Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 12U
der wilsvry'heid en over zyae dichotomie van
het zieleleven opmerken, doch beter komt het
mij voor den lezer uit te noodigen het leerzame
boek zelf te bsstudeeren, daar ik de grens van
een korte aankondiging anders overschrijden zou.
VAN DEK WIJCK.
,*
f'
niiuiiiiiiiiiiiniiiiiH
Güstay Adolpti Heiize.
Het is mij een groot voorrecht eenige regelen
te mogen wyden aan den Nestor onzer
Nederlandsche toonkur:stenarep, op den vooravond
van zya tachtigsten verjaardag.
Het is niet velen onzer beschoren een zoo
hoogen leeftijd te bereiken; maar hij die zyn
acht kruisjes ma» dragen zoo krachtig van
lichaam en zoo frisch van geest, voorwaar deze
mag zich gelukkig prijzen.
Hainze woont thans juiat een halve eeuw
in ons land. Het was in het jaar '50 dat hij
als kapelmeester van een operagezelschap in
Amsterdam kwam.
Sedert dien tyd is het leven van Heinze
saamgevlochten met het muziekleven onzer
fctad, want waarlyk in hooge mate werkdadig
mag het aandeel genoemd worden, dat Heinze
gehad heeft in de ontwikkeling onzer heerly'ke
kunst. Gaan wy in korte trekken na, wat hy
al zoo heeft tot stand gebracht.
Den len Ostoner 1820 geboren, als zoon van
een lid van het G^wandhausorchest te Leipzig,
heeft Heinze in zyn jeugd de gouden periode
mede gemaakt, die Leipzig tegemoet ging onder
de rijzende zon van het troetelkind der
Muze en der Fortuin tegelijkertijd Felix
Mendelssohn Bartholdy. Als Heinze thans
nog herinneringen uit zijn jeugd en aan de
beroemde mannen van dien tyd mededeelt, dan
begint zyn oog te tintelen en zyn hart raakt
vol vuur, want gely'k bij alle kunstenaars zyn
ook by Heinze de indrukken uit zyn jeugd
mede van de sterkste zyns levens.
Raeds vroegtijdig door zyn vader in de
geheimen van diens instrument (klarinet)
ingewyd, mocht het den jongen Gustav Adolph
reeds op vyftien-jarigen leeftyd beschoren zyn
deel uit te maken van het Gewandhaus-orchest.*)
Zyn vooruitstrevende echt artistieke geest
liet hem echter geen vrede hebben uitsluitend
met het bespelen der klarinet. Scheppend kun
stenaar, componist moest Heinze worden hy'
voelde daartoe de kracht in zich. Nadat de
componist van Czarund Zimmermann en van den
Waffenschmied, Albert Lortzing zich zeer
gunstig over een paar opera's van den jongen
Heinze had uitgesproken, besloot deze zich
geheel aan de dramatische kunst te wijdenen
nam hy een plaats aan als kapelmeester der
opera te Breslau. Het was daar dat de jonge
componist den grondslag legde voor zyn toe
komstig levensgeluk, want de begaafde, jeugdige
zangeres Henriette .Peuckert, die ook als
dichteres onder den pseudoniem Berg van zich
deed spreken, verbond haar levenslot met het
zy'ne en werd hem een trouwe gade met wie
hy zelfs het gouden echtfeest mocht herdenken.
In Breslau ontstond ook zyn rypste drama
tisch werk. Die Ruïnen von Tharandt. Jam
mer dat deze partituur omkwam in den
schouwburgbrand aldaar. Slechts een paar
orcheststukken, zooals de ouverture en
Fackeltanz bleven behouden en zyn sedert dien tyd
herhaaldelijk gespeeld, vooral door het oude
Parkorchest van Stumpff.
Zooals ik reeds zeide kwam Heinze in 50
naar Amsterdam. Nadat de opera, waaraan
hy kapelmeester was, slechts korten tyd na hare
oprichting weder ontbonden was, besloot Heinze
toch in Amsterdam te blyven en aanvankelyk
begon hy muziekles te geven. In 1853 werd
Heinze directeur der liedertafel Euterpe en
de compositie van menig mannenkoor zal zeker
voor een groot deel daaraan zyn ontstaan te
danken hebben gehad. Nog behooren zyn
Sonntag auf dem Meere, Omhoog, De Morgen,
maar vooral zy'ne Bede met baryton-solo tot
de meest gezochte en populaire koren onzer
liedertafels.
In 1857 echter kreeg Heinze eerst een werk
kring overeenkomstig zy'ne verdiensten. Het
was toen de commissie der jaarlyksche
Vincentiusconcerten aan Heinze de leiding daarvan
opdroeg, in plaats van den in dat jaar
geetorven J. B. van Bree.
De Yincentius-concerten behoorden tot de
beste kooruitvoeringen in den lande. Behalve
verschillende werken uit de klassieke periode
durfde Heinze het ondernemen, ik meen
in 1873, die Legende der H. Elisabeth
van Liszt uit te voeren, in een tydperk
dus, dat zelfs in Duitschland de muze
van Liszt schaarsch by'val vond. Het was
ook in dat jaar dat my'ne kennismaking met
onzen jubilaris dagteekent. Schryver dezes
zong toen mede als knaap in het koor, ter
versterking der alten en steeds rekent hy de
*) Den belangstellenden lezer verwy's ik
gaarne naar »0nze hedendaagsche
Toonkunstenaars", mr. Henri Viotta, waaraan ook deze
bio'graphische by'zonderheden ontleend zyn.
herinneringen aan die Vincentius-concerten
tot de aangenaamste zy'ner jeugd. Liter gaf
Heinze een uitvoering van Banoit's Lucifer,
welke uitvoering evenzeer furore maakte en
blyk gaf van zyn vooruitstrevenden zin en
wel in een tydperk dat ons muziekleven by'oa
uitsluitend beheerscht werd door een geest
van orthodoxie.
Doch niet alleen als directeur was de werk
zaamheid van Heinze zegenryk nog meer
door zyn compositietalent in dienst te stellen
van het oratorium heeft Heinze zich schoone
lauweren verdiend.
In vereeniging met zijne gade schonk hy
ons achtereenvolgens Die Auferstehung (1863),
Sancta Caecilia (1870), Der Feensehleier (1877)
en St. Vincentius da Paolo (1885), allen orato
riums op de Vincentiusconcerten voor het
eerst uitgevoerd.
De groote waarde dier werken doet het vol
komen begrygelyk maken dat zy bij hunne
eerst-uitvoering ware geestdrift verwekten.
Het is vooral de gave der melodie waarover
Heinze beschikt en die in zyn solo's het meest
tot uiting komt. VoortrefL-ly'k voor de stem
geschreven, zyn zij wat men noemt, echt dank
baar. Maar ook zyn »Chorsatz" is steeds vol
afwisseling en klankschoon, om het even of
Heinze homophoon schryft of contrapuncteert.
Voegt men by' dit alles een instrumentatie,
vol kleur en schakeering, en men kan
begrypen dat de lauweren die Heinze behaald heeft
met düze werken welverdiend waren.
In 1867 stichtte Hainze de Zangvereeniging
?Excelsior", waarmede hy voornamely'k in de
kerk der Hersteld Evangelisch Luthersche
Gemeente uitvoeripgen gaf van gewyde muziek.
In 1875 richtte Heinze in vereeniging met
Nicolai, Hol, Meyroos, Stumpff en Van der Linden
de Nederlandsche Toonkunstenaarsvereeniging
op. Zyn beste krachten wjjdde hjj aan den
bloei daarvan en toen deze vereeniging in
den zomer dezes jaars te 's Gravenhdge haar
vyf-en-twintig jarig bestaan mocht herdenken,
was het Heiiize, die als eenig onafgebroken
bestuurder, gedurende die kwart-eeuw zeer
terecht de hulde in ontvangst mocht nemen,
welke men dien geestelijken vader bracht uit
dank voor het goede dat door zyn stichting
is tot stand gekomen. Bij de uitvoering zy'ner
ouverture »die Waise" nam Heinze als practisch
kunstenaar nog eens den dirigeerstaf ter
hand.
Ik zeg nog eens, want reeda sedert geruimen
tijd heeft Hainze zich uit het openbare leven
teruggetrokken en zich op zyn villa te
Muiderberg gevestigd. Van toen af werd hij belang
stellend toehoorder bij vele uitvoeringen in de
hoofdstad; hy neemt dan ook levendig deel aan
hetgeen er om hem heen gebeurt. In 1888 dreigde
een zware ziekte zy'ne gezondheid te
ondermy'nen, maar zijn sterk gestel hielp hem er
weer boveu op. In 1893 vierde hy zyn gouden
bruiloft, maar moest in hetzelfde jaar nog
zyn vrouw door den dood verliezen.
Voorwaar een zware slag voor den
diepbedroefden man; maar hy' wist er zich met moed
over heen te zetten en sedert dien tijd ver
deelt hij zy'ne dagen tusschen Muiderberg en
Amsterdam. Des zomers verblyft hy in zijn
vriendelyke villa »Sancta Caecilia" aan het
liefly'ke Zuiderzee-strand, des winters is hy'
in Amsterdam en ieder die zyn karakteris
tieken kop aanschouwt en in zyn levendig
oog blikt, weet zelfs, zonder hem te kennen,
dat hy met een buitengewoon man te doen
heeft. Ziet men hem dan met zyn elastiachen
tred daarheen gaan, dan zou men niet meenen
dat men een tachtig jarige voor zich heeft.
Moge Heinze nog lang in het genot van zijn
krachtige gezondheid een sympathiek getuige
zyn van al hetgeen gebeurt op het terrein
waar hy zich zelven eens zulke schoone lau
weren mocht vergaren.
ANT. AVEKKAMP.
llliiiiiilimimiiiiiiiiMiiiiiMiitiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiuii
Het boet als Kunstwerk".l)
n.
Een vorigen keer zagen we, hoe, evenals
zoovele handwerken, ook het boekbinden door
te veel machinale arbeid en het op den voor
grond treden der techniek, langzamerhand alleen
hierin hare kracht begon te zoeken, en op die
wyze ontaard is een vak van ny'verheid, waar
de persoonlijke kunstsmaak van den binder
geheel buiten staat. Materiaal en stempels,
worden fabriekmatig gemaakt en zyn voor allen
gely'k, het bly'ft slechts een kwestie van grootere
technische vaardigheid, meerdere accuratesse,
maar slechts zeer zelden van een eigen vinding;
vandaar dan ook dat het bindwerk dezer ty den
geen eigen karakter, kenmerkend voor den
maker, meer draagt.
Het is natuurlijk hoofdzakelijk de versiering
die kunstontwikkeling van den binder moet
uitwijzen; mijns inziens niet of hij met groote
nauwkeurigheid een oud type weet na te vol
gen, in al zyn finesjes; hoe verdienstelijk dit
op zich zelf ook zyn moge. Het is dus niet
alleen voldoende, goed, zeer goed werkman te
zijn, maar in zich te hebben het vermogen
om waar dit noodig is, versiering en verdeeling
juist en goed aan te brengen, want hierin
wordt nog zoo vaak misgetast; wat door de
voorafgegane ty'den van onbegrepenheid op alle
versieringsgebied, zich wel eenigszins laat
verklaren.
Vergeefs toch zoeken we naar versieringen
op boeken, die met de innerlijke bewerking
geheel samen gaan; lynen en vormen, die ont
staan uit een bepaalde noodzakelijkheid, die op
een bepaalde plaats worden aangebracht omdat
ze daar een functie hebben te verrichten. Wel
kan men u waarschynlyk nog eenige krullen
en lynen, blaadjes etc. in goud of kleuren op
het plat aanbrengen, liefst wanneer een bepaald
model moet nagemaakt worden; maar alt_
bly'ft dit toch op zich zelf staan, als een los
omhulsel, niet voortvloeiend of verbandhou
dend met de constructie zelve.
Daarby komt nog dat helaas ook bij bind
werk, we zouden haast zeggen waar niet bij
de schoonheid mede en voor een niet gering
deel gezocht wordt, in overlading, uit eer
zucht waarschynlyk om het maar een rijk aan
zien te geven, wat daardoor juist totaal mislukt
Laat men beginnen met goed materiaal, niet
alleen deugdelyk, maar mooi van stof en kleur
te verwerken, en ddar versiering op aan te
brengen, waar ze noodig is; waar ze de con
structie versterken, waar ze rug en plat een
goede verdeeling geeft. Zoo is b.v. het maken
van snippen, daar waar de touwen van de rug
aan het plat bevestigd zyn, en waardoor mei
als vanzelf kleine verhevenheden kry'gt, zeer
rationeel, tenminste als dit met de inwendige
werking geheel strookt; evenals de verdeeling
die men door de ribben op den rug verkry'gt
Wordt echter niet op touw, maar op perkamen
of riempjes genaaid, waardoor natuurly'k de
rug glad wordt, dan geeft het doortrekken der
1) Weekblad 2 Sept.
riempjes in den kneep, zooals men by' zooveel
oude perkamenthanden vindt, al een ongezochte
verdeeling, die ook een uitgangspunt voor ver
siering kan zyn.
Dat een versiering zich natuurly'k tot vlakke
ornamenten moet bepalen, is geloof ik
overjodig hier nog eens te herhalen; hoewel men
maar al te vaak nog het tegendeel ziet, zooals
we een vorigen keer uit een citant van Bruno
Bucher konden opmerken en waarvoor we in
ons eigen land maar behoeven rond te zien,
om portretten, bloemstukken etc. nog op boek
enden te vinden. Zoo iets staat »vlug", zoo »los
weg" zeggen de liefhebbers; hoe men tot zoo'n
opinie is gekomen is vry'wel een raadsel, het
meest nog voor hen die het mooi vinden.
Dat het aiet eens zelfs noodig is goud op
banden aan te brengen om een mooien indruk
:e geven, bewyzen de talry'ke voornamelyk
vyftien-eeuwsche blinddrukken, die met een
voudige motieven en lynen, dikwyls slechts
met een. vouwbeen ingedrukt als specimen van
»oede verdeeling en juist begrip kunnen gelden.
Met motieven van kleine rozetjes, sterretjes,
vierkantjes, regelmatig en goed geplaatst, kan
reeds zeer veel bereikt worden. Het is waar
dat hiertoe meer kennis behoort, dan men
oogenschynlyk meenen zou; en dat het vrij wat
jemakkelyker is, iets tot stand te brengen
wat direct overweldigt, door veel goud en
krullen; maar dit is toch alles slechts een
uiterlyken schy'n, een vernisje, waarachter
jebrek aan zelfstandig oordeel en zuiver
be*rip meestal verborgen is. lE/enals iedere
techniek, ieder kunstvak, haar eigen wyze
van versiering als vanzelf mede brengt, zoo
spreekt het ook duidely'k dat men de ver
siering van het boek, voor het grootste deel
in het materiaal moet zoeken, en wat men op
de eenvoudigste en beste wijze daarmede be
reiken kan. Natuurly'k is den binder dan de
aangewezen persoon om zich hiermede bezig
te houden ; zoo was het tenminste in goede
ty'den, maar thans .... heeft men ter eene
zy'de tnenschen die het handwerk kennen, maar
niet in staat zijn zelf een goede versiering te
maken; ten andere, menschen die versieringen
maken en het handwerk niet kennen, meestal
het materiaal zelfs niet. Vandaar die verwar
ring op alle mogely'k versieringsgebied. Ooi dus
tot eenige verbetering te geraken staan slechts
twee wegen open, n.l. meerdere artistieke ont
wikkeling voor den vakman, of bepaalde kennis
van het vï.k voor hen die zich met versierings
kunst bezighouden. Beide oplossingen kunnen
tot een goed doel leiden mits men, in zich
voelende een scheppende geest, zich uitsluitend
bepaald tot n handwerk, daar het d;in alleen
mogelijk kan zyn hierin geheel door te dringen,
gebreken ervan op te sporen en, gesteund door
goede voorbeelden, die in onze musea en in
het buitenland nog wel te vinden zijn, ver
beteringen tot stand te brengen. Nieuwe
denkbeelden, uitgaande van hen, die jaren
lang in het vak zijl opgegroeid, zijn evenzeer
mogelijk, mits hun ontwikkeling, in de navol
ging van het bestaande, niet te veel geleden !
heeft, en ongeschikt is geworden om buiten
de practische ei,schen, ook artistieke eischen
van het handwerk in te zien. Zeker is het
echter dat ook ons bindwerk verbetering be- |
hoeft, waaraan trouwens de tegenwoordige min
of meer gelukkig geslaagde stempelbandtn met ;
oorspronkelyke teekeningen, hun ontstaan te ,
danken hebben. j
Dat deze hoewel dikwyls een aangenamer l
aanzien gevende, noch niet direct verbeteringen '
zyn, vindt zyn oorzaak in het feit, dat men j
hiertoe, veelal de medewerking van kui.st- |
schilders inroept, die nu juist niet altijd de i
aangewezen personen zyn. Hiertoe behoeft
men menschen, die zich door studie een
jnist denkbeeld gevormd hebben van de
eischen die men aan een goede bandversiering
moet stellen; en zelfs al zyn de teekeningen
loute. ornamentale versieringen, dan nog wijst
de kleur en lynencombinatie er dikwyls op
dat de ontwerper geheel buiten het vak staat,
waarvoor zyn versieringen gebruikt worden,
wat natuurly'k wil men goede resultaten ver
wachten, volstrekt noodig is. Wanneer verbe
tering dan ook niet direct uitgaat van hen die
het vak van af den beginne kennen en er als
het ware in opgegroeid zyn, dan is het alleen
mogelijk dat zij, die door studie en artistieke
ontwikkeling er toe gekomen zijn de gebreken
hunner tyd op te merken, zich geheel in het
vak inwerken, en dat zy naast hun ontwikkeling
totaal op de hoogte zijn van de technische
eischen en moeilijkheden.
R. W. P. Jr.
Het Oktober nummer van de Decoratieve
Kunst bevat een aantal reproducties naar drijf
en zilversmidswerk van den heer F. Zwollo
en de firma Hoeker en Zoon. Daar wij enkele
dezer zaken uit aanschouwen kennen en
waarschynlijk in het den Isten Oktober te openen
«Binnenhuis" wel zullen terug vinden, hebben
wo wellicht dan tevens gelegenheid tot een
uitvoeriger bespreking, in verband met deze
nit-awe kunsthandel.
Een tentoonstelling in llrti", ten behoeve
van ie Maatschappij
Donderdag had offiaieel, in tegenwoordigheid
van den burgemeester, de opening der expositie
plaats. Een der kleine zaaltjes was ingericht
tot thee salon.
Een oppervlakkig rondzien by een kort be
zoek, overtuigde me toch, dat er onder de
verzamelde werken, verscheidene zyn, die tot
het nemen van loten kunnen verlokken. Ea
allereerst komen dan in aanmerking, een zeer
aantrekkelijke studie van een Amsterdamsche
gracht met sneeuw, op een groeseligen winter
middag, door Breitner, een by'zonder fijn
doorvoerd aquarelletje van Neuhuys, een spiritueel
etsje van Bauer, een blond teekeningetje van
Jozef Israëls. Maar buiten deze, aangemerkt
als het meest waardevolle in de
verlotingspry'zen, is er nog wel meer begeerlyks voor
gelukkige trekkers. Bijv. een keurig
schildery'fje van Bastert van heldere zonnigheid,
twee Poggenbeeks, een nog al indrukwekkende
teekening van Wiggers, een studie van Gorter
sympathieker dan vele zy'ner schilderyen, een
aquarel van Mösdag en verder zoowel schil
derijen als teekeningen van Gabriel, Tholen,
de Bock, Kever, Bodifeé, van Oosterzee, Rink,
de Vries Lam, van Soest, Mej. Schwartze, J.
Huik, Klinkenberg, Weissenbruch, etc. etc. En
last not least, zijn er nog werken toegezegd
door Willem Maris en Blommers; een expositie
dus, die zeker een bezichtiging waard is, en
waarby' men wel een gulden voor een lot kan
wagen. Tot 11 October zal de verzameling
tentoongesteld blijven.
W. S.
Illllllllllllllllllllll
imillllimilllllMIMMMIIIIIIIUIIIIIHIIIUlU
De Maatschappij »Apollo" is een weldadig
heidsinstelling, die zich ten doel stelt onder
steuning te verleenen aan oude en op non
activiteit gestelde tooneelkunstenaare, hunne
vrouwen en kinderen. Ze heeft het gouden
feest van haar bestaan mogen vieren, en bij
een terugblik op het verleden, kon de maat
schappij de groote voldoening hebben, door
een steeds toenemende vermeerdering der fond
sen, tot leniging van veler nood te hebben
bijgedragen. En die goede uitkomsten waren
te danken voornamelyk aan de leden, die,
:;<ïlf artisten, offerden voor het gemeenschap
pelijk belang. Maar de magere jaren zyn na
de vette gekomen. Bij het stijgen van het
nominaal kapitaal, steeg ook aanmerkelijk het
aantal ondersteunden, en daar er bij de zaak
geen voldoende wiskunstige regeling betracht
werd, kromp onrustbarend de eenmaal zoo
mild vloeiende kas. Op 't oogenblik is de
toestand zóó, dat de toelage aan oude en nood
lijdende kunstenaars, die voor tien jaar ongeveer
? 400 bedroeg, heden tot ? 150 is teruggebracht.
En de finantiëele toestand dreigt nog wrakker
te worden, als over eenige jaren de nu nog
contribueerende leden zelf ondersteuning gaan
behoeven. Daarom worden er nu door het
bestuur middelen beraamd de toekomst voor
de nu nog onverzorgden uoopvoller te doen
worden.
Zoo heeft de Maatschappy in haar streven
naar verlichting der geldelyke zorgen zich reeds
den steun weten te verschaften van kunstbroe
ders uit een ander gilde. Verscheiden schilders
deden belangeloos afstand van hun werken,
om een collectie te vormen, die verloot zal
worden ten bate van »Apollo".
Sprookjes van H. C. Andenen. He deel.
Uit het Daensch vertaald door M. VAN
EEDBN?v. VLOTEN. Amsterdam,
Scheltema & Holkema's boekhandel.
Het tweede deel kwam en terstond begon
ik te bladeren. Wat 'en verrukkelike teke
ningen toch ! Hoe leefde de tekenaar zich in
het dichtwerk in! Wat 'en hoge poëzie in
die goedige voorstelling van de dood (»de ge
schiedenis van eene moeder)," welk 'en humor
overal, ook b.v. in die optocht van de keizer met
z'n nieuwe kleren; welk 'en betrappen van de na
tuur, waar het lelike eendje in de hoenderhof en
by de oude vrouw is, in het winterlandschap van
het Sparrebooaipje, wat 'en blijmoedigheid in die
tekeningen uit »het oude huis" en hoe heerlik
is dat zweven van Eliza over de zee, gedragen
door haar broers! Jammer, dat de rots, waarop
ze samen staan, uit zo'n wonderlike zee op
steekt. Het zeegezicht schijnt Tegner's ior
niet te zijn zoals ook biijkt uit de schipbreuk
voorstelling uit »de kleine zeemeermin", maar
daaronder daar is hij thuis; daar weet hij hoe
de zeeheksen leven en bezoeken van verliefde
meerminnen krijgen. In n woord: die teke
ningen nemen je al dadelik weer in voor deze
Andersen-uitgave, net als bij het eerste deel.
Maar nu de sprookjes zelf. Goed verteld
zijn ze, dat moet gezegd worden; alleen wan
neer ze wat verheven zyn a's b. v. »de ge
schiedenis van eene moeder", dan is er aarzeling
in de gesprekken: »Daar heb je ji oogen terug",
zei de dood, ik heb ze opgevischt uit het meer,
ze glansden zoo sterk; ik wist niet, dat het
de uwtn waren" enz. Dat is er maar n
voorbeeld van. Ik zou altijd geschreven heb
ben die van j >u in plaats van de uwen. maar
ik heb wel eens meer opgemerkt dat men bij
't schrijven bang is voor de vorm j' >u, evenals
in zulke gevallen, ook hier, de vorm jij niet
fatsoenlik genoeg is maar gij of hoogstens ge
moet worden. Waarin het fatsoen al niet zit!
In onnatuur, onwaarheid al te vaak ! In
tussen zal ieder, die zulke sprookjes natuurltk
vertellen wil, ze moeten veranderen en die
twee bewerkingen hadden wel tot n vereen
voudigd kunnen worden.
Overigens is het lezen van deze sprookjes
'en genot voor meer dan n leeftijd. Zyn de
kinders er bij, dan zullen volksprookjes als
het bekende van »de wilde zwanen" genoten
kunnen worden, evenals het aan de dierfabel
herinnerende »leelyke eendje" er is in het
eerste echter iets dat ik weglaat of verander.
Eliza komt op het kerkhof. «Daar zag ze op
een van de grootste grafsteenen een ry van
heksen; ze kleedden zich uit of ze wilden
gaan baden en toen groeven ze met hun lange,
magere vingers in de versche graven, haalden
er de lijken uit en aten er van". Ik vind het
misdadig om 'en kind zo iets te vertellen.
Laat Eliza bang zyn om in het donker naar
't kerkhof te gaan, omdat ze er zo licht strui
kelen kan over de grafsteenen. 'En kind
hoeft niet bang gemaakt te worden. Dit is
echter van Andersen en hoorde dus in de ver
taling thuis, zolang die niet bepaald voor kleine
kinders was , voor de oudsten lees je ook »de
nieuwe kleeren van den keizer" en «het vliegende
koffdr", maar daarna, als ook zij te bed zyn,
komen verhalen aan de beurt van liefde en trouw
reusachtig boven het ordieriere staande, als die
van »de kleine zeemeermin"; van
vergankelikheid als de dunkt me persoonlike her
inneringen van Andersen aan »'en oud huis"
met 'en oude eenzame heer er in; van wee
moed over vergeefs zoeken naar grootheid en
rijkdom als in wat »de wind vertelt van
Waldemar Daae en zyn dochters." Maar als allen
zijn heengegaan neem dan voor 't laatst dit
deel noch eens en lees aan de liefste, aan je
vrouw, »de geschiedenis van eene moeder" voor
en geniet samen zonder woorden.
Dit laatste hoort tot het genre dat Olive
Schreiner »Dreams" genoemd heeft, tot die
verhalen, die men telkens weer wil lezen, om
er telkens weer over te mijmeren en er zich
gelukkig bij te bevinden. Dus ook dit tweede
deel moet worden 'en echt famielieboek voor
klein, maar vooral voor groter en groot.
II a a r l e m. J. B. SCHEPERS.
Boet en Tijdschrift,
De Nieuwe Gids.
De Nieuwe Gids, raar een anderen uit
gever overgegaan (N. Veenstra, 's Gravenhage),
is tegelijk van omslag veranderd. Het zwaar
moedige, by'na klassiek-aandoende blauw, is
door een lichte, een terra-cotta-achtige tint
vervangen.
De aflevering opent met het begin van een
roman of novelle «Tragische Levers", door
Jeanne Reyneke van Stuwe. Van Johan de
Meester is er eveneens het begin van een
schets.
Van Willem Kloos zelf zijn er n zes-tal
sonnetten en een litteraire kroniek, waarin
»Bleeke Levens" van Frans Coenen, naar
waarde wordt geschat.
«Coenen, zegt Kloos, is op zijn manier even
klassiek, even deugdelyk, als Homerus, als
Flaubert. Ieder woord beteekent wat by hem.
en staat precies op de plaats, waar het hoort
Al zyn woorden ziet men bij elkander, elkaar
aanvullend of releveerend, evenals de kleuren
op een goed schildery."
»Wat hebben wij aan woorden en nog eens
woorden, op miljoenen manieren door elkaar
geworpen, wat hebben wy aan koude verzinsels
en spin zeis, aan kunst.... o, neen! aan wat
voor kunst wil doorgaan als daar niet de
zuiverste essentie, de onvergankelyke, maar
zich in duizenderlei vormen vertoonende kern
eener schoone ziel in schuilt?"
«Coenen is een wonderbaar kunstenaar en
zyn werk een duurzame schat."
In aansluiting op de s'ukken »Kunst- en
Maatschappy" verschenen in de N. Gids van
Dec.-Miart »96?97" is er nu een opstel door
dr. H. J. Boeken, getiteld «Kunst en Revolutie,"
en dat waarschynlijk nog door meerderen zal
worden gevolgd, maar waaruit, fragmentarisch
als het opstel nog is, vooralsnog weinig te
citeeren valt.
* *
. #
De Arbeid.
Aflevering No. 11 van den tweeden jaargang
bsstaat uit: ,
Een opstel over decoratieve kunst door A.
Rehm.
Een legende-achtig, zeer mooi verhaal van
Marie Mary-Koning en twee
boekbeoordee'ingen door Ed. Verhurgh.
# *
«
Sexueele Hygiëne.
De jongere litteratuur wordt wel eens ver
weten, dat zy ook de intiemere verrichtingen.
der menschen tot object van analyze niet ter
zijde laat, maar dit eenvoudig-gewoon behandelt,
zoo goed als het meer algemeen-bekende.
Nu evenwel komt een bekend geneesheer
dr. J. Rutgers van Rotterdam in een didaktisch
werkj ? de jonge vrouwen en meisjes een
openly'ke les geven over al wat het geslachtsleven
betreft.
Dit boekje laat zeker aan duidelykheid niets
te wenschen over. Sommige gegevens zyn zelfs
te duidelyk, maar dit is natuurly'k zeer relatief
omdat de schry'ver by' zyn lezeressen totale
onkunde veronderstelt.
Er is geen twyfelen aan, een ernstig man
als dr. J. Rutgers, zal zyn overtuigende redenen
ervoor hebben om de verschillende wetens
waardigheden omtrent het geslachtsleven ter
ruimere kennisse te brengen aan de jongere
vrouwen en meiejas, maar ondanks c'£t, schijnen
sommige mededeelingen minder kiesch, wat
misschien niet zoo erg is, maar bovenal nut
teloos en noodeloos te zyn.
Een geneesheer, die uit den aard van zyn
beroep, de organische deelen van ons lichaam.
goed kent en, overtuigd bly'kt van de groote
waarde der geslachts-hygiëne, heeft daarmede
nog riet alty'd de gave deze dingen op de
juiste wij ze mede te kunnen deelen.
En dit schy'nt my' hier het geval te zyn.
Het boekje geeft teveel en te weinig, over
tuigt niet, is te kort-af, te bruut in zyn lesjes
en mededeelingen.
Voor dit onderwerp vooral, behoort men fijne
ving'ren en een nog fijner gevoel te hebben,
wil men er niet naast slaan.
Heuscb, ook het schrijven van
populairwetenschappelijke geschritten is niet zoo
gemakkelyk als menig wetenschappelyk mensen
denkt. Toch mogen de meisjes en jonge vrouwen
wel iets meer van het sexueele leven weten
dan de vage vermoedens en verbeeldingen,
waarmee nu hunne fantasie, door het totaal
verzwygen van deze dingen, gemeenlyk is
opgevuld.
G. VAN HULZEN.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard. No. 39: Tooneelspelers buiten,
door Cyriel Buysse. Een tocht met de Geisha,
door T.,met afbeeldingen. (Slot). De Konink
lijke Veluwsche Jachtvereeniging, door Th. A.
Qaarjer. Op den tachtigsten geboortedag
van Gustaaf Adolf Heinze, door Richard Ho),
met portretten. «Twintigje," door Daisy E. A.
Junius, I. Bronbeeksche Curiosa, door P.,
met ai beeldingen. Het oude Raadhuis te
Kamper, door Willem Abé, met afbeeldingen.
(Slot.) Zuster Lina, de Melaatschen-Ver
pleegster, met portret. Feuilleton.
IIIIIIII1IIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII
40 cents per regel.
mimilMIMMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIUttllllllllllllflIlllllllllllllllllllllMIIW
alleen echt, indien direct van mij betrok
ken Zwart, wit en gekleurd van 45 ct«
tot, fl II.1O per Meter. Aan ieler franco
en vrij van Invoerrechten in huis.
Stalen ommegaand
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hof!.). Ziirich.
Piano-, Oriel- en
MEVUOOS & KALSHOVEtf,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur;
Repareeren Stemmen Ruilen.
NAAR
Nieuwendam.
Schellingwoude,
Oranje Sluizen.
Eiland Marken.
Zorgvliet.
't Kalfje,
Ouderkerk,
Uithoorn,
PLEIZIERTOCHTJES,
Voor het maken hiervan is een prachtig
ingericht STOOMJACHT dagelyks (be
halve Zondags) te huur. Te bevragen
Kantoor Haven-Stoombootdienst, 127 O. Z.
Voorburgwal, Amsterdam.
Interc. Telefoon 684.