Historisch Archief 1877-1940
F, 1220
WEEK
DE AMSTERDAMMER
AD
A°. 1900.
EBLAND
Dit mmmmr bevat een' bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indië. per jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar G.121/*
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover hst Grand Café, te Parijs.
Zondag 11 November.
Adverlontiën van 1?5 regels /' 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I K H O V D.
VAN VEBBE EN VAN "NABIJ: ;Een inspecteur
^van-den Landbonw, door dr. G. W. B. Een Qjiaestie
Taii Eerlijkheid, door Mr.-C.".Th. van Deventer.
?Oorlogschepen, 'door A. E. B. De cavalerie nit
haar verval. Goedkeuring van Statuten.
Iets over het .Lager Onderwijs in Mannh«im en
München, (Slot.), door M. Horn. Mac Kinley
ierkozen. 8OCIALE AANGELEGENHEDEN:
Het leerlingwezen in d«n vreemde, III. (Slot.),
-door ,H. KUNST EN LETTEREN: Muziek in
de Hoofdstad, door Ant. Averlcamp. Meubelen,
?door iB. W. P. Jr. Kunst en Tijdrekening, door
Th. -P. De Avonturen van»dr. Mol, beoordeeld
?door J. H. B. - Geschiedenis der Vlaamsehe Let
terkunde van hst jaar 1830'-bot heden, door Th.
?Goppman en dr. Seharpé, beoordeeld door X B.
?Schepers Amsterdam im-de Zeventiende Eeuw,
-door A. C. Loffelt. FEUILLETON: Padre I^nazio.
Naar .het EngeUsh van Owen Wister, door G. W.
IV. KECLAMES. VOOE DAMES:
De.jaar?«vergadering van -de National Union of Women
^workers" in Engeland, d-oor V. School en teliuis
woor mismaakten in Kopenhagen, door B. S.
?Qpvoedingsherinueriagen, VII, door Vrouwk*.
-Het Indische Nichtje, door Tinsjde Krnyff?Gotoins,
ibeoordeeld . door «G. C. S, J. Allerlei, door
?C«price. Ingezonden. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter.
-SCHAAKSPEL. .ALLERLEI INGEZON
DEN. PEN- EN POTLOODKBA8SEN.
JMIIIIIIIIimillllllllltlMUHHaMliMIIUIIIIIIIIIMItMIIIIIIIIIIIItlllllllMNnïJ
Een;inspecteup van den Landbouw.
Er is eenige jaren .geleden heel wat
drukte gemaakt om het behartigen der
landbouwbelangen in n hand te zamen te
brengen als een tak van algemeenen dienst,
onder het departement van Binaenlandsche
Zaken; -zelfs het verkiezingsprogramma van
leden ?der.2e.Kamer is-er bij te pes gekomen
en alle krachten zijn totdit doel ingespannen
door belanghebbenden,-belangstellenden en
liefhebbers bij den laadbouw, de
paardenen veefokkerij -enz. Nu mogen er zijn, die
in sommige .opzichten niet of nog niet
tevreden zijn over den gang van zaken,
zooals die geloopen is -sedert deze concen
tratie heeft .plaats gehad, in het.algemeen
worden tin deze landbouw wereld minder
klachten .gehoord dan in vroegere jaren.
Het is i ten allen tijde een merkwaardig
verschijnsel, wanneer men een zwaar voor
werp, dat .scheef staat, wil recht «duwen
door er met -kracht zijn schouders - onder
te zetten, /zal men het r tien tegen n
i«ts te veel aanpakken en daardoor den
anderen kaat doen overhellen. Dit gevaar
bedreigt op .dit oqgenblik den landbouw
ten opzichte \van -staatsbemoeiing; het was
nagenoeg een -eenparige wensch van .-alle
landbouwvrienden, een flink deskundig
ambtenaar aan een der departementen van
algemeen bestuur belast te zien met het
toezicht en de behartiging der verschillende
landbouwbelangen, die -bij de regeering ter
sprake mochten -korn^n en die tot dien tijd
als 't. ware te hooi en te gras aan personen
en bureau's van .allerlei aard en richting
waren ?. toevertrouwd, maar weinigen zeker
hebben -bij het uitdrukken van dien wensch
in moties en adressen de bedoeling
gehad, alles wat de bemoeiingen van de
Rogeering met den dandbouw raakt, .aüeen
en /uitsluitend te doen beoordeelen en be
slissen door een staf van ambtenaren in
de 'koninklijke residentie. J3et hoofd van
landbouw .in den Haag, zoo was de een
parige bedoeling, zou moeten zijn het
centratlpunt, waar zioh de wenschen,
tooden en behoeften vaa de vaderlandsoiie
landbouwers .konden doen kennen en die
in staat zou wezen ze -te zamen en ia
onderling verband te wikken en -te wegen,
jiaar omstandigheden te schiften en ter
kennis te brengen van de Regeering, daarbij
stevens en ten allen tijde voeling houdende
met de prak&jk van den landbouw Ja alle
deelen van het Rijk.
De ..laatste tijd biedt verschijnselen
aan, die de'vrees wettigen, dat het zware
voorwerp, waaraan zooveel kracht werd
besteed om het in het rechte spoor te
brengen, naar de andere zijde gaat over
hellen ; dat de gewensehte en s.'oed wer
kende staatsbemoeiing met den landbouw
in sommige richting zou ontaarden in
»staatslandbouw", om het met zulk een
vreemd koppelwoord uit te drukken, name
lijk dat de theorie in de toekomst te veel
aan het woord zou komen, zonder altijd
en genoeg rekening te houden met de
wenschen en eischen der praktijk, zooals
deze zich openbaren onder Wet volk, dat
den> landbouw beoefent, met en door den
landbouw leeft en ten wiens nutte ten
slotte alle staatsbemoeiïng dient te worden
ingericht.
Nu zich in de staatsbegrooting voor 1901
een sprekend voorbeeld van dit verschijnsel
openbaart, willen wij niet nalaten er de
aandacht op te vestigen; het principiis
obsta daarbij gedenkende.
In déMemorie van Toelichting bij deze
Begrooting lezen wij het volgende om de
aanvraag van een nieuwen ambtenaar aan
het landbouwbureau te motiveeren::
Van den aanvang af dat een inspecteur van
bet middelbaar onderwijs, 'belast met het toe
zicht op de landbouwscholen, was aangesteld,
is deze ambtenaar peroepen geweest, behalve
over onderwijsaangelegenbeden, de »e»eenng
mede'te dienen van advies over velerlei «aker.,
die «neer het gebied van den practisch .-n land
bouw raken.
Dat dit op den duur tot bezwaren aanleiding
zoude L geven, was te verwachten en dat dt-za
niet eerder zijn gevoeld, is het gevolg van de
niet gewone algemeene kennis van landbouw
zaken van den tegenwoordigen inspecteur 'van
landbouwonderwijs.
Nu 'dit onderwijs zioh -evenwel gaandeweg
uitbreidt, blijkt overtuigend, dat de inspecteur
zicli geheel alleen daaraan .moet kunnen wijdeai.
Osrerladen als de inspecteur van het land
bouwonderwijs thans 's met administratieve en
andere werkzaamheden, kan hij nititden.noodisen
tijd vinden voor datgene w-at tot zijn eigenlijken
werkkring behoort.
Die overlading van arbeid wordt voornamelijk
veroorzaakt, doordat zooals boven reeds werd
gezegd .de inspecteur tevens moet optreden
als adviseur aan de regeeriaf >in zaken,
deailanibouw beirtffende. Eu ook up du gebied kau die
ambtenaar, door gebrek aan tijd, niet geven wat
uoodig is.
Het blijkt mitsdien dat de regeering bij den
tegenwo«idigen toestand, noch -op het gebied
van het landbouwonderwijs, noch op dat van
den landbouw, bij de door haar te vervullen
taak op voldoende hulp en voorlichting ian
rekenen.
Het eenige middel om hierin de zoo -zeer
maoiige verbetering te brengen is verdeelicg
van den arbeid door de aanstelling vau -een
inspecteur van den landbouw.
De werkkring van dien ambtenaar z«l zich
uit den aard der zaak gaandeweg ontwikkelen
en verruimen. Reeds «u kan wonden medegedeeift
? dat hij de.regeering zal hebben (e adviseeren o^m.
over de navolgende onderwerpen.:
de organisatie van en het .oezioht op de
Rij&t:proefvelden, de wetenschappelijke proefnemingen ie»
de proefnemingen door particulieren, over de ma
i,.regelen die van regeeringswege kunnen worden
ge.nomen tot ontwikkeling van het landbouwkrediet,
? tot bevordering van den mtvoerhandelin landbouw
jiroducten en van de coöperatie op landbouwgebied,
? over de wellen, waarbij landboutobelangen betrokken
zijn, zooals daar zijn de JacUwei, de Vogelenwet,
de .wet op de le-loeiingen, over landbouwvrageu
,die zich voordoen bij het beheer van de domeinen,
?voor .zooverre deze ressorleeren onder .het departe
ment .van binnvxlandsche zaken, <oi;er vragen
beitteffende de vee .en paardenfokkerij enz.
Daarnevens zoude dan in het vervolg de
inspecteur van het landbouwonderwijs alleen
worden gehoord over aangelegenheden, dezen tak
van dienst betreffende.
Evenals van laatstgenoemden 'nspeeteur ware
het bedrag van de jairwedde aan den inepec'eur
van den landbouw en de voor hem uit te strekken
som -voor ,reis-, verblijf- en bureelkosten te
bepalen reep. op ? 3500 en ? 1100.
Uit het .door ons gecursiveerde blijkt, dat
de nieuwelandbouwambtenaar de offieieele
adviseur der regeerang moet worden over
alles «n nqg wat, aooals na de lange reeks
van werkzaamheden, die opgesomd worden
nog uitdrukkelijk wordt voorbehouden door
o. m. en .enz.
Wat «r in iet vervolg dus door de land
bouwers gewenscht wordt, wat deze of gene
invloedrijke ;persoon aan de orde weet te
stellen, wat de regeeriug zelf goed acht of
soms als «en modeartikel voor 't oogenblik
zich op den voorgrond dringt er zal in
shet vervolg n persoon zijn, die er officieel
verstand van heet te hebben en er rapport
over zal uitbrengen, »om de regeering voor
te lichten" over «wetenschappelijke proef
nemingen," over het »domeinbestuur," over
»landbouwcrediet" over «alle vragen betref
fende paarden- eu veefokkerij," over
»bevloeiingen" enz. enz..; hij zal »de regeering
hebben te adviseeren."
Vaa tweeën n;; de regeering is van
plan «aar dit rapport als afkomstig van
iemand, die zij in al deze vraagpunten als
officieel deskundige erkent, te luisteren of
.zijn advies, onder sommige omstandigheden
althans, ter zijde te schuiven. In het laatste
geval had zij zoo'n universeel ambtenaar
niet noodig; het eerste mag dus als regel
worden verondersteld en nu dringt zieh toch
voor ieder, die maar eenigszins bekend is
met de vele kwesties die zich op
landbouwen laodhuishoudkundig gebied voordoen, de
vraag op de lippen: is het raadzaam bij de
beantwoording zulk een orerwegende rol
aan n door de regeering k priori alg
deskundig gestempeld persoon toe te ver
trouwen ?
Ieder, wien het vergund is zoo nu en
dan eens een kijkje te nemen in de wereld
van offieieele adviezen, rapporten en memo
ries, weet hoe het er dikwijls toegaat; de
eene ambtenaar verloochent niet gaarne den
andere en vooral de lager geplaatste zal niet
licht rapporteeren in strijd met de gevoelens
van een superieur en het eindoordeel van
den hoogst geplaatsten op de ambtenaars
ladder is vaak slechts schijnbaar eenréium
van de gevoelens van anderen; in ver
schillende vormen gewijzigd is het dikwijls
alles slechts n en hetzelfde denkbeeld.
Dit is het groote gevaar, dat den land
bouw bedreigt, wanneer over den steun
van de zijde der regeering in het vervolg
^altijd het gevoelen van denzelfden persoon
zal worden ingewonnen.
Juist de boven afgedrukte memorie van
toelichting geeft een voorbeeld aan de hand.
Ik voor mij zou niet gaarne te kort doen
-aan den lot »van de niet gewone algemeene
kennis" in de boven aangehaalde memorie
aan den tegen woordigen inspecteur van het
landbouwonderwijs toegezwaaid; toch waag
ik het te beweren, dat van de
LandbouwMaatschappijen van Friesland tot Zeeland
van al de Boerebonden of Corporaties van
Landbouw door geheel Nederland geen
enkele vereeniging het eens is met de rege
ling van het lager landbouwonderwijs, zooals
hetdoor dezen ambtenaar wordt voorgestaan
en vooral niet vergeleken met het middel
baar en hooger landbouwonderwijs, zóó dat
de zorg en gelden aan dit alles ten koste
gelegd in omgekeerde reden staan tot de
'talrijkheid der bevolking, die er behoefte
aan heeft.
Wat is er te verwachten, wanneer de
richting van alle andere staatsbemoeiing
met den landbouw steeds afhankelijk wordt
gesteld van het advies van een soortgelijk
officieel persoon ? Maar de regeering is zelf
geen deskundige, zal men zeggen, de direc
teur-generaal kan niet van alles verstand
hebb°n ! De vraag dringt zich dan echter op
de lippen, waarom dan wel een ondergeschikt
-ambtenaar hem ter zijde staande? Doch
wanneer het de regeering werkelijk om
voorlichting te doen is, staat haar deze
juist »in zaken den landbouw betreffende"
steeds ten dienste en wel door het
Nederlandsen JLandbouwcomiié.
Ik ben op verre na geen bewonderaar
van de samenstelling en werkingswijze van
dit comité; misschien zelfs zijn er onder
de halfhonderd leden personen, niet ge
schikt tot het uitbrengen van een des
kundig advies, maar het neemt niet weg,
dat het tezamen toch een college vormt,
door keuze -samengesteld uit mannen, die
op den voorgrond treden 'ïif de voornaam
ste land-bouwvereenigingen van ons iand;
die aldaar in verschillende hoedanigheden
of in den praktischen landbouw nuttig
werkzaam zijn en gewoon zijn hun oordeel
uit te spreken over landbouwbelangen en
al hetgeen het wel en wee raakt der
landbouwers in het algemeen. Waar het
eenvoudig onmogelijk is voor n persoon
grondige kennis te bezitten van al de
uiteenloopende vraagpunten, waarover de
regeering voorlichting kan verlangen, zal
het in allen geval minder bezwaarlijk zijn
uit een zoo talrijk college geschikte per
sonen bijeen te garen, die elk op zijn ter
rein, in staat zijw en bevoegd om bij voor
komende gelegenheden te adviseeren. Zelf
levende in, met en door den landbouw,
zou hun advies het voordeel hebben eerder
rekening te houden met de dagelijksche
praktijk en de voeling niet ontberen met
de landbouwbevolking, haar werk.n, wen
schen en behoeften.
Bovendien zou eenzijdigheid eerder wor
den vermeden, waar het ad vies door meer
deren wordt uitgebracht of desnoods een
meerderheid en een minderheid zich ieder
afzonderlijk kan laten hooren.
Bij een rijksambtenaar, die aan een
rijksambtenaar adviseert kan van dit laat
ste geen sprake zijn en zal ook de on
partijdigheid niet zelden in de knel ge
raken.
Het grootste gevaar dreigt evenwel wan
neer dezelfde persoon, bekwaam en alleszins
bevoegd om te adviseeren over sommige
onderwerpen, ook bij tal van andere zaken,
waarvan hij uiteraard minder goed op de
hoogte is, toch als ambtenaar met dezelfde
bevoegdheid zal optreden en offiaieel zijn
voordeel en gezag zal doen gelden.
Het hierboven opgenomen lijstje van zeer
uiteenlsopende onderwerpen nagaande,
waarover de toekomstige nieuwe ambtenaar
zal worden gehoord kan het bestaan van
dit gevaar niet denkbeeldig worden geacht.
Het is bekend, dat het JSederlandsch
Landbouwoomiténiets liever zou willen
dan zijn advies uitbrengen over de onder
werpen, die de regeering aan de orde
wenscht te stellen, doch eveneens weet
ieder, dat de regeering over 't algemeen
deze offieieele medewerking niet verlangt;
nu zij echter erkent toch advies en ge
regeld advies noodig te hebben en daar
voor een ambtenaar wenscht te benoemen,
zou de volksvertegenwoordiging, in wier
handen de beslissing gegeven wordt, dienen
te overwegen of inderdaad zulk een nieuwe
ambtenaar wel noodig is? en zoo ja, of
dan de duizenden ieder jaar ten koste
gelegd aan het Landbouwcomiténog
geivettigd zijn?
Ik herhaal, dit comité, zooals het werkt
en is samengesteld, beantwoordt misschien
niet aan aller wenschen en verwachtingen,
doch verbetering is niet zoo heel moeilijk
aan te brengen en zou al spoedig blijken
tot stand te kunnen komen, wanneer de
regeering het de taak op de schouders legde
em telkens en telkens weer zich te doen
hooren in gemotiveerde rapporten over de
onderwerpen door haar aan de orde gesteld.
Wil de regeering dit niet en is de volks
vertegenwoordiging geneigd haar op dien
weg te volgen dan zou het zaak worden,
het comitéop te doeken; voor de
tienduizend gulden daardoor uitgespaard,
zouden naast den thans gevraagden
landbouwambtenaar, wanneer de bovenom
schreven omvangrijke taak hem te zwaar
valt, nog juist een paar anderen hun
zetels kunnen opslaan in de residentie;
het gevaar voor Staatslandbouw, waarop
wij in den aanhef de aandacht vestigden,
zullen wij op den duur dan echter niet
kunnen ontgaan.
Dr. G. W. B.
Een Quaestie van Eerlykheid
In de Memorie van Toelichting tot de
Indische Begrooting over 1901 komt de
belangrijke mededeeling voor, dat in de
eerstvolgende jaren de legeruitgaven stellig
zullen stijgen, o. a. door de uitvoering der
plannen tot verdediging van enkele voor
name havenplaatsen.
Naar aanleiding van onderzoekingen
door den deskundigen Gouverneur-Generaal
plaatselijk ingesteld, worden de kosten, om
het Oostgat van Soerabaja in staat van
verdediging te brengen, op f 450,000, die
tot vrijwaring van Batavia en de haven
van Tandjong Priok tegen een coup de main
op ?.2,900,000 geschat. Aangenomen dat
deze ramingen niet noemenswaard zullen
worden overschreden, dan zouden de kosten
der voorgestelde verhooging van Java's
weerbaarheid derhalve ongeveer ?3.5
millioen bedragen.
Op de begrooting voor 1901 worden
alvast eenige posten, tot een gezamenlijk
bedrag van ruirn n millioen, gebracht,
als eerste offer aan de defensieplannen
van den Gouverneur-Generaal. Voor den
Minister van Koloniën schijnt het dus
vast te staan, dat deze en dergelijke kosten
ten laste van Indiëbehooren te worden
gebracht.
Dat niet een ieder er zoo over denkt,
bleek uit het Voorloopig Verslag. »Enkele
leden1', zoo leest men daar, »waren van
oordeel, dat een niet onbelangrijke bespa
ring verkregen kan worden door het
brengen van alle kosten van verdediging
tegen een buitenlandschen vijand ten laste
van Nederland. Naar hun inzien is het
niet meer dan billijk, dat de kosten der
maatregelen tot handhaving van het bezit
der Koloniën door het moederland ge
dragen worden."
De leden, die zich in dezen geest uit
spreken, beschouwen de handhaving van
Nederland's souvereiniteit over Indiëblijk
baar als iets waarbij alleen Nederland
belang heeft en waarvoor dus van Indi
geen penning kan worden gevorderd. De
Minister daarentegen kan niet anders dan
de handhaving dier souvereiniteit als een
speciaal-indisch belang aanmerken, immers
alleen dan is het verantwoord, Indiëmet
alle kosten te dier zake te belasten.
Wie van deze twee partijen heeft nu
T'l O
gelijk :
Hadden wij onze koloniën in het oosten
steeds uitsluitend bestuurd »om haar zelfs
wille,'' zooals de Minis'er van Koloniën
dit onlangs uitdrukte, het antwoord op
deze vraag zou niet moeilijk te geven zijn.
De handhaving onzer souvereiuiteit over
Icdie en de bescherming van de daar door
een wijs bestuur met behulp van de be
lastingpenningen der ingezetenen tot stand
gebrachte beschavingswerken tegen de
aanslagen van een buitenlandschen vijand,
die het allicht minder goed met Indi
meenen zou dan de Nederlandsche be
stuurders, zouden maatregelen zijn in het
belang van Indië-zelf en de daaraan ver
bonden kosten zouden dus met evenveel
recht ten laste van Indiëkunnen worden
gebracht als de kosten der verdediging
van Nederland door Nederland behooren
te worden gedragen.
Stonden de zaken zóó, de Minister zou
dus gelijk hebben en de »enkele leden"
ongelijk.
Nu echter de zaken niet zoo staan, nu
wij onze koloniën volstrekt niet uitsluitend
»om haar zelfs wille" hebben bestuurd en
nog een belangrijke schuld met haar te
vereffenen hebben, wordt het een heel
ander geval. Hoe komt het, moeten wij
ons afvragen, dat Indiëreeds niet lang
te voren tegen aanslagen van buiten be
schermd werd; dat wij een pracht-haven
bouwden te Tandjong Priok, doch tot
dusver niets deden om die kostbare anker
plaats zelfs tegen een coup de main te
vrijwaren? En het antwoord kan niet
anders luiden dan: omdat Nederland de
gelden, die ook daarvoor hadden kunnen
worden gebruikt, ten eigen voordeele heeft
aangewend!
Onder die omstandigheden gaat het
zeker niet aan om, nu een deskundig
Gouverneur-Generaal het onhoudbare van
den bestaanden toestand heeft Ingezien,
de kosten der beter laat dan nooit te
nemen voorzieningen uitsluitend ten laste
van Indiëte brengen. Die kosten behooren
te worden betaald door Nederland, dat de
indische overschotten deels heeft besteed
tot delging van staatsschuld, deels belegd
heeft in spoorwegen, kanalen en...
vestingwerken.
Ja, ook in vestingwerken, en deze
omstandigheid levert nog een bijzonderen
grond op om dan ten minste in dit geval
de billijkheid tegenover Indiëeens te be
trachten. In de jaren 1875?1877 zijn
niet minder dan 8 millioen indisch geld
besteed ter voltooiing van het nederlandsch
vestingstelsel. Dit geschiedde dus liefst
in een tijd, toen Indië, tengevolge van
het agressief optreden tegen Atjeh, gebukt
ging onder ongekend-hooge oorlogslasten.'
Het eenige dat men ooit tot vergoelijking
van die extra-aderlating heeft kunnen aan
voeren, is, dat Indiëimmers ook belang
had bij de handhaving der onafhankelijk
heid van het moederland, waar, naar men
beweerde, »de sleutels van Indië" bewaard
werden. Wat blijft echter van die op zich
zelf natuurlijk toch reeds zeer betwistbare
redeneering over, nu blijkt dat »de sleutels
van Indië'' daar niet berusten, m. a. w.
dat, ten koste der reeds betaalde 8 mil
lioen, Nederlands souvereiniteit over Indi
niet afdoende verzekerd is? Die 8 mil
lioen hebben gestrekt ter verhooging van
Nederland's niet van Indië's weerbaarheid
en het minste dat Nederland doen kan is
wel: de kosten ter verhooging van Indië's
weerbaarheid thans omgekeerd tot een
bedrag van 8 millioen voor zijn rekening
te nemen.
Zonder mij dus verder te verdiepen in
de vraag, hoe deze aangelegenheid zou
moeten worden geregeld, indien wij geheel
zuiver tegenover Indiëstonden, meen ik
dat op de aangevoerde, eenvoudige
eerlijkheidsgronden de thats voor de verdediging
van Java ten laste der indische begrooting
gevraagde uitgaven door de Staten-Gene
raal niet mogen worden toegestaan.
C. Th. VAN DEVENTER.
Den Haag, 6 November 1900.
Oorlogschepen.
Als een Minister van Oorlog bij de
behandeling van de oorlogsbegrooting ver
klaart, dat de N. H. Waterlinie of zwak
of niet verdedigd zal worden, en een
Minister van Marine eene regeling van
de kustverdediging ter overweging aanbiedt,
gegrond op de stelling dat dezelfde linie
krachtig moet worden verdedigd, dan kan
in 's lands vergaderzaal deze regel in g geen
onderwerp van gedachtenwisseling uit
maken.
Er is ander werk te verrichten. Maar
onafwijsbaar is de eisch voor allen, die om
eenigerlei reden zijn vóór het behoud onzer
onafhankelijkheiden tegen het nutteloos uit
geven van 's lands gelden voor de vloot,
om in de kiesvereenigingen met ernst het
defensie-vraagstuk aan de orde te stellen,
en om het volgend jaar van de candidaten
voor het lidmaatschap der Staten-Generaal
te verlangen, dat zij als lid krachtig zullen
aandringen op het indienen van een wets
ontwerp aangevende het plan van defensie,
welk plan moet omvatten de taak van leger,
vloot en vestingsteJsei, welke drie deelen
als een harmonisch geheel in elkander
moeten grijpen, te zamen opleverend eeii
quantum kracht, grooter dan de som der
samenstellende deelen. Aldus wordt voor
eens en voor goed de grondslag gelegd
voor eene rationeele organisatie van ons
defensie wezen.
De heer Macalester Loup heeft in zijn
jekend artikel »Nieuwe Banen" voorko
mende in de Februari-Aflevering van De
Gids 1899, reeds dit denkbeeld gehuldigd,
zij het ook in engeren vorm. Hij heeft'
het der radicale partij tot plicht gesteld,
op maritiem gebied een scherp geformu
leerd program te ontwikkelen.
Het is echter niet onmogelijk, al blijft
de regeling van onze kustdefensie op grond
van het vorenstaande buiten bespreking,
dat gelden worden toegestaan voor eenig
oorlogschip. Wij hebben ten deze het
vorig jaar een droeve ervaring opgedaan.
Daarom lijkt het mij niet ongewenscht de
door het Departement van Marine gewilde
type Oorlogschepen aan een korte kritiek
te onderwerpen. Te sterker zal dan de
noodzakelijkheid blijken, dat het vraag
stuk onzer maritieme defensie bij de ver
kiezing aan de orde worde gesteld.
Want uit de verouderde typen wier
aanbouw wordt bepleit, en uit het feit dat
elke stem uit maritieme kringen er het
stilzwijgen toe doet, mag worden afgeleid
dat wij daaruit niets te hopen en alles