Historisch Archief 1877-1940
8DE A MS T E-R D AM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1219
verband gebracht met de exploitatieplannen
?van de Ned. Handelmpij, wier 22 concessiëa
aan het terrein van de JPagoeat zouden grenzen.
Niet te verwonderen dat een benrsman in zijn
?verbeelding reeds een fusie ziet van de beide
maatschappijen. Des beursmans fantasie hoe
prozaïsch zyn vak dikwijls moge wezen is
somtijds onbegrensd groot en rijk.
Nog een andere groote koersverheffing in
deze groep. De aandeelen Singkep Tin gingen
van 112 tot 118. Het dividend over 1899/1900
zou 8.35 pet. bedragen Het restant der 6 pets.
leening, groot 176 duizend gulden, is met cou
pon No. 13 van heden af betaalbaar.
Zoo vrolyk en opgewekt als het de vorige
week er uit zag in de altijd hoogst belangrijke
groep der Amerik. Spoorwegen, is dit ditmaal
niet het geval. Slechts ietwat hooger ontmoet
ik de Atch. Topeka maar in grootere mate de
Kansas-City South. De Certificaten van gew.
aand. gingen vau \\1A tot 13, de pref. dito's
van 34 tot 35Vs en de 3 pets eerste Hyp. Oblig.
van Gütot 68 vooruit. Raden? Voornamelijk
manipulatie van een speculanten-koning.
Over de Atchison waarschijnlijk den vol
genden keer, naar aanleiding van het pas ver
schenen jaarverslag.
Dan ook over de Babat-Djumbangtram, waar
van ook het jaarverslag pas uitgekomen is.
D. STIGTEK,
l Nov. 1900. Kantoor: Singel 221.
IHumMHtMiiiMiiiUHiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiliinmiHiiiiiniiitiHiHnniii»
Haagsclie Zaken,
De tjjd, toen men zich vleide met de hoop,
dat de groote plechtigheden, welke de mede
werking van onze vredelievende natie (vrede
lievend zoolang zij niet aan politiek gaat doen)
vorderden, een minder Gerolsteinsch karakter
zouden gaan vertoonen, is lang voorbij. Militair
vertoon blijft schering en inslag, bij al wat er
bizonders gebeurt, en 't blijft, als er iets in
aantocht is, enkel de vraag: niet of, maar in
welke mate sabel en geweer glans zullen bij zetten.
Komende gebeurtenissen werpen hun schaduw
niet alleen op de schrijftafel van den politieker
die van de stembus zijn palingfuik maakt, maar
ook op dat van den argelopzen Haagschen
schutter, die nauw door buiig weer van de
in eiken zin des woords kouwe drukte" van
de najaars inspectie verlost zijn rust en zyne
ribben bedreigd ziet door een feestelijkheid,
bestemd om anderen warm te maken.
Het valt te vermoeden, dat het huwelijk der
Koningin nog in den loop van den winter zal
worden voltrokken in een der bladen werd
zelfs de noodzakelijkheid hiervan betoogd, wijl
anders geen voldoende aandacht voor de ver
kiezingen zou overblijven. Jan Salie heett geen
geestdrift genoeg oin die over twee
concurreerende wereldgebeurtenissen te verdeelen.
Een Haagsche kiezer, die zich het gewapend
vertoon van '98 herinnert en de bui ziet aan
komen, herinnert in de Haagsche Courant",
dat de schutters geen kapotjas en geen wanten
hebben. Ik vrees, dat zijn stem die eens roe
penden enz. zal zijn; want het is bezwaarlijk
denkbaar, dat in zoo korten (ijd geld en ge
legenheid zal worden gevonden, onze burger
wacht te voorzien van de noodige dekking,
zoodat z\j koel zal moeten blijven te midden van
de algemeena warmte. Of er moet toegestaan
worden, dat ieder zich naar de wapenplaats
begeefc in eigen demi-saison, en geganteerd
met het paar glacés, waarover een rechtgeaard
Julius PruUelmao Bronmieijer,
Daar kwam hij
weer, juist als alle
andere jaren. Een
dag, nadat de be
grooting is afge
handeld, brengt
Sjoerd in ij altijd
een bezoek, blijk
baar met het doel
om te hooren wat
ik van zijn ge
voerd beleid
denk, en of zijn
houding tegen
over die bende op
het Prinseiihof
tegenwoordig vijf
en veertig man
sterk mijn goed
keuring mocht
?wegdragen. Maar
het was ditmaal
niet met de ge
wone opgewekt
heid, die zoo'n
kleine, haast onmerkbare, zachte plooiing
op zijn overheidsgezicht trekt, waarin hij
dan, in zijn latente blijmoedigheid, bij
voorbaat mijn antwoord te lezen geeft.
Integendeel, alles, zijn geheele houding, de
stijve nek, de strakke lijn om den mond,
en zelfs de recht neerhangende haarljes
van zijn baard, deden duidelijk uitkomen,
dat hij in 't geheel niet durfde hopen op een
felicitatie, waarmee ik anders gewoon ben ons
najaarsonderhoud te openen. Dat
politiedebat, zoo bleek mij weldra, zat hem leelijk
in do ai;-,:.;-, u n die waterleiding bisbüjes
ontlokten hem al spoedig den uilroep: Mijn
waarde ;r:rnheer Brommeijer, hoeveel vol
maakter zou de schepping zijn, zoo er
slechts geen water in de'wereld ware!
De _opmerking trof mij; ik vond haar ten
deele juist. Zeker, zei ik, dan zouje alleen nog
maar kunnen verdrinken, vóór je water ge
zien hadt, en je zou je niet meer aan koud
water kunnen branden ; ook kon je dan van
je Wethouder en de Commissieleden van Bij
stand niet zeggen, dat zij als een school
visschen daar liggen te spartelen op het
droge ; maar Sjoerdlief, met zulke beschou
wingen maak je je van zop'ii ernstige zaak
niet af. Waarom beu jij je Wethouder
niet te hulp geschoten, toen hij in de klem
zat: net zoo goed als je voor je zelf van
je hebt afgebeten, toen ze je sarden met
je dienders ? 't Is me, God betere 't, ook
een tijd: dat_ je naar Mecklenburg zou
moeten verhuizen, zooals een van dat
geboefte j.-; te verstaan gaf, om je agenten
op een fooitje te laten wachten, of ze een
rammelirig- te geven, wanneer zij der supe
rieuren ongehoorzaam zijn; als ik jou
was, ik wou liever! Leef je daarvoor in
de Bocht, heb je daarvoor een millipen of
wat en het podegra er bij, evenals ik, om
je te laten aanbassen door een troep honden,
die zich eeuwig en altijd verbeelden, dat zij
op de jacht zijn, en jij het wild, door wet
noch koddebeier, tot zelfs in den bronstijd
Hagenaar steeds beschikt, ook dan, wanneer hij
weinig hoofdbreken heett met de inventarisatie
van zijn linnenkast.
Nu deze schutter het vuur geopsnd heeft,
verwacht ik wel gauw weer gedachten wisseling
.over het aanstaande huwelijksfeest. De uien,
b\j 't eerste nieuws in omloop gebracht, heb
ben nu tamelijk wel de ronde gedaan; ze zijn
zelfs doorgedrongen tot onze suburbs", waar
de polsslag van het negentiende-eeuwsche leven
altijd een beetje langzamer gaat dan in het
centrum, waar het land geregeerd en elke ge
beurtenis bebitterd wordt.
En zoo zal naar de gewesten, waar de lui
des Maandags hun neus plat drukken tegen
een bulletin, door een onzer voorlichtertjes des
Zaterdags reeds uit het ochtendblad van den
Nieuwe Rotterdammer geknipt, zoo zal naar
die gewesten allengs ook de mare wel door
gedrongen zijn, dat er een nieuwe komedie"
komt. Want het aantal stukken, dat de heer
Brondgeest al naar de groote bladen zond om
zijne schouwburgplannen toe te lichten, werd
langzamerhand een heel stapeltje; en de ge
meenteraad heeft waarlijk het
afdeelingsonderzoek over de schouwburgzaak geëindigd. Wat
wij uit het verslag mochten vernemen, munt
meer uit door variëteit van meening dan door
vastheid van overtuiging; althans
vaneena?pemeene overtuiging is geen sprake. Buitendien
is de curieuse methode van de Kamerverslagen
gevolgd, met de vele", eenige", andere''en
enkele" leden.
De eenling is in den regel oorspronkelijker
dan de massa, en zoo vergastten ook de enkele"
leden ons op de meest nieuwe gezichtspunten.
Er was er een ik hoop, dat de man nader
hand zijn incognito opheft die voorstelde,
het huidige schouwburggebouw in te richten
voor raadszaal en trouwkamer, om het stad
huis, dat te klein wordt, te ontlasten, nu het
aantal raadsleden weer grooter wordt en het
trouwen, ondanks alle statistiek en klachten
over gebrek aaa animo voor den huwelijken
staat, maar steeds doorgaat.
Ik acht dat idee 'a trouvaille"; wat het
trouwen aangaat; in den schouwburg is reeds
zooveel huwelijksgeluk aan 't eind der vijfde
acte tot stand gekomen, dat 't oord bepaald
gezegend is (dat beetje echtbreuk komt niet
in aanmerking, en de ongelukkige liefde, sinds
een jaar of wat in de mode, drijft wel over),
lieve tyd, 't ligt zóc voor de hand, dat 'c
niet eens de moeite waard is, er nog een gees
tigheid op te fabriceeren.
Wat er verder in het afdeelingsverslag gezegd
wordt, loopt zoo uiteen, dat er geen draad in
te vinden is, behalve een vrij algemeene af keu
ring van het gebouw in zijn tegenwoordigen
staat, Maar daarbij veel liefhebberij om nog
eens aan 't oplappen te gaan, wat nagenoeg
onmogelijk is. Dan waren er ook, die bang
zijn, da* we zonder schouwburg zouden blijven
zitten, als de oude geslo'.en en de nieuwe nog
niet gereed was.
Ja, heeren, dat wordt een kwaal punt. We
moeten 't zóó zien in te richten, dat op 'n
goeden keer op 30 April de oude gesloten
wordt en de nieuwe er met l September,
uiterst l October staat, nietwaar ? Ook is er
geprotesteerd tegen het onderhands verlengen
vau de huurovereenkomst, maar nogal zwakjes,
naar het schijnt, en de meerderheid bleef bij
't idee, dat de gemeente moet off ;ren voor het
kunstgenot vat een klein deel van het publiek.
De operabehoeyende diplomatie en regeering
bleven door de hoofden spoken, en er was een
lid, dat de in dit verband volkomen logische
beschermd? _Ik zeg niet, wat doe je in de
kou, maar in dat vuur, waarvoor ze de
kolen uit de hel zouden stelen, als ze
hier beneden voor hun zwavel en phosphor
geen voorraad genoeg konden vinden aan
adressen-, voordrachten- en
begrootingspapier; dat tuig, dat zelfs het water ge
bruikt om je blaren te bezorgen, en jeiiat
te spuiten, zoodat je oude oogea beginnen
te vlammen en je kruin er van rookt !
Vening kwam door mijn welgekozen
woorden in een betere stemming; hij
knikte herhaaldelijk; wat je daar zegt,
zoo sprak hij, heeft grond, maar op n
zaak moet ik hierbij toch wijzen.... Kom,
hernam ik, geloof me, wijs me maar ner
gens op. Ik «'eet alles en bemerk het ge
noeg hoe ze jou, al heb je dan ook je
gebreken, den glans van je verdiensten
niet gunnen; je niet alleen rechtstreeks,
maar ook zijdelings, trachten af te breken,
en je met ondank beloonen. Daar heb je
Charles nu weer? Had jij riu ooit gedacht,
dat hij het Oranje-boven ! die heilige leus,
zou gebruiken, om zonder je naam te noe
men, het publiek te doen gevoelen, dat je
in zijn oogen hebt afgedaan ?
Sjoerd schudde het hoofd: Inderdaad,
ook mij heeft dat verbaasd.
Nietwaar, zei ik, wat schrijft hij ? Hij zou
willen, dat de honderdduizenden'Nederlan
ders tusscheu den Haag en Leiden zouden
verzameld worden om toegesproken te
worden, door den burgemeester van Leiden,
om hun te vragen: spreek ik nu in uw
aller naam, wilt gij dat de oude leus
Oranje-Boven_! de leus steeds blijve in
Nederland? En dan hoort Cnarles de
donderklank der yolksstem ^daveren", Oranje
boven! Oranje en Nederland zijn n!
»Het jubelend antwoord op 't,l>nrye)itceslers
vraag.'"
Hoe netjes beu jij daarbij in deu hoek
gezet!
Of dat nu z\jn doel geweest is, betwijfel
ik, antwoordde Sjoerd?die als ou J-redacteur
van het Handelsblad, gaarne alles wat daarin
voorkomt op zijn voordeeligst uitlegt;?maar
toch heeft het ook mij gelroileu, dat mijn
Lcidselwn collega de taak werd opgedragen,
dis de burgemeester van de hoofdstad,
krachtens de eereplaats aan deze gemeente
bij de grondwet gewaarborgd, allereerst
geroepen zoude zijn te vervullen. Bovendien,
waar men de honderdduizenden verzamelen
wil^ zou Amsterdam zelf er ons alleen reeds
eenige kunnen bijeenbrengen; en terwijl
Haarlem niet minder dapper en kloek den
Spanjaard tegenweer heeft geboden, zoude
dit evenzeer als Leiden, mogen zijn aan
gewezen ; en uog eerder Uan Leiden of
Haarlem, de sta:! Alkmaar, vanwaar de
victorie begon. Doch nu iu ieder geval de
burgemeester der liüei'dstad, zij het dan ook
bijgestaan door die;i van Haarlem ol Alk
maar, of, zoo ge v, i!i, d<KM- beiden, behoorde
op te treden, zoude b. v. de Haarlemmermeer
aan de zijde vau hei dorp Sloten of Half
weg, of'de Wormermeer, r,aar mijne meening
het meest aanbevelenswaardig oord zijn om
daar Boissevains volksverzameling' bijeen
te roepen indien, zoo voeg ik hier aan
toe indien zij iioodig ware.
gedachte uitte, de regeericg om steun te
vragen. Toch werd er ook tegen dit voorstel
geopponeerd en gewezen op het particulier
initiatief. Maar of men een particulier initia
tief bedoelde mét of zonder rentegarantie, is
m\j niet duidelijk geworden.
Niet onaardig is de gemaakte opmerking,
dat geen enkele diplomaat of minister een loge
had gehuurd voor het loopende seizoen. Die
diplomatie" als hoofdelement in ons Haagsch
bestaan is dan ook maar een Haagsche legende.
't Eenige, wat ik uit het verslag zou durven
voorspellen is, dat we ditmaal niet tot een
definitieve oplossing komen, maer weer tot een
oplapperij. Als de heer Brondgeest nu maar
besloot, het kleine plan een schouwburg
in de Parkstraat op eigen gelegenheid uit
te voeren, zou hij er waarschijnlijk best bij
varen.
Want de heer Van Nouhuys, die als
tooneelverslaggever werkelijk verslaggever en
tooneelkenner er veel beter over kan oordeclen
dan raadsleden en menschen van buiten, heeft
des gevraagd ook in het Vaderland"
de wenschelijkheid betoogd van twee schouw
burgen, om de belangen van het kunstlievende
publiek 't best te dienen.
Het opgooien van allerlei ideetjes, zonder
eenigen zakelijken grond, om bijvoorbeeld op
het Alexandersveld een komedie te bouwen
voor wiens dubbeltjes? kan buiten be
schouwing blijven.
Wat we aan den eenen kant missen, hebben
we aan den anderon kant te veel. Zoo dreigt
er een strijd te komen tasschen twee
Toynbeevereenigingen. Een vereeniging, die goedkoope
woningen exploiteert (de zoogenaamde
Ostadewoningen) wil in een vereenigingslokaal wat
Toynbee-werk doen, en doet het gebruikelijke
beroep op financieelen steun.
En ziet, daar komt een uit het bijdragend
publiek" waarschuwen, dat de oude
Toytibeevereeniging, wier lokaal niet ver van bedoelde
wijk af is, al v.iet kan opschieten wegens ge
brek aan steun. Concurrentie in altruïsme!
De werkman" heeft nu maar te kiezen, waar
heen hij wil l Jammer, dat de werkman" zelf,
om welke reden ook, zoo weinig sy.npathie
toont voor dergelijke dingen, dat onmogelijk
anderen er zich buitengewoon warm voor
kunmaken. Het gec-fc evenwel veel tijdkorting
en dat is jegens velen ook een liefdadigheids
werk. Sl'tCTATOH.
TSJES
Een Eenzame,
door
NETTY SPAK.IAAIU>.
In de avondkoelte van een Junidag zat hij
op een takkebos voor z'n houten hutje; z'n
oude oogen dwalend over de eiudelooze bruine
hei, of ze droomerig latend rusten op het bosch
van slanke sparren vóór hem, die hun
naaldbedekte kruinen hoog ophieven, zwart afstekend
tegen de grauw-blauwe lucht, niet eeu enkele
ster als een trillend lichtje, verbrekend de een
tonigheid van het gewelf boven hem.
De ellebogen steunde hij op de knieën, z'n
hoofd langzaam wendend van de
dauwigedampige hei rechts, naar de sparren, zwart als
esn spookbosch, vóór hem.
llillllllllll»illllimiiirlttimimntirniiiit"mfinnnittnitnmnmu»ii»l'
Het was aardig hoe Meinesz weer op
dreef kwam, nu dit onderwerp van zakelijken
aard zijn gedachten begon in beslag te
nemen. »Zooals u weet, vervolgde hij, is het
denkbeeld van Boissevain, om in den
Mecklenburger Hertog en zijne mogelijke
nakomelingen het Huis van Oratije in
naam te doen voortzetten, niet nieuw; aan
stonds bij de aankondiging van de verloving
heeft de Pers hier en daar in dien geest
zich geuit, en ik achtte het reeds vóór
dezen waarschijnlijk, ja, zoo goed als zeker,
dat er in de nomenclatuur eene combinatie
van O ranje-Nassau- Mecklenburg zoude
worden opgenomen." Precies ais Charles
vroeger, keek nu ook Sjoerd mij
uitvorschend aan, eenvoudig om te zien of ik
onwillekeurig verraden zou, wat ik van de
zaak wist; rnaar ik gaf natuurlijk op
geen enkele manier asem. Zoo vyachtte hij
even, en begon weer. »Ik voor mij zou daar
tegen geen bezwaar kennen, tenzij een ont
leend aan de welluidendheidsleer. Na het
Oranje-Nassau klinkt liet Mecklenburg
cenigszins slap en plat; zoo iets, indien ik mij
in meer dagelijksche beeldspraak mag uit
drukken, zoo iets alsof iemand meteen sok
op een trommel slaat. Daarom zoude ik,
wierd tot zulk eeue tesamensttlling dier
beide vorstelijke geslachtsnamen besloten,
gaarne de voorkeur zien geschonken aan
het: Mecklenbarg- Oranje -Nassau, opdat
de klank-opvolging eu de klankverdeeling
het oor een weinig meer kwam te streelen.
Dreigt echter mijn voorstel, naar uw oordeel,
met eenig dissentiment ouder de natie,
waaruit zoo licht partijschappen kunnen
voortvloeien, dan houd ik het liever voor
mijzelven, en beloof gaarne later alleen te
zuilen roepen: leve
Oranje-Nassau-Meckleuburg!' ofwel: Orunje-Nassau-Mecklen
burg boven!" Sjoerd was bij dien uitroep
van zijn stoel opgestaan eu hield zijn rech
terhand in de hoogte, naar 't scheen louter
geestdrift, maar eigenlijk was alles ^vat hij
zei, niet anders dan een nieuwe poging om mij
aan 't praten te krijgen. En nu, om hem
een beetje van de wijs te brengen, zei ik :
je moet niet denken, dat je me wat nieuws
vertelt, of' dat de overige bezwaren niet
door ons zijn overwogen. Het verwondert
me, dat je niet eens aankomt met de ver
klaring, dat drie namen tegelijk wel wat veel
is; of dat het voor den burgerlijken stand
heelemaal geen pas geeft bij de aangifte
van een kind den naam van den vader zoo
veel mogelijk te verduisteren ; of dat je door
de zonen van een Aleckleuburger Oranje
te noemen, ze nog niet tot Oranje s maakt;
of dat je het gerust aan het volk kunt
overlaten, later bij het zien van een af
stammeling van Hertog Hendrik leve
Oranje! te roepen, maar dat je ze dit toch
niet kunt leeien, door een handigheid, al
introduceer je dat slimme vogeltje meteen
paar gebedjes aan onzen lieven heer en aan
H. M. de .Koningin ...: en ook al, dat geen
enkel volk. hoe het ook prijs stelt op zijn
historie van vroeger eeuwen, door een fictie is
sterk te maken tegen overmacht, gelijk ook
geen enkel sterveling, anders dan bij toeval,
omdat bv. een oude suikertante hern daarom
heeft lief gekregen, gelukkig geworden is
Een eekhorentje liep over de dennenaalden
onder de boomen. Met schelle keijes vlosg 't
keeshondje, dat naast hem lag, op; ruw ver
brekend het droomerige van dien Juniavond,
waar hij, de oude, inzichzelfgekeerde man,
zelfs nog vatbaar voor was.
Koest, hond!" DB bruine, rimpelige, ver
eelte hand werd opgeheven, daalde met een
doffe slag neer op het witte vel van 't hondje,
dat zich uitstrekte aan de voo'en van z'n
meester, de pooten ver vooruitstekend, de
verstandige kop, met de kleine, levendig-zwarte
oogjss, die nog zochten naar het eekhoorntje
tusschen de sparretakken, vlugjes heen-en-weer
bewegend. De man boog z'n hoofd verder
voorover, dacht aan z'n Jcven van vroeger, in
't dorp, waar hij werkte op een fabriek. Z'n
vrouw was gestorven, heel jong nog, had hpm
achtergelaten met een klein meis-je van tien
jaar. Toen was hij nog twee jaar in 't dorp
gebleven, had z'n werk geregeld gedaan, zelf
machine ?wordend tusschen die machines en
tusschen al die mannen en vrouwen, die net
als hij, dag in dag uit 't zelfde werk verrichtten.
Hij bemoeide zich met niemand meer, na z'n
vrouw's dood nog stiller en in
zich-zelf-gekeerder wordend dan toen die leefde. Een
enkel keertje zochten z'n schoonouders hem
op, oude gebogen menschen al, die dan spraken
over hun eenige, gestorven dochter en dan
eindeloos zeurden over 't kind, dat bij ver
waarloosde, dat wild opgroeide, 't Eind was
dan, dat hij ze de deur wees, met ruwe, harde
woorden, zeggend, dat ze zich niet m;t rijn
zaken hadden te bemoeien, dat hij baas z'n
eigen huis was. Toch kwamen de oudjes
weer, zoo om de drie of vier weken, uit be
langstelling voor hun kleinkind. Na twee jaar,
toen 't dochtertje twaalf was, had hij 't op de
fabriek gedaan, waar ze aanrtraaistertje werd,
'n tenger, blond wertstertje, met schuwe,
blauwe oogen en stille mameren. De groot
ouders hadden haar bij zich in huis genomen,
toen haar vader op een dag kwam zeggen, dat
hij alleen ging wonen, weg van de menschen.
op de hei, ver van 't dorp.
Zoo wa-t hij dan gekomen in de houten hut,
die er al jaren stond, gebouwd door de gemee ,.te
om gereedschappen van de heiwerkers te bergen.
Hy begon den grond, achter z'n huisje te ont
ginnen ; een klein stukje wei, met een magere
geit met wit vel en zwarte vlokken haar aan
de pooten; daarnaast oen vierkant lapje
aardappelland, waar, in den zomer, een zwarte
kat tusschen de groene struibj >s zat.
Hij was nu z'n eigen baas, baalde doode
takken uit 't boscb, om 's winters 't vuur te
stoken, werkte op z'n stukje grond en leed
armoede. In den winter, als de sneeuw hoog
op de hei lag, kreeg hij van de bedeeling elke
week een gulden; hij had ook zoo weinig noodig
zoo'n man alleen, en 's zomern werd het be
drag op de helft gesteld, omdat hij dan nog
wel eens wat verdiende, met wegen helpen
aanleggen.
Zelden kwam hij in 't dorp, bij de menschen,
waar hij zich niet mee kon verdragen; alleen
een enkele maal bij z'n schoonouders, op Zon
dag, om z'n dochtertje te zien, die groot werd
en slank, een stil, schuw kind, dat kalm haar
gangetje ging op de fabriek, van de eene zaal
in de andere werd geplaatst, meer loon kreeg
en zich weinig bemoeide mot de andere jon
gens en meisjes.
Op zulke Zondagen gingen ze met hun vi?ren
naar de kerk 's middags, en dan kwam dominee
wel eens naar hem toe en zei, dat hij meer
komen moest, dat 't hem stichten zou, maar
door zijn doopnaam te veranderen ; daar
gelaten dau nog de vraag hoe veel respect,
jij en ik, Sjoerd, voor een man zouden
kunnen hebben, die niet in een roes of in
de wittebrqodsweken, maar in koelen bloede,
beloofde, zijn voorgeslacht te zullen vergeten,
om ook als vader alleen de man te zijn
van zijn vrouw.
Het was een lust te zien, hoe .Sjoerd haast
verbleekte van den schrik, toen hij mij zoo
uit den hoek zag komen. Dat u zulke ge
dachten koesterde, begon hij...; ma.xr ik liet
hem niet doorgaan. \Yat yoor gedachten
m ij ti ziel bewonen, zal je niet licht raden.
Mijn intieme relaties met het Hof leggen
mij de verplichting op, dat ik even goed
met jou, oud journalist, als met Charles,
voor je reportersneigingen op mijn hoede
moet zijn. Ik spreek dus alleen maar van
die bezwaren, omdat het publiek, ze heeft
genoemd, en laat geheel in het midden, hoe
wij in oificieele kringen daarover denken.
Maar om op je zelf terug te komen: Cnarles
heeft je blijkbaar iets kwalijk genomen, om
je zoo achter dien Lsidschen keltingdrager,
te stellen, en je te passeeren alsof'ja niet
bestond. Waarschijnlijk zit het hem in den
weg, dat jij de verloofden niet hebt willen
overhalen of niet hebt vreten over te halen,
zijn bfeiichije waar te maken omtrent de
komst vau H. M. eu Z. II. alhier. Dat pepert
hij je uu iri, en daarbij iühij wel een beetje
in zijn recht, want waar had Hertog Hendrik
eerder zich behooren te vertoo;;en dan in
het paleis op den Dam en in de-Bocht? Ik
weet wel wat je zeggen wil: je deukt, dat
er voor een geëngageerd paar nog wel iets
aardigers te kijk is, dan jou en mijn gezicht,
t\yee van die uitgedroogde tronies, die eigen
lijk iets ontnuchterende hebben voor zielen
pus gerankt, door eeu der .ljk:: va:i Amjrs
boog. Maar dan moet ik je de opmerking
lüken, dat de Koningin eu de Ileruig een
veel te diep besef vau hun hooge roeping
hebben, om in dagen als dozen alleen voor
hun genoegen te leven, ;:ooüa,t zij niet zouden
geluisterd hebben naar jou bede ; gelijk ze
dan ook wel degelijk zich naar Charles'
woord zullen keeren, waar hij ze toespreekt:
O zeilsteen van ons land, die 't volk den
koers kan toonen, wat wondere macht gaat
van u uit... als gij gestadig, zoo zachtmoedig
als onwankelbaar steeds aanvoert naar liet
verre doel, bij windstilte eu beroering steeds
dezelfde"... zeilsteen!
Sjoerd, die zelf cc;i dorre stijl schrijft,
zuoals een stadhuickleik beuuuut, begreep
blijkbaar niet veel van de lyrische ont
boezemingen, waartoe Charles zoo gemak
kelijk -glijdt, stijgt en rijst", als er iets
is dal zijne ziel treft. lui v.'aurschijulijk
om me (/«i weiüig' af Lü-eideu na de
kaylitelhig vau zijn eigen verzuim, begon hij
aanmerkingen te maken op «at hij noemde
een schrijfmethode, \veike tot grove
misverstahdeii gereede aiuiiuJuig moest geven ;
wat heiu deed deuken aan het blazen op
eeu door een te zwarcii luchtdruk ge
spleten trompet. Ik, die van dat proza
steeds geniet eu begreep, wat Sjoerd ver
leidde zich aldus uit te laten, zei: ja, Sjoerd,
ik weel heel goed, dat jij tot de adspiratie
uojr liefde, tot de poëzie vau het daveren
dan haalde h'\j onverschillig de schouders op
en liet zich in weken niet zien.
Soms kwam z'n dochtertje bij hem, redderde
wat in 't butje, maakte schoon; maar meestal
was hij alleen, kookte in een ijzeren potje
aardappels, die hij kreeg van de boeren, want
dat lapje van hem leverde maar voor een paar
weken op. De vrouwen uit den omtrek brach
ten hem elke paar dagen een roggebrood mee
uit het dorp en een klontjn margarine; dat
vond hij dan 's avonds, als hij thuis kwam van
z'n dwalen over de hei, in 't kozijn van 't
kleine raampje.
Toen h^j er een jaar gewoond had, stierven
z'n schoonouders kort na elkaar en 't kleine
meifje kwam in huis bij ten oom en tante, een
broer van haar moeder. Ze zag haar vader
toen nog minder, oom en tante wilden niet
dat ze naar hem toeging, omdat hij zoo ruw
was en schier nooit bij hen kwam
Langzamerhand was 't kind groot geworden
was nu twintig jaar, een handig werkstertje
en van middag was ze bij hem geweest, niet
alleen, maar met een flinken, jongen wever,
die tien gulden in de week verdiende. Daar
zou ze mee gaan trouwen, heel gauw a', als
vader 't goed vond, want ze mochten elkaar
wel lijden en tien gulden was een mooi geld.
Ze ging dan van de fabriek en ze zouden een
huisje huren in 't dorp. Of vader dan bij ze
in kvcam wonen, hadden ze gevraagd, maar hij
had 't hoofd geschud; na acht jaar wou hij
niet weer terug onder de menschen en bij kon
ook niet scheiden van z'n huije en z'n l«pje
bouwland en de hei.
De dochter zei toen, met zenuwachtig
Landgeschuiiel, dat ze nu ook niet meer als vroeger
elke maand een rijk-daalder kon geven, ze
hadden 't nu zelf noodig. maar ze waren naar
de diakonie geweest en die hadden gezegd,
dat ze z'n geld verdubbelen zouden; of dat
nu goed was? En hij had ze bedankt en toen
ze weggingen, terug naar 't dorp, 's s.vonds,
bad gij ze na zitten kijken op z'n tr.kkebos,
waar hij 's winters 't hout afnam, om 't vuur
te stoken. Ze leek veel op z'n vrouw, die
dochter van hem, net zoo blond en lang en
bij was blij dat ze LU een goeden man lireeg,
zelf een huishouding ging opzetten, dan hoefde
ze niet langer op anderen (e leven.... Zou hij
zelf zoo lang leven? Hij leek zoo oud, was
zoo verwaarloosd en voelda zich ook niet jong
meer. Maar vijf-en-veertig jaar was hij eerst.
Droevig-glimlachend schudde hy 't hoofd : als
je dan r,og zoo sterk en gezond bent, naemt
onze lieve Heer je nog niet bij zich
Van u'.t 't dorp klonken de klokketonen. Tien
zware slagen in de koele avondlucht, ze rolden
verder over de hei, verbraken de stilte, raapv
niet ruw, deinend en zacht.
Toen stond hij op, bleet nog even staan voor
't deurtje van z'n hut, keek naar 't
aardappelveldje daar achter, waar de struikj -s al vol
groen?, sappige bladeren zaten, liet zijn blik
gaan over de dampige hei, waar de maan een
stil-wit cbt verspreidde en hem riet»! uitzien,
als over een veld van zilver, aan der. eer.en
kant ingesloten door zwarte sparren, n;asr heel,
heel ver. aan den horizon afgebakend door
donkere strepen, ook boomen. En boven dit
alles verhief zich de grauw-blauwe lucbt, ein
deloos eindeloos ver, afgebroken door een
enkele ster, als een schitterend lichtje, en door
die mat-gele sikkel in 't oosten.
HiiititiiMMiiiiiiitMttii
en jubelen,van het bloezemen en profetceren,
in dezelfde verhouding staat als een nacht
uil tot, de zon, maar daarom past het je
nog niet met je houten tong boosheden te
klepperen, die kant noch wal raken. Zoo
iets had ik zeker niet van jou verwacht;
jij, als burgemeester van de hoofdstad, had
dan toch geheel onder den indruk
behooren te zijn van de laatste woorden: «Geef,
Koningin, uw naam, d'Oranjenaam, dus
aan het nieuwe stamhuis! Laat dus uw
jonge handen 't oude devies »O/anJD beven !':
omhoog weer beuren ...! Laat die reine
koninklijke stem... oiis toeroepen: wie mij
liefheeft volge mij ! dan zal, zoowel in vrede
als in tijd van 't nijpende gevaar, heel het
volk opspringen, met ontbloote hoofden"
Sjoeid nam zijn hoed af, dien inj al
had opgezet «ontroerd en bleek van
geestdrift, en antwoordde met een stem, die
donderend klinkt van Noordzee tot aan
Schelde: »Oranje boven!"
Hebt je nu nog iets te kritikasteren ?
Zeker, Brommeijer, antwoordde Sjoerd, mij
de hand stevig drukkende dis, i,3 het
gevoel, het zuiverste gevoel, waarin mannen
als wij ons vereenigen, maar ....
Nu, wat »maar" ? riep ik wrevelig, gram
storig. Maar", zei Sjoerd, waai om iiioijt die
donderende stem, jou steni en mij), .ncm,
alleen klinken vau de Noordzee tot de
Schelde? Zooals u weet, mondt de Snelde
in de Noordzee uit; die stem 21.1: :'hoo
niet n minuut, zelfs niet céu seconde,
gehoord worden; hoogstens een ondeelbaar
oogenblik zouden we kunnen d,aderen,
hetzij wij een keel opzetten aan den kant
van de zee, hetzij we postvatten ;uui de
zijde van de Schelde ....
Héfoei! zei ik, wat ben jij een vent!
Jawel, hernam Sjoerd m.;i tij i ^?.".ione
koppigheid in het debat: Buissevain heeft
zich toch onjuist uitgedrukt l'ij !>?? ?'. hier
de meer gebruikelijke formule inoetc-u aan
wenden : van den Dollard tot de Schelde.
Wat een betweterij! beet ik hem toe.
Alsof Charles dat ook niet zou _? edelen
hebben! Hij had natuurlijk zijn ruien er
voor, waarom hij iu dil artikel vol van de
teerste emoties een woord van soo 'olijke
klank en beteekenis als »de dcllcr/1' heeft
willen vermijden.
Sjoerd haaide (och nog zijn schouders op.
Ga nu maar heen! riep ik, met v\corzin
hem no;;- mijn pink toestekende.
| Werkelijk, ik kou hem op dal oogenblik
i niet meer zien. Later iets bekowtii, ge-v-dde
ik,uatikhethemmaarmoestvergeven Sjoerd
heeft inderdaad een warm, gevoelig, vader
landslievend hart,?maar op het punt, van
stijl, is hij door zijn lang verblijf in de stad
huizen, door dat, zitten op groene kucscus
aan groene tafels, in een akelige
adniini'? stratieve kilheid verstijfd, Hij glijdt,
] stijgt en rijst niet", zooals Charles en ik,
| op elk uur van den dag, dat je m;iar v;il,
van de poëzie der herinnering lot de poëzie
der adspiratie; eigenlijk gezegd, mist hij
allen aanleg voor het gedicht.