Historisch Archief 1877-1940
8
rente uit te betalen. Neem ik de betrek
kelijk geringe .kasmiddelen en de groote be
hoefte »an vermeerdering van het rollend
materieel in aanmerking, dan dringt de vraag:
is het bestuur wel voorzichtig genoeg geweest ?
zich .aan jny' «p. In elk geval scbynt my de
kans voor de houders van de B incomebonds
op eeQige winst uitkeering voorloopig uiterst
gering.
A'dam, 20 Sapt 1900. P. STIGTER.
Kantoor Singel .221..
JBMimilllllluimHimillllHUHMlUI'Ml'ttm"
"23
aagscke Zaken,
Het was beden de dag; wij hadden weder
onzen jaarlykschen »show', welke het Haagsche
publiek en de toegestroomde provincialen een
zoo .duidelijke symbolieke voorstelling geeft
van de kern onzer staatsinstellingen. De optocht
onderscheidde zich niet van vorige; alleen werd
er naar ik verneem zeer tegen anarchisten
en bommen gewaakt, zoodat zelfs Kamerleden
aan de deur van hun Huis zich door een
toe«»ngkaart haddan te legitimeeren.
Uit gesprekken onder de menigte bleek my',
dat de legende al aardig veld wint, als zou
het leven onzer Koningin elk oogenblik worden
belaagd.
Deze buitengewone zorg heeft de politie
waarschijnlijk ook belet, ons vooralsnog te ver
gasten op een noviteit, die voor velen het
bijwonen van den plechtigen ommegang aan
merkelijk indrukwekkender zou hebben ge
maakt. Alle aandacht was gevestigd op de
voorste rijen van het publiek, en daardoor
ont&napte aan de politie de wanorde,
heerschende op verschillende hoekpunten, veroor
zaakt door ry- en voertuigen, handkarren, in
't kort belemmeringen van allerlei aard, die
een chaos vormen, welke bij 't minste onge
lukje een paniek zou veroorzaken'en.
eyentjieel een bommenwerper een allergunstigste
gelegenheid aanbieden om nader te sluipen.
De plechtige afkondiging der buitengewone
politiemaatregelen wordt op die manier een
ironie, en zelfs de meest algemeen bekende
artikelen van de politieverordening worden
overtreden, zonder dat iets gedaan wordt het
te beletten. Jaar op jaar is dit de ergernis van
velen, jaar op jaar vergalt dit 't genoegen van
honderden, die gemakkelijk zouden kunnen
kijken zonder de wagenburcht en de menschen
op karren en stoelen vlak voor hun neus. Jaar
op jaar ook wordt er over geklaagd, zonder
eenig succes.
'Het zou overigens wezenlek overweging ver
dienen, met 't oog op de toenemende bevolking
en' den telken jare grooteren aanvoer van
vreemdelingen, dezen ry'toer welks doel
toch is, de openbare meening te imponeeren,
wat uit te breiden, om door een langeren
weg aan meerderen de gelegenheid te geven,
de uniformen te bewonderen.
Een bizonder genotvol oogenblik is 't voor
mij altijd, na het passeeren van den hofstoet
onze groote mannen van het Binnenhof te zien
komen, in equipage, huurkoetsje of te voet,
het statiekleed in nederigen eenvoud gedragen
of 't een huif j at j e was, soms zelfs weggestopt
onder een demi of een regenmantel. Vooral
het sierlijke hoofddeksel imponeert my' geweldig,
en dan de last van nationale en internationale
burgerdeugd, door velen getorst. Er zijn er,
wier jas letterlyk gegarneerd is met veelkleurig
lint, wat toch altijd nog iets fijner staat dan
de adjudant stressen of de roode rok van den
hoffoerier te paard. En dan eerst de unifor
men der diplomaten, de vertegenwoordigers
van al die natiën, waarmee wij van troonrede
tot troonrede blijven leven op den meest
vriendschappelijken voet. 't Zou niet onaardig zijn,
als die allen zich aansloten hij den optocht,
in rijtuigen of te voet, de Tweede-Kamerleden
natuurlijk achteraan, als de anonymi bij een
Leidsche maskerade. Er kon dan ook eenige
variatie komen in de krantenverslagen;
byvoorbeeld: «De vorstelijke stoet, vermeerderd met
al wat Eyropa aan groot- en andere krui
sen oplevert, gevolgd ook door de vertegen
woordigers des Nederlandachen volks, kron
kelde zich als een gouden slang door de straten
der residentie", enz. enz.
Ware het als Engelsch voorbeeld niet uit
den booze (welk rechtschapen Hagenaar drinkt
er tegenwoordig nog whisky-soda ?) men zou er
eens over kunnen denken, evenals den
Lordmayor-show ook onzen jaarlükschen optocht in te
richten ; de jeugdige kameefrijders by voorbeeld,
die we dezer dagen op den Scheveningschen
weg konden zien, zouden zeker niet minder
geestdrift verwekken by het publiek dan de
gepluimde generaals. Want als 't op extase
aankomt het gejubel, dat ik Dinsdag op
straat hoorde, bleef verre ten achter bij
't daverend gejuich, gedurende zeven of acht
achtereenvolgende weken vernomen in den
circus Schumann by de wonderbare vertooning
van de «Chevaliers blancs et noirs", met dui
kende paarden, varkens, eenden ; met draken
en «jonkvrouwen", en vele andere heerlijkheden.
Het was dan ook een feest, dadelijk na
vertrek van den troep te vernemen, dat «onder
handelingen waren aangeknoopt" met het
gemeentebestuur, om de ter,t te laten staan.
Nu, men zou in Den Haag geheel vreemdeling
moeten zijn om een oogenblik te denken aan
de mogelijkheid, dat die nieuwe tent, wier
brandvryheid zoo geestdriftig werd verdedigd
in onzen Raad, een, twee, drie zou worden
opgeruimd na n seizoen. Er is immers een
precedent, dat ons bestuur feitelyk daartoe
verplicht. En waar een precedent is, niet
waar ? ... Hangende de onderhandelingen met
Carréover den bouw van een steenen circus,
is diens houten kast twee of drie jaren lang,
toegelaten, niettegenstaande in den Raad her
haaldelijk geopponeerd was tegen het conti
nueeren van houten barakken. Dat is men later
maar gaan vergeten, en de heer Schumann
kreeg opnieuw permissie voor een tent. Spoedig
daarna hoorde men van Schumannsche plannen
om ook een vast circus hier te bouwen. De
tent dient dus te blyven staan, zoolang er van
die plannen sprake is.
En waar men met zekerheid de duikende
paarden c.s. een volgend jaar terug te wachten
heeft, zon 't gekkenmanswerk zijn, de tent,
die in 't drukst van 't seizoen de badplaats
heeft «versierd", weg te breken voor den win
tertijd, als er geen mensch op dat gedeelte
van Scheveningen komt. Wat overigens het
brandgevaar betreft! Wat drommel! we leven
toch in een vrij 'and! Zou 't een Hagenaar
niet geoorloofd zijn, z'n leven te wagen in
een houten tent, waar gerookt wordt, behalve
gedurende de pantomime, wyl dan het gazen
scherm, op en neer gehaald op korten afstand
van eenige open gasvlammen, brandgevaar
genoeg oplevert om de illusie te wekken, dat
men met zoo'n uitvoering bewijs geeft, hoe de
courage er nog inzit.
Dat gaan we nu ook op andere manier eens
toonen. De leeuw gaat brullen als de
Kamerleden niejt aan t redeneeren gaan. Want
menschen, die aan coöperatie, verkiezingen en
wat dies meer zy, doen, blyven netjes; je moogt
nog zoo verontwaardigd zyn, een fatsoenlijk
Hagenaar vergeet het .decorum niet: vóór
alles den volksvertegenwoordiger en diens
recht tot redeneeren erkend.
Ga begrijpt, dat ik hier denk aan het mani
fest der vijf Hagenaars, waarvan ik .maar niet
meer zal zeggen, daar ik een voorgevoel heb,
dat elders in »de Groene" wel een
buitenHaagsch woordje over die »daad" zal .worden
gezegd.
We leven trouwens in de periode van mani
festen. En in hetzelfde «Vaderland" bracht
ons een tegenmanifest van den heer Kempe,
van generaal den Beer Poortugaal, een «uit
daging" van professor Bolland en dan nog de
mededeeling, dat onze gemeenteraad een ge
heime zitting had gehouden, op verzoek van
acht leden. In die zitting zal ook wel ge
manifesteerd of geprotesteerd zijn. 't Kan echter
ook wezen, dat men 't gek vond, al twee raads
vergaderingen te hebben gehad, zonder dat
B. en W. comité-generaal voorstelden, en 't
daarom zelf maar aanvroeg.
Overigens week die zitting niet .van de
andere af; het aanvullingscrediet voor een
werk, waarvan de Raad vroeger een «nauw
keurige" raming kreeg, bedroeg ditmaal slechts
/"24.000, voor een kaaimuur in verband met
de Laakkanaalwerken.
Wie praat er nog over 24000 pop ! Er was wel
'n beetje verzet, maar een raadslid wil zoo min
als een huisvader mot maken over een bagatel.
In dezelfde zitting werden de stukken
betreifende den schouwburg naar de afdeelingen
verwezen. Die stukken zijn nog vermeerderd
met een adres van de «Schouwburgmaatschappy"
die vroeger het «Huis van Wassenaer" (de
voormalige woning van wijlen graaf Otto v. W.
Catwyck) heeft gekocht, nadat een poging om
dit door den Nederlandschen Staat te doen
aankoopen was mislukt. Indertijd deed genoemde
«Sehouwburgmaatschappy" al aanbiedingen aan
den Raad, om met gebruikmaking van dat huis
ons aan een idealen schouwburg te helpen.
Dat werd van de hand gewezen; maar de «maat
schappij" komt nu een beroep doen op haar
andere brieven. Als je eenmaal 'n huis koopt,
om er een schouwburg bij te naasten, krijg Je
feitelijk recht op zoo'n schouwburg.
Eofin, hoe meer zielen, hoe meer vreugd!
Intussehen is het winter-seizoen begonnen, met
een ingezonden stuk in't Vaderland, houdende
een klacht over het plaatskaartenbureau in de
Koninklijke gesubsidieerde, en een opvoering
door het Ned. Tooneel «Richard III."
Bij den »Richard" ben ik niet geweest (ik
ben pro-yaderlandsche kunst en anti-Engelsch,
waarom ik hier wacht op 'n stuk van een
Hollandsen auteur), maar wel heb ik genoten
van den Nederlandsohen «Tannhiiuser", door
den heer v. d. Linden gegeven voor een top
zware zaal. Beneden was 't dun bezet, de
balkons in het «Gebouw voor K. en W." als
naar gewoonte ledig, of eigenlijk nog wat lediger
dan naar gewoonte, daar de heer v. d. Linden
(door een slecht advies geleid) de prijzen
der eerste rangen nogmaals verhoogd heeft,
geheel vergetend, dat zijn illustre voorganger
het succes der eerste Nederlandsche Opera in
den Haag voor een groot deel dankte aan de
matige entree-prijzen.
Maar op de galerij was 't goed bezet; daar
zaten, onder meer, tal van «beschermers", die
als lid van de «Ned. Opera-vereeniging" 25 a
30 procent reductie genieten op hun entree.
Dank zy de opvoedende kracht van «Eigen
Hulp", zyn de Hagenaars genoeg doorkneed
geraakt in de leer van het dividend, om uit
te rekenen, dat je, op deze wijze de Neder
landsche Opera begunstigend, gemakkelijk het
lidmaatschap »er uit slaat" en, als je er veel
gebruik van maakt nog een saldo geniet boven
den «ongeorganiseerden" kunstanarchist, die
in zyn onnoozelheid voortgaat met het gewone
entree te betalen.
Indien nu de «kwartjaskaartjes", bekend bij
zekere adhaerenten der Ned. Opera, denzelfden
aftrek vinden als vroeger, en de even bekende
blinde passagiers in het «Gebouw" hun plicht
doen als van ouds, zal het den heer v. d.
Linden ongetwijfeld niet aan het gebruikelijk
applaus mangelen en zal hij meer last hebben
van 't buigen voor 't publiek dan zyn kassier
van 't buigen onder de geldzakker, die uit
het Haagsche plaatsbureau worden meegezeuld.
Aan «succes" ontbreekt het de Nederlandsche
Opera hier zelden ; het kunstminnend publiek,
door bovengenoemde exploitatie-trucs voor die
instelling gewonnen, is van de leer, dat in een
opera zoowel als een circus «every man bis
duty" heeft; en die plicht is voor 't publiek :
in de handen klappen voor elk nummer. Er
over zeuren of 't goed is of niet, doen alleen
de azynmenschen, die er den volgenden dag
over in de krant schrijven.
SPECTATOR.
itilliiiiiiiiiiiiiiuiiHUiiimiiiiiiimiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiimiiiiiiiiiiiii
L L E R L E I
De eenige Chineesche
. courant buiten China.
In San Francisco in California treft men
't eenige Chineesche dagblad aan, dat buiten
't groote keizerrijk uitgegeven wordt. Het
bestaat uit een zesbladigc courant, Chung Sai
Y&t Po genaamd, wat Middel en West
dagelijksch nieuws'' beteekent. Ofschoon nog geen
vyf maanden oud, telt 't reeds 3.r 00 inschrijvers,
waarvan de helft ongeveer buiten San Fran
cisco wocen.
't Drukken van dit dag'olad is zeer interessant.
In plaats van de eenvoudige zes en twintig
letters van ons alphabtt te gebruiken, moet de
Chineesche typograaf te midden van een hon
derdtal laden ronddwalen, die de elf duizend
verschillende letterteekens bevatten, waarmede
de zonen van den ouden Confusius hun gedachten
in woorden uitdrukken. Deze hieroglyphen
zijn in twee honderd en veertien verschillende
groepen verdeeld, naar gelang van hun beteekenis.
Zoo treft men b. v. alle bouwsooi ten in eene.
allerlei ziekten in een andere groep aan. Op
deze wijze is het werk van den typograaf ver
eenvoudigd. Hij heeft dus niet de respectievelijke
plaatten van de elf duizend letterteekens te
onthouden, maar slechts die van de twee honderd
en veertien groepen, hoewel dit toch een hoogst
ingewikkeld werk is. Op rekken, in den vorm
van een hoofdletter a, zijn de teekens gegroe
peerd. Uitdrukkingen, die 't meest voorkomen,
vindt men vooraan, terwijl zeldzamer woorden
geheel achteraan, geplaatst zijn. Voor 't
typograpbeeren van een enkel stuk, moet de man
gewoonlijk een paar kilometer loopen. De plaats,
door al deze letters ingenomen, is zoo uitgebreid,
dat de typograaf een goed wandelaar moet
wezen om drie duizend woorden in tien uur
tijds bijeen te zoeken. Gelukkig voor hem heeft
de Chineesche schrijftaal 't groote voordeel zich
niet met punctuatie op te houden ; zelfs hoofd
letters zijn onbekend. De lezer weet precies waar
een zin begint oi eindigt door de eigenaardige
rangschikking der woorden.
Ofschoon de boekdrukkunst in China vele
eeuwen geleden uitgevonden geworden is, zijn
dagelijksche bladen toch heel schaarsch. In het
heele rijk zyn er slechts dertig, waarvan vier
te Canton, drie te Hongkong, twee te Peking
en in verscheidene andere groote steden een.
Waarschijnlijk de oudste courant der wereld
is de Peking Gazette, die op geelachtig papier,
ongeveer 't zelfde waar de Japantche serveijes
van gemaakt worden, gedrukt is. 't Bestaat
uit een vijftigtal kleine bladzijden zonder
eenige illustraties, behalve 't portret van een
der mandarijnen in gelen druk op 't laatste
bladzy, dat 't begin van de courant is.
Vijf en zeventig percent der volwassenen in
China kunnen lezen en schrijven en toch zijn
er maar dertig dagbladen, dus op de bevolking
van 400 millioen is dat slechts een op elke
13 millioen menschen.
De C/iung SM Yat Po is 't voortbrengsel
der hersenen van slechts n oosterling en van
de financieele bystand van velen der invloed
rijke Chineesche kooplieden van San Francisco.
Ng Poon Chew, de redacteur, is in zuidelijk
China geboren, maar kwam op veertien jarigen
leeftijd al in California, waar hy achtereenvol
gens de Chineesche missie school te San José,
de Presbyterische school en 't theologisch
seminary te San Francisco afliep en tot
Presbyterisch dominee benoemd werd te Los Angelos,
waar hij gedurende zes jaar onder 't
mongoolsche ras gepreekt heeft. Anderhalf jaar ge
leden richtte hij aldaar een Chineesch wekelyksch
blaadje op, toen hij kort daarop op den
lumineusen inval kwam om de financieele hulp der
rijke San Francisco kooplieden in te roepen
en een dagelijksch nieuwsblad in the City"
uit te geven. Dit idee werd met geestdrift
ontvangen en zijn weekblad te Los Angelos werd
gestaakt om spoedig daarop te San Francitco als
een veel grooter en beter georganiseerd dagblad
te herleven. Ng Poon Chew kreeg een jaar
verlof, terwijl hij vrouw en kinderen achterliet.
Duizenden dollars zijn door rijke laugstaarten
m deze zaak gestoken. Op de tweede verdieping
van een groot steenen gebouw in het hartje
van Chinatown" werden kantoren gehuurd.
Gedurende de eerste week deelde men zeven
duizend exemplaren gratis onder de
landgenooten uit, die met belangstelling gelezen werden.
Honderden nummers vonden hun weg naar
vrienden buiten de stad en toen begonnen de
inschrijvingen binnen te komen. Terwijl het
weekblad in 't Zuiden vijf dollar per j iar kostte
bedroeg de abonnementsprijs van de Uiting
Sai Yat Po slechts zes dollar.
Gestadig neemt de courant in circulatie en
ontwikkeling toe; op 't oogenblik vindt men er
zelfs illustraties van de Chineesche onlusten in.
Elk bladzij is verdeeld in vifr kolommen, die
van rechtsch naar links loopen in plaats van
boven naar onder. De twee bovensten bevatten
't nieuws, de twee ondersten worden door
advertentiën in beslag genomen, 't Personeel
aan de courant verbonden bestaat uit zestien
man. In de eerste plaats Ng Poon Chew zelf,
dan twee schrijvers, zes t ypographen, een belast
met 't corrigeeien, een drukker, een klerk, een
advertentie-colporteur, twee bestellers en een
kok. Hun loonen bedragen vijf en twintig dollar
per maand benevens kost en inwoning.
De drukmachine is een der meest cornpleete
van de wereld en wordt af en toe nog uitge
breid om gelijken, tred met de eisenen der
steeds wassende circulatie te houden. Met
elektrische kracht worden de machines in
beweging gebracht. Er zijn ruim een millioen
drukletters in de meer dan honderd laden,
terwijl er behalve dat nog een kleine twee
duizend pond ingepakt in voorraad klaar staat.
Heel origineel is het blad niet; bijna al het
nieuws wordt overgenomen uit de San Franc isco
ochtend edities door den redacteur, die 't meest
geschikte voor zijn landgenooten condenseert
en aan een der echryvers dicteert.
De Presbyterische gemeente te Los Augelos
dringt op ds. Ng Poon Chew's terugkomst aan,
ofschoon zyn verlof tot aanstaanden winter
duurt. De kooplui te San Francisco daarentegen
doen alles wat in hun vermogen is, om hun
redakteur in hun midden te houden.
Op Zondag verschijnt de Cliung Sai Yat l'i>
niet, daar dit niet zou overeenkomen met de
godsdienstige gevoelens van haren redakteur.
's Middags om vier uur komt de courant van
de pers en wordt dan grootendeels aan een
half dozijn Chineesche krantenjongens over
handigd tegen twee en een halve dollarcent
per exemplaar, waarop zij ze voor 't dubbele
op straat en in de winkels verkoopen. Zoodra
't blad van de pers af is, houdt 't geheele
personeel op met werken en valt op de
chowchow" ('t eten) aan, dat de ki,k van te voren
bereid heeft. Na dit genuttigd te hebben,
keeren zij naar hun arbeid terug om tot elf
uur 's avonds in touw te zijn.
J. P. ROELOFSZ JR.
miiiiiiiitHittMiMMMimiiiiHiMiMMHMiiiiiinmiiiiiriimiimiiiiiiiMMiiiM
Mijnheer de Redacteur.
Wanneer u mij nog eenmaal eenige ruimte
zou willen afstaan, zou u me zeer verplichten.
Aangezien mr. Levy in de eerste plaats mij
dingen laat zeggen, die ik zoo niet wensen, te
zeggen, en in de tweede plaats niet ingaat op
mijn gewichtigste bezwaar, wou ik hem dit
nog wel even trachten aan te toonen.
Ten eerste : 't Dualisme, dat voor den individu
recht vindt, wat 't voor de gemeenschap niet
zou zyn, verwerpt mr. Lavy. Ik ooi;. Wat voor
n individu recht is, is het eo ipso voor die
verzameling individuen, die 't geheel van de
gemeenschap vormen. Maar dit bedoel ik toch
niet, wanneer ik scheid: subjectief en objectief
recht. Wel dit: Wat de enkeling recht meent
te zijn, hoeft de gemeenschap nog niet als
zoodanig te billijken. Waar de enkeling handelt
naar den categorischen imperatief, daar legt
de gemeenschap de maatstaf van de gevolgen
aan. En wat voor den enkeling subjectief recht
is, veroordeelt de gemeenschap objectief als
onrecht. Gaëtano Bresci handelde naar den
categorischen imperatief, naar wat hij, subjec
tief, recht vond, en de gemeenschap keurt
't, objectief, onrecht en zal hem wel er voor
goed van afhouden, ooit weer zijn categorischen
imperatief te volgen of Recht te doen.
En van de gemaakte scheiding (subj. en
obj. recht) die mij nog al einleuchtend voor
komt, brengt mr. Levy mij niet af, door me
als 'n boeman de sTJtihstiche Reehstaat" voor
te houden. Wanneer ik daar «mijn eigen lijn
doortrekkende" kom, veronderstel ik, dat ik
me er ook wel zal gaan thuisgevoelen. En
buitendien, dfl ccmsequentievrees mag nooit
verhinderen 't aannemen van op zich zelf ware,
of niet tegen te spreken, principes.
Ten tweede: De straf, die als noodzakelijk
gevolg moet komen, waar 't recht overtreden
is de straf, die »selbst zweek" is en nooit
>om voor de maatschappij of voor den mis
dadiger eenig goed te bevorderen", maar nitr
darum, »weil er verhrochen hat verhangt" mag
worden (Kant), die straf is een andere, dan
de straf, die zich ten doel stelt de maatschappij
te beschermen en den misdadiger te verbeteren.
En 't is verkrachting van logica, als men
deze beide met geweld willende combineeren,
schrijft: «zelfdoel der straf is dat ze verbetert
tevens". Op het begin «zelfdoel der straf is"
kan slechts volgen: dat zy straft; nog juister:
zij zelve. En als nu mr. Levy zegt: van 't
begrip straf is verbetering 'n element, dan
zegt hy iets, wat even onwaar is, als: vaneen
maal zuurkool is worst een element. Hij bedoelt
te zeggen, of liever, hy noilg slechts zeggen ;
ik verkies geen zuurkool zonder worst, of, ik
verk'.es geen straf, die niet tevens verbetert.
En aangezien hier de straf weer 't middel
wordt, dat de verbetering beoogt, en mr. Levy
dit coute que coute vermijden wil, zoekt hij
onder 't begrip straffen iets te vangen, wat
zioh best de weelde van een eigen begrip te
zyn kan permitteeren, en 't dan ook
vry'moedigly'k doet.
Maar, my dunkt, Kant zou zich bedroeven,
als hy zag, hoe men zijn beginsel aanvaardt,
dat hij in iijfl consequenties zoo zuiver hield,
en 't bezigt, om zich in de practijk tegen
over hem te stellen.
Want wél is de volgeling, die door de straf
verbeteren wil, en die tegen ons strafrecht
polemiseert, omdat het dat doel niet bereikt,
ver afgeweken van zijn meester, die, wars van
alle «teilnehmender Empfindelei einer
affsktierten humanitat', de doodstraf voorstaat.
Of ziet mr. Levy misschien kans, ook daarmee
nog iemand te willen verbeteren? Mij leek
't niet gemakkelyk, en zeker al te radicaal
om iemand te willen verbeteren, door hem
dood te maken,
Maar dit komt zeker, omdat ik weer de
begrippen «naast mekaar" houd ? Wat me voors
hands echter nog beter blijft lijken, dan ze
zoo op mekaar te leggen, dat het eene spoor
loos verdwijnt, om voor het andere plaats te
maken.
Met vriendelijken dank aan u, mijnheer de
redacteur,
Uw dw. dn.
G. HoBuKus DE HAAS.
Winsum (Fr.), 11, 9, 1900.
* *
*
Ir. Le?y contra Prof. Jelprsma,
Jfijnlieer de Redacteur,
Sta mij een weinig ruimte af na lezing van
den strijd die in uw blad plaats vond tusschen
den Amsterdamschen advocaat mr. J. A. Levy
en den Leidschen hoogleeraar dr. G. Jelgersma.
Spinoza gaf den raad zich niet boos te maken
noch verontwaardigd te worden in zijn leven,
maar de menschelijke dingen te begrijpen; en
het is zeker wel goed dien raad met name te
volgen als men met iemand in opinie verschilt.
Bij het verschil dat daar in opinie bestaat tus
schen de heeren Levy en Jelgersma komt het
mij voor dat de laatste zich vrij wat kalmer
gehouden heeft en veel meer in den geest van
Spinoza handelde dan de eeiste wiens geschrijf
vol was van toorn en verontwaardiging.
Ik schrijf dit toe aan het milieu waarin beide
heeren leven. De opgewonden stemmirg van
cliënten die recht zceken te verkrijgen, moet
aanetekelijker werken, dan dezelfde stemmirg
van patiënten die niet goed meer weten wat
zij derken, spreken en doer, en daarom mede
lijden en kalmte opwekken. Maar dit daar
gelaten, de groote grief die mr. Levy heeft
tegen prof. Jelgersma schuilt blijkbaar hierin
dat deze hoogleeraar in zijn qualiteit als psy
chiater neer ziet op Kant.
Er is een neerzien op philosofen dat ik niet
gaarne voor mijn rekening zou nemen, inen vindt
het bijvoorbeeld in de volgende woorden van
Multatuli: »Nog altijd verkeeren duizenden en
«duizenden in de meening, dat er iets als
«wijsheid is te berde gebracht door mannen
»als Kante d". (Millioenen studiën p.274 en 275).
Hulde aan alle groote denkers, maar daarom
nooit vergeten dat denken veel minder waard is dan
weten. De systemen der denkers zijn
luchtkasteelen in vergelijking met de ontdekkingen
van de mannen der wetenschap.
Prof. Rudolf Virchow een Duitsche collega
van prof. Jelgersma, schreef eens: »In dern
«Maasse, als die philosophischen systeme in
»den Ilintergrund gediiingt wurden, sind die
«nüchterne Beobachtung und der gesunde
Men»schen verstand in ihr Recht getreten"
»Aus den Studirzimmern der Philosophen
«war kein Aufschluss ber wirklicbe
Naturvor«Eange hervorgegangen." (Die Griindung der
Berliner Universiliit und der Uebergang aus
dem philosophischen in das
naturwissenschaftliche Zeitalter, Berlin 1893. S. 21. 20.) Helaas
behooren de krankzinnigen en de krankzin
nige misdadigers tot de «wirkliche
Naturvorgiinge", en gelukkig daarom de man die den
Konir.gsberger wijsgeer in dezen niet raadpleegt
maar zich aan de nuchtere waarneming houdt,
waar hij geroepen wordt deze origelukkigen
zoo mogelyk te genezen.
Als dr. G. Heymans de Groninger hoogleer
aar in de Wijsbegeerte zegt:
»Voorloopig hebben wij de natuurwetenschap
«te erkennen als een model van goede en
zorg«vuldige methode, dat tot dusver door de gees
teswetenschappen nooit is 'geëvenaard, en te
»weinig nagestreefd geworden," (de Gids 1890
p. 509) dan moet deze methode die ook de
methode is van het gewone, gezonde verstand
uitingen voorkomen als : «Recht is recht omdat
»het Recht is" of «Recht kort en goed;
«Recht, niets meer en niets minder".
Deze zinnen beteekenen toch niets, tenzij
dan in den mond van den Spiritist en
ontoloog die vau het bijvoegelijkenaamwoord >recht",
een zelfstandignaamwoord en een wezen maakt.
Dankzeggend voor de plaatsing,
Hoogachtend,
Amst, Uw abonn
11 Sept. 1900. J. A. IlELi'Eit SESBRUGGER.
* *
*
Aan de Redactie.
Tusschen den heer Ilorrëus de Haas en mij,
bestaan drie geschilpunten:
1. »Wat de enkeling recht meent te zijn,
«heeft de gemeenschap nog niet als zoodanig
«te billijken." Overtreding van het recht der
gemeenschap mag de enkeling niet meenen
recht te zijn. In die richting derhalve vervalt
de scheidslijn tusschen subjectief en objectief
recht.
2. »Consequentievrees mag nooit verhinderen
»'t aannemen'van op zich zelf ware principes".
Neen, maar van de waarheid der principes
kan de consequentie een toetssteen zijn.
:). »IIet is verkrachting der logica, als men
«schrijft: zelfdoel der straf is dat ze verbetert
«tevens". Indien verbetering buiten het
strafbegrip viel, kwam zy in het strafrecht nooit
te pas.
Meent overigens de heer de Haas, dat men
Kant volgt, door hem af te schrijden?
Tusschen den heer J A. Helper Sesbrugger
en my schijnt .de afstand grooter. Eene poging
om haar te overbruggen Ijjkt mij even ijdel,
l als zjjne grammaticale weord&peiir.g, op
W\JBS geerige vraagstukken toegepast.
Dit slechte: tusschen denken en weten maakt
j myn geachte wederpartijder methodologisch
j verschil. Gevoelt hy niet het onuitsprekelijk
onzinnige dier onderscheiding? Bestaat er een
i weten, dat nitt op denken steunt, en dus aan
j de denkwetten onderdeel der wijsbegeerte
| niet rekenplichtig zijn zou?
Hoogachtend,
Amst., 19Sept. 1900. J. A. LEVÏ.
Een paar Tragen,
Naar aanleiding der kritiek van den heer
Averkamp in I)e Amsterdammer, Weekblad
voor Nederland van 2 Sept. 1.1. over mijn
werkje «Hoogere techniek van den zang", heb
ik ZEd. verzocht, mij mondeling te willen
toelichten zyn beweren, dat het werkje geen
nieuwe gezichtspunten biedt, maar slechts
waarheden die niet genoeg herhaald kunnen
worden Aangezien de heer Averkamp er de voor
keur aan gaf deze vraag in het openbaar te be
handelen, verzoek ik hem mij te willen
mededeelen, in welke methode of brochure hij de
volgende punten in overeenkomst vond met de
wijze, waarop ik ze voor het practisch gebruik
heb omschreven.
1. De overeenkomst tusschen viool en stem.
II. De verschillende manieren van
ademgebruik ter bereiking van verschillende ex
pressies in de stem.
III. Het heterogene van legato en portamento,
zoowel in de stemvoering, als in de werking
dtr stembanden.
IV. De noodzakelijkheid om alle tonen (hetzij
hooge of lage) .een hoogen aanslag te gevea
en hoe men at kan bereiken, vooral by het
legato van een neerwaarts gaand interval.
V. Een oefening ooi te voorkomen, dat door
drukking van de in de bovenste luchtwegen
verzamelde lucht, neerwaarts stee.ds een
portamecto wordt veroorzaakt.
VI. De figuurlijke voorstelling van foutief
klinkende vocalen.
VIL De figuitrlyke voorstelling van de
toonladder, waarvan het tegengewicht ligt in
den adem.
Zoo zou ik myn vragen nog kunnen voort
zetten, maar wil my bepalen bij deze zeven.
Zooals ik hier boven zeide, zal ik het zeer
op pry's stellen wanneer de heer Averkamp
mij de titels wil opgeven van de werkjes voor
zang, waarin deze aanduidingen voorkomen,
mij zyn ze niet bekend.
CORSEUE VAN ZiNTEN.
* *
*
In mijne bespreking van het werkje van
mejuffrouw van Zanten schreef ik: al biedt het
werkje geen nieuwe gezichtspunten, de waarheid
kan nooit genoeg gezegd en herhaald worden.
Mfj. v. Z. schreef my daarop particulier, dat
zij bij deze woorden bleef stilstaan en dat zij
gaarne een onderhoud zou willen hebben of
een schriftelijke opgave van den titel van de
methode, waarin enkele punten uit bovenstaand
vragenlijstje vooikwamen.
Ik antwoordde n»j. v. Z. dat ik mij nooit
inliet met particuliere gesprekken of
correspondentiën nasrr aanleiding van hetgeen ik
geschreven heb; dat ik echter in het openbaar
hierover geïnterpelleerd, ook in het openbaar
zou antwoorden.
Het komt mij voor dat mej. v. Z. zich stoot
aan het eerste gedeelte van den ge
ncrimineerden volzin: «al biedt het werkje geen nieuwe
gezichtspunten" want het is moeilyk aan te
nemen dat mej. v. Z. het niet eens zal zijn
met het tweede gedeelte: «de waarheid kan
nooit genoeg gezegd en herhaald worden".
Mejuffrouw van Zanten meent dus dat haar
boek wél nieuwe gezichtspunten biedt en om
dat als het ware aan te toonen, wil zij mij.
met het beantwoorden harer vragen, een formeel
verhoor doen ondergaan. Ik meen echter dat
hare vragen buiten mijne bewering om gaan.
Had ik geschreven: in het boekje van mej.
v. Z. komt niets voor dat door anderen ook
niet zoo, of ongeveer zoo is gezegd, of het
zou niet moeilijk vallen mej. v. Z. van plagiaat
te beschuldigen, of mej. v. Z. heeft in haar
boek min of meer verdienstelijk compilatiewerk
geleverd dan voorzeker zou.ik mij gebonden
achten de vragen van mej. v. Z. te beantwoorden.
Dat deed ik echter niet; ik schreef met waar
deering over het boekje en zei: «al biedt bet
geen nieuwe gezichtspunten," enz.
Ik geloof nu gaarne dat mej. v. Z. langs
eigen weg is gekomen tot de opmerkingen die
zij op hare eigenaardige, moeilyk door anderen
te begrijpen wyze, geboekstaafd heeft, ik wil
ook gaarne aannemen dat mej. v. Z. tot de
gewaarwording komt, dat zij iets wonder-nieuws
heeft ontdekt; ook dat zy zulks nog nooit in
een boek heeft zien staan.
Maar zou mej. v. Z. nu echter waarlijk
denken dat niet alle goede en degelijke
zangleeraressen en -leeraren tot de ontdakking
komen van dergelijke nieuwe gezichts
punten zou mej. v. Z. zeggen?nees ; beweer
ik van eigenaardige gebruiken, manieren,
trucs, foefjes of hoe men ze verder noemen
wil, die het onbetwist persoonlijk en onver
vreemdbaar eigendom zijn van hen die ze
uitdenken en in toepassing brengen en die
eveneens meestal niet in boeken of brochures
te vinden zijn? Daarin juist ligt het voorrecht
van den leerling, om in persoonlijk verkeer
met zijn leeraar de gemakkelijkste manier te
verkrijgen tot het bereiken van het een of
ander, zij het een loonschaal of een portamento
of iets dergelijks; en is dan voorts het levend
voorbeeld van den meester niet het allerbeste
wat den leerling geboden kan worden?
Mej. v. Z. doet dit nu zus en heeft dat op
geschreven en laten drukken; een ander doet
het zoo en heeft het niet opgeschreven en
laat het niet drukken. Gebeurde dit wel
wat al nieuwe gezichtspunten zouden er ge
boden worden bij het zangonderwijs !
Neen mej. van Zanten. Toen dr. Ilugo
Riemann met zijn nieuwe harmonieleer kant
en klaar voor den dag kwam, toen hij een
geheel anderen blik wierp op het wezen der
accoorden en hunne verbindingen, toen bood
hij een nieuw gezichtspunt in dat genre der
muziekleer. Dat zullen zelfs zijne tegenstan
ders niet ontkennen.
liet doet mij leed u te moeten verklaren
dat ik met alle waardeering voor uw boekje
l en uwe opmerkingsgave daarin ten toon
ge' spreid, toch niet kan verklaren dat op het
i gebied der zangleer in uw werk nieuwe
geI zichtspunten geopenbaard worden.
! ANT.