Historisch Archief 1877-1940
Nol 1213,
D E AM S T E R ^A M M E R 'WE^E K-BÏA D V O -R N E D E RL A N D.
3Verstand en vrije wil, door Is. VOGELS S. J.,
Professor te Maastricht. Amsterdam, C.
L. van Langenhuysen. 1900.
Het onder bovengaanden titel verschenen
werk ia een vervolg op het boek, dat de ge
leerde Jezuïet twee jaar vroeger in het licht
heeft gezonden on waarin de rnensch als zin
nelijk wezen, enkel als een stuk natuur werd
beschouwd. Thans spreekt hy volgei s de toen
afgelegde belofte over verstand en wil, over de
zuiver menschelyke vermogens, door welke de
mensen in een bovennatuurlijke orde te huis
behoort en aan onsterfelijkheid deel heeft.
Misschien heeft thans reeds menig «-n ge
noeg gehoord om bet boek van den heer Vogels
met minachting van zich af te schuiven. Welk
een ouderwetsche voorstelling l Het zouden
niet de hersenen zijn, die denken en willen!
Inderdaad is de beschouwing van prof.
Vogels een getrouw beeld van de officier Ie
Katholieke, van de Aristotelisch-scholastieke
wijsbegeerte. Dienovereenkomstig onderscheidt
hjj een lager en een hooger ken- en
begeerveraogen, al naar gelang de ziel met het
lichaam en zjjne organen werkt of geheel zelf
standig, zonder behulp der stof. Dit is
ouderwetsch. Dus geheel verouderd?
Laat ons hooren wat een natuurkundige als
"W. Wundt, die tevens wijsgeer P, zegt.
Zintuigelijke voorstellingen en willekeurige bewe
gingen, welke de uitdrukking idjn der betrek
king tusschen bewustzijn en buitenwereld, zijn
zeer stellig in de hersenen telocalis< ei en. Doch
in de eerste plaats, zegt hij, is het de vraag, hoe
die localisatie te verslaan is. En in de tweede
plaats rijst de vraag, of toestanden en hande
lingen van het sulyect, van het zelf, welke niet
tot een zinnelijk object kunnen gemaakt wor
den, oi b.v. de bedoeling een werking voort te
brengen, of een gevoelsstaat, of een oordeel
eveneens redelykerwyze a'8 iQ de hersenen
gelocaliseerd beschouwd kunnen worden.
Wat het eerste punt betreft: de voorbij
gaande gebeurtenis in het bewustzijn, welke
zintuigeiyke gewaarwording heet, mag niet als
gewrocht van zekere hersenfunctie worden op
gevat. Oorzakelijk verband tusschen gebeurte
nissen is dan slechts aan te nemen, als volgens
een algemeene wet het gevolg uit de oorzaak
is af te leiden, m. a. w. als de gebeurtenissen
gehjksoortig zyn. Er zou, ware de zinnelijke
voorstelling gevolg der hersenweiking, een
inbreuk zijn op de wet van bebj ud van het
arbeidsvermogen. Er is enkel een parallelisme
tnsschen het pby^sche en het psychische aan
te nemer, waarbij het onmogelijk is van het
eece gebied op bet andere over te stappen.
En nu het tweede punt. Ik kan niet
oordeelen: wit is niet zwart" zonder voorstellin
gen van wit en zwart en dus zonder de ge
beurtenissen in de hersenen, welke die twee
beelden begeleiden. Maar er is geen reden om
het vergelijkend deuken, dat de beelden tot
een ontkennend oordeel samenvat, ook weder
aan een hersenweikzaamheid vast te knoopen.
Den zinnelyken inhoud, waarover wij oordeelen
of waarin wy aesthetisch welbehagen scheppen,
danken wy aan de medewerking der hersenen.
Het oordeel of het welbehagen zelf niet. Vol
gens Wundt ontbreekt ons ieder motief om de
bearbeiding van het zinnelyke materiaal vol
gens logische en ethische normen aan
physiologische feiten te binden.
De hersenen, zegt hij, denken niet, willen
niet, maar leveren enkel de onombeerlyke stof
voor het denken en verbinden de bewegingen
zoo als de wil noodig keurt tot bereiking van
zijne doeleinden.
Waar zetelen dan gedachten en bfdoelingen?
Er is geen reden, zegt Wundt, die vraag te
stellen, zoolang wvj op het standpunt der
zinnelyke ervaring, der natuurwetenschap ons
SALOMY JANE'S KUS
DOOR
BRET HARTE.
Er was n enkel schot gevallen. Mair het
had zijn doel den aanvoerder der vigilan
tes gemist; Red Pete, die 't gelost had,
stond nu weerloos tegenover hun geweren,
overgeleverd aan hun genade. Het woeste
rjjden had zy'n hand onvast gemaakt, zóó plot
seling was 't optreden der bende geweest, dat
't zijn oog had afgeleid.... nu was dan de
onvermijdelijke ontknooping naby'. Norsch gaf
hij zich aan zijne overwinnaars over; de man,
die hem op de vlucht had vergezeld, paarden
dief even als hy, zag eveneens met een zucht
van verlichting van allen verderen tegenstand
af. Zelfs de verhitte en wraakzuchtige over
winnaars waren voldaan. Ze hadden hun
prooi levend gevat. Tijdens de wilde jacht
hadden ze ettelyke malen gelegenheid gehad
de vluchtelingen neer te schieten; maar dat
zou in strijd zijn geweest met hun beginselen.
Er behoorde een waarschuwend voorbeeld ge
steld te woiden. Overigens omtrent 't lot
der gevangenen was reeds beslist, al mocht het
vonnis dat hen wachtte de dood door mid
del van de strop aan een boom ook onwettig
heeten, het zou ten minste een schijn van
rechtvaardigheid bezitten. Het was de schat
ting der vigilantes aan 't beginsel van orde,
?waartegen zij zelven in de eerste plaats had
den gezondigd, door de vervolging zoowel als
de gevangenname. Maar deze eigenaardige
logika der grenzen bevredigde hen volkomen,
omdat hunne handeling er zekere ?waardigheid
door verkreeg.
Zoo ge nog iets tot de uwen hebt te zeggen,"
sprak de aanvoerder, zeg hetnuen zeghet vlug."
Pete wierp een blik om zich heen. Men had
hem gevat, vlak bij zijn eigen hut, in een
opengekapte plek van 't bosch; eenige bloedver
wanten en bekenden, voor 't meerendeel vrou
wen en kinderen, die naar buiten waren ge
komen, stonden de twintig Vigilantes, die een
kring om hen vormden, met verbijstering aan
te staren. Aan tooneelen van geweld, van bloed
wraak van jacht en ontbering waren ze allen
gewend, maar het plotselinge van dezen aanval
en de snelle afloop hadden hen verrast. Ver
bluft, eenigszins teleurgesteld keken ze toe: er
?was r.auwlijks gevochten! er was niets interes
sants te zien geweest l Een knaap een
neefje van Red Pete klom op de waterton,
ten einde het tooneel meer op zijn gemak te
plaatsen, wunt de uitwendige ervaring toont
ons nergens geestelijke gebeurtenissen, enkel
bewegingen. Op het standpunt der innerlyke
ervaring echter oordeelen wij, dat onze opvat
ting der buitenwereld door onze natuur wordt
bepaald, dat de ruimte een voortbrengsel is
van ons bewustzyn, dat het dus niet aangaat
aan dat bewustzijn een plaats in de ruimte
toe te wijzen. Uitwendige en innerlijke erva
ring hebben geen gely'ke waarde. De dingen
der eerste zijn slechts verschijnselen van
werkelykheid. Gevoelen, denken zijn
rechtstreeksche werkelykheid.
Ziedaar oe zienswijze van den door en door
modernen Wundt. Zg staat dichter bij de leer
van den discipel van den doctor angdicus dan
by die van den materialist. Wij danken, zegt
Vogels, onze begrippen van onstoffelijke dingen
als een mathematisch punt, een vlak, een rechte
lijn niet aan onze zinnen en evenmin aan onze
verbeelding. Zeer zeker, terwijl het verstand
denkt: driehoek in het algemten, en daarvan
een stelling bewijst, blijft de verbeelding niet wer
keloos, stelt men zich een concreten drienoek v oor.
Maar een op het bord geteekende driehoek is
geen begrip; de redeneering van den
wiskunstenaar geldt het onzinnelijke, het alge
meene.
Groeien begrippen als hond, kat, kleur
in den geest op door de samensmelting der
beelden van byzondere honden, katten, kleuren,
op deze wijze, dat de gelijke bestanddeelen in
onze vooratellirgen door de gedurige herhalug
elkander versterken en dus helder op den
voorgrond treden, terwyl de ongelijke elkander
xerduisteren en wederkeirig uit net bewustzijn
wegdringen ? Dit ij een gewone theorie, welke
op geestige wijze door onzen auteur aan de
kaak gesield wordt. Stel, zegt hij, dat een
kind achtereenvolgans vier katten zag Van
de eerste kat was het rolronde lijf' drie
decimeter lang; zoo werd het derhalve afge
beeld. De tweede kat was kleiner, haar lijf
bedroeg slechts twee en een halven decimeter.
Beide voorstellingen smelten samen; twee en
een halve decimeter is helderder verlicht dan
het overblijvende der eerste voorstelling. Nu
valt er van de derde kat een nog k!ein> r
beeld op, slechts twee decimeter gevende,
en daarna van een grooten kater een, drie
en een halven decimeter voorstellende. Vol
gens de aangenomen verdeeling van licht
en schaduw geeft de voorstelling een heldere
verlichting van twee decimeter, die verder per
hal,en diclmeter geleidelijk afneemt. Ziedaar
nu, zou Diogsnes hebben uitgeroepen, het al
gemeen begrip van het rolronde lijf' esne:
kat. En we komen het gezond verstand ea
de ware wijsbegeerte in hunne eer en rtch ea
liet te na, geloof ik, als we het den Griek
lachend nazeggen. Alies blijft even bijzonder
als te voren, de heldere en donkere gedeelien
laten zich met den duimstok afmeten en nauw
keurig in getallen uitdrukken. Let er
bjvendien op, dat, terwijl de voorpooten (bij de
beelden der vier katten) samenvallen, fle
achterpooten worden geprojicieerd, twee aan twee
op een halven decimeter afstand, en, zonder
lust de beschouwing te vervolgen, zegt gij tot
u zelf: dat wordt niet de voorstelling tener
kat, maar van een monster, welks figuur een
gedrochtelijker aanzien krijgf, naarmate het
kind meer katten zal zien."
Natuurlijk betwijfelt de heer Vogels niet, dat
er bijzondere voorstellingen, beelden, vereiscW
worden om ons aan algemeene begrippen te
helpen.
Hoe zou iemand aan kleur kunnen denken,
zonder vooraf rood, groen, geel enz. gezien te
hebben'? Maar hij betwist, naar mijn oordeel
te recht, dat kleur in het algemeen eene zin
nelyke voorstelling zou zijn. Wat wij te aan
schouwen krijgen is steeds een bepaalde kleur,
een zekere tint van rood, groen. Het algemeene
rood, groen doet zich nooit aan ons oog voor.
En evenzeer betwist, naar mijn meening te recht,
de heer Vogels, dat wij onze begrippen ver
werven, door, wanneer twee of meer dingen in
zeker opzicht overeenstemmen, de punten van
verschil eenvoudig weg te laten en de punten
liiliiiiniiilliMiiinil iiiiiiiiiiiHiiiiiiiiutiHniiiiiiiiiiiiminiiiiiiiiiM»
kunnen gadeslaan; een lang-opgeschoten,
knappe jonge meid uit Kentucky, die toevallig
op bezoek was, stond lusteloos tegen de deur
post geleund op een stuk gom te kauwen.
Alleen een geel-harige jachthond gaf levendiger
teekenen van belangstelling; hij verkeerde klaar
blijkelijk in 't onztkere of de jacht nog een
aanvang moest nemen dan wel reeds afgebopen
was, en liep nu onrustig heen en weer van de
eene partij naar de andere. De aanvoerder
herhaalde zijn uitnoodiging, waarop Red Pete
onverschillig de schouders optrok en zijn vrouw
aankeek. Hierop trad Mrs. Red Pete naar
voren 't Scheen dat zij den aanvoerder heel
wat te zeggen had. Onsamenhangende
wooorden, die ze toornig uitstootte, vol wraak
zucht. Zijn ziel zou in de hel branden
voor hetgeen hij dien dag had verricht ! Een
man" durfde hij zich noemen, hij, die gluiperig
op de loer had gelegen, en het niet had ge
waagd zich te vertooi.en dan nu, gevolgd door
een bende schurken, om een huis te omsingelen
bewoond door weerlooze vrouwen en kinderen !"
En terwijl ze beleediging op beleediging stapelde,
afgevende op zijn lage afkomst, zijn ouders,
zijn onechte geboorte, sloot ze met een
venijnigen aanval op zijn kranke vrouw haar
hoonend, zooals een vrouw alleen daartoe in
staat is tot zijn bleek gelaat strak werd als
marmer, en de aangeboren vereering van den
West-Amerikaan voor de sekse hem slechts
weerhield met de bevende vingers den trekker
van zijn geweer over te halen. Zelfs Red Pete
werd dit gewaar; met een hali-bevelend : Zóó
is 't genoeg, ouwe'' en met een tik van zijn
vrije linkerhand op haar rug, nam hij een laatst
afscheid van haar.
Toen wendde zich plotseling de aanvoerder
nog onder den indruk der striemen hem door
een vrouwentong toegebracht tot den tweede
gevangene: En mocht gij hier nog iemand
vaarwel willen zeggen, haast u dan!"
De man keek op. Niemand, die zich verroerde
of sprak. Hij was een vreemdeling onder deze
menschen. Red Pete had hem toevallig opge
pikt en als bondgenoot aangenomen, maar
niemand wist van waar hi' kwam of wie hij was.
Een jongeling nog. Van kindsbeen af had hij
een rooversleven geleid, toen hij door zijn
ontaarde ouders, aan wie hij niet dan met
afschuw terugdacht, werd verlaten. Hij was een
liefhebber van paarden, en had er zijn beroep
van gemaakt ze te stelen, hoewel hij wist, dat de
doodstraf aan de grens ieder bedreigde die het
waagde zich het dier toe te eigenen, dat zoo
vaak een menschenleven redt. Als uitnemend
deskundige wist hij met een enkelen oogopslag
de deugden van een paard te ontdekken, ge
tuige het dier dat hij thans bereed, dat wei
nige dagen te voren had toebehoord aan rechter
Boompointer.
Hierin bestond zijne eenige verdienste.
van gelijkheid vast te houden. In dat geval
zonden onze algemeene begrippen hoogst ar
moedig zijn en kwalijk kunteii dienen om de
dingen der werkelijkheid te ordenen. Het eene
lichaam is rood, zacht, kneedbaar, groot, licht
als een veer, het andere geel, hard, elasti&ch,
klein, zwaar als lood; nu worden bij de vorming
van het bfgripfe&aam niet deze eigenschappen,
welke punten van verschil zy'n, eenvoudig
op zijde geschoven, want dan zouden wij
ten slotte als inhoud van het begrip niets
overhouden, maar de bepaalde eigenschappen
rood en geel, zwaar en licht, hard en zacht,
groot en kltin worden vervangen door het
onbepaalde, het algemeene: kleur, gewicht,
cohaesie, uitgebreidheid. Het is dan ook on
juist te beweren, dat een lichaam in het alge
meen minder eigenschappen telt dan dit of
dat bepaalde lichaam, dat een hond in het
algemeen minder eigenschappen heeft dan een
jachthond, dat een zoogdier in het algemeen
minder eigenschappen heeft dan een hond;
het algemeene is niet armer aan eigenschappen
of kenmerken dan het bijzondere, maar armer
aan bepaalde eigenschappen. Het zinnelijk
voorwerp is in alle opzichten geheel bepaald;
klimt men van daar op tot het genus proximum,
tot het naastbijliggeude algemeene, hetwelk
de geheele natuur van dat individu beheerscht,
zonder haar in alle opzichten volledig te be
palen (men denke a»n de verhouding tusschen
Azor en hond), dan is dit algemeene minder
bepaald; het daarop volgende weder hoogere
algemeene (zoogdier) is nog minder bepaald;
zoo gaat het voort, totiiat men, van een con
creet ding uitgegaan zijnde, ten slotte bij het
meest algemeene a&nlaridt, bij het begrip iets,
waaronder alle dingen in den htmel en op
aarde kunnen worden geoidend, gelijk alle
kenmerken van dingen onder het hoogste be
grip eigenschap, alle viranderingen, die er met
dingen plaats grijpen, or.d.r het hoogste begrip
icorden te huis behooren.
(Slot volgt.) VAX DER WIJCK.
Apes Soraa.
In de maand van geluk en liefde, van lente
De onverwachte vraag had hem een oogenblik
uit zijn onverschillige houding opgeschrikt
de houding, die bij zijn bedrijf j>aste. Misschien
ook trof net hem, dat. hij eigenlijk er nog
slechter aan toe was dan zijn metgezel en diers
ht'lleveeg van een vrouw. Tot antwoord echter
schudde hij slechts het hoofd. En intustchen
b.'eef zijn blik toevallig rusten op het slanke
jonge meisje, dat tegen de deurpost stond ge
leund en dat ook hem aankeek. Blijkbaar was
zelfs de aanvoerder getroffen door zijn
algeheele verlatenheid, want hij aarzelde. Toen,
den blik opvangende dien het jonge meisje op
zijn gevangene wierp, kwam hij op een
snaakschen inval:
Salomy Jane, je zoudt er niet minder om
wezen als je hier kwam om afscheid te nemen
van een stervende, die in deze streek een
vreemdeling is," sprak hij.
Het voorstel pakte. Het potëtische zoowel
als het ironische dat er in opgesloten lag,
maakte indruk op de apathische menigte. Het
was algemeen bekend dat Salomy Jane geen
geringen du.ik van zich zelve had, en dat zij
haar talrijke aanbidders met voorname min
achting op een eerbiedigen afstand wist te
houden. Tot ieders verbazing liet ze haar
gemakkelijke houding tegen de deurpost varen,
en trad met kwijnende gratie en uitgestoken
hand op den gevangene toe. Een blos ver
spreidde zich over 't geel-bleeke gelaat van
den veroordeelde, dat den stempel van
roekelooze onverschilligheid droeg, nu zij met hare
rechterhand zijn linker greep, dia zoo juist
doe r zijn bewaker was losgelaten. Toen stond
ze een oogenblik stil en terwijl ze haar
oogen op de zijne gericht hield, week de schuwe
uitdrgkking uit haar blik, en werd die vrijmoe
diger. Het stuk gom waarop ze gekauwd had
nam ze uit den mond, veegde met den rug
harer hand haar roode lippen af, plaatste haar
voet met vluggen, elastischen stap op zijn stijg
beugel en terwijl ze op zijn zadel steunend
zich ophief, sloeg ze haar armen om zijn hals
en drukte hem een kus cp de lippen.
Zóó bleven die twee onder 't zwijgen der
omstanders een oogenblik vereenigd de man
aan den rand van het graf de jonge vrouw
bloeiend van leven en schoonheid.
Daarop barstte de menigte in een luid gelach
uit; de uitdagende vrijmoedigheid van 't meisje
had hen. 't lot der beide mannen doen vergeten.
Langzaam liet zij zich weer op den grond
glijden; thans was zij het brandpunt aller
blikken zij alleen. De aanvoerder dit be
merkende, maakte er handig gebruik van. Hij
commandeerde: Voorwaarts! De tijd is ver
streken ! dreef zijn paard aan de zijde der ge
vangenen en 't volgende oogenblik joeg de
gansche cavalcade over de open vlakte voort
en verdween weldra in de duisternis der bosschen.
Sawyer's kruispunt was hun doel; daar was
en jengd, in de maand Mei is ze geboren, de
kunstenares, die, op hare reis door een groot
deel van Europa, weldra ook ons land bare
kum-t zal doen genieten.
Schoon als de maand harer geboorte, is tot
dusver haar leven geweest. In geluk en liefde,
in lente- en jeugdgevoel zyn de jaren van
haar leven voorbijgegaan. Die jaren zy'n nog
niet zoo vele, dat jeugd en lente tot te verre
herinnering behooren. Meer dan dertig lente's
heeft zij scdier niets dan de weelde en het geluk
van het leven gekend; als meisje, als jonge
vrouw en moeder, bovenal als kunstenares.
Het tooneel is haar eerste liefde geweest.
Als klein meifje heeft zij te Breslau, haar
geboorteplaats, kinderrollen gespeeld. De eene
kinderrol na de ai dere vervulde ze er; en
het aanminnige, het natuurlijke, het frissche,
het lieve, het vroolijke en het dartele in haar
spel en in haar zyn, eigenschappen, die
men zegt, dat zij nog in hooge mate heeft
openden alle harten voor haar. Eene eigenlijke
opleiding heeft zij niet gehad, eene
tooneelschool niet bezocht. De natuur had haar alles
geschonken. Met die gave heeft zij, door ernstig
opmerken en overdenken, haar voordeel gedaan.
Zij heeft nog het oude, goede tooneelleven
geleefd, het tooneellevec, dat artiesten en
geen spelende heertjes en dametjes vormt. Vele
provinciën van Duitschland heeft zij als ambu
lant tooneelspeelsterije leeren kennen, en in
plaatsen als Gürlitz, Posen, Weimar. enz., her
innert zich nog menigeen de kleine Agnes.
In Oktober 1883 speelde zij het eerst te
Berlijn in het »Deutsches Theater", onder di
rectie van A. l'Arrorge. Zij trad er op, geheel
onbekend. Niemand, die haar in het blijspelletje
Jugendliebe zag spelen, wist wie Agaes Sorma
was. Haar Jieve, zachte stem, een stem met
hart, een stem met traan en lach trof allen.
Hare groote beminnelijkheid en hare natuur
lijkheid deed haar allen voor zich winnen.
De triomf voor haar kwam, toen A. l'Arronge
een proef nam of zij Ophelia zou kunnen spelen.
Na zich goed »in de rol ingewerkt te hebben"
waagde zij zich voor A. l'Arronge op eene
repetitie. Zij had de rol nog niet ten einde,
of I'Arronge voegde haar toe: »Du wirst die
Opheha spielen.'' Rsin en jong, smeltend van
taal, en hoogst dichterlijk was zij in hare créaiie
van ffielia. Toen zij nu ook Ka'chen in
Kütchen ton JIcilbronn allerbekoorlijkst vervuld
had, werd zij de lievelinge van de Berlijners,
en noemden zij haar al spoedig: »0nze Sorma."
Dat is Sorma gebleven tot heden, hoewel zij
niet meer tot een vast gezelschap te Berlijn
behoort. Ook 7ij heeft zich, om roem en goud,
laten verleiden de wereld als ster rond te reizen,
overgehaald dour het zott gf fluit van een im
presario.
Het geluk beeft Agnes Sorma steeds gediend.
Steeds hetft zij mooie rollen in mooie stukken
te vervullen gekreger, d. i. zevenachtste van
het succes en den roem van ieder tooneelist.
Het geluk heeft bovendien gewild, dat zij
leefde in een tijd, dat de ingenue's, ouder
geworden, niet langer lieve, onnoozele,
onschulj dige meisjes of vrouwtjes hadden uit te beelden,
maar het haar taak werd de jonge, moderne
vrouw voor te stellen. De Noorsche dramati
sche literatuur bracht die omwenteling tot
J stand. De jongere Duitsche dramatici toonden
'? zich volgelingen der Noorsche richting. In
| 1880 veranderde dientengevolge een groot deel
van het Duitsche repertoire, en ordtrging de
Duitsche tooneelfpeelkur.st belangrijke wijzi
ging, en bleef niet langer kweekster van blauwe
; bloemen. Agnes Sorma was geschapen voor
de nieuwere richting. Rollen in de werken van
Ibsen niet alle rollen waren als voor
haar geschreven. Gelijk voor zoo vele jonge
actrices van talent werd Nora haar lievelingsrol.
Zonder Lilly Petri in die rol te kort te doen,
maakte Agnes Sorma met Nor a haar naam
voor altijd. Na Nora speelde zij alle rollen in
het nieuwe genre, in de werken van Sudermann
en Hauptmann. In de Ven,unkene (ïlocJic van
Hauptmann is zij het beeld der poëzie.
Op het toppunt van haar roem kwam de
verleidelijke aanbieding om naar Amerika te
IIIHIIIIIIIIflIMIIMIIIIIIIINIHn
tllliniHIIIIIIUIIMMUUitllllmiM
het hoofdkwartier van het comitégevestigd,
beide overtreders zouden er voor den Raad
hun straf ondergaan, nu die Raad hen schuldig
had bevonden. In wilde vaart joegen ze voort,
een vaart waarin, vreemd genoeg, ook de ge
vangenen behagen schenen te scheppen. En
waarschijnlijk was die spoed oorzaak dat de ver
andering onopgemerkt bleef die plaats had
gegrepen met den tweeden gevangene sedert de
episode van den kus. De blos was zijn wangen
blijven kleuren, als had die zich in het masker
van onverschilligheid doorgebrand; zija blik
was onrustig, levendig en vastberaden ge
worden; zijn lippen waren half geopend
als vingen ze nog gretig den kus van het
jonge meis-je op. Kn 't was ook de haast die
de vigelantes zorgeloos maakte ; want het p-ard
van den man, die den geboeide leidde, trapte
in een molshoop, struikelde, wierp zijn berijder
op den grond en trok zelfs den gebonden en
weerloozen gevangene met zich mee van den
rug van den rechter Boompointer's meest ge
liefkoosde merrie. In een oogwenk waren allen
?weer op de been-, maar in dat beslissende
oogenblik had de tweede gevangene bespeurd
hoe de koorden waarmede zijn armen gebonden
waren, nu op zijn polsen waren gezakt. Door
de ellebogen stijf tegen zijn zijde te drukken,
en de anderen te noodzaken hem bij 't opstijgen
behulpzaam te zijn, wist hij ontdekking te
voorkomen. Ook verder gelukte hem dit door
vlak naast zijn bewakers te rijden, midden
onder den troep, terwijl hij omzichtig en lang
zaam zijn handen uit de strikken bevrijdde.
De weg voerde door een woudrijke wildernis,
waar manshooge varens met hunne lange stengels
tegen de flanken der paarden sloegen onder
't woest voortgaloppeeren, zoodat ook onopge
merkt bleef dat 't koord van den gevangene
slap neerhing.
Een eigenaardig contrast vormde dat vreed
zame landschap, dat eerder deed denken aan
een idylle van nymphen en herders dan aan
menschelijke offerande en een wilde jacht van
forsche, gewapende mannen. De gouden stralen
der ondergaande zon drongen door 't gedempte
licht en teekenden zich af als gulden pijlen
op 't loover der boomen; vogels met
blauwgetinte wieken staakten verschrikt hun gezang
en namen de vlucht; aan weerszijden der
woestvoort hollende ruiters deed zich 't zachte ge
murmel van verborgen en vreedzame beekjes
hooren.
In weinige oogenblikken zouden ze den open
bergrug bereiken van waar de weg afdaalt die
voert naar Sawyer's Kruispunt, een mijl verder op.
Terugkeerende cavalcaden plachten gewoonlijk
die hoogte in weeste vaart op te stormen, met
geroep en geschreeuw, om huine komst aan
te kondigen. Dien dag werd dit nagelaten, als
in strijd met het decorum; maar toen de ruiters
uit het bosch te voorschijn kwamen, stormden
gaan tot het geven van gastvoorstellingen. Zij
verliet Berlijn, toog naar Amerika en verwierf
er roem en goud. Het nt'geloopen jaar is zij
met eigen gezelschap te Parys opgetreden en
heeft ook daar lauweren behaald. Het op
treden in Parjjs was eene gebeurtenis. Na den
Fransch-Duitschen oorlog bleef Parijs voor
Dnitsche artiesten gesloten. Agtie» Sorma heeft
Pary's weer voor Duitschland heroverd.
De Fransche pers beeft vriendelijk en gunstig
over Sorma geoordeeld.
»Het natuurlyke" zeide Fouquier, in den
Figaro, »is de domineerende eigenschap der
Duitsche kunstenares," al ontkent hij niet, dat
haar eenvoud eenvoudiger kon z\jn, en dat
het in kunst aanbeveling verdient met «effecten"
spaarzaam te wezen.
De tooneelbeoordeelaar van het Journal des
Dibats maakt in andere woorden dezelfde
opmerking; hy meent dat Sorma minder dan
de Fransehen in 't oog houdt, wat men stijl
noemt. Overigens heeft hij niets dan woorden
van lof voor hare weergalooze naïviteit.
Jules Claretie, de directeur der Comedie
Fratc/«se, oordeelde in Le Temps over haar:
»In de voorstellingen van mevrouw Sorma kan
men zien, wat eene ware tooneelspeelster is.
AcïEL'a-ACTiON! Mooi déclameeren alleen,
volstaat bij komediespelen niet; de tooneelist
moet met zijne geheele wezen tooiieelspelen.
Dat doet mevr. Sorma. De oog»n spreken;
het gezicht lacht, betrekt, alles leeft ea werkt.
Dat is eenvoudige kunst en tevens kunst, die
zeer hoog staat. Ibsen had gelijk toen hy',
vriendelyk en dankbaar lachend, tot iny' van
haar als zy'ne Duitsche Nura sprak.'1
Vele ardere Fransche tooneelbeoordeelaars
hebben, bij kleine bedenkingen, groota
waardeeringfin voor het gevoelige en Eaïve van
Agnes Sorma als Nora.
Het Hollandsch publiek, dat NORA schier
droomen kan, Nura is in ons land, door
twee gezelschappen, wel bij de drie honderd
maal met groot succes in 't Hollandsch ge
speeld zal spoelig zelf over de begaafde
kunstenares kunnen oordeelen. Doch niet
alleen als Nora, ook in andere stukken zal
zij haar talent en gaven doen kennen, in de
Versunkene Glocke, in Faust, in Liebelei en
Johannii-feier.
J. H. RÖSSING.
Boel- en MüziekbeoorfleeliDEea.
(Slot).
Mennes' Lassa, De Nieuwe Muziekhandel,
Amsterdan.
ELISABETII GALAND, De Leer van Deppe,
voor het pianospel, vertaald door ELISE
P. B. - G. H. van Eek, dpn Haag.
T. PIJPER, Strijdzang der Boeren, voor
mannenkoor en piano. Op. 17. Woorden
van Dr. W. Znidema. De Hollandsche
Stoomdr. en Uitgeversmaatschappij te
Amsterdam.
GOTTFRIED MAXN, Lenteieeelde, gedicht van
Jeannettd Nyhuis, voor .éne zangstem
met piano. G. Alsbach & Co, Amsterdam.
BEHNAiïri DIAMANT, Ze. wisten het wel, ge
dicht van G. H. LOVENPAAL, voor ne
zangstem met piano. W. F. Lichtenauer,
Rotterdam.
BERNAKD DIAMANT, Albiimblad. in F., voor
orgel of harmonium. W. F. Lichtenauer,
Rotterdam.
F. R. FONTEIN TUINIIOUT, Si.r morccaitx,
pour piano.»J. Hamelle, Paris.
Het moge misschien bevreemding wekken
dat den Lassa van den heer Mennes eene be
spreking te beurt valt onder den titel Boek
en Muziekbeoordeelirgen de lezer houde het
mij ten goede, dat ik voor het apparaat van
den heer Mennes geen nieuwe rubriek ge
opend heb.
Bij het lezen der brochure werd het mij
duidelijk dat eene beoordeeling van de uit
vinding des hëeren Mennes veel beter geschie
den kon door een medicus, specialiteit in
orthopaedie, dan door een practisch musicus. Ik
ze een sneeuwlawine gelyk zwijgend de
helling af.
En terwijl ze aldus voortjoegen, slechts oog
hadden voor hun paarden, wist de tweede
gevangere zijn rechterarm uit de strikken vrij
te maken en de teugels te grijpen die los op
den hals van. zijn paard lagen. Een plots?linge
ruk vsquero's eigen die 't goed afgerichte
dier verstond, wierp het op de achterbeener,
terwijl het zich met de voorbeenen stijf uitge
strekt in zijn vaart stuitte. De rest van
't gezelschap stoof voorbij, de man die het paard
van den gevangene bij de liata leidde, in de
meening verkeerende dat het dier op nieuw
struikelde, liet het touw los, om niet meege
sleept te worten in den val. De veroordeelde
zwenkte toen joeg hij wild de hoogte weder op.
't Was het werk geweest van n ooget;blik,
een goed-afgericht paard en een geoefend ruiter!
De cavalcade was een vijftigtal meters
vooruitgestoven eer de paarden tot staan werden ge
bracht; de bevrijde gevangene was dien halven
afstand den heuvel reeds opgereden. De weg
was zóó sma', dat w slechts twee schoten
konden worden gelost, de kogels vlogen den
vluchteling over het hoofd en deden een paar
meters verder slechts 't zand van den weg
opstuiven. Men had het niet duiven wagen
laag aan te leggen; het paard was verreweg
het kostbaarste van de twee.
Ook de vluchteling, hoewel hij den dood voor
oogen had, wist dit en veel liever dan zijn
paard gewond te zien, zou hij door een kogel
in zijn eigen been zyn getroffen. Er werden
vijf mannen afgezonden om hem of te vangen
f neer te schieten. Dit laatste scheen onver
mijdelijk. Maar hy had zijn kansen berekend;
vóór dat de geweren weer waren geladen, had
hij 't woud bereikt, door zijn weg
zigzagsgewijs tusschen de boomstammen te nemen, gaf
hij zich niet meer bloot. Ze wisten dat hij 't
beste paard had van hen allen; na verloop van
twee uren keerden ze dan ook onverrichterzake
terug, daar hij spoorloos verdwenen was.
Men vond 't einde kort meegedeeld in de
Sierra Record:
Red Pete, de bekende paardendief, die zoo
vaak het recht wist te ontduiken, werd ver
leden week door de vigilantes van Sawyer's
kruispunt gevangen genomen en opgeknoopt.
Ongelukkig genoeg wist zijn medeplichtige te
ontsnappen op een kostbaar paard, dat aan
rechter Boompointer heeft toebehoord. Geen
week te voren had de rechter nog duizend
dollars voor 't dier geweigerd. Daar de dief,
die nog altijd vrij rondloopt, moeite 2 al hebben
zulk een kostbaar dier van de hand te doen
zonder betrapt te worden, bestaat er weinig
kans dat men een van beide ooit terug zal zien".
(Wordt vervolgd.)