Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na, 1216
?verklaard. Crediteuren kunnen de opgave
hunner vorderingen bjj mr. H, Massink alhier
indienen.
De mjjnbouwmpjjen over het algemeen wat
zwakker. Vermelding verdient de gunstige
uitzondering die de Soemalata maakt.
Onder de spoorwegen moet ik andermaal een
vermindering meedeelen voor de 6 en 4K pets..
aand. der N. Z. A. S. M. Zou het bericht van
het voornemen der ecgelsche regeericg om een
parellellijn a«n te leggen, vertrouwen verdienen?
Amerik. sporen b)y ven, onder de opwinding
van de presidentsverkiezingen, nog steeds
schuchter. De veranderingen zijn evenwel voor
het meerendeel in de goede richting.
BaltimoreOhio avanceerden van 69'^ tot 73.
Union Paciflcs staan iets lager dan den
vorigen keer. Velen verwachten na de uitspraak
van de verkiezingen ten gunste van Mac. Kinley,
een beduidende vrij algemeene prijsverbetering
der Yankee-rails. Den volgenden keer hoop ik
enkele pas verschenen jaarverslagen te be
spreken.
D. STIGTEH,
A'd a m, 11 Oct. 1900. Kantoor: Singel 221.
?u iiniiiiiimiMiituinuiiiiiiiimi
(^CHELTSJES
Ontnuchterd,
door F. J.
Hij had de aansluiting gemist, was daardoor
dien nacht en vervolgens, bekoord door ds
mooie omgeving, eenige dagen in 't kleine
badplaatfje gebleven.
Daar zag hij haar weer.
Tien jaar geleden was hij de intieme vriend
van haar broer geweesc en had ook haar heel
vertrouwelijk gekend. Alles had hij haar steeds
verteld, behalve dat hy' haar liefhad. £n toen
hu haar. ook dat had willen zeggen, was het
te laat geweest.
Toen hy dien middag naar haar toe ging
om haar te vragen, troonde ze hem, vóór hy
nog iets had kunnen zeggen, mee naar de
serre en vertelde opgewonden, dat ze verloofd was.
Eg moest maar eens raden, met wien.
Hy' zei, dat hy' 't niet raden kon.
Met Van Holtzhuizen, gezantschapsattaché.
Je weet wel, ik heb je nog onlangs verteld,
dat ik hem den laatsteu tijd zoo dikwijls sprak.
Maar dat hij me zou vragen, had ik toch niet
gedacht!"
Verheull zwe^g.
Ik vertel het je nog wel zoo gauw. Het
wordt Zondag eerst publiek. Staar toch zoo
niet, maar feliciteer me liever."
Verheull keek haar aan.
Ik heb niets te feliciteeren. Waarom je 't
doet, weet ik niet, maar je kunt onmogelijk
van dien ouden man houden."
Lucy werd boos. Uit het gesprek, dat volgde,
begreep Verheull, dat zy in elk geval ook oiet
van hém hield. Wat ging hem dan de rest aan!
Hun tennisclub ontving de tijding van Lucy's
verloving nrit verbazing. Behalve zijn rang,
naam en fortuin bezat de aanstaande, vry
afgeleefde, bruigom bitter weinig aantrekke'ijks.
Verheull bemerkte, dat een clubgenoot,
Tersteegh, in 't zelfde geval verkeerde als hij.
Alleen wist deze zy'n teleurstelling niet te
verbergen en die van Verheull bemerkte zelfs
Lucy's broer niet.
Lucy's huwelyk werd, wat men ervan kon
verwachten.
Verbeull vestigde zich weldra in Amsterdam
en al bleef hij bevriend met haar broer, heel
veel werd over haar niet gesproken.
Nu, na tien jaar, had hy' haar weergezien.
Zy had ook hem dadelyk herkend en hem ver
zocht haar een bezoek te brengen. Toen hy'
dien avond haar hotel-salon binnentrad, ont
ving ze hem met de oude vriendelykheid.
Het gesprek begon alledaagsch. Hy nam
haar onderwyl goed op. Veel was er van de
oude bekoorlijkheid nog over gebleven, maar
Irij dacht, dw de kunst misschien daartoe bij
droeg. Haar oogen stondeüernstig en deden
niet mee, als haar mond lachte.
Zij was druk, haast zenuwachtig en opge
wonden.
H\j vroeg naar van Holtzhuizen. Was hij
ook nier ?
Neen, hy was hier niet. Zij wist ook niet
precies zy'n adres. Zy hadden elkaar in geen
drie maauden gezien, 's Zomers waren ze
gaarne ieder vrij.
Zij vertelde van haar reizen, van
dehoffeesten die ze had bijgewoond, haalde vroolijlje
anecdoten en geschiedenissen op uit haar schijn
baar zoo schitterend leven, maar alles te ge
jaagd en te druk om niet het vermoeden te
wettigen, dat ze verder liever geen vragen over
haar leven zou hooren.
Al pratend bediende ze hem van thee en
toen haar causeuse wat nader schuivend, zei
ze met een glimlach: Nu gaan we ons in 't
verleden verdiepen! Vertel me eens wat van de
leden van onze oude, heerlijke tennisclub. In
geen jaren hoorde ik er meer iets van. Bsgin
maar. Allen moeten de revue passeeren."
Ik zal met de dames beginnen. Zij zijn
allen getrouwd".
Je nichtjt Anna ook? Met wien?''
^Met van Haren, advocaat in Haarlem."
^Waarom heb jij haar niet getrouwd?"
Ik?" vroeg Verheull verbaasd, daar hebben
zy"en ik nooit over gelacht. Hoe kom je daarbij ? "
Ik heb altijd gemeend, dat jullie van elkaar
hielden." Zy had gezien, dat hij slechts een
zegelring droeg en bleef daardoor by die mee
ning, ie meer daar de toespeling opzijn nichtje
hem'blykbaar hinderde.
Ik begrijp niet, hoe je daar aan komt," zei
hij eenigszins ongeduldig. Ik kom veel bij
Anna. Het is zoo'n gelukkig huishoudentje Ze
heeft drie alleraardigste kinderen."
Hy zweeg en vond zich zelf onhandig.
Ik dacht er niet aan, dat je je WE d j e ver
loren hebt", zei hrj zacht.
Ik evenmin" antwoordde ze koel.
Hy keek haar verbaasd, verwijtend aan.
Jullie mannen eischen in een vrouw altijd
onbeperkte moederliefde voor ieder kind en
vergeten, dat bij eene moeder de genegenheid
voor 't kind ook afhangt van de liefde, die ze
voor den vader van haar kind voelt. En wat
zou mij binden aan een kind van hem?''
Je natuurlijk gevoel" zei hij bijna streng.
Mijn natuurlijk gevoel? Ik heb bij zijn dood
dikwyls de bedroefde .moeder moeten voor
stellen, maar mijn natuurlijk gevoel zei me,
dat het een geluk voor 't kind was, dat het
stierf. Ik kon het in het leven dat ik leidde
niet gebruiken."
Over de liefde voor haar, die hij al die j aren
zuo trouw gekoesterd had, vlogen deze woorden
verkillend heen. Pas later, na zijn afscheid,
toen hij die woorden herdacht kreeg hij meely
met de vrouw, die zoo spreken kon, maar op
'i eerste oogenblik vond h\j ze afschuwelijk.
Zij zag zijn afkeuring en lachte half pijnlijk
half smalend.
Je hebt me indertijd zelf mijn huwelijk
afgeraden. Ben je dan nu verbaasd, dat het
me verbitterd heeft?"
Je was nog jong, toen je trouwde, maar
toch oud genoeg om te weten, wat je deedt.
En je wist heel goed, dat dit huwelyk je niet
gelukkig kon maken."
Maar het was veel erger, dan iemand ooit
gedacht heeft! O, er zijn haast geen
beleedigingen, die ik niet heb moeten verdragen,"
barstte zij hartsti chtelijk uit.
Wy'dt me niet in je huwelijksleven in. Nu
is het pijnlyk voor mij en later nog veel
pijrjly'ker voor jezelf, als je aan die confidenties
terugdenkt."
Hoe ze hem ook tegenviel, hij had haar toch
te lief gehad om de beleedigingen die ze had
moeren ondergaan, aan te kunnen hooren.
Zy zweeg, verschrikt en eenige oogenblikken
werd er niets gezegd.
Zy stond op, opende een raam en leunde
er tegen. De muziek vóór op het terras speelde
een wab, die in 't salon duidelijk hoorbaar was.
Toen Lucy zich weer omwendde, had ze
haar kalmte terug.
Opwekkend, hé, zoo'n wals! We moesten 't
leven maar kunnen doordansen en a»n niets
behoeven te denken. Ik ben er soms al zoo
moe van. Het verveelt ons hier zoo gauw
zonder een beelje geluk." Zy' zette zich weer
tegenover hem en keek met een glimlach r aar
zijn ernstig gezicht op.
Er zijn toch nog geno?g dingen om j s leven
te vullen" troostte hij banaal en toen hij 't
gezegd had, schaamde hij zich over die bana
liteit.
Troost je je vrienden alty'd met zulke
nieuwe idees?"
Haar woordsn waren scherp, maar haar toon
was vroolijk, spottend en toen in eens gewoon:
Wy werden sentimenteel en dwaalden af.
Vertel nu weer verder van onze oude vrienden "
Vraag maar lieser wat je weten wilt." Zij
noemdd de verschillende personen en pas het
laatst den naam van den man, van wien ze
werkelijk iets weten wilde. Daarom alleen had
ze de kennismaking met Verheull hernieuwd.
En Tersteegh?"
Het was de naam van den man, dien ze
had liet gehad. Tien jaar geleden had ze vurig
naar zy'n aanzoek verlangd en toen dat te lang
naar haar meening uitbleef, had haar ijdelheid
haar den weg gewezen, om zich schitterend te
wreken.
Verheull schoot bij 't hooren van dien naam
in een lach.
Die is verleden maand voor de tweede maal
getrouwd."
Vind je dat zoo belachelijk ?"
Dat vind ik niet belachelijk, maar de man
zelf is zoo'n comisch type geworden. Toen jou
engagement publiek werd, meenden wij allen,
dat zijn hart daardoor zou breken, zóó stelde
hij zich aan en nog geen half jaar later ver
loofde hij zich ook. Verleden jiar sterft zijn
vrouw. Weer was hij wanhopig. En nu, nog
geen twaalf maanden later, hertrouwt hij. Hij
is zoo prozaïsch geworden. In elk opzicht viel
hij ons gaande weg tegen.
Lucy had hem al dien tijd rustig aangekeken.
Verheull keek even verbaasd, toen hij geen
vraag of opmerking hoorde.
Wat wou je nu nog meer weten?"
Maar er was geen onderwerp meer, waarin
ze belangstelde en het gesprek begon te
kwenen.
Weldra stond Verheul op om heen te gaan.
Wij hebben heel wat afgehandeld, niet waar ?
zei Lucy vriendelijk. Al die oude herinne
ringen ! We rakelen ze zoo graag op om ons
nog eens aan den ouden gloed te verwarmen,
maar dan merken we toch, dat haast alles,
alles is uitgedoofd" Weer zaj hij dien half
vermoeiden glimlach, die haar oogen nog ern
stiger maakte.
Zij nam een roos uit haar ceintuur en stak
die in zijn knoopsgat.
,,Zooals vroeger" zei ze en keek hem aan.
Nu zs zoo dicht bij hem stond, viel het hem
op dat ze toch veel verouderd was Hij keek
weer in dat mooie gezichtje, dat nu toch voor
hem gaandeweg alle bekoring verloor en een
onzegbaar meely' greep hem aan.
Hy nam haar hand en kuste die.
Ook zooals vroeger," zei hij zacht, haast
teeder.
Zij gevoelde een neiging om te schreien,
zonder zoo gauw te begrijpen waarom, maar
zij beheerschte zich,
Zie ik je morgen nog?
Hy was eerst van plan geweest nog eenige
dagen te bly'ven, maar die lust was hem nu
vergaan.
Ik ga morgen vroeg weg."
Goede reis i!an en tot ziens, hoop ik."
Hij herhaalde beleefd die woorden, maar
beiden dachten, dat het hun vrij onverschillig
zou zijn, of ze elkaar al of niet nog eens
zagen.
Voor beiden was die avond een groote
teleurstelling geweest. Maar ze waren er toch beiden
trotsch op hun geheim zoo goed bewaard te
hebben, het geheim van hun verloren geluk!
IIIIIIIIIIIIIIH l HIIMIII
UIIMIMIIItlllllll
llllllllltllMMIMIIIIMJHM
Sympathiebetuiging aan Engelsche
?werklieden.
De commissie, gevormd uit eene vergadering
van verschillende werklieden- en
vakvereenigingen te Haarlem, daartoe opgeroepen door
den Chr. Nat. Werkmansbond, afd. Haarlem,
overwegende : 1. Dat de Engelsche
Werkliedenverbonden zich tegen den oorlog hebben ver
klaard, daar zij thans inzien dat Chamberlain
hen heeft misleid, 2. dat zij, zoo Chamberlain
hun dadelijk het ware doel de vermeestering
der goudmijnen en de vernietiging van het
Hollandsche element bekend had gemaakt,
zij niet met hem medegegaan zoude zijn, en
3. dat thans hunne oogen geopend zijn en hun
geweten is ontwaakt.
Besluit: hunne hartelijke sympathie te betui
gen, met de loffelijke daad der Engelscbe werk
lieden, en het te verzoeken zich niet te be
palen alleen tot het zich tegen dezen oorlog
verklaren, doch met alle gepaste middelen,
inzonderheid door het zich wenden tot de
Kroon van Engeland, te agiteeren voor het
staken van het gruwelijk onrecht, opdat de
oorlog eindige en de onafhankelijkheid van
beide republieken gewaarborgd blijve.
Namens deze commissie : Afd. Haarlem van
het Algemeen Nederlandsen
Werkliedenverbond: J. van der Wijde, voorzitter, X. Hulsbosch,
secretaris; de afd. Haarlem van het Nederlandsen
Werkliedenverhond «Patrimonium": J. B.
Boerkoel, voorzitter, P. Ratsma, secretaris ; afd.
Haarlem van den Christelyk-Nationalen Werk
mansbond: J. W. Hil brander, voorzitter, W. P. J.
O vermeer, secretaris.
Alle besturen van werklieden- en
vakvereenigingen die, met het bovenstaande hunne
instemming betuigen, of werklieden die buiten
vereenigingen staan, worden beleefd verzocht
hiervan vóór den 20 October kennis te geven
aan den secretaris van het b g. comitéW. P. J.
O vermeer, Linschotenstraat 41, Haarlem.
iiiiimiimiMiii
Hoe men statistieken maait.
Geachte Heer Eedacteur.
De berekening door den heer Obreen ge
maakt in uw nummer van 30 September 11.,
omtrent het nationaal vermogen, deed mij den
ken aan een statistiek onlangs in het Journal
pour Rire of een ander Journal amusant ge
maakt, door een gefingeerd professor in de
statistiek omtrent het vermogen der inwoners
van Parijs; na een uur te hebben post gevat
op een hoek van oen straat van een millionairs
wijk, constateerde hij dat van de 20 voorbij
gangers 8 millionair waren, en na een uur
te bebben post gevat op den hoek van een
bedelaarswij k, dat van de 20 voorbijgangers
12 bedelaars waren en concludeerde dus dat
de bevolking van Parijs voor 2/-, uit millionairs
en voor 3 -, uit bedelaars bestond. Had nu de
heer Obreen zijn berekeningen in Uilenspiegel
of in het Ilamoristtëch Album geplaaUt, dan
zou ik er niet aan gedacht hebben daartegen
op te komen, maar nu ze in een ernstig blad
voorkomen, zou er allicht iemand zijn die
meende dat daaraan eenige waarde zou moeten
worden toegekend, zoodat ik mij dan ook ver
plicht gevoel op enkele van de meest in het
oog springende fouten in die berekeningen te
wijzeu.
In de eerste plaats gaat het natuurlijk niet
aan, bij een zóó afwisselende belasting als de
successie een tweetal, met zorg gekozen jaren,
tot grondslag zijner berekening te leggen en
daaruit conclusien te trekken betreffende de
toeneming of afneming van groote en kleine
vermogens en moet men daartoe de gemid
delden over minstens een tiental jaren nemen.
O^er 1894 bedroeg de som waarover succes
sierecht werd bttaald 253 millioen, over 1898
toevallig 211 millioen, en dit verklaart onge
twijfeld den achteruitgang; had de heer Obreen
de jaren 189.'! en 18,-T tot grondslag genomen
toen deze cijfers respectivelijk 225 en 272
millioen bedroegen, dan zou zijn conclusie
juist anders om zijn geweest.
Maar nog zonderlii ger is het hem bereke
ningen en vergelijkingen te zien maken tusschen
de vermogens volgens de vermogensbelasting
en de vermogens boedels volgens de successie
belasting, terwijl deze toch inderdaad niets
anders dan den naam met elkander gemeen
hebben.
Voor de vermogensbelasting blijven de meu
bels enz. buiten aanmerking en wordt de waarde
van de vaste goederen bepaald door de belast
bare opbrengst, na aftrek der grondbelasting,
met 20 en 15 te vermenigvuldigen, terwijl voor
de successie, meubels en vaste goederen op
de verkoopwaarde moeten worden aangegeven;
dat de aangitte der meubels enz. vooral bij de
kleinere boedels, een overwegenden invloed
heeft, spreekt wel van zelf en dat de waarde
aangifte der vaste goederen voor de vermogens-.
belasting veel te laag is, zoodat nagenoeg nooit
van de bevoegdheid om de verkoopwaarde aan
te geven wordt gebruik gemaakt, is van alge
meene bekendheid. Welken invloed zulks op
het bedrag der vermogensbelasting uitoefent,
is, daar dit samenhangt met het passief, zelfs
niet bij benadering te schatten
Maar nog meer invloed heeft een andere
fout bij de vergelyking tusschen de vermogens
belasting en successie gemaakt.
Waar echtgenooten in de vermogensbelasting
worden aangeslagen, strekt het
geineenscaappely'k vermogen tot grondslag en na overlijden,
indien vruchtgebruik besproken wordt, wat zeer
dikwijls het geval is, '.-, van de aan vruchtge
bruik onderworpen waarde. Voor de successie
komt echter het individueel vermogen, dus
als regel de helft van dat bedrag in aanmerking
en daar de successiestatistiek aanwijst dat
ongeveer -,.; van het vermogen in ds recbte
lijn vererft, moeten -i-.\ van de boedels volgens
de successie wet, eerst met twee
veruianigvuldigd worden om ze in vergelding te brengen
met de vermogens volgens de vermogens
belasting.
Ook is niet voldoende rekening gehouden
met het feit, dat de vrijstelling in de zijdlinie
ophoudt te werken met ?30 ), terwijl die in de
rechte lijn doorwerkt tot zelfs bij boedels van
10 a 12000, wat dus een gemeenschappelyk
vermogen van 20 a 24 mille kan zijn.
Nog tal van andere fouten en abuizen in
die berekeningen zou ik kunnen aanwijzen,
doch ongetwijfeld is het bovenstaande voldoende
om aan te toonen dat aan de berekeningen
van den heer Obreen alle mogelijke waarde
moet worden ontzegd, evenals aan zijn conclusie
»dat de schatting van de belastbare opbrengst
»van de vaste goederen te hoog is voor de
waarde der onroerende goederen".
liet is een algemeen bekend eti erkend feit,
en de aangiften voor de Vermogensbelasting,
waarbij nagenoeg nooit gebruik wordt gemaakt
van de bevoegdheid, om de verkoopwaarde aan
te geven indien die lager is, wijzen bet uit,
dat het vermenigvuldigingscijfer van 20 en 15,
om van het belastbaar inkomen tot de verkoop
waarde te komen veel te laag is; in doorslag
zullen deze cijfers in de meeste streken van
ons land op 30 en 20 moeten gesteld worden,
doch zekerheid daaromtrent zou alleen te ver
krijgen zijn, indien daarvan evenals een twintig
tal jaren geleden van wege het Departement
van Financiën een statistiek werd opgemaakt.
Met de meeste achting,
Vw dw. dienaar,
I! r e da, II. C. S-NKTIILAIIK,
2 Oat. 1900. ontvanger dir reyittraüe.
Hoe men Statistieken niet leierlest.
Wel, wel, wje zou ooit vermoei hebben, dit
op het kantoor van den heer Suethlaire,
Outvang'ir der Itegistratie te Breda, zooveel jolige
litteratuur doirdringt'.
liat Jouïnul pour K/re, liet, Jnuntdl -?//./«?>//;/7,
l'ileaxpifgel, 11 iimorislisclt All»iii, de heereii vaii
de Registratie schijnen zich. daar niet te
vervelei. Wij hebben wel eens gehoord, dat in
liet Qua stier Breda te Parijs de bewoners belust
zijn op verstrooiing', maar bij den Ontvanger der
Registratie 1e Breda hadden wij zoo iets waar
lijk niet verwacht.
Welk een verrassing! Onwillekeurig denken
wij aan het Turfschip vau Breda. Van buiten
was het een mooie lading brandstof, en van
binnen was het een lekke schuit met verkouden
soldaten. Die namen ten minste de vesting in,
maar de lezer moge zelf oordeelen, of de heer
Soethlage iets te kort heeft gedaau aan de
verontrustende uitkomst, welke wij tot eigen
diepe teleurstellirg hebben zien te voorschijn
treden uit onze Statistieke berekeningen betref
fende het Vermogen van Nederland.
D'e uitkomst is in hoofdzaak deze, dat het
rentegevend vermogen in particulier bezit bedroeg:
in 1894 fl. 0444 millioen en iu
1898 fl. fi,ji76_ millioen.
Vermeerdering fl. J 32 millioen.
De bevolking van Nederland bedrorg:
in 1891. 4,732,911 zielen en in
1S9S 5.004,200 zielen.
Vermeerderirg 271,295 zielen.
Met andere woorden onze rijkdom is in die
vijf jaren toegenomen in ronde cijfers mei twee
percent, en onze bevolking is in datzelfde tijdperk
geklommen met zes percent. Ziedaar het benau
wende feit, dat wij in het licht stelden.
Wordt dit ontzenuwd door den heer Sneth
lage? In geen enkel cpjicht.
Hij zfgt wel cp hoogen toon, dat onze bere
keningen niet thuis behooren in eenig ernstig
blad, maar hij vergeet om aan te geven, hoe
de methode der becijfering dan wel moet zijn.
Hij kome eens voor den dag met een andere
berekening en met andere uitkomsten, maar
zoolaïg hij dat, niet doet., zijn wij zoo vrij van
meening te blijven, dat de onzen juist zijn.
Laten wij kortelijk de argumenten volgen, welke
hij aanvoert, en welke zocals hij beweert aan
ouze raming alle mogelijke waarde ontzeggen."
De heer Snethlage beweert, dat wij twee jaren
1894 en 1S9S //met zorg gekozen" hebben ala
grondslag, dat wil met, andere woorden zeggen,
fiat, wij een willekeurige cijfergroepeering heb
ben gemaakt. Wij zouden wel eens willen
weten, welke andere jaren de heer Snetlilage
zou hebben willen kiezen, om over de uitkom
sten der Vermogensbelasting te spreken. 1894
is het eerste, en 1S98 is het laatste jaar, waar
over wij vau Regetringswei<e uitgewerkte Sta
tistieke gegevens betreffende de Vermogensbe
lasting bezitten. Wij hebben dus het, grootste
tijdperk gekozen, dat binnen bereik ligt.
Hij beweert, dat wij het bedrag der successiën
tot grondslag hebben gekozen, om deze te ver
gelijken met, de vermogens. Waar heeft de
heer Scethlage zulks gelezen in ons artikel ?
Nergens hebben wij het bedrag der successiëa
zelfs aangeroerd, orn de goede reden dat die
sommen jaarlijks veel te afwisselend zijn, om
er eenigen bepaalden regel uit, af te leiden.
Wat wij wel gc.faan hebben, maar wat de heer
Snethlage blijkbaar zeer slecht gelezen of zeer
slecht, begrepen heeft, is dat wij liet aantal der
nalatei.schappen hebben bi'schouwd in verhou
ding tot het aiinlal der aanslagen in de
Vermogensbelastirg.
Wij kennen uit de oilic'ëele statistieken de
beide aantallen der nalatenschappen en. der
vermosreris gelegen tu-schen fl. 13,000.?en
fl. 200,000.?. Wij kennen eveneens het aantal
der nalatenschappen beneden fl. 13,000.?. Wat
wij niet kennen is het aantal vermogens
benedtn fl. 13,000.?. Is het uu te ge*aagd om
te zeggen : er bts'aat evenredigheid tusschen
het aantal der nalatenschappen en der vermo
gens oader en boven fl. 13,000,?? Wij
gelooven het niet. Die onderstelling ;s de grond
slag onzer raming. Had de heer Snethlage de
berekening willen te niet doen, dan had hij met
cijfers moeten aantoonen, dat, zulk een
evecleliglieid tus.'cheu het aantal der nalatenschap
pen ea der vermogens onder en boven fl. 13,000.
niet bestaat, en dat betoog is hij schuldig ge
bleven.
Aannemende echter voor een oogenblik, wat
niet waarschijnlijk is, dat zulk een evenre
digheid niet volkomen bestaat, en dat de
menschen, die minder dan fl. 13,000.?bezit
ten, dus een kortereu of een laugeren levens
duur hebben dan die Rantreslkgea zijn voor een
vermogen tussc'ien fl. 13,000.?en fl. 200,000.?,
dan zullen wij een fout maken in de be
rekening voor J 89 t. Mair dau zullen wij toch
ook dezelfde fout, maken 111 de berekening voor
l S'JS, en dan zal dus de vci-getijking tusschen.
beide jaren altijd gangbaar blijven. Wij hebben
het niet nadruk geaegd in ous laatste artikel,
dat, het hier nog minder geldt, de ahxulule waarde
eier uitkomsten, dan wel de vergelijking der uit
komsten van dezelfde berekemtgan gemaakt
vo'jr JiOf en 1S9\ Het is juist, op die
vergelijkiDg dat het aankomt., orn te weten of het
vermogen al of niet vooruitgaat, evenredig met
de klimmiug der bjvolkirig.
Begrijpen wij goed de niet zeer duidelijk ge
stelde argumeuten vau den heer Suetlilage, dan
wil hij aautoonen, dat, wanneer iemand bij zijn
leven bijvoorbeeld vcnr fl. 100000 in de Ver
mogensbelasting is aangeslagen, do inventaris
vau zijn boedel na overlijden een hooirer bedra<r,
laten wij zezgen van 110 of 110,000 guldens
zal aanwijzen ten gevolge vau de bijvoeging der
waarde vau de meubelen en van verhoogde
opbrenast van zijn grondbezit. Xeker, dat
gelooven wij ook, eii daarom hebben wij deze cijfers
der successie» niet als grondslag dt-r berekening
kunnen aannemen, waiit zooals de heer Sneth
lage zelf zegt: die verscliilleu zijn zelfs bij bena
dering niet te schatten.
Wy zijn overtuigd dat een zeker aantal nalaten
schappen iu de categorie van fl 13,000?15,000
zal thuis behooren bij de vermogens ouder
fl. 13.ÜOU, even goed ais een zeker aantal na
latenschappen boven fl. 200,000 betrekking zal
hebben op vermogens onder dat bedrag. Daar
mede hebben wij geen rekening kunnen houden,
dat is eeu noodzakelijke onnauwkeurigheid, welke
wij hebben moetsn maken, maar zij geldt, voor
1S9J zoo goed als voor 181)8, en zij zai dus
op de vergelijking der einduitkomsten van geen
overwegendeu invloed zijn.
Dat zelfde antwoord kunden wij geven aan
een anderen Ontvanger der Registratie, die iu
zeer beleefde termen, alle Uatvaugers zijn
beleefd, de heer Siisthlage als uitzondering
b;vestigt dien regel, ons tegenvoert, dat echte
lieden slechts n aanslag in de Vermogensbe
lasting hebben, maar twee nalatenschappen
kunnen doen erven. Daardoor zou b.v. i ver
mogen van (1. 25,000, twee nalatenschappen be
neden fl. 13,000 kunnen voortbrengen, even
goed als n vermogcr. van b.v. 11. 250 000 twee
nalatenschappen van minder dan 11. 200.000 kan
vormen. Uver deze feiten, welke wij gaarne erken
nen, bestaan geen cijfer-, en wij hebben ze dus
niet ii rekening kunnen brengen, maar wel te
ver.-taaii voor 1898 evenmin als voor 1894.
Win eei; grocte wandeling wil maken, moet
niet zijn tijd besteden met te gaan kijken naar
iedere bloem of ieder steentje langs den weg,
maar er naar streven zijn doel te bereiken. De
heer Suethlage kijkt wel naar de booinen, maar
hij ziet nooit het bosch.
Zoo beweert bij ook, dat wij niet voldoende
hebben rekening gehouden met de vrijstellingen
der Successie-belasting. Ja, dat hebben wij wel
degelijk. Is eeu nalhtenschap gedeeltelijk vrij
gesteld, dau tolt zij mede in de statistiek, zoo
goed als de boedels welke in het geheel niet
zijn vrijgesteld, en is zij eeheel vrijgesteld, dan
is zij begrepen in de 13,183 vrijgestelde nalaten
schappen met een zuiver saldo van fl. 9 767,035
welke wij voor ISI'4, en in de overeenkomstige
cijfers, welke wij voor 1S9S in rekening hebben
gebracht.
Toen wij eenige weken geleden de drie eerste
artikelen betreffende dea rijkdom van Neder
land openbaar maakten, waarin wij uitsluitend
de statistieke uitkomsten, der Vermogensbelas
ting hadden nagigïan, schreven wij aan het slot
daarvan deze zinsnede:
ȟnze natie is iu de verhouding van den
huisvader, die ieder jaar zijn gezin ziet ver
meerderen, en wiens inkomen niet overeenkom
stig toeneemt."
Het heeft ons inderdaad moeite gekost, dien
alarmkreet te moeten slaken, welke aan velen,
levende in de illusie van 's lands vooruitgang,
een snijc'eode teleurstelling heeft moeten be
rokkenen. Er bleef ons tweeërlei hoop over. In
de eerste plaats hadden wij wtl liet ver
moeden maar nog niet de zekerheid, welke wij
later uit de berekeningen gekresen hebben dat
de vermogens onder 13,000.?fl. in nog slech
ter verhouding zijn dau de hooger gelegeneo.
Wij vleiden ons nog altijd met het denkbeeld,
dat de lage uitkomsten wellicht, mcoier zouden
zijn dan de groote n Thans na de becijferingen
in het vierde artikel bestaat dat uitzicht niet
meer.
Maar wij hadden nog een andere hoop. Wij
zeiden tot ons zelven:\Er bes*aan iu Neder
land vele bekwame nienschei), die van belas
tingen een hoofdstudie maken. Wie weet, of niet
een van dezen opstaat, om met een andere,
betere berekeningswijze voor den dag te komen,
welke de onze omverwerpt, en den kwaden droom
van Nederlands achteruitging verjaagt!"
Indien de heer Snethlage dat, hadde gedaan,
indien hij in plaats van te bazelen en te leuteren
over het, Humoristisch Album en over den invloed
van het bespreken van vruchtgebruik op de
Succesïiebelasting ors had aangetoond, dat de
kleine vermogens wel vooruitgaan, dat het totale
bedrag der vermogen?, verre van bijna stil te
staan, evenredig klimt met de bevolking, indien
hij in .i woord met de cijfers zwart, op wit,
balde bewezen, dat onze stelling een onjuistheid
is, ziet, dan zouden wij naar Breda zijn gereisd
voor het enkele genoegen, om hem de hand te
drukken RU te zeggen: Goddank, gij hebt ons
bevrijd van de nachtmerrie van 's lauds
achteruitsanir, welke ons sinds maindcn achtervolgt!"
Maar helaas, zijn betoog l ceft, onze overtuiging
niet gewijzigd, en hoe pijnlijk het ook zij, wij
blijven ondanks ons zei ven wel in de, harde
noodzakelijkheid van vol te houden, dat onze
stelling juist, is, dat de rijkdom van Nederland
zoo goed nis s/il staat, en dut de Nederlanders
op weg zijn, een volk van arme lieden te worden.
Aau het slot vau zijn schrijven zegt de heer
Suethlage, dat ook onze conclusie, als zoude de
belastbare opbrengst te hoog zijn voor de waarde
van de onroerende goederen, geenerlei reden
van bestaan heeft.
De schatting van de belastbare opbrengst
deiongebouwde eigendommen (waarvan de grond
belasting zes percent heelraast) heeft plaatsgehad
volgens de wet, van 24 April 1879, toen de
grondwaarden in ons Vaderland nog slechts even
den invloed hadden, gevoeld vau de klimmende
invoeren der Xoora-Amerikaansche
landbouwprodukten, en toen die invloed nog niet had
teruggewerkt, op de huren en de pachten.
Ais men uu rekent dat ten gevolge van die
herziening van 1879 de belastbare opbrengst
der o-icebonwde eigendommen ruim is verdubbeld,
van 40 op 90 mill. guld., ondanks de Gruwzame
daling aller grondwaarden welke in 1879 en zelfs
veel vroeger reeds overal werd voorspeld en
niet uitgebleven is, zou het dan eigenlijk wel
noodig zijn, om heel veel cijfers aan ti voeren
tot bewijs, dat de belastbare opbrengst te hoog is r
Dat, er meuschen zijn, die hun Vermogens
belasting niet berekenen naar de koopwaarde
van hun grond, komt eenvoudig hiervan, dat
zij gekocht, hebben in den duren tijd van voor
twintig j'nar geleden, maar dat bewijst volstrekt
niet dat de belastbare opbrengst naar de tegen
woordige grondwaarde niet, te hoog is.
Ook in dit opzicht heeft de lieer Snethlage
geen nieuw licht doen schijnen.
liet is een ramp voor eeri volk, als het, geleid
wordt door menschen; die wel oo?e,n hebben
om te zien en toch niet kijken willen, en die
ooreu hebbeu om te hooren en zich toch doof
houden.
A. L. H. OBUKÜX.
Hilversum, October 1900.
Militaire straffen.
A m s t.. 7 Oktober 1900.
Mijnheer de Redacteur!
Zoudt u zoo goed willen zijn, onderstaande
te plaatsen in uw veelgelezen blad ?
In den laatsten tyd wordt in vele kringen
geloofd, dat nu de persoonlijke dienstplicht in
werking is, de dienst ook voor de vrijwilligers
heel wat beter is geworden. Och, dat dit ver
keerde denkbeeld toch vooral geen verdere
ingang vinde. Juist omdat het gehalte der
militie beter is geworden, en er tegenwoordig
veel miliciens zijn, met diploma's van Hoogere
Burgerscholen en Gymnasiums, valt de
geheeldruk, welke naar het heet in het leger door
de officieren uitgeoefend moet worden om er
de krijgstucht in te houden op de vrijwilligers
welke meestal nog wel een graad bekleeden,
't zij die van korporaal of onderofficier. Mocht
die druk vroeger uitgeoefend worden op de
min ontwikkelde miliciens, tegenwoordig, nu
zich onder deze categorie vele bevinden, die,
al was het maar alleen door ontwikkeling boven
de officieren verheven zijn, komt alles neer op
de vrijwilligers. Tegenwoordig komen er veel
meer straffen voor onder het vrijwillige kader
dan onder de miliciens. En waren deze straffen
dan nog maar altijd rechtvaardig! Doch onze
militaire strafpleging, uitgeoefend door de
compagniescommandanten, laat zeer veel te
wenschen over. Wel kan men, zich over een
straf bezwaard gevoelende, de krijgsraad aan
vragen; er verloopen echter van af den aan
vraag tot dat de zaak voor de krijgsraad komt,
een 50tal dagen. Al dien lijd heeft ds aan
vrager voorloopig arrest en mag dus de kazerne
niet verlaten, 't Gawenschte gevolg hieivan is
dan ook. dat er weinig krijgsraad aangevraagd
wordt. Zou hier nu nooit eens verandering in
gebracht kunnen worden ? Zou het opleggen
van straffen in dienst niet aan bevoegde handea
j kunnen worden toevertrouwd ?
U dankend voor de plaatsruimte,
Een Vrijwilliger.