. in Amsterdam
zal dit echter bijna nooit het geval zijn.
* *
*
Het zelfde bezwaar heb ik tegen para
graaf 6 «Onteigening".
Het behandelt de wijze waarop het aan
de gemeentebesturen mogelijk gemaakt
wordt geheele huizencomplexen te ont
eigenen, ingeval door gebrekkigen toevoer
van licht en lucht als anderszins, afdoende
verbetering der woningen langs anderen
weg bezwaarlijk uitvoerbaar is enzoovoorts.
Ook deze paragraaf' zou, volgens mij, tot
de zelfde afkeurenswaardige toestanden
kunnen leiden als de vorige. Uit de proef
nemingen van »de Bouwonderneming
Jordaan" is gebleken dat, als men een terrein
dat volgebouwd is met krotten aankoopt
(of onteigent), de woningen sloopt en het
terrein weer bebouwt met nieuwe goede
woningen, het feit zich voordoet, dat het
aantal der nieuwe woningen aanmerkelijk
kleiner is dan dat der ouden.
De huizen op het terrein van de bouw
onderneming »Jordaan" leverden op 13G
woningen, waarvan er op het oogenblik
van den aankoop 131 bewoond of' in
bewoonbaren toestand waren, terwijl er 5 als
berg- of werkplaats dienst deden, doch in
geval van nood weer als woning konden
gebruikt worden.
De nieuwe huizen bevatten 92 woningen,
waaruit volgt, dat door de verbouwing het
aantal woningen met 44 van de T.IG is
verminderd, dat is met ÓVJ pCl. Blijtt het
onteigende terrein onbebouwd dan wordt
het verschil natuurlijk nog grooter.
Bij elke onteigening en daarop volgende
nieuwe bebouwing der terreinen zal zich
een dergelijk geval voordoen. Voor vele
slechte huizen zal een kleiner aantal goede in
de plaats komen.
Daar men geneigd is op de dure ont
eigende terreinen niet && minst rentcgevende,
woningen te bouwen, zal zich, tenzii er bij
zondere maatregelen worden getroffen, in
de groote steden b.v. te Amsterdam het
volgende voordoen:
lo. vermeerdering der woningsnood voor
de gezinnen die ?0.60?f 1.75 huishuur per
week betalen en waarvoor niet gebouwd
wordt,
2o. verhooging van huurprijs dierzelfde
soort woningen omdat de vraag vermeerdert,
en de huisjesmelkers van niet-onteigende
woningen in voor hen gunstiger condities
komen.
Verder zal er plaats hebben verhooging
der prijzen van den grond om de stad
gelegen, omdat ook de vraag naar woningen
van ?1.75??3 per week sterk zal vermeer
deren, en men deze laatste zal bouwen op
grond grenzende aan de buitenwijken der
gemeente.
Dat deze drie gevolgen de volkshuis
vesting niet ten goede komen, behoeft, ge
loof ik, geen nader betoog.
Deze ernstige bezwaren kunnen, dunkt
mij, gedeeltelijk voorkomen worden door
bijvoeging van een artikel waarvan de
strekking zou moeten zijn: dat geen ge
meente mag overgaan tot onteigening, alvorens
zij heeft zorg gedragen dat er, op het tijdstip
van de ontruiming der huizen, woningen zijn
gebouwd, minstens gelijk in aantal met die
welke zij wenscht te onteigenen, en waarvan
de huurprijzen even lioog moeten zijn als die,
der oude af te breken woningen.
Hotel Bellevue,
Wiesen bij Davos, J. E. VAX DER PEK.
14 Aug.' 1900.