Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1220
l
te vreezen hebben, wat betreft rationeelen
aanbouw van oorlogsmateriëel.
* *
*
Het type pautserschip thans op atapel,
en waaraan het Departement van Marine
nog alle waarde hecht, berust in hoofdzaak
op het beginsel, dat zwaar geschut in den
zeeslag de hoofdrol vervult, en dat tegen
de uitwerking van dat geschut het schip
moet worden beschermd door zwaar ver
ticaal zijpantser, langs de boorden op de
waterlijn. Bij de behandeling der Marine
Begrooting in 1898 werd dit beginsel door
vele Kamerleden onjuist geacht op grond
van resultaten bij den slag van Santiago
verkregen, met geschut van middelbaar
kaliber. De Minister merkte toen op dat
de uitwerking van dat geschut door niets
was bewezen. Men kan het betreuren dat
teen het Departement zoo weinig op de
hoogte was van hetgeen tijdens den slag
was voorgevallen, maar het is te vergeven,
de een werkt vlug, de ander langzaam.
Maar thans nu alle officiëele rapporten
vermelden en tal van autoriteiten van
saam in alle landen van oordeel zijn, dat
bet middelbaar snelvuurgeachut den onder
gang der Spaansche schepen heeft beslist,
is het onverklaarbaar dat het Departement
van Marine niet van koers is veranderd.
In 1895 verklaarde de Fransche Admiraal
Fonrnier voor la commission extra-parle
mentaire d'enquête de la Marine: »l'action
Ae guerre, dout les eaux de Petchili ont
téIe théatre, a prouvé: La supêriorit
de l'artillerie moyenne a tir rapide sur la
grosse artillerie." Sir G.Sydenham Clarke
voorspelt in de Juli aflevering 1898 van
Cassler'g Magazine: »that in the next war
in which Great-Britain has a part, the
main relianoe of her warships will not be
in armour piercing projectiles, but in the
demoraliaing and slaughtering effijct of
common shell on the enemy's crew."
Zefs ten onzent wordt in een vakblad
als de Ingenieur (13 Januari j.l.) absoluut
den staf gebroken over onze pantsers en
zwaar geschut. »Wij ook zijn voorstan
ders van snelvuurgeschut van middelbaar
kaliber en vooral van snelheid; bescher
ming wenschen wij alleen voor de
bedieningsmanachappen der stukken en voor
de machines en ketels tegen het lichtere
geschut."
Maar niet alleen dat het type oorlogs
schip, aangevraagd bij het ontwerp van
Wet tot nadere verhooging van het Vle
Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het
dienstjaar 1900, wederom berust op het
beginsel dat zwaar geschut en zwaar
pantser in den zeeslag de hoofdrol vervult,
maar het heeft ook een torpedo
lanceerinrichting verkregen, welke het verleden
jaar aangevraagde maar toen geweigerde
schip miste.
Was reeds vóór den
Spaansch-Amerikaanschen oorlog op theoretische gronden
aangetoond dat torpedo's slechts aan boord
mochten zijn van torpedobooten o.a. in de
geschriften van den heer Engelberts, en
dat hun aanwezigheid aan boord van
pantserschepen niet alleen nutteloos maar
zelfs gevaarlijk was voor de bemanning,
ra den oorlog gaan algemeen stemmen op
om de torpedo's aan boord van slagschepen
te doen vervallen. W. H. Beekier,
Lieutenant-Commander of the United States
Navy schrijft daaromtrent:
»That battle ships should not carry any
torpedoes, and that they could ba
ackantageously dispensed with to allow ft>r more
coal and an increase in gun fire. Torpedo
vessels should be the only ones to carry
torpedoes.''''
Wij blijven dus niet staan, maar gaan
terug. Raadselachtig is verder het beleid
van het Departement van Marine in zake
aanbouw torpedobooten. Verleden jaar
werd de aanbouw van twee torpedobooten
bepleit op de werf van de Engelsche Firma
Yarrow, om redenen dat de Hollandsche
indust-.ie niet bij machte was deze te
leveren. Het is wel droevig dat wij in
het bezit van een drietal werven, meteen
talrijken staf van marine-ingenieurs 'nog
niet zelf torpedobooten kunnen aanbouwen,
welk type reeds C a 8 jaar in de vaart
is, maar erger nog de wetenschap dat de
Duitsche marine dit type reeds als minder
bruikbaar heeft verworpen. De verslagen
omtrent de Duitsche vlootmanoeuvres dit
jaar gehouden, zijn allen vol lof over de
zoogenaamde D-torpedobooten en juichen
hartelijk dat het oude type door onzen
Minister der Nederlandsche Volksverte
genwoordiging als nieuw geschilderd
is vervallen.
In zijn bekende brieven over de Duitsche
marine vermeldt de heer Lockroy:
»La Marine allemande attachéune tres
grande iraportance a sa flottille de
torpilleurs. Elle a, dans ces derniers temps,
renonce définitivement aux petits
tonnages welke wij thans aanbouwen
qu'elle considère comme ne pouvant pas
rendre a la mer de services serieux. Elle
ne veut plus que des bateaux de 350 tonnes."
De onze meten plm. 150 tonnen en twee
zulke booten wil men dit jaar aanschaffen
voor N. O. Indië. Voorts wordt bepleit
de aanbouw van een nog kleiner model,
waarvan de Fransche marine-begrooting
getuigt, dat zij niet meer zullen worden
aangebouwd, als hebbende totaal geen
waarde. In aanbouw van verouderde
scheepstypen slaan wij dus het record.
De vraag dringt zich op, welken
machthebbende zal het gegeven zijn, een eind
te maken aan den aanbouw van verou
derde oorlogschepen, en een begin met de
constructie eener vloot gebaseerd op mari
tiem wetenschappelijken grondslag?
A. E. R.
De cavalerie uil haai" verval
Vooral nadat de Minister van Oorlog
in de Tweede Kamer de verklaring had
afgelegd, dat het dringend noodig is al
het mogelijke aan te wenden om de cava
lerie uit haar verval te doen geraken,
heeft Zijne Excellentie niets onbeproefd
gelaten daaraan uitvoering te geven.
van onder-oicieren op
lijke ronselen vaXvrüvjjiligcfsTn herbergen)
hoegenaamd^ecn^^jresultaat heeft
opgenaar iets anders worden
De Minister is tijdens zijn zesweeks
uitstapje zoo gelukkig geweest een
afdoenden maatregel te vinden. Zijne Excel
lentie, gedachtig aan het gezegde: »Wil
men wat goeds verkrijgen, dan moet met
het hoofd begonnen worden'', heeft be
paald, dat de kolbaks van de huzaren
voortaan eenige centimeters lager tullen
zijn dan thans het geval is.
De Minister stelt zich den toeloop van
vrijwilligers, ten gevolge van de lagere
kolbaks, zoo belangrijk voor, dat aan
vankelijk niet meer dan tien huzaren per
regiment met verlaagde kolbaks in het
publiek mogen verschijnen.
Men moet toch maar gelukkig zijn een
Minister-Genist aan het hoofd van het
departement vao Ojrlog te hebben. Zij,
die in deze aan een Aprilgrap denken,
verwijzen we naar de missive van den
Minister van 22 October 1900, no. 41.
Goedkeuring van Statuten.
Mijnheer de Redacteur.
Namens den A. B. B. verz lek ik u bijgaand
bericht in de kolommen van uw geacht blad
op te nemen,
D: Secretarie,
L. M. HEEMJ.NS.
De Amst. Best. Bond en de Amst
Brandw. Ver.
De A. B. B. bericht ons: De Amsterdamsche
Brandwachtsvereeriiging heeft te a slotte gebo
gen voor ds vale tegenwerking en zich
afgescheilen van den Amst. Bestuu.-dersbond.
Niet alleen nam de kommindant daielijk
stelling tegen de vereeniging maar ook delen
dit de superieuren, daarbij kwam het gerucht
dat onder bescherming van den kommandant
een tweede (dus konkurreerende) vereeniging
zou worden opgericht. Nu is het gerucht een
feit. Doch de doorslag gaf de houding. .. van
den officier van justitie. Voir inlichtingen te
verstrekken naar aanleiding van gevraagde
Koninklijke bewilliging op hun statuten, liet
hu de voorzitter en secretaris bij zich roepen.
Dit geschiedde plotseling, zonder voorafgaande
waarschuwing Ia een gesprek met hen deelde
hij hen o m. m«de dit zoolang de A. B B.
tot bestuurdirs hai de hoeren S. J. Pothuis
en L. M. Hermans de Koninklijke bewi liging
aan deze organisa'ie niet z:>u worden gegeven
en de Amst. Brandw. Ver. zoolang zij daarbij
aangesloten bleef deze ook zou moeten missen.
Vol schrik over deze woorden hebben toen een
aantal leden het besluit, echter niet in een
huishoudelijke vergadering, genomen om zich
vaa den A. B. B. at te scheid sn. Het bestuur
vaa den A. B. B. heefc nu aan de Amst.
B.-andw. Ver. het houden van vier groepsver
gaderingen aangevraagd waarop de zaak be
sproken za! worden en waarop een paar be
stuursleden van den A. B. B. toegang zullen
hebbei. Ook zal de A. B B spoedig een open
bare vergadering belegden waarop da geheele
geschiedenis zal medegedeeld worden van het
lijden van de Amst. Brandw. Ver. en tevens een
protest zal worden uitgesproken tegen de
woorden en handelingen van den Officier van
Justitie."
Wij ontvingen bovenstaand schrijven, dat
wij plaatsen, met geen ander doel, dan om
mede te werken ten einde licht te verkrijgen
aangaande de beweringen daarin vervat.
Wij leven in een vrij land, waarin het recht
van vereenigen en vergaderen is erkend.
Dat de Brandwachts dus ook de vrijheid
behooren te hebben, een vereeniging te
vormen, en zich aan te sluiten met achttien
andere vereenigingen bij een Amstcrdamsclten
Jtestuurdersbond,ia duidelijk. Doch even dui
delijk is het, dat de commandant der Brand
weer, of' anderen, die leden van deze gemeen
telijke instelling zijn,het recht hebben aan de
mannen der Brandweer hun meening te doen
kennen aangaande het nut of' het gevaar
h. i. aan het toetreden tot zulk een ver
eeniging verbonden. Mits, natuurlijk, dat
doen kennen hunner meening, volkomen
objectief geschiedde, en geen bedreiging van
welken aard in zich sluite.
Ook het oprichten eener concurreerende
vereeniging, onder bescherming van den
commandant, indien deze bescherming al
leen beteekent, dat hij, zich plaatsende
op het standpunt der Brandweermannen,
aan die vereeniging zijn voorkeur zou
verleenen, kq-nt nog niet met de grond
wettelijke vrijheid, den burgers gewaar
borgd, in strijd. Dit zou eerst het geval
zijn, wanneer de bescherming van den com
mandant beteekenen moest, dat
Brandwacbtmannen, aangesloten bij de niet door
hem beschermde vereeniging, achteruitgezet
werden bij hun vakgenooten ten opzichte van
behandeling en promotie.
Mocht dit laatste voorkomen, de gemeen
teraad van Amsterdam zal daartegen
ongetwiifeld zich doen hooren.
Maar van veel grooter beteekenis schijnt
ons, wat de heer Hermans mededeelt nopens
de houding en woorden van den officier
van justitie.
Is wat de heer Hermans schrijft juist:
dat zoolang S J. Pothuis en L. M Hermans
bestuurders waren van den Amsterdamschen
Bestuurdersbond, de koninklijke bewilliging
aan deze organisatie niet zou worden ge
geven, dan moet hieruit worden afgeleid;
dat de Regeering het goedkeuren van statu
ten, niet doet afhangen van het in de statuten
uitgedrukte doel eener vereeniging, en van
de daarin genoemde middelen, om dat doel
na te jagen maar van overwegingen van
persoonlijken aard of van sociaal politieke
consideraties.
Dat nu het al of niet goedkeuren van
statuten buiten het politiek bedrijf' moet
omgaan, behoeft wel geen betoog; en aller
minst dat ook het persoonlijk element daar
buiten behoort te worden gehouden. En
dit treft te meer, dunkt ons, nu de
Amsterdamsche Besluurdersbond, in dit jaar opge
richt, aehtlien aangesloten vereenigingen
tilt, en de bestuursledenPothuis en Hinnans
alzoo duizenden en nog eens duizenden
personen vertegenwoordigen, werklieden,
onderwijzers, spoor- en tram-personeel enz.
Een onderzoek dus naar deze bewerin
gen van den heer Hermans zullen allen
nooiig achten, die het als een eersten eisch
aan een regeering in ons land stellen, dat
bij haar de toepassing der Grondwet, het
recht van vereeniging en vergadering,
veilig zij.
Iets oyer liet Lager Onderwys
in Mannheim en München.
(Slof.)
Wil men goede, zelfstandige onderwijzers heb
ben, dan muet men ze bsnoorliju bettUen, be
taalt men ze goed, dai mag uien ook hooge
eisenen stellen, zoowel ten opzichte van kundig
heden als van ijver en plichtsbetrachting. Dat
is het standpunt, hetwelk men ginds inneemt.
Eéne opmerking echter: dezer dagen zei iemand
tot mij, dat in Djitschland ook niet alles zoo
mooi was, hij had e.- eeae school bezoch , waar
het slechter was dm bij oas en de onderwij
zers nog minder salam hadden dan wy geven.
Toen ik hem vroeg, waar dat gnweest is, noemde
hij den naam van een kien dorp. T eg-n meer
soortgelijke vergelijkingen wil ik toch even
waarschuwen, ik spreak hi r hoofdzakelijk van
Minnheim en Müichen, Mannlniin is a om
het aantal inwoners, a als handelsplaats het
best te vergeleken mat Kotterdam, Müichen
zou, wat het aantal inwoaew betreir, met
Amsterdam vergeleken kunnen worden, in ander
opzicht heeft het echter veel overeenkomst met
den Haag, wil men nu vergelijken, men ver
gelijke dan de toestanden en salarissen, die
ik thans za! mededeelen, met die onzer drie
grootste steden, wiarbij dan nog in het oog
zou moeten worden gehouden, dat vooral in
Beieren het leven lang niet duur en behou
dens de huishuur, goedkooper is dan in onze
groote steden.
Voordat ik de salarissen bespreek, gaef ik
ee-st eeaige mededeelingen over het onder
wijzend personeel eener school.
Wilmanonderwyzer worden, dan bezoekt men een Seminar,
feitelijk heefc zoo'n Seminar maar twee Ie
;rjiren, vooraf echter gaat eene driejarige
voorbereidings-school, die men niet behoeft te be
zoeken, als men van een hoogere onderwijs
inrichting afkomstig is, de mecstea echter
komen na afljop va:i hst zevende jaar der
Volksschule in de eerste klisse der
voorbereidings-school. Hst onderwijs der geheele inrich
ting omvat voor onderwijzers: Uodslienst (15
lesuren), Duitsch (M uren), Wiskunde (18 uren),
Aardrijkskunde (8 u^en) Geschiedenis (10 uren),
Plant- en Dierkunde (5 uren), bcieiüunde en
Mineralogie (3 uren), Natuurkunde (l uren),
Gezondheidsleer (l uu*-) Paedagogie (8 uren),
Teekenen (13 uren), Schreven (3 uren) Muziek
(30 uren). Gymnastiek (tO uren), Oaderwijswetten
(l uur), de^e vakkea zijn alle verplichtend,
daarnaast wjrden nog facultatief gegeven
Stenographie (4 uren), Litijn (4 uren) en Fraasch
(4 uren). Voor onderwij/jerejisen is in eniele
vakkea net aantal uren wat minder, gezamenliji
10 uren, welke 10 uren worden besteed aan
handwerken, tot de facultatieve vakken voor
meisjes behoort niet Latijn, maar wel Engelsen
(4 uren). Zooveel mogelijk wjrdt ook no^ in
den vrijen tijd, zoowel aan onderwijzeressen
als aan o iderwijzers, p.-actisch onderwijs gege
ven in tuinbouw, fruitteelt en bijenteelt, bene
vens in het zwemmen. Wie in een der hoofd
vakken of twee der uy vakken onvoldoende heeft,
wordt niet naar eene hoogere klasse bevorderd,
herhaling vaa eene klasse wordt slechts een
maal toegestaan. De leerlingen van de hoogste
klasse doen eindexamen, dit is, wat het schrif
telijk gedeelte betreft, ingericht als onze schrif
telijke eindexamens der Hoogere Burgerscholen;
de opgaven komen in gesloten en verzegelde
couverten van de regeering en worden dan
onder toezicht gemaakt, terwyl het mondeling
examen is ingericht als ons eindeximen der
gymnasia: geëxamineerd wordt door eigen
leeraren, ten overstaan van door de regeering
gezonden gecommitteerden. Zij, die na voldDend
afgelegd eindexamen het diploma verwerven,
zijn onderwijzers en, ik mag er gerust bijvoegen,
degelijk oaderlegde onder (vyzers, in alle vakken
toch zijn de eischen hooger dan voor ons
hoofdonderwysers-cxamen en terwijl bij ons in
geen vak geëxamineerd wordt, waarin d aar niet
wordt geëxamineerd, wordt daarentegen ginds
ook nog gevraagd: Gadsiienit en Kerkleer,
Wiskunde (algebra, planimetrie, voor de heeren
ook stereometrie, rekenen wordt ginds als hier
gevraagd), muziek (viool en piano, voor de
heeren ook orgel, theorie en zang worden ginds
als hier gevraagd), Uynnastiek en Wetkennis,
bovendien hebben de candidaten, zooals gezegd
is, ook no* onderwijs gehad in twee vreemde
talen en andere vakken, waarin zij geen af
zonderlijk examen behoeven te doen. De op
deze wijze gediplomeerd in worden Hilfalehrer
of Unterlehrer ( Venveser), te Müachen met een
tractement voor den Hüfslehrer van 972 Mark en
voor den Verweser van 1440 Mark, in Mannheiui
voor beide 1200?1400 Mark. In de twee laatste
klassen worden echter slechts 18 uren les ge
geven, terwijl ds onderwijzer voor zijn tracte
ment 26 uren moet geven, de Unterlehrer
krijgen nu beide eerste klassen op verschillende
tijden samen en geven dus 36 uren, voor over
uren ontvangen zij dan zeshonderd Mark extra,
het feitelijk salaris dezer Unterlehrer is der
halve 1800 a 20JO Mark. Kerst ra een diensttp
var. 8 tot 10 jaren als Hdftlehrer of Unter
lehrer wordt een onderwijzer in een groote
stad in het verband van het personeel geheel
opgenomen, nu eerst wordt hij zelfstandig
Klassenlehrer met den titel van JlaupthJvrer
en ontvangt dan te Mannheim een salaris van
2200 Mark met eene verhooging, elke twee
jiar, van 150 Mark tot een maximum van
37UO Mark na 18 dienstjaren alsHauptlehrer \
daar echter bij het salaris eene som is voor
woning en deze in den laatsten tijd duurder is
geworden, zal het salaris van alle llsmptlehrer
met 300 Mark worden verhoogd, zoodat het
minimum 2500 Mark en het maximum 4000 Mark
wordt. In München zijn de verhoogingen iets
kleiner, maar duren wat langer, zxidat daar
het maximum 4260 Mark is, te Mannheim is
dus het salaris van den onderwijzer, zoodra
hij ervaring heeft gekregen, vaa 1500 tot
2400 gulden, in München van 1440 lot 2550
gulden; alle onderwijzers, die hun plicht doen,
worden na hoogstens 10 jaren bij het onderwijs
werkzaam te zijn geweest, Hauptlehrer, bij het
groote onderwijzers-personeel van Mannheim
waren er slechts twee Unterlehrer, die meer
dan tien dienstjaren hadden, helgrootste aantal
onderwijzers is dan ook Hauptlehrer, immers
er zijn te Mannheim 153 Hauptlehrer, 79
Unterlihrer en 5 Hüfslehrer, van die Hauptlehrer
hebben er 41 het hoogste en slechts twee het
laigste tractement, w:>ik laagste echter is vijf
tienhonderd gulden Oadirwyzere-san h-bben
een eenigszins lager tractement, daar echter
het pensioen voor onderwijzers zoowel als voor
onderwijzeressen zeer mooi is en deze reeds
na haar dertigste dienstjaar vol pensioen krijgen
zijn onderwijzeressen, in het algemeen genomen,
nog duurder leerkrachten dan onderwyzers, er
zij a dan ook niet veel oaderwijzaressen, ze'f<
aan meisj -sscholea zyn voor een groot deel
heeren aangesteld en a»n alle meisjes^holea
is een heer birlehrer, in Minnhsiin zijn 153
Hauptlehrer naast 17 Haup'.lehrerinnen, 79 Un
terlehrer r.aast26 Unterlehrerinnen, vrouwelijke
Hilfilehrer zijn er niet, maar voor
Industrieen HaushaltuQgsunterr.cht zijn alleen dames
aangesteld.
Van onze drie grootste steden heb ik de
salaris-regeling niet bij de hand, maar ik ge
loof toch zeker niet te veel te zeggen, waaneer
ik meen, dat onze onderwijzers iu die steden
neer tevreden z mlen zijn, als zij salarissen ont
vingen, gelijkitaande met die van M*nnheim
en Müachen. Iu Schiedam is het maximum
voor esii onderwijzer met hoofd acte, al beeft
hy nog zooveel dieasfjir<ju, achthonderd gulden,
in Beiersche plaatsen van ongeveer gelijk aantal
inwoners als Schiedam, is bet minimum van
een Hauptlehrer (met ft a 10 dienstjaren) 1650
Mark, dus ongeveer duizend gulden, het maxi
mum achttien!'tondei''d gulden; zooals het salaris
in Schiedam is, is het nag-.noeg overal in steden
van gelijk aantal inwoners, het mag bier of
daar een vijftig gulden onderscheid zijn, maar
nergens overschrijdt het maximum het minimum
der kleinere B;iersche eteden. In de
plftttelands-gemeeaten zijn de salarissen ook daar
zeer laag, er is dan ook ejiie groote beweging
onder het onderwijzend personeel op touw ge
zet aan welke beweging ook de onderwyzers
der groote gemeenten in het belang hunner
collega's flink mee toen om de salarissen
der plattelandsgemeenten door toelsgen van
het Kyk aanmerkelijk te verbeteren, omdat de
nogal arme Bjiersche dorpen uit eigen kas
niet meer kunnen betalen. Toch z.ijn de lage
salarissen der kleine dorpen nog hooger dan
bij ons ia vele steden, immers tiet minimum
is 1200 Mark of zeven honderd en twintig gulden,
in Den Haag betaalt men aan een tijdelijk
onderwijzer... 25 gulden, zegge VIJF EN TWINIG
GULDEN per maand, men krijgt er geen werkster
voor. En wie dit minimum-saliris der khine
Beiersche dorpen, waartegen met recht sterk
geageerd wordt, vergelijkt met hetgeen onze
onderwijzers op menig Limbur^sch dorp krijgen,
komt toch zeker tot voor ons land zeer be
schamende resultaten, waarbij er dan nog niet
eens op gelet behoeft te worden, dat de salarissen
der Beiersche dorpsonderwijzers alle no^ al
wat verbeterd worden door kerkdiensten, die
aan de onderwijzersbetrekking verbonden zijn,
welke bijzondere inkomsten echter, volgens het
oordeel der Beiersche onderwijzers, niet in
aanmerking genomen mogen worden bij de beoor
deeling van hetgeen een onderwijzer als zoo
danig toekomt.
Een zelfstandige werkkring, een behoorlijk
salaris, acht tot negen weken vacantie voor
alle onderwijzers, ook die der plattelands
gemeenten, eene zeer mooie pensioen-regeling
(ook pensioea voor weduwen en weezen), het
is dus wel te begrijpen, dat daar de knappe
j mgelui zich gaarne aan het onderwijs wijden
en zich de groote studie, die noodig is, om
het amot van onderwijzer te kunnen verwerven,
gaarne getroosten. Dat het onderwijs van zulke
degelijk oaderlegde, zelfstandig werkende man
nen en vrouwen, vol liefde voor hun taak, goed
is, laat zich begrijpen, en daar de wet zorgt,
dat de kinderen acht jaar de school moeten
bezoeken, kunnen er dan ook prachtige resul
taten worden verkregen. Ik bezocht te Mann
heim met dr. Sickin^er de school K V en woonde
daar het onderwijs eener hoogste en laagste
klasse bij, zoowel de kinderen van zes j*ar als
die van veertien verhieven zich als n man
van hun plaats, toen wij binnentraden en zij
bleven staan, totdat dr. Sickinger hen verzocht
te gaan zitten. Wat ik van die veertienjarigen
zag, was om er jaloersch van te worden, ons
bezoek was vooraf niet aangekondigd en men
was bezig met rekenen, dat ook nog eenigen
tijd werd voortgezet: sommen werden zoowel
rekenkundig als algebraïsch opgelost, toen ging
men met rekenen uit het hootd verder, op ver
zoek van dr. Sickinger nam echter de onder
wijzer (het was toevallig de klasse van het hoof l
der school, den heer Keinhard Schmidt) een
paar andere vakken, ook de heer Sickinger
deed eenige vragen, zoo kwamen wij aan
algemeene geschiedenis, waarbij de Nederlandsche
geschiedenis ter eere van den gast een goede
beurt krijgt en aardrijkskunde, waarbij ook
weer over Nederland verscheidene vragen ge
daan werden, niet enkelen gaven goede ant
woorden, maar het grootste deel der klasse
bleek goed onderlegd te zijn. Op mijn verzoek
ook iets te mogen zien, wat meer op de
aesthetische ontwikkeling der leerlingen betrekking
had, werden verscheidene mooie kwartetten
zeer goed gezongen, werd met zeer veel
gevoel en begrip het groote gedicht Die
Auswanderer'' van Freiligrath door verscheidene
leerlingen voorgedragen (ieder zei n strophe)
en werden in de prachtige gymnastiek-zaal
oefeningen gehouden met begeleiding van piano,
waarbij vooral op rhythmisch mooie, aesthetische
bewegingen gelet werd: in 't kort, deze kin
deren uit alle standen toonden nu reeds te z\jn
harmonisch ontwikkelde, beschaafde jongelui,
die, zoo noodig, met hetgeen zij in de
volksschool opdeden, gerust het leven kunnen in
gaan. De wet op den leerplicht wordt dan ook
door iedereen als een zegen beschouwd,
nietgemot.veerde verzuimen komen er bijna nooit
voor; in een school met 1024 leerlingen b.v.
werden in een geheel jaar niet meer dan 127
[schooltijden verzuimd, nemen wij een week op
10 schooltijden en een jaar op 44 weken (8
-reken vacantie), dan zijn dat voor 1024
leerleerlingen ongeveer vijfhonderdduizend school
tijden en daarvan werden er 127 verzuimd; in
andere scholen was de verhouding nagenoeg
precies zoo: een school met 1250 leerlingen
had 131 verzuimde schooltijden, enz. De meeste
straffen, welke waren opgelegd, waren dan ook
van '20 pfg., het minimum, maar waar de ouders
beslist tegenwerkten en hunne kinderen telkens
en telkens zonder eenige reden van school
hielden, daar werd er ook volstrekt niet tegen
opgezien de allerhoogste straffen op te leggen,
waat de wet wordt streng en onverbiddelijk
gehandhaafd: straffen van eenige beteekenis
komen er echter in een geheel jaar slechts
weinige voor en gevangenisstraffen zoo goed
als nooit.
En hiermede wil k eindigen, ik zou nog op
verscheidene andere zaken kunnen wyzec, zoo
o. a. op de samenstelling der schoolcommissies,
waarin natuurlijk ook de klasse-onderwijzers
vertegenwoordigd zijn, ma»r ik wil het hierbij
laten, imonrs in het doe* mij medegedeelde
meen ik genoegzaam te hebben umgetoond,
dat de toestanden van het lager onderwijl in
Biden en B ierec, vergeleken met de onze,
in menig opzicht ideëele toestanden zijn, die
ons zeer zeker tot voorbeeld zouden kunnen
strekken, wanneer wij maar niet altyd, evenals
de Famulus in Goethe's Faust. van ons zelf
geloofden, dat wij het so herrlich weit ge
bracht" en dus geen les van anderen nooiig
hebben.
Schiedam.
M. HORK.
Mac Kinley herkozen.
De kiezers in de Vereenigde Staten
hebben het op 4' Maart 1901 ten einde
lo opende mandaat van president Mac
Kinley voor een termijn van wederom
vier jaren vernieuwd. Met Mac Kinley
zullen dus de republikeinen in ambten
en waardigheden worden gehandhaafd.
Daaruit volgt echter nog niet, dat het
republikeinsche program zal worden uit
gevoerd, vooreerst om dat in de Ver
eenigde Staten zoo goed als elders ver
kiezingsbeloften vaak beloften blijven, in
de tweede plaats omdat de samenstelling
van het Rspresentantenhuis, hoe gunstig
die ook moge schijnen, den president kan
nopen tot bijzondere voorzichtigheid.
Vier jaren geleden, toen de strijd gevoerd
werd tusaeben dezelfde candidaten, Mac
Kinley en Bryan, was hij in de eerste
plaats een strijd tusschen de goudpartij
in de zUverpartij. De Vereenigcfe Staten,
die vroeger den dubbelen standaard hadden,
op de basis van de verhouding der zilver
waarde tot de goudwaarde als l : 10,
hebben in 1873 den zoogenoemden
hinkenden standaard aangenomen, waarbij
de ailveraanmunting voor particuliere
rekening werd gestaakt. Alleen op die
wijze konden de gevolgen der depreciatie
van het zilvermetaal worden tegengegaan.
Maar de eigenaars der zilvermijnen dachten
er anders over. Nu het hun niet meer vergund
was, zelven aan hun zilver door
aanrnunting eene waarde te laten geven, die de
werkelijke zeer verre overtrof', verlangden
zij, dat de Staat hun het zilver zou af
koopen. Inderdaad werd in 1878 de
Blandbill aangenomen,welke den Staat verplichtte,
minstens twee en hoogstens vier millioen
zilveren dollars per maand te doen slaan.
Twaalf jaren later wisten zij in de
Shermanwet nog voordeeliger voorwaarden te be
dingen : den Staat werd voorgeschreven,
jaarlijks 54 milliosn onsen zilver op te
koopen. Men gaf zich niet eens de moeite,
dit zilver aan te munten; er werden door
den Staat zoogenoemde zilver-certificaten
en schatkistbiljetten voor uitgegeven. De
Saerman-wet is in 1893 weder ingetrokken,
maar de ontzaglijke hoeveelheden zilver,
welke de »zilver-baronnen" vijfden' jaren
lang den Staat in de maag hebben ge
stopt, zijn tamelijk onverteerbaar gebleken,
en niettegenstaande de reusachtige uitbrei
ding van de bevolking, van den handel
en de nijverheid, bleef het goud afvloeien
en moest door herhaalde goudleeningen
in den abnormalen toestand worden voor
zien.
Op de verschillende internationale
muntcongressen leden de voorstellen, van
Arnerikaansche zijde tot invoering van een,
internationaal bimetallisrue gedaan, schip
breuk op den tegenstand der goudlanden.
Toen kwamen de Amerikaansche
zilvermannen op den inval, het nationaal
bimetaliisme als redmiddel aan te wijzen. Deze
leer werd, naar haren meer weisprekenden
dan zaakrijken verdediger, het »Bryanisme:'
genoemd. Terwijl de feitelijke waarde
verhouding van zilver tot goud l : 32 was,
wilden de Bryanisten in Amerika het
bimetallisme invoeren met eene verhouding
van l : 10 en met vrije aanmunting!
Pree silcer en cheap money waren de
leuzen, waarmede de Bryanisten de go
gemeente trachtten te winnen. Het klonk
bepaald pathetisch, toen Bryan in Chicago
eene monstermeeting toeriep: »Gij zult de
menschheid niet kruisigen aan een kruis
van goud". Maar wat mooi klinkt kan,
op de keper beschouwd, wel eens volmaakt
ongerijmd blijken te zijn. De aanhangers
van Mac Kinley's candidatuur stelden
tegenover deze oorlogskreten de leuze:
sound money, en zij behielden gelukkig
in dit opzicht de meerderheid. En de
groote voorspoed, waarin de Vereenigde
Staten zich in de laatste jaren hebben
verheugd, heeft de sombere profetieën der
verslagen zilvermannen gelogenstraft, al
is die voorspoed ten deele toe te schrijven
aan bijzonder gunstige omsta.ndigheden,
zoo ala groote oogsten, die met de goud
en zilver- quaestie slechts zijdelJü^gs in
verband staan. ^
Geen wonder, dat de Bryanisten bij de
laatste verkiezing dit geloofsartikel, vier
jaren geleden nog de eerste plank van
hun platforms, zooveel mogelijk naar den
achtergrond hebben geschoven. Maar be
sproken werd het niet minder; daarvoor
zorgden hun tegenstanders wel!
Mogen wij daarom, met een New-Yorker
correspondent van de Frankfurter Zeitung.
aannemen, dat in de Vereenigde Staten
de muntquaes^tie heeft opgehouden eene
politieke quaestie te zijn? Dat zou wat
al te optimisrlBfch zijn. De eisch tot vrije
aanmunting var> zilver zal mogelijk in de
eerste jaren niet meer worden herhaald,
maar er valt voor het muntwezen in de
Vereenigde Staten nog heel wat meer te
doen, dan dien eisen af te wijzen, en dat
meerdere heeft de president Mac Kinley
in zijn eersten ambtstermijn niet gedaan.
President Mac Kinley is een volbloed
protectionist. Dat weet men sinds vele
jaren, en het naar hem genosmde tarief
van invoerrechten is de bete noire geweest