Historisch Archief 1877-1940
N°. 1216
DE AMSTERDAMMER
A°. 1900.
WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKSMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuuines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 14 October.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit Duitarhland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O O D.
VAN VEERE EN VAN SIABI3: Wamdigheid.
TEen vergissing? Iets ' over bet OLager Onderwijs
j in Mannheim en Müttdhen, L, doorJL Horn.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een jaar arbeid,
?'door H. KUNST EN LETTEREN: Over oethe's
r^Faust", door Joh. B. Broedelet. Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. Auerfcatïip. Les musiques
:bizarres, par Judith Gawtier, beoordeeld door
.B. W. P. Jr. TJrba antiqaaa-uit, (De oude stad stort
:.in.), door J. E. vauderPek. Alwine
WuthenowBaltbasar, door L. Boek- «n Tydsohrift, door G.
-van Hulzen. FEUILLETON: Salomy Jane's
?fctis, IV, (Slot), door Bret Harte. RECLAMES.
"V0OK DAMES: Bescherming der jeugd, door
Bertha van 't Sticht. Jenge-meisjeslectuur, door
.F. -J. van Uildriks. Allerlei, door Caprice.
FINANCIEELE EN OECOSOMISCBE EKONIEK,
door D. Stigter. SCHAAKSPEL. SCHETSJES.':
Ontnuchterd, door F. J. .ALLEBLEI. INGE
ZONDEN. PEN- EN P0TLOODKBASSEN.
ADTERTENTIEN.
IIMIlllllllllHllllllHIIIIMIIIIHMMIIIIIIIIIIIimi-UIMIMIIIMmilllMIIIIIIIIII
Waardigheid.
Lieve hemel, wat was de h-eer Kerdijk
dapper! Men zou zoo zeggen, «prak de heer
Kuyper, en anderen dachten het, dat hij
tot de --oppositie is overgegaan.
De heer Kerdijk in de oppositie tegen
dit ministerie, en hij niet alleen, maar ook
zijn «vrienden en geestverwanten".; hij be
paalde zich alleen tot het uitspreken van
een getuigenis aangaande hetgeen in de
Jaatste maanden in dien kring was omgegaan.
Wij laten hier zijn speech mlgen, naar
'het verslag der N. Rotö. Ct.
De heer .Kerdijk zegt, dat de M«narie van
;Antwoord ijem in zoover heeft bevredigd, dat
.zij hit r en daar uitroepingsteekens bevat, als
tgestrooid uit een peperbus over dit stuk. Het
.is alsof de , RegeeriDg hare veibazj«g lieeft
millen te kennen geven over lie'geen in het
Verslcg is gezegd over de houding dtr I&egeenig
in deze.
Daaromtrent verschilt Lij met de Regeering
in opvatting ,en daarvan wenscht hij reden te
geven, al ware bet slechts om den schijn te
vecmijder, alsof hij schud wilde gaan aebter
de anonimiteit «au het verslag.
De Regeei i«g ween preekt het betoog,, dat
zij <ie Eertte Kamer heeft willen wionea door
cor.eessie. Toch is 'c onbetwistbaar ea het
blijkt, dat sommigen reeds bevredigd zijn. Spr.
kan echter niet m«egaan in zoover de Regeermg
z. i. te ver is gegaan. Eene carecatuur as door
de Rfjgeering in de stukken gt maakt van .de
eist hen van het parlementair gemeen overieg.
Dit ov«rleg is tijdens de behandeling van eet
ontwerp ju het algemeen eisch tan het parle
mentair stelsel. De omstandigheden kunnen
Uiopen tet 'tdcen «aa coucessiën .aan de wet
gevende vergadering, Tijdecs de behandel ui
;van de wet kan de iRegeering ver gaan met
,ziilke coicessie. Maar zij mag een ontwerp
jiiet ontwrichten door ,het probeeren met eeu
gewijzigd stelsel als ««n hoofdbeginsel is ge
vallen. Zoo doet een .kleermaker met een
afgckeurdeu rok, waaraan hij een nieuw pand
zet. Maar zoo handelt Biet een Regecring die
zich van hare waardigheid ,i»ewust is. .Daarbij:
de Minister Fierson hsd ,in de Eerste Kamer
met .verbazing gevraagd, 'hoe men kon .deuken
dat «en verweving van de ,wet geen politieke
beteekenis zou hebben. Koshtans heefe men
die politieke beteekenis daarna geheel ter zijde
gezet, .fin ook dut standpunt .g-eheel losgeiaten.
De preaaer was jnderdaad ajan de politieke
betetkeois van eea afkeurend votum blijkbaar
.aanvankelijk doordrongen, doet ,is in den JHaad
wan Ministers tot andere gedachten gekomen.
Pat nu strookt niet met den ,ernst van den
Staatsman.
JSpr. kan ,ian ook niet aannenaea, dat velen
sullen willen erkennen dat de Kqgeeriig hier
gehandeld heoft overeiakomstig te'geen men
van .een Regeeriug mag verlangen. Al zal men
't, om verschillet de redeuer, niet openlijk
erkenner, toch wordt er zoo over gedacht.
En wat spr. in die houding van de ftegeering
vooral zeer betreurt, is de cons( quenüe daar
van voor verdere hervormingen. Spr. moet hier
even aanraken de attributen" der Eerste Kamer.
Hij zal daar niet te diep in treden. Maar een
feit is he^ dat de gedragslijn der Regeering
het machtsbesef der Eerste Kamer heeft ver
sterkt en dat de echte hervoriningsgezinden
daarvan de wrange vruchten zullen plukken.
Wat had de R< geering dan wél kunnen doen?
Zij bad een keus: Zij had hare taak eenvoudig
kunnen vooitzetten, zonder de Kroon er in te
mengen, of zij had kunnen trachten overeen
komstig den geest onzer staatsinstellingen, de
portefeuilles ter beschikking van de Kroon te
stellen en zich dan naar haar welgevallen
lebben kunnen schikken. Ware dan de Regeering
aangebleven, dan had de gewone wetgevende
arbeid kunnen worden voortgezet in afwachting
van de a'gemeene verkiezingen. Dan hadden de
kiezers kunnen uitspraak doen en zouden de
hervormingsgezinden een krachtigen steun hebben
gehad in de houdiig der Regeering, Ware dan
de zaak andermaal voor de Eerbte Kamer ge
bracht, dan zou spr. wel eens hebben willen
zien of die Eerste Kamer opnieuw de wet had
durven verwerper, na de uitspraak dfr kiezers.
Hal zij dit gedaan, het zou hebben girlijkgestaan
met .poli't i e k e n zelfmoord..,
?Hij meent, dat een feit krachtiger zou hebben
gesproken dan eea theoretische beschouwing
over 't gemeen overleg. Een krachtige houding
zou de positie van een doortastende Regee/iug
hebben versterkt. Hij bfgrijpt, dat er zijn die
beducht zijn voer den wassenden stroom der
democratie en dat de zoodanigen den dijk willen
verbreeden of verhoogen en dat dezulken het
gebeurde niet als een schaduwkant beschouwen.
Maar er zijn toch anderen, die niet zoo denken,
en die nochtans onder die dijk verbreed ing of
verhooging den schouder hebben gezet. En als
nu straks in den strijd over de invaliditeits- en
ouderdomsverzttkerinp, over den arbeidsduur
voor volwaas-en arbeiders, over hervorming van
het -kiesrecht: de Eerste Kamer zich opnieuw
mocht verzetten, dan zullen die 'hervormings
gezinden daarvan de schuld dragen.
De iRegeeriug meende echter, dat het zwaarst
hier moest wegen de oplossing van het vraag
stuk .der 'Ongevallenverzekering. En nu behoort
spr. toch ongetwijfeld tot de warmste voot-stai.
ders van die verzekering. Reeds jaren geleden
heeft hij de .urgentie daarvan aangedrongen. 'En
desniettemin had hij de voorkeur gegeven
willen zien aan een gedragslijn, waardtor een
op zieh zelf betreurenswaardig uii« el van de
regeling der zaak 'van twee kwaden het geringste
was. Het .nadeel aan uitstel verbonden, zou
opgewegt-n aijn door 't belang der
hervormingszaak in 't algemeen en vau sociale .politiek.
Het nu .gebeurde zal zich op die latere hervor
mingspolitiek wreken.
Over de wet ,ze!ve -kan beter bij de artikelen
gesproken worden, Hij erkeut den heiligen ernst
en de liefde van de IJ,"geering voor heit heil
van den werkman. Daarover en over het inzicht
der Regeering omtrent het _vraagstuk, behoeft
dus niet getwist te worden. Hij wilde zich alleen
bepalen tot een getuigenis van hetgeen ;in de
laatste maanden is omgegaan in den kring zijner
vrienden en geestverwanten.
De Regeering heeft dus het gezag, de
macht, deun invloed der Eerste Kamer
versterkt; dies is ais gevolg van de
handeling der iiegeering te verwachten,
dat de »eehte hervormingggezinden" daar
van de wrange vruchten zullen plukken.
Het zij ons veroorloofd hierbij op te
merken, dat de heer Kerdijk c. s. zelf
schuld dragen aan dien toestand. Reeds
vóór jaren en herhaaldelijk hebben
-wij er op aangedrongen, dat het een der
-eerste eischen van de Democraten zou
zijn, afschaffing of grondige hervorming
van de Eerste Kamer, als de meest
plulocratische en dus antidemocratische instel
ling in ons op wetgevend gebied zoo traag,
zoo treurig langzaam zich bewegend land.
Uic een democratisch oogpunt beschouwd
is de Eerste Kamer een onrecht en eea
gevaar. Dit stond voor ieder, die demo
cratisch dacht, ook voor Kerdijk en de
zijnen, vast. En wat deden zij? Steunden
zij ons in ons pogen om der natie in het alge
meen,en der Volksvertegenwoordiging in het
?bizonder, aan het verstand te brengen, dat
?hier zonder uitstel verandering, doortastende
hervorming noodig was, aangezien diezelfde
Eerste .Kamer een der hoofd-organen was,
?welke ons de zoo lang verbeide sociale her
vormingen moesten brengen? Ganschelijk
niet. De heeren zwegen voortdurend, 't Had
?er vv-eel van alsof zij vreesden zich onfat
soenlijk te zullen aanstellen, wanneer zij
met .ons een campagne tegen dat deel van
het wetgevend lichaam zouden openen , en
hoekan het dan anders, die onaan ge vochten
erete Kamer acht zich nu, ia 1900 nog,
zoo veilig als ooit! Maar daar leert de
ervai-ing met de Ongevallenwet den ^echten
hervormingsgezinde!! I", zooals zij zich zelf
noemen, hoe zij hun plicht hebben vergeten,
en zij overstelpen Fierson en Lely met
luidklinkende smaadr. denen Toch niet
tot bedekking van hun eigen verzuim?
Immers, .eigenlijk had de rede van den
heer Kerdijk,in dezea toon behooren te zijn
gesteld : Excellentie, wij betreuren het zeer,
dat een conflict met de Eerste Kamer U
heeft moeten leiden tot de indiening van
een gewijzigd wetsontwerp. Maar wel verre
van thans, naar aanleiding hiervan U, te
grieven met «enig woord over de waar
digheid, die U daarmede hebt ingeboet,
erkennen wij gaarne openlijk, dat de oor
zaak van dat droesrig iei,t in ons eigen
verleden ligt, hetwelk zonder waardigheid,
zonder geestdrift en veerkracht, het moge
lijk beeft gemaakt, dat toestanden zijn
bestendigd, die onzen naam als democraat
in opspraak moeten brengen. O, wij schamen
ons zoo! Maar wie is sterker dan de man,
die schuld belijdt? En van nu af zult gij
ook ons als den zoodanige mogen beschou
wen wij, die hopen, dat de arbeiders ons
evenmin over ons verzuim zullen hard
vallen, als wij U de gevolgen daarvan
hebben toegerekend.
Maar wat de heer Kerdijk thans te berde
bracht, ging geheel buiten deze schuldbe
lijdenis om. Integendeel, hij oreerde in
een toon van heldhaftigheid, als had hij
niet jaren lang te beschroomd zich betoond,
om dat lichaam te verzwakken, hetwelk vóór
de aanbieding der Ongevallenwet, door hem
en de zijnen van zijn overmoed had be
hooren te zijn genezen. Immers de kracht,
waarin de Eerste Kamer zich verheugi;
de macht, die zij gevoelde, zoodat zij de
Ongevallenwet dorst te verwerpen, was
haar deel, omdat zij in haar onveranderd
bestaan, bevestigd was door zijn zwijgen
en gedoogen.
Onder deze omstandigheden klonk de
verklaring van den heer Kerdijk, namens
zijn vrienden en geestverwanten, dat hij
een terugnemen van de Ongevallenwet wel
zou hebben aangedurfd, eenvoudig als een
lofzang tot eigen eer, terwijl de oneer haar
schaduw wierp op het gelaat van hem en
zijn vrienden. Da heer Kerdijk c. s. wien
sleed j de moed in de schoenen zonk,
als het tijd was tot handelen , zouden
nu, in het felle vuur van hunnen
waardigheidsijver, en bij de behoefte aan een
klinkende leus voor stembus-agitatie, de
arbeiders er wel aan wagen nog een
jaar of wat het buiten een Ongevallenwet
te moeten stellen; alsof - de Regeering
nu de toestand eenmaal is, zooals die ten
gevolge van Kerdijk en der zijnen onver
antwoordelijke flauwhartigheid en zorge
loosheid is geworden, niet den lande en
in 't bijzonder den arbeiders een dienst
bewees, door dezen de dadelijke zeker
heid van althans eenigen waarborg tegen
plotselinge armoe, d<K>r ongevallen veroor
zaakt, te verschaffen.
Ach waarom moest nu ook dit staaltje
van democratisclie zorg voor de arbeiders
geboekt in de Handelingen der
Staten?Generaal ?
Laat ons hopen, dat het nageslacht, de
rede van den heer Kerdijk zonder toelich
ting lezende, den diepsten zin er van niet
zal begrijpen.
Een vergissing?
Het is niet voor de eerste maal, dat de
Standaard-redacteur ' zijn Program op-zij
schoof, toen hij, gelijk wij in ons N r. van
voor?verleden week mochten constateeren, ten
opzichte van de vaccinatie, zich ten slotte
onderwierp aan de uitspraak der medische
?wetenschap; iets dergelijks werd in het
breede door ons besproken naar aanlei
ding zijner houding bij de voorbereiding
voor de verkiezingen van 1897. Destijds
was het een niet minder belangrijke blad
zijde uit het anti-revolutior.air program.
die, bij het opmaken van het stembusplan
met het oog op de samenwerking met de
katholieken, voorloopig als niet geschreven
werd beschouwd.
»Thans vloekt'' zoo luidt het in Ons
Program »heel het platteland een in
stelling, die een deel onzer landsbevolking
letterlijk dernoraliseeit, om ze straks zelf
naar ziel en lichaam bedorven, het gif,
dat ze inzogen, in het stille dorpsleven te
doen overbrengen. Vloekt de lagere klasse
der bevolking een leger inrichting, die,
noodzakelijk tot plaatsvervanginor nopend,
haar zonen bij voorkeur ten i fier kiest.
En heeft niet minder elk man van nobelen
zin een woord van af keuring op de lippen
voor een organisatie van onze levende
strijdkrachten, die met menschen manoeu
vreert, zonder »den mensch'' in hem te
eeren.
Dit mag in geen geval langer. En het
is uit dien hoofde, dat ook wij, op het
voorbeeld van Groen van Frinsterer, en
krachtens het anti-revolutionair beginsel,
dat allen menschenhandel, ook in zijn
zwakste vormen, veifoeit, ons aansluiten
bij den eisch, dat aan alle
dienstvervanging een einde kome, en hiermee de kan
ker worde uitgesneden, die dusver ons
leger bedierf."
Ea ofschoon de man, die dit in 1879
schreef, dus reeds twintig jaar lang, zich
het hart had voelen ineenkrimpen, bij die
voortgaande «vergiftiging" van het
plattelandsvolk, dat »naar ziel en lichaam be
dorven", letterlijk «gedemoraliseerd werd;"
ofschoon hij steeds een »woord van toorn
en afkeuring" op de lippen had, ja zelfs
een kanlier wist aan te wijzen, die uit
gesneden moest worden, wilde hij in
18.97 dien kanker maar stilletjes laten
voortwoekeren, wijl wel de liberalen, maar
niet de katholieken dit Godgeklaagd euvel
wenechten uit te roeien!
Destijds echter heeft de heer Kuyper al
thans nog een poging gewaagd zich te
verdedigen, en te betoogen, dat hij des
alniettemin onkreukbaar trouw zich be
toonde aan zijn program ! Nu bleef zelfs
zulk een poging uit, en zoo schijnt
het geoorloofd aan te nemen, dat ten
opzichte van vaccinatie-dwang er inder
daad in zijn denken een evolutie heeft
plaats gegrepen, zoodat niet meer de oot
moed van de overheid voor den
Almachtigen God, de conscientie, en het prin
cipieel gebod : blijf van ons lijf af, enz.,
enz., hem, gelijk weleer, zullen doen schrij
ven : »van gedwongen koepok-inenting mag
wis uit dien hoofde, dan ook nimmer
sprake wezen".
En toch, soms komt de gedachte bij
ons op : zou dr. Kuyper zich in rijn briefje
van 24 Sfpt. ouk verschreven hebben, en
ontbreekt het hem aan den moed, aan den
lust, aan den tijd misschien, te erkennen,
dat hij »in de gauwigheid" zich er deerlijk
heeft, ingewerkt? Ook menschen van zijn
voortreffelijken aanleg hebben hun zwakke
zijde. Te eer rees dezen twijfel bij ons, nu wij
in de laatste dagen verscheidene beschouwin
gen moesten lezen, die, zoowel naar den
vorm als naar den inhoud, getuigenis
schenen af te leggen van onnadenkendheid,
gehaastheid en gejaagdheid: het pardoes
beetgrijpen van een onderwerp, orn
daarover een extempore te geven; inval
len in zijn brein, die er zoo maar uitvallen.
* *
*
Zoo Kv. verraste hij zijn lezers den 14
September met de bedreiging: »het moet
komen tot een instelling van een Docto
raat voor de Pers."
Deze fameuse verklaring van een pro
fessor aan de Vrije Universiteit, waarbij zoo
menig persman zal hebben opgekeken, alsof
hij het te Keulen hoorde donderen, werd,
gewaarmerkt door drie sterretjes, met zóó
weinig toelichting, geheel en al zonder
ernstig betoog, gegeven, als kwam zij van
het een of ander jongmaatje, gekweld door
de gedachte, dat hij toch over dit onder
werp ook eens iets zeggen moest.'
Daar komt het bericht, dat Kruger de
«Gelderland" is aangeboden voor zijn reis
naar Europa, en het valt den heer Kuyper
in: tot dat besluit is de Regeering ge
bracht .... eindelijk bevreesd geworden
door een artikeltje van ... Prof. de
Lou(er! Heusch, zoo'n mooi ideetje, hij zet
het dadelijk in de krant.
Maar over die aanbieding van de «Gel
derland''' schrijvende, blikt zijn geesteso' g
op de Transvaalsche vlag. Ah, zegt hij
bij zich zelf: daar heb ik een quaestie!
Voor Kruger moet en zal dan ook op het
Nederlandsen, oorlogsschip geheschen wor
den de vierkleur van den President. Hij
gunt zich geen oogenblik den tijd, om na
te denken over de portee van zijn schrij
ven .... dien eisch alweer, hij stelt hem
dadelijk in zijn blad.
Natuurlijk wordt hem aan 't verstand
gebracht, dat takt, beleid, vaderlandsliefde
en wat niet meer, hem behoorden te heb
ben weerhouden, rauwelijks zulk een t<óre
quaestie op te werpen ; en dadelijk vindt
hij tweeërlei: ten eerste, dat Kruger zelf
voor zulk een aanbod van uittartend vlag
vertoon maar bedanken moet; en dan
hij schrijft, het met evenveel genoegen neer,
als waarmee hij zijn uittailenden eisch
stelde, »dat men iri de^e dagen met
het oog op Engeland alleen voorzichtige
taal moet spreken \"
Dil alles getuigt van et-n losheid, een on
nauwkeurigheid en een ongestadigheid iii
het deuken, welke hielden zij op den
duur aan, tot zonderlinge gevolgen zouden
moeten leiden. En toch, de meest opzien
barende inval, dien Dr. Kuyper in een
zelfverdediging, als argument gebruikt, is
hierbij nog uiet genoemd. Het sterkste
bewijs, van een schrijven zonder ernstig over
wegen, vinden wij in Kuyper's excuus,
na het zwijgen der kamer bij het adres
debat. Immers, de verklaring, »dat een
vluchtige bespreking zoo ter loops en met
enkele klinkende phrases, benedenden ernst
der zaak en berieden de waardigheid van
deze groote nationale nnart zou zijn ge
weest" kon voor den leider der oppositie
zelf alleen dan een gepaste verontschul
diging heeten, wanneer hij te kennen had
willen geven: ik gevoel mij tegenwoordig
zóó abnormaal, dat ik bij dergelijke ge
legenheden voor mijzelf niet meer insta;
en dit zal toch wel buiten de bedoe
ling hebben gelegen.
Een ander voorbeeld van Dr. Kuyper's
»lijden aan invallen" treffen wij aan,
wij bepalen ons uitsluitend tot de laatste
paar weken in een artikel over
arbeidsorganisatie, voorkomende in De
Standaard van 26 Sept. Daar lezen wij:
«Daarentegen was het ons een verras
sing, uit een lezing van Yves Guyot
(anders onze vriend niet) door hem te
Luik gehouden, te zien, dat ons denkbeeld
over doeltreffende organisatie van den
arbeid ook elders voorstanders vindt, ja,
dat het te Parijs, onder de typografen,
ten deele reeds verwezenlijkt is.
»De typografen te Parijs, zoo verhaalde
hij, vormen een bond, die niet dan door
zijn bestuur met de drukkers en uitgevers
in onderhandeling treedt.
»Zelf verhuurt niemand zijn diensten.
Er bestaat tusschen patroons en zetters
geen enkel individueel contact.
»Niet de zetters verdienen elk op zich
zelf, maar de Bond als zoodanig neemt
het werk aan, verdeelt het werk onder
zijn leden, int het loon, en betaalt het
aan zijn leden uit.
»Een drukker die veertig man noodrg
het f t, vraagt 40 man bij den Bond aan,
en het Bestuur van den Bond zendt hem
het gevraagde personeel, dat onder ver
antwoordelijkheid van den Bond te werk
komt, en verder niets met den patroon te
maken heeft."
VVel^ een verrassing voor Dr. Kuyper,
nu hij ziet, dat zijn denkbeeld over doel
treffende organisatie van den arbeid ook
elders voorstanders vindt! Wel, wel,
het vormen van een neutrale
vakvereeniging, welker bestuur met de patroons kan
contracteeren, is dus een denkbeeld van
Dr. Kuyper, zoo iets heeft hij nu «steeds"
voorgestaan... en men heeft er maar
niet aangewild! Edoch, wanneer men nu
weet, dat Dr. Kuyper tot het najaar van
1890 zich steeds voorstander van een fede
ratieve arbeiders-organisatie heeft betoond;
dat hij eerst vóór vijf jaar, na veel tegen
stribbelen, eindelijk de neutrale
vakvereeniging, die de toepassing van het hem
thans zoo zeer verrassende Parijsche stelsel
mogelijk maakt, heeft durven goedkeuren,
tegelijkertijd zich als de uitvinder daarvan
voordoende; en men bedenkt daarbij, dat
hij na die bekeering noch voor de neu
trale vakvereeniging heeft geijverd; noch,
ofschoon de gelegenheid daartoe menig
maal werd aangeboden, ja zich opdrong,
tegenover de patroonswereld heeft in het
licht gesteld, dat de arbeiders door hun
bestuur met de patroons behoorden te
onderhandelen en te contracteeren,
dan klinkt het toch zeker een weinig
belachelijk den leider der
anti-revolutionairen, na de lezing van Yves Guyot,
te hooren uitroepen! precies mijn idee,
zoo htb ik het altijd gemeend. Steeds
drong ik sterk op organisatie van den
arbeid aan." En dit te meer, nu dezelfde
man, die in 1890 schreef: Ȏn gilde of
corps en onder n statuut wat de
vakbelangen en de verhouding tot de patroons
aangaat'' nu weder de federatieve organi
satie voorstad, dat wil zeggen eene,
waarbij het door Guyot aangeprezen stel
sel onmogelijk blijft, wijl ook de beharti
ging der vakbelangen en van de regeling
der verhouding tot de patroons onderge
schikt gerek iid wordt aan de verdeeling
der ne arbeidersklasse naar politiek of
kerkelijk geloof en dat uit vrees voor
besmetting met radicalisme en socialisme.
Maar al ware nu dit alles niet zoo, welk
ernstig man zal zich zoo naïef betoonen
dat hij verrast is, als zijn denkbeeld, dat
is: het denkbeeld van duizenden vóór hem,
ook elders voorstanders vindt, »ja" en
dat is dus nog meer dan verrassend,
als het denkbeeld ergens in de wereld
reeds ten deele verwezenlijkt is, op een
wijs waarvan liyzelf nooit had gedroomd,
en waaraan hij zeker niet heeft gedacht
op den 10 Sept, toen hij ruet geestdrif
tige woorden Patrimonium den weg op
stuurde van den Ned. Katli. Volksbond;
ongetwijfeld nogal de aangewezen bond
genoot, om federatief het stelsel van Yves
Guyot in toepassing te brengen! De
Tijd, verbaasd ontstemd bij het ver
nemen van Dr. Kuypers lofrede op het
bedoelde stelsel, heeft dan ook reeds haar
verbazing aan den dag gelegd nu zulk
een denkbeeld, waarbij elke zedelijke band
tusschen patroon en werkman vervalt, in
bescherming wordt genomen, door iemand,
die tegenover de revolutie het Evangelie
stelt!
Zoo zouden we kunnen doorgaan, met
te wijzen op voorbeelden, waaruit blijkt,
dat _de redacteur van de Standaard, al
schrijvende, maar al te dikwijls zich laat
leiden door het een of ander denkbeeld,
dat hem daar juist, of even te voren is
ingevallen; zich den tijd niet gunnende,
zijn ideetje van het oogenblik te toetsen
aan of in samenhang te brengen met
hetgeen vroeger door hem is geschre
ven; óók zonder zulk een denkbeeld,
als het denkbeeld van een groot staats
man de vuurproef van de meest
alledaagsche logica te doen ondergaan. Zeker,
van deze »invallen-ziekte" zijn niet -an daag
of gisteren voor het eerst de symptomen
waarneembaar geworden. Ook vroeger werd
men er wel eens door verrast, of bij een
sympathiek volgen van den schrijver,
van onthutst. Maar toch, een zoo voort
durende herhaling van dit verschijnsel, als
in den laatsten tijd het geval is, kwam,
naar wij meenen te weten, enkele jaren
geleden nog niet voor. En, wat de zaak
niet beter maakt, het is niet alleen al
schrijvende, dat Dr. Kuyper zich zelf
maar al te dikwijls niet controleert, ook
in het spreken toont hij gelijke zwakheid
tegenover de invallende gedachten van zijn
vernuftig brein.
Zoo lezen wij b. v. in het verslag van
de algemeene beschouwingen, gewijd aan
de opnieuw ingediende Ongevallenwet, hoe