Historisch Archief 1877-1940
D E A M S T E R D A M M E R WE E K B L AD VOOR N E D E R L AND.
No, 1215
Iets over ontwerpen in arcnitectnnr",
Ia 1896 verscheen, b'g Joh. 6. Stemler Cz.
te Amsterdam, een boekje genaamd «Driehoeken
bjj het ontwerpen van ornament" en thans is
gedrukt, bjj J. van der Endt en Zoon te Maas
sluis, een ander, onder den titel «Iets over
ontwerpen in architectuur". Beide boekjes zrjn
van de hand des heeren J. H. de Groot, archi
tect en leeraar aan de Kunstnyverheidsschool
?Quellinns" te Amsterdam, welke heer doet
zien, in zrjn werkje over ornament hoe het
mogely'k is verschillende motieven te bewerken
geheel volgens Iqnenschema's gevormd door
hoeken van 15°, 30°, 45°, 60°en 75°, terwijl in
dat, over architectuur handelend, aanschouwe
lijk gemaakt wordt, hoe composities te maken
zijn op een grondplan gevormd door
gely'kvormige rechthoeken, kwadraten enz.
Mg n indruk b\j het lezen van deze beide,
uitgaven, zoowel door den toon waarop de
boekjes geschreven zjjn, als door de wijze van
voorstelling der zake, was deze, dat zy het
zeer serieuse werk zy'n van een kundig leeraar
by' het middelbaar onderwijs in rechtlijnig
teekenen.
# »
*
Beide zaken z\jn niet nieuw; de methode
van versieren met behulp van
driehoekenschema's was zelfs de uitsluitende
versieringswy'ze der Mooren.
Het gebruik van gelijkvormige figuren bij
het ontwerpen van architectuur was bekend
bij de ouden, en dat van gelijkvormige recht
hoeken wat in het boekje' »quadratuur"
genoemd wordt by de gothiekers en renais
sancisten. (Om het werkje over quadratuur met
succes te kunnen volgen is het wenschelyk
dat, handelend over het ontwerpen van orna
ment, gelezen te hebben.)
Hoewel dus geen absolute nieuwigheden
behandelend, zy'n de boelges systematische
voortzettingen van min ot meer bekende, doch
niet meer toegepaste versierings- en con
structiemethoden.
Van de versieringen verkregen door gebruik
van driehoeken worden ons eenige voorbeelden
in modernen geest getoond; de schrijver heeft
echter van de »quadratuur'J slechts toepassingen
gegeven op antieke motieven. Zoo bevatten
de platen 9 tot 17 van het boekje over quadra
tuur verschillende kolommen en hoofdgestellen
in Dorischen, lonischen en Corinthischen geest,
en verder eenige ontwerpen van kleine klassiek
gedachte bouwwerken. Tot myn spijt moet
ik wyzen op de afwezigheid van voorbeelden,
waarby°het stelsel toegepast werd op andere
dan klassieke werken. Doch ook zonder
moderne toepassingen is de uitkomst van wat
hier betoogd wordt zeer verrassend. De resul
taten blootgelegd in plaat U en 12, 13 en 14
en in plaat 17 bijvoorbeeld, waarby de opstand
van kleine bouwwerken ontleend wordt aan
den overhoeks gestelden plattegrond, mogen
bizonder genoemd worden.
Zoowel het boekje over ornament, als dat
overqnadratuur, zy'n het bestudeeren overwaard.
Zrj zullen er toe leiden dat de blik van den
ontwerper verruimd wordt, en de mogelijkheid
bestaat dat hy, door gelukkige toepassing van
het stelsel, in zy'n werk een kracht en een
eenheid zal krygen, die hem anders zouden
ontgaan.
*
De vraag mag gesteld worden: zal het ge
bruik van driehoeken en van quadratuur een
toekomst hebben in de bouwkunde?
Van algemeene toepassing zal het gebruik
mijns inziens niet worden. Alleen voor de
beste bouwmeesters kan het van waarde zy'n.
Immers slechts by' dezen zit de lust voor, om
in hunne composities vastheid, kracht en eenheid
van gedachte te brengen. Daarom zullen zij,
dit werkje ter hand nemend en bestudeerend,
zich aan den positieven invloed, die er van
uitgaat, niet kunnen onttrekken, integendeel,
er zich toe aangetrokken gevoelen en opgewekt
worden op deze wy'ze de geestelijke kracht van
hun werk te verhoogen.
Men denke daardoor niet, dat in de toepassing
van driehoeken en van quadratnur een red
middel gevonden is tegen slapheid van archi
tectonische gedachten en platheid van geest.
Want de schoonheid van een bouwwerk hangt
byna uitsluitend af van den geest van den
ontwerpenden architect en van wat deze te
uiten heeft. Echter zal van twee overigens
gelijkwaardige werken dat, waarby quadratuur
toegepast is, steeds meer eenheid bevatten en
krachtiger van werking zy'n dan het andere.
Tevens vergete men niet by' de beoordeeling
van het al of niet algemeen worden dezer
methode van werken, dat, waar quadratuur toe
te passen is op monumentaal-bouw, en daarbij
in vroeger eeuwen waarschijnlijk by werd ge
bruikt, de aanwending by' den burgerbouw
slechts beperkt kan zy'n, omdat er bij den
laatste veel meer eisenen bevredigd moeten
worden dan by monumentale architectuur.
Ook was vroeger de wy'ze van ontwerpen
met lynenstelsels een soort rekenmethode.
Indien zekere lynen, op bepaalde wy'ze loopend,
in de compositie en vooral in de doorsnede
voorkwamen, was dit voor den empiricus een
waarborg voor het steekhouden zy'ner con
structie. Het ontwerpen op ly'nenthema's was
dus tevens een middel om te voldoen aan
eischen der statica.
Tegenwoordig hebben wy' daarvoor andere
middelen, omdat men thans veel nauwkeuriger
en doel treffender dan vroeger, doch eveneens
op graphische wy'ze, de evenwichtstoestanden
der bouwconstructies berekenen kan. De quadra
tuur is niet wat den vorm, maar wel wat
het constructieve karakter betreft in onze
eeuw vervangen door een wy'ze van berekenen,
die niet minder belangrijk en zeker veel weten
schappelijker is, en wel door de graphostatica.
* *
#
En juist, omdat daarmede het practische nut
der quadratuur ter zy'de gesteld is en slechts
een theoretisch, een schoonheidsmotief aange
voerd kan worden ter harer verdediging, is,
dunkt my, het algemeen in gebruik komen
der quadratuur uitgesloten en zal zy alleen
een punt van studie gaan uitmaken voor die
bouwmeesters, die, bezield met den lust hun
gemoed in mooie werken te uiten, zoeken naar
de middelen om aan den vorm dier uiting
kracht by te zetten.
20 Sept. 1900. J. E. VAN DEB PEK.
Het Binnenhuis",
Eenigen t\jd geleden, reeds voor de opening van
dezen kunsthandel, die gevestigd is Rokin 120,
bespraken w\j hier wat ons inziens tot de op
richting ervan geleid had. Het is dan ook niet
een splinternieuw denkbeeld bepaald, iets dat
ons komt verrassen, met buitengewone dingen,
waar we versteld over staan, als over datgene
waar we nooit van hoorden. Och neen, het is
eenvoudig langzamerhand ontstaan, als vanzelf
uit een zekere noodzakelijkheid.
Meermalen werd hier en elders er op ge
wezen, dat ons gewone handwerk in een
periode van verslapping verkeert, dat er niet
meer met pleizier gewerkt wordt, ter wille van
het werk zelf, maar alleen om de verdiensten.
Dat verder iemand die zijn vak dan zooge
naamd goed verstaat, hiermede slechts be
doelt, of al bedoelt hy met gepaste ver
waandheid misschien meer, men het slechts
moet opvatten als het technische gedeelte,
de goede behandeling van het gereed
schap, zonder verder het hoe en waarom der
dingen, de aesthetiek van het handwerk zouden
we kunnen zeggen, er by te moeten rekenen.
Het werk zelf en de versiering werden lang
zamerhand ook twee zeer van elkaar afge
scheiden dingen, terwyl zij toch uit den aard
der zaak zoo nauw aan elkaar verwant zijn,
en de versiering eigenlijk van zelf met het
werk samen moet komen. Ik kan me denken
hoe in vroege ty'den men bijv. geen geteekende
patronen ging naweven, maar al wevende de
patronen, door het regelmatig overslaan der
draden, ontstonden; hoe de versiering op aarde
werk al draaiende op de schyf, in cirkels en
spiralen werd neergeschreven, niet volgens een
vooruit bestaand plan, maar onder de hand dat
het voorwerp gemaakt werd. Eu zoo met meer
handwerken, die men later eigenlyk is gaan
terug werker, beginnende met de versiering,
in plaats van met het dirg zelf; vandaar
dat men ten slotte de belangrijkheid in de
versiering ging zoeken, daargelaten nog dat
deze op zich zelf onjuist was, misschien wel
juist hierdoor. Slechte voorwerpen trachtte
men door versiering goed) te maken, wat
toch onmogelijk biykt, daar de deugdelijkheid
van vorm, de juistheid van verhouding, de
geschiktheid voor het gebruik, uit moet gaan
van het voorwerp zelf, al was er geen ver
siering op aangebracht. Het verkeerde begrip
dus omtrent de eischen die men aan vele
dingen rondom ons kan en moet stellen, leidde
er van zelf toe dat enkele kunstenaars zich
zelf op het handwerk gingen toelegger, om
daardoor te trachter, te komen tot goede
vormen die door het doel der voorwerpen
hoofdzakely'k werden aangegeven, terwijl zy
tevens door hunne technische kennis in staat
werden gesteld, hunne versieringen aan te
brengen zooals het materiaal en de bewerking
ze zelven haast aangaven.
Waar vele dezer kunstenaars op verschillend
terrein werkzaam waren, doch allen vrywel
door een zelfde hoofldenkbeeld geleid
werden, ontstond van zelve ten slotte de
behoefte deze verschillende resultaten
vereenigd te zien, om te kunnen nagaan in
hoeverre reeds samenwerking mogelijk was,
en tevens, wilde men succes op zijn arbeid
hebben, het publiek te doen zien op welke
wy'ze, meubelen, aardewerk, smeedwerk, goed
kan zy'n, zonder veel versiering, en hoe de
versiering die haar toch aangenamer en rijker
kan maken, er een geheel mede vormt.
Zoo ontstond dus eigenlyk vanzelve, uit
een soort noodzakelijkheid, »het Binnenhuis",
als een concentratie, van wat verschillende
menschen op onderscheiden terreinen der kunst
nijverheid voor zich zelve gezocht hadden.
We vinden er dan ook proeven, laten we
het voorloopig nog zoo noemen, want zelfs de
besten onder ons zy'i nog zoekenden, proeven
van huisraad op eik gebied. Meubelen, ge
dreven en gesmeed koperen voorwerpen, aar
dewerk, borduurwerk, bindwerk enz.; en hier
onder reeds veel «rat getuigt van helder inzicht,
van goed begrip, en al kon menig ding beter,
meer af, toch zien we dat het den goeden weg
op is, dat het beginsel, dat tot het ontstaan
leidde, goed is.
Het lykt ons overbodig de lyst der mede
werkers, die trouwens een ieder die het «Bin
nenhuis" bezoekt, kan zien, hier op te sommen;
even onnoodig komt het ons voor nu reeds
mede te deelen wat goed en wat minder ge
lukkig geslaagd is; h ervoor is later nog tyd
genoeg, daar het trouwens niet de juiste maat
staf is uit een enkel voorwerp iemands capaci
teiten af te meten. Wat echter by een bezoek
aldaar ons bijzonder opviel, was een groote
collectie aardewerk, dat voornamelijk, waar
men het niet door versiering mooi had willen
maken, zeer goed waf, door eenvoud en be
werking; verder metaalwerk dat door logische
vorm en versiering in email of gedreven een
belofte in zich bevatte, en meubelen, door ver
schillende madewerkers ontworpen, alle uit
muntend door goed materiaal, en waarvan de
meesten aangenaam van vorm en verhouding
waren.
Waar hier dus reeds op verschillend gebied
pogingen in het werk gesteld zy'n, om de
voorwerpen uit onze omgeving, aangenamer en
waardiger uiterly'k te geven, daar is zeker het
terrein waarop »het Binnenhuis" zich beweegt,
nog voor uitbreiding vatbaar, aan de moge
lijkheid waaraan we echter volstrekt niet
twyfelen, daar meei en meer zal bly'ken dat
eenvoudiger en degely'ker werk voor velen een
bepaalde behoefte is. Dat velen niet meer de
overladen oppervlakkigheid om zich heen kun
nen dulden en te vergeefsch zochten naar
datgene, wat hiervoor in de plaats gesteld kon
worden.
R. W. P. Ju.
1) Weekbl. 26 Aug. 1900.
Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week: Vincent van Gogb,
«.Hooityd", schildery'; Anth. Beek, «Landschap",
pastei; D. B. Nanninga, »Kerkintérieur", pastei.
dllllllllllllllllll
IIIIIIIIIIIIIMIIMH
Beter zoo.
JOSEPHINE GIESE, Fan een droom. T
HOVEN, Beier zoo. L. J. Veen, Am
sterdam.
,Ada kon nooit in woorden zeggen de hooge
ideeën die in haar wezen lagen uitgedrukt...."
Zoo getuigt mevrouw Josephine Giese van
een harer heldinnen.
Gelukkig is die heldin zoo verstandig, dan ook
maar niet veel er van te zeggen.
Maar mevrouw Giese zelve....
Zij heeft daar geen vrede mee, en zij zal in
woorden zeggen de hooge ideeën die in haar wezen
liggen uitgedrukt.'...
Als zij nu ook maar niet zooveel van Aria had.
Dat in woorden zeggen" ook! dat is zoo
maar iedereens werk niet. 't Helpt niet of er
al hooge ideeën in het wezen liggen uitgedrukt.
Daarmee komt men er niet.
't Is al zco moeilijk voor wie niet zuiver
ziet, voelt of denkt, het meest gewone goed *in
woorden te zeggen."
We willen b.v. vertellen dat kinderen onder
toezicht van een nieuwe juffrouw stiller en
minder vraagziek zijn aan tafel. Iets heel
al!edaagsch dus.
Nu zegt mevrouw Gieze dit zóó;
«Onberispelijk gedroegen de kinderen zich aan
tafei, die zij vroeger aanvulden met rumoerig
gevraag."
Welke voorstelling moet de schrijfster hier
zelf gehad hebben?
D't vraag ik mij telkens. Wat moet het er
ia haar voorstelling wonderlijk uitzien, om iets
te schrijven als dif.:
»0m haar heen werd eensklaps bet
stemmengonzen stil, want door de deur n as een donkere
gestalte gegaan (gekomen ?), met achter hem, door
den lakei uitgesproken, een korten naam, als afge
beten met een slag.
Ik blijf nog ver van de hooge ideeën", ik
spreek maar over het weergevea van geziene
werkelijkheid, omdat we hier om te beginnen het
meeste houvast hebben, en omdat dit zij 't
ten onrechte nog dikwijls het gemakkelijkst
gevonden wordt. De tovelle Twee Levens Eén
begint zoo:
»Er ging een vroolijk troepje door de stille
straten.
Het was u a middernacht.
Aan een aachtgewelf"....
Dat staat er zoo maar ineens: aan een nacht
gewelf. ... een zeker hier of daar ia d,e stille
straat aanwezig, door het vroolijk troepje opge.
merkt iets dat «nachtgewelf" heet. Kom'?we
weten beter we weten dat mevrouw Giese
niet 'n nachtgewelf" maar den hemei" bedoelt.
Waarom zet zij het dan niet! Oin ons in de
war te brengen? Of omdat het mof iet" is,
,dichterlijker"? Dat laatste zal 'c wel zijn.
Aan een nachtgewelf, diep, zuidelijk blauw."
Men lette vooral op het woordje zuidelijk.
Als zoo'n gewelf diep noordelijk blauw was,
zou 't lang zoo mooi niet zijn.
Aan een nachtgewelf diep zuide'ijk blauw,
stond hoog een groote maan, s*il kijkend over de
verlaten stad...."
E(n maan staat dus aan een gewelf te kijken,
de pozitie moet niet heel gemakkelijk zijr, en
geen wonder dat zij er wat stil" van wordt.
Maar toch laat ze het niet bij stil kijken aan
dat gewelf. Oordeel maar.
uitstroomend haar vloeibaar goud over de
mistig glanzende daken.''
Nog eens: hoe moet het er in de voorstel
ling van mevrouw Girse wel uitgezien hebben,
toen ze dit neerschreef?
Er is nog iets karakteristieks in dit begin,
nl. de plotselinge overgang.
Na de twee eerste kalm constat.eerende zin
netjes in eens een luchtsprong, een echte salto
mortale. Dien vinden we herhaaldelijk. Zoo htt
begin van Zielebandtn.
«De natuuifi osoof Alfred Kauz had de dichte
res Tl c se Heldt tot vrouw genomen."
Nuchterder kan het al niet.
//Tot vrouw genomen" En dat nog wel een
dichteres ! . ..
Wacht maar even de schrijfster is nog n!et
op haar dreef.
Nu neemt ze haar vlucht:
«.Hun eerste zien (ontmoeten? v. N.) was ge
weest als een blijde herkenning, een intiem?,
verrassende vreugde, ware betoovering der harten,
een plotselinge ontwakende pissie, die met het
blind geweld eener natuurkracht hen in elk
anders armen dreef."
Dat wordt iets heel anders? Dan viel ervoor
den natuuifi'osoof niet veel te nemen, hij had
even ala de dichteres maar te gehoorzamen aan
het blinde geweld eener natuurkracht enz.. ..
Maar waarom geeft de schrijfster in haar
eerste zinnetje dan ons zoo'n averechtsche lezing
van dat feit?
Och, ik geloof dat zoo'n zinnetje een
penongelukje is van de auteur. Het is voor baar
een zuiver accidentaal gewoonheidje. Want in
haar is voortdurend het streven naar het onge
wone, naar het verhevene.
Ik heb er roven op gewezen dat het met de
realiteitsweergtving niet pluis is, mair die
realiteit zal haar niets kunnen schelen. Haar
//wezen" zwetft er boven. Zij ziet het leven alleen
van den hoogen kant. Haar htlden eii heldinnen
zijn haast allen buitengewone menschen met
artiesten-naturen, voor wie dus ook de maat van
het gewoon-menschelijke niet geldt. Hun gedach
ten en gevoelens zijn gewoon-menschelijke ver
heven tot de zevende macht.
En natuurlijk hebben we aan zulke ideale
scheppingen geen houvast. Wat de auteur va-i
hen vertelt moeten we maar op goed geloof
aannemen.
Zoo hooren we dat de dichteres Ti rcse onder
den invloed van den natuui filosoof, die zich
telkens weer verdiepte in de txicte weten
schap" bair dichtvermogen verloar.
Haar geest kon niet meer spreken in sym
bolen ; zij had gei/ronken aan de bron der wer
kelijkheid.
//Getreden in de rij der sterfelijken.. . ."
Vroeger heeft ze blijkbaar tot de
,oujterfelijken" behoort.
Moest zij hun wet en noodlot deelen; met
innerlijk verbalen richtte zich haar blik naar
binnen; zij voelde dut zij moeder worden zou.
Van nu aan leefde zij in voortdurend krankzijn.
Was dit aan Inar ten antwoord der natuur?"
Mevrouw, Gisse, vraagt het. £jj mocht ons niet
met <en vraag afschepen. Xu blijven we even
wijs, en heel veel begrepen wij er toch al niet
van. In elk geval: a que'fjue cbose malheur
ist bon, want :
,,Haar man droey haar nog meer op de
handen" iets wat in de gegeven omstandigheden,
de wenschelijkheid van een dergelijke manipu
latie in 't midden latend, stellig een kn'iotitig
blijk van liefde mag heeten.
t)at de heldinnen van mevr. Gif se als schep
selen van csn hoogere soort elkaar na verwant
zijn, blijkt alt het feit dat Ada, de vrouw van
den schilder R chard Forster, deze zelfde
annonciatie op dezelfde wijze beleeft:
Zij werd afgetrokken van pijnlijk uiterlijk
beschouwen. Haaf blik richtte zich naar Linnen,
in angs'ig zalige spanning op het raadsel dal
zich ging ontcouwen: zij voelde dat zij moeder
werd."
Ik meen in bovenstaande regelen het proza
van mevr. Giese eenigszins gekarakterizeerd te
hebben.
De schrijfstir lijdt aan mooi-doenerij.
Haar p:.-sonen zijn opgeblazen,
quasi-horgstrevende half-goden, die maar aldoor zwelgen
in allerlei verheven" gevoelens Haar stijl is
vol van versleten oratorie en rhetoriscben bombast.
't Zou me niet verwonderen dat juist deze
eigenschap de gcêgemeente in den waan
kan brengen dat het hél wat is, en daar ik
haar op den titel vermeld zie als de schrijfster
van Sfiüx," De Kring der Van Duyvesteins,"
enz., werken mij onbekend, die derhalve aan
dezen bundel zijn voorafgegaan en waar de auteur
zich een zekere reputatie mee schijnt verworven
te hebben, lijkt het mij wel tijd even te waar
schuwen.
Onmachtig om het meest eenvoudige realiteits
motiefje krachtig en raak te behandelen, meent
zij zicti te kunnen redden met livper-romautische
zinwendingen en opgeschroefde bolligheden.
Alle sympathieke personen willen van de aarde
weg, hooger hooger... leven in extazes...
loopen als op stelten.... Hun zielen hebben
vleugelen, onaardsche verlangens... dorsten
naar de vreugden des hemels....
Als zij de oogen ophief naar de wolken,
dan voelde zij een trekken wonderbaar, een
heimwee onuitsprekelijk naar die gewesten, van
zounegloed doortinteld. Het was haar land,
het Kantan van haar verlangen, bet
bloemenland van baar geluk. Hoog boven die vlot
tende wolkgezichten, boven de onmetelijkheid
van dat banm nd (?) blauw gewelf, in de ruimte
grondeloos, op Serafwiekep," enz. enz.
William Black heeft in een zijner romans
(In silk attire) zoo heel snedig gezegd:
The almost inevitable climsx of a
commonplace poem is heaven, simp'y because heaven is
the only idealism of commonplace minds"
Volgens hem zou dus dat schijnbaar ideale,
verhevene, ten hemel smachtende terug wijzen
op het zeer alledaagsche.
Waarschijnlijk is het leerzaam eens een van
de novellen uit mevrouw Giese's bundel van
het verblindend omhulsel te ontdoen, om tot
de kern ervan te naderen.
Ik kies daardoor In Perikelen, omdat we
daarin Log het dichtst bij de aarde blijven.
Het is de geschiedenis van Petje, de oudste
dochter van het hoofd" eener bizondere school
» met den bijbel." Die school gaat zoo achteruit
dat Je oude man tot Betje zegt met bewogen
stem": je bent nu bekwaam genoeg om je
eigen bestaan te maken."
De schrijfster cursiveert de laatste woorden,
waarschijnlijk om met het bargoensch Neder
landsen dat de onderwijzer spreekt, iets te ver
klaren van den teruggang zijner school. In elk
geval: Bclje moet haar (i^en kost gaan ver
dienen.
Na zijn oude oogen uitgewischt te hebben,
wijst hij haar een advertentie.
B«tje krijgt de daarin vermelde betrekking,
wordt gouvernante, interne" Vijverberg 10 te
's Gravenhfge. Eerst heeft vader nog zijn oude
hand op Bet jt's jonge lokken hoofd gelegd, heeft
Betje zelf nog brandende tranen vergoten tegen
moede, s trouwe borst, waaraan zij zoo dikwijls
gevlucht was." Waarvoor dat vluchten noodig
was, wordt nitt gezegd.
Betje is geen gewoon meisje. Als ze in haar
nieuw tehuis voor 't eerst in haar kleine kamer
komt., loopt ze naar 't venster en begint bijna
een bladzij hardop te praten. Allemaal mooie
zinre'jes als :
Kijk dat witte wolkje, net een schelp!....
het zeilt daarheen als ware het een scheepje ....
Hoe blauw is de hemel, hoe intens, hce diep!" enz.
We zijn met dat al alweer naar den hemel
verzeild.
Het mooie poëtische Betje leert in haar be
trekking een Engelschen neef kennen van haren
heer en meester, een echte Lord.
Kort, en goed zij wordt op hem verliefd,
hij op haar. En ze zeggen het elkaar.
Hij schrijft naar Engeland. De fanrlie ver
zet zich, als tweede zoan heeft hij geen rech
ten, een oud-tante zul hem onterven, een huwe
lijk zal hen beiden doodaim maken.
Beijo, door de schrijfster allengs tot Elisabeth
verplechtigd, spreekt van wachten. Maar de
Engelschman is daarvoor te hartstochtelijk.
Waarvoor wachten! Zij hielden immers van
elkaar.
Wij zouden in een schilderachtig oord een
oud kasteel bewonen .... Door het leven zou ik
u dragen; hoog zou ik u houden op mijn aan
biddende handen! En als ik dan eindelijk vrij
was om te nandelen . ..."
Nu ji, dan zou hij ze trouwen.
Zij weigert.
Den nacht die volg', doet zij niets dan
denken.
Hij heeft mij niet lief niet lief! dit
schreide telkens door de wanhoop van haar
denken.... Hij was afgedaald van het hooge
voetstuk der vergoding en had aan l;air voeten
gelegen a's zondig mensch .... Want al had hij
het woord niet uitgesproken, het had daar toch
\oir haar oogen gestaan in brandende letteis :
Miiitres! en dit woord, dat, als ze het vroeger
ook maar ergens geschreven vond, haar reeds
de ziel vervulde met kille afschuw, ontdekkend
aan haar rein oog een wereld van zonde hij
had bet haar aangeboden als etn prinselijk ge
schenk."
Duidelijk is dit aanbieden van een woord"
niet, maar we begrijpen de bedoeling.
En we weten metein wie de als sympathiek,
als fijn en teergevoelend bedoelde Elisabeth"
is, nl. een zeer, zeer alledaagseh kindje, met
dito zieltje.
Niet omdat zij terugschrikt voor zijn voor
stel. Daarvoor kunnen zeer geldige argumenten
bestaan. Dat kan zuiver plichtsgevoel zijn, het
b(s-f haar ouders ongelukkig te maker, het ge
voel dan toch niet gelukkig te kunnen worden
ten koste van het geluk van anderen enz. enz.
Maar.... wél is zij klein omdat zij denman
die haar lief heeft en dien zij zegt lief te heb
ben lager acht om zijn voorstel. We moeten
aannemen dat de door hem geopperde bezwaren
onoverkomelijk zijn. Welnu dan is het dan
niet kleinzieli?, maatschappelijk-overleggend en
bekrompen van haar, dat zij nu op eens in zijn
verlangen om haar geheel te bezitten iets laags
gaat zien? dat ze dit alleen zou billijken als hij
in staat was eerst een briefje op 't Stadhuis te
krijtreu ?
Wat is me dat voor een onschuld, vcor een
kuischheid ! . .. .
Eu zou'n ptuzel pozeert met volledige
autorizatie van de schrijfster als een model van
deugdzaaml eid, omdat ze met haar
archi-burgerlijk, verdord z eitje niet voelen kan de liefde
die niet berekent en niet overlegt in practische
wereldwijsheid.
Had de schrijfster haar een zwaren strijd doen
voeren tusschen haar liefde, d. w. z. tusschen
den lust om zich te geven aan dien man, en
haar kinderlijke gevoelens tegenover haar ouders,
had hij haar in dien strijd ten slotte zichzelf
doen verloochenen dan zou Betje inderdaad
daarin iets van hooger opvat'ing hebben doen
blijken. Maar na levert zij ten volle het bewijs
dat haar kwazi-verheven gepraat en gemijmer,
haar hemelzuchtigheid inderdaad het idealisme
is van een commonplace mind. En Betje's geest
is die der heele novelle.
Ik geloof dat er geen geschikter tijd is om
iets van mevrouw Hoven te waardeeren, dan
als men juist een boek als van meviouw Giese
gelezen h< cfr.
Mevr. Hoven heeft al dadelijk dit, wat wel
dadig rustig aandoet, dat ze nooit meer wil
toonen, dan ze ie.
Ze vermoeit ons nooit met mooi-doenerij, en,
wat den geest van haar boeken betreft zij
bekijkt het leven meestal zoo geheel van den
gewoon praktischen kant, dat we er van dat
standpunt vrede mee motten hebben.
Haar Beatrice is een tijdje verliefd op een
getrouwd man, die het haar moeilijk genoeg
maakt. Zij houdt er geen opgeschroefde over
peinzingen op na, maar vlucht de verleiding
een oud, probaat middel. En als de
veiliefdheid wat geluwd is, trouwt ze met een ander.
Inderdaad, als men de werkelijkheid zdo ziet
als mevrouw Hoven, en ik geloof niet dat het
standpunt van mevrouw Giese feitelijk zooveel
verhevener is, dan zegt men haar graas EB,
bij het dichtslaan van baar boek: beter zóó.
17 Sept. 1900. W. G. VAN NOUHTJYS.
NIEUWE UITGAVEN.
FLAMMAKION. "De Wereld vóór de Schepping
van den Mensch, bewerkt voor Nederland door
dr. B. C GOUDSMIT, met meer dan 300 gravures,
2e geheel herziene en vermeerderde druk,
compl. in 15 afi. a 30 cent. Zutphen, W. J.
Thieme & Gie.
Liederboek van Groot-Nederland, verzameld
door F. R. COERS F.RZN. Derde druk. Uitgave
van C. A. J. van Dishoeck, Amsterdam.
Romans in proza, door dr. JAN TEN BRINK,
5e afl. Leiden, Boekh. en drukkery
voorhE. J. Brill.
Letterhindig Maandschrift. 2e jaarg. 5? afl.
Sept. 1900. 's Gravenhage, M. van der Beek.
Catalogus van Schalekamp's Photografie en
Kunsthandel. (Uitgaveri). Buiksloot, J. M.
Schalekamp.
De Arbeid. Een maandschrift voor literatuur
en kunst. 2e jaarg. 1899,1900. Afl. 12. Amster
dam, C. A. J. van Dishoeck.
School Idyllen, door TOP NAEFF, met 8 platen
naar teekeningen van C. KOPPENOL. Amster
dam, H. J. W. Becht.
Europn. letterkundig maandschrift. 63e jaarg..
afl. 10. 1900. Dordrecht, Blussé& Co.
VERNER VON HEID« STAND Endymion, naar
het Zweeds, door PH. WIJSMAN. Amsterdam,
C. A J. van Dishoeck.
De vrouw in de sociale beweging onzer dagen.
Naar het Duitsch van LAURA MARHOLM, door
ED. VAN DEN GHEYN. Utrecht. H. Honig.
Jaarverslag van de vereeniging «Centraal
Bureau voor sociale adviezen" over het eerste
vereenigingcjaar, loopende van 11 September
1899 tot 30 Juni 1900.
Bas Veth, door OTTO KNAAP. (Indisch-man).
Weltevreden, Boekh. Visser & Co. en Amster
dam, P. Roem Jzn.
»Lux'!. Geïllustreerd tijdschrift voor fotografie.
Afl. 18. Boek-, Kunst- en Handelsdrukkerij
voorh. Gebroeders Binger, Amsterdam.
Geïllustreerd "Weekbladvoor Jfotogrofie.'&o. 39.
Apeldoorn, Laurens Harsma.
Cofmos. No. 9 Revue Illustrée, Mensuelle,
Polyglotte, Littéraire et Sciences. Amsterdam,
C, A. J. van Dishneck.
De Correfpondent, maandblad voor de handels
correspondentie in drie talen. Onder redactie
van A. C. F. KRULL, correspondent met ervaring
in verschillende branches, docent in talen en
correspondent aan de cursussen van »Mercurius".
Met medewerking der heeren A. A. HESKES,
J. J. JANSSEN SCHOLLMANN, L LANDSMAN L Jz.
Rotterdam, Kiosken-Ouderneming.
Ingrid. Een roman uit het Zweedsch, van
SELMA LAGEELOF, vertaling van MARGARETHA.
MEIJBOOM. Uitgave van H. J. W. Becht, te
Amsterdam,
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, No. 40: Tineke, door de
Meerulaer, I.* Het laatste bedrijf ? door
Chr. N., met afbeeldingen naar phot uit de
Zuid-Afrikaansche Republiek, I. «Twintipje",
door Daisy E. A. Junius (slot). Het Her
stellingsoord voor onderwijzers en onderwij
zeressen, door Tbeièse van Arendaberg, met
afbeeldingen. Ons ouwe dorpsveldwachter,
door Jan van Katlijk. Bezoek door eenige
Amsterdamsche werklieden aan Parijj en de
Tentoonstelling, door A. L. H. R., met af
beeldingen, I, Verscheidenheid. Feuilleton.
40 cents per regel.
fl 2.4O
en hooger 4 Me'erl Franco en
vr|j van invoerrechten toegezonden !
Stalen ommegaand ; evenzoo van zwar'e. witte
en gekleurde ,,IIenneberg-Zyde" van
45 et. tot il 11 l O per Meter.
G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.\ .Zürich.
Hoofd-Depót
VAN
Dr. JAEGEfi'S QKMG,
Boraaal-WolaFtitÉii,
K. F. DEÜSCHLE-BENGKB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
Piano-, Oriel- en MralliaiÊl
MEVHOOS «fc KAL,SIIOVJE]¥,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
Q De behandeling van Jicht,
Rheumatiek, Pisznre
Dia(lio^e, IVier- en Blaasiyden,
Suikerziekte is de speci
aliteit van het Bad Assmanns
hausen a/Rhijn.
Prospectus over de drinkkuren
in huis en het gebruik er van in
Bad Assmannshausen verzendt de
? BRONNEN-DIRECTIE.
ECHT
VICTORIAWATER.