Historisch Archief 1877-1940
No.1221
DE AMSTERDAMMER WEESK^LAD V 0,0 R N E D E R L A N D.
DAME£.
a
Beter n ding goed, dan twee half.
Madame de Staël placht te zeggen, dat haar
zeventien wegen openstonden om haar brood
te verdienen.
Duizende gestudeerde meisjes van middel
bare-, kweek- en hoogescholen in Amerika
zyn nu op het einde van de zomervacantie
terug van het strand, van het gebergte of van
«buiten" om hare plaats in te nemen onder
de wereldarbeiders en vele van haar vertrouwen
er op dat zij even als de beroemde fransche
vrouw op verschillende manieren in staat zy'n
haar brood te verdienen.
Die meisjes, die ter nauwernood weten in
welke richting hare ongeoefende vleugels uit
te slaan zooveel wegen staan haar open
die meisjes loopen groot gevaar te mislukken.
Daar z\j eene oppervlakkige kennis hebben
van allerlei zaken, gevoelen zy niet de nood
zakelijkheid hare krachten te concentreeren
tot n bepaald streven. Z\j maken zich zelf
wijs, dat indien zy niet slagen in een beroep
of bedrijf, z\j succes zullen hebben in een
ader.
Wilt ge «riH^ uw levensplan degelijk uit
en, dan moet gij, meisjes l in de eerste
plaats beginnen met vastheid van voornemen,
en u heden niet laten beheerschen/door ideeën,
die ge morgen verwerpt om %f door andere
geheel verschillend van de eerste te vervangen.
Zet uwe verschillende talenten, uw verschei
denheid van kennis op zy, roep een raads
vergadering byeen van twee u zelf en uw
ziel en bestudeer al beraadslagend grondig
uwe capaciteiten, kies een werkkring, waar
zoo spoedig mogelyk in opgaat als het ware!
Omdat sommigen van u gestudeerd hebben,
moet ge niet denken, dat ge verplicht zij t een
beroep of werkkring te kiezen boven het ge
middelde. Uwe hoogere ontwikkeling eischt
het niet. Wat zij wél eischt van u en wat
zy zal bereiken, is dat gy het alledaagsche
veredelt, en uw werk opheft tot een hooger
standaard! dan die, waaron het vroeger stond
in de achting der wereld J Laat mij dit door
een voorbeeld ophelderen r
Twee jonge dames, gepromoveerden van de
Smith- College, die hare finantieele middelen
hadden uitgeput voor hare opvoeding, waren
na hare promotie genoodzaakt dadelijk van
hare wetenschappelijke opleiding partij te
trekken en zich van een levensonderhoud te
voorzien. Uitziende naar een betrekking von
den zij bij het onderwas de markt overvoerd,
dat met typewriten en sienographeeren ook al
niet veel te verdienen viel, terwyl zij geen
lust hadden als klerken op een kantoor werk
zaam te zyn. Blijkbaar had geen van beide
een bepaald talent, daarom besloten zy met
handenwerk haar brood te verdienen. Op dit
besluit afgaande, vatten zij het denkbeeld op
eene bleekery op te richten. Zij waren over
tuigd, dat het' eene voordeelige onderneming
zou zyn en beide werkten vol enthousiasme
het plan uit.
Om op de hoogte te komen der technische
bijzonderheden, bezochten de beide meisjes
verschillende waschinrichtingen. Toen zy' zich
verrykt hadden met de noodige theoretische
kennis van dat vak, en het vereischte kapitaal
hadden opgenomen, gingen zy er op uit om
i ir, tn' ,de bauit'WfcB. uit te-zien naar een ; ge-i
schikt terrein. Zy slaagden er eindelijk in
een stukje grond te vinden, dat haar byzondei
geschikt voorkwam, maakten een plattegronc
? voor een eenvoudig gebouw en binnen korten
tijd verrees een model-waschinrichting, gereec
voor het gebruik.
Eerst bleven de klanten uit, langzamerhand
kwamen er enkelen opdagen. Zij vreesden,
dat boekengeleerdheid onbestaanbaar was mei
een degelijke kennis van zeepsop enblauwsel.
De bleekerij zag er zeer keurig uit en het
was een troostvolle gedachte voor de huis
moeders, dat daar niet: geknoeid werd mei
bleekpoeder, chloor of andere bytende stoffen
?Maar," vroegen zy,»hoe geschiedt het
wasschen zelf?" Op die vraag kon gelukkig een
bevredigend antwoord gegeven worden, ten
eerste door hét feit dat onze gestudeerde
waschvrouwen een waschbaas, die al jaren lang
in de prakty'k was geweest, in dienst hadden
genomen. Ten tweede waren families, die een
proefje hadden genomen met de nieuwe
wasschery, zoo tevreden met het werk, dat z\
terugkwamen en de zaak anderen aanbevolen.
Het resultaat daarvan was, dat na verloop
van een jaar de koopprijs betaald was, en de
dames nu mooi op weg zyn goede zaken te
maken, terwyl z\j. bovendien de voldoening
smaken een werk te verrichten, dat in een lang
gevoelde behoefte voorziet: een goede, aan
alle eisenen beantwoordende waschinrichting
Beide dames konden courantenartikeltjes
schryven, vrij goed pianospelen, teekenen, schilde
ren, en hadden nog andere talenten; maar ze
wisten dat duizende anderen datzelfde net zoo
goed konden doen als zy en beter zelfs. Zi
waren verstandig genoeg in te zien dat, indiei
zy wilden slagen zij zich met hart en zie
moesten wy'den aan hetgeen zy hadden onder
nomen.
Ik denk nu aan twee andere jonge meisjes
die, ofschoon ze geen akademische opleiding
hadden genoten, thuis toch volop gelegenheid
hadden zich te ontwikkelen en te studeeren.
Een van haar had een oppervlakkige kennis
van stenographeeren, typewriten, boekhouden,
teekenen en schilderen op porselein, maar
geen der vakken was ze volkomen meester.
Zy was intelligent en belezen; toch heeft zij
een jaar lang tevergeefs getracht eene
eenigszins voordeelige betrekking te krijgen; grie
vend was het voor haar te zien dat andere,
jongere minder begaafde meisjes dan zij aan
genomen werden op kantoren, waar zy afge
wezen werd. Die meisjes echter waren inén
vak doorkneed, terwy'l zy, als ze bij het
solliciteeren van een betrekking ondervraagd werd,
bekennen moest dat zy van veel dingen wel
wat wist, maar niets goed.
Het andere meisje had telegrafeeren,
schoonschryven en' twee a drie vreemde talen geleerd;
maar ze schreef niet mooi genoeg om als copiïst
te worden aangenonen, hare kennis van de
telegrafie was niet voldoende om op een
telegaafkantoor te worden geplaatst, geen der drie talen
sprak of schreef ze correct. Is het dus te ver
wonderen dat zulke meisjes achteraan sukkelen
onder de goed onderlegde strugglers-for-life?
Vóór dat die meisjes in de noodzakelijkheid
kwamen zelf haar brood te verdienen, hadden
zy volkomen vertrouwen in hare begaafdheden,
totdat ze tot de ontdekking kwamen dat zy
met hare halve kundigheden ongeschikt werden
bevonden. ?
Wat ik u wensch te zeggen, meisjes, is dit:
niet liefhebberen, gaat niet de wereld in met
het idee, dat gij, begaafd met zoo velerlei
Capaciteiten, wel slagen zult. Gy doet beter u
op n ding toe te leggen u in n vak
zoo goed mogelyk te bekwamen. Dit is
noodzakelyk zoo ge niet wilt dat uwe hooge
verwachtingen uitloopen in bittere teleurstelling
en mislukking. Beter n ding goed, dan
twee half.
E. K.-H.
Een onil oosterscli sproeide in nienw gewaad,
De Wonderlamp. Een vertelling uit het
Oosten door HENDBIK EBEN, met illus
traties van J. B. HEUKELOM. Amsterdam.
ff; S. L. van Looy, 1900. Bibliotheek voor
*?*""" jongens en meisjes onder redactie van
Nellie.
BÜhet vele nieuwe, dat er voor de jeugd
verschijnt, doet het prettig aan, dat de oude
beproefde kinderlectuur in eere wordt gehouden
en dat men het tegenwoordige jonge geslacht
laat kennis maken met wat ook ons, ouderen,
heeft geboeid. Want er zijn klassieke kinder
verhalen, die met de geschriften der classici
van de groote menschen-letterkunde dit gemeen
hebben, dat ze kunnen dienen voor alletyden
en voor alle geslachten.
De voor de jeugd bewerkte verhalen van de
Duizend-en-én nacht behooren tot dit den tijd
trotseerende werk en hoezeer men dat inziet,
bly'kt uit de velerlei moderne bewerkingen, die
in den laatsten tyd van groepen dier vertel
lingen of ook wel van een enkel der sprookjes
het licht hebben gezien.
Deze wonderlamp, Aladdins onwaardeerbare
schat, doet zich met het moderne vernisje,
dat de heer Hendrik Eben voor haar heeft
gekozen, zeer goed voor; zy is er zóó uitstekend
voor geschikt, in kinderoogen blyde lichtjes te
ontsteken. Men kan het boek gerust reeds aan
tien- en twaalfjarigen in handen geven, en de
jongens en meisjes, in wier «Bibliotheek" het
is opgenomen, zullen stellig genieten van
Aladdins avonturen; met hem zullen ze juichen,
als de dienaren van den Hing of de dienaren
van de Lamp gereed staan, om in moeilijkheden
dadelyk uitkomst fe geven en om door de
wonderbaarlijkste verrichtingen het onmogelijke
mogelyk te maken.
Eigenaardige uiting van het idealistische in
onze natuur, die liefde voor het sprookje I En
zoo natuurlek, dat zy' leeft in kinderharten
vooral; want moet niet voor een kind de heele
wereld als een sprookje zyn? Wy zien het
en begrijpen 't niet, dat woord, dat de ouderen
nog zoo dikwyls op de lippen moeten nemen,
hoe oneindig veel vaker moet het opryzen in
den geest der kinderen. Geen wonder, dat de
kleinen menigmaal lastig zyn met hun vragen
en dat ze, waar het antwoord uitblijft op zoo
menige gestelde vraag, door hen tot ouderen
gericht, heel gemakkelijk uit de werkelykheid,
die hun zoo tooverachtig schijnt, wegvluchten
naar het land, waar te midden van 't over
stelpend vele wonderbare hun vragen op de
lippen verstommen.
Voor 't kind is het maar een stapje van 't
sprookjesland der werkelykheid naar dat der
verbeelding en O: zoo gewillig laat de kinder
lijke fantazie zich leiden langs de paden der
toovertuinen en door de zalen van sprookjes
paleizen, om er met wonderschoone prinsessen
te zweven door de lucht of met booze
toovenaars neer te dalen in de aarde, waar mate
looze schatten en geheimzinnige wonderen
doende voorwerpen geen twijfelend glimlachje
zelfs wekken.
Daar zyn er geweest, die het sprookje en
de wondervertellirjg wilden weren uit de kin
derkamer, en wie hun argumenten hoort, hy
voelt zich geneigd, het oor er aan te leenen;
wy kennen er tenminste zoo van zeer naby;
maar ook gelooven wy, dat wy den kinderen
de tooverwereld der oostersche en westersche
sprookjes niet mogen onthouden, zoolang wy
hun vragenden oogen en lippen zoo dikwijls
het antwoord schuldig moeten blyven. Wie als
opvoeder het sprookje kan ontberen, mag wel
met een schat van kennis omtrent het
menschenen het dierenleven zijn toegerust en een diepen
blik hebben geslagen in het leven der natuur,
om op de vragen naar het hoe en waarom der
kleinen steeds zoo afdoend een antwoord te
kunnen geven, dat het alty'd werkzame kinder
brein er bevrediging in vindt. Een kind, dat
men vroeg de wonderen der natuur, zooals zij
in 't kleine zich openbaren en zooals zij heel
goed door een kind te bevatten zy'n, leert
begrypen, zal niet naar sprookjes vragen. Maar
zoo ver zyn we nog laog niet.
F. J. VAN UiLDKIKS.
De flaraeslleedij in Nederlandscn-Indië.
Men gelooft in Holland niet, dat ons toilet
hier zoo uiterst eenvoudig is, omdat slechts
koelheid en luchtigheid met wat goeden smaak
OES streven zijn en we, zonder bekommering
over de wisselende jaargetijden, onze
kleedingstukken kunnen dragen tot ze ons begeven.
Moge juist het regelmatig wederkeeren in afwis
seling van zomer- en wintermodes, met daar
tusschen de lente- en herfst-modes, voor enkele
weeldepoppetjes een wellust zijn, een tergend
tourment wordt het voor alle dames met meer
bezigheden dan speldegeld en 't meest wel voor
zorgzame huismoeder?, gezegend met een
overtalrijk kroost. Bespaard zijn ons die kwelling en
last en uit het eerste voordeel vloeit een tweede
voort: verslapt is de strengheid der Mode
koningin en al weten we op onze grootere
plaatsen zeer goed wat de haute nouveauté"
is, en al kunnen we onze nieuwe kostumes
bestellen volgens den allerlaatsten smaak, we
kunnen toch zoo geleidelijk onze kleeren afdra
gen tot ze ons begeven, 't Is juist het halfjarig
verblijf in een kamferkist, dat in Europa een
kleedingstuk tot het niet-meer-in-de-mode-zijn
doemt. Doch, naar de wilden moet men gaan,
om het leven eenvoudig te vinden. Wat hier
aan den eenen kant gewonnen wordt, is aan
den anderen toch weer verlies; want eene
waarlijk goed gekleede dame hier houdt er niet
n maar eigenlijk drie garderobes op na.
In de eerste plaats heeft ze hare Europeesche
uitgangstoiletten, geheel volgens den laatsten
smaak en toch met eenig bijzonder cachet, minder
eenvoud,, maar iets weelderigers, lievers,
vluggers. Hier is er niets tegen, de andere omgeving
maakt andere dingen practisch en mooi, maar
het moet goede smaak blijven. Het wordt helaas
te veel bontheid en opgesmuktueid,
Voor vele jonge vrouwtjes op hoofdplaatsen
heeft die eerste garderobe dikwijls een omvang,
die men in Holland slechts ziet bij dames, die
bepaald tot de casino-bezoekende en
dinersgevende kringen behooren.
Nummer twee bestaat uit eene grootere of
kleinere collectie peignoirs en baby-gowns, welke
hier een voorname rol vervullen en ook zeer
zijn aan te bevelen.
Een baby-gown is wel een uitstekend
kleedingstuk voor Indië; het sluitende schouderstuk met
hoogen kraag geeft iets nets en afgewerkts; men
kan het echter luchtig maken, door het te
nemen van ongevoerde kantstof. De rest, de
geheele aangemeten japon, valt in losse plooien
of rimpels neer, verbergt bij dikke dames een
leelijk figuur en maakt slanke slanker, 't Is
echter zeer weinig //gekleed." De peignoir met
*pli Watteau" is dit al heel wat meer en die
vindt dan ook overal zijn weg, tot zelfs wel
in schouwburgzalen; doch dan wordt hij toch ge
dragen door dames, die' wel weten, dat men
haar niet mee rekent tot de //toonaangevende"
en dan is die //pli" vaak ontaard in een dik en
kompact gevaarte, dat met het sierlijk toilet
der Watteau-herderinnetjes niets gemeen heeft.
Met een weinig smaak kan men zeer
goedkoope en tevens toch sierlijk peignoirs maken,
die bij het uitgaan 's morgens zonder hoed, hier
nog in zwang, beter staan dan de veel gedragen
rok-en-blouae, welke dracht zonder hoed toch
iets zeer onvolkomens heeft.
Ten slotte heeft natuurlijk elke dame haar
klassiek-Indische garderobe van Sarong- en
Kabaya, die ze draagt 's nachts, in huis 's mor
gens, in den naavond en sommige dames, die
hier steeds gewoond hebben of meer in de
binnenlanden thuishooren, wel den geheelen dag.
Deze dracht is echter zeer ingewikkeld en
volstrekt niet goedkoop; tusschen Sarong en
Sarong en tusschen Kabaya en Kabaya kan een
hemelsbreed verschil bestaan en daarom wil ik
de dames, niet in hare geheimenissen ingewijd,
er een en ander van vertellen.
In Nederland zijn zoo Veel kringen nog, waar
niemand nit de familie ooit naar Indiëis ge
weest, en hoe vreemd lijkt het dan, wanneer
men zoo'n photo ziet met een dame in Sarong
en Kabaai. Of vreemder, wanneer men ziet, dat
eene logee van Indische familie .zich 's nachts
nog zoo kleedt.
Die dichtgenaaide lappen zonder geer, die
witte jakjes zonder taille, die bovendien nog
zulk een ondergoedachtig aanzien hebben, ver
bazen dan in hooge mate en moeilijk kaa men
zich voorstellen, dat de dames niet alleen zóó
haar kamer verlaten, maar dat zij er ook mee
uitgaan, bezoeken afleggen, inkoopen doen,
rijsttafelen.
In de beknopte en meer intieme Parijsche
appartementen loopen de, dames nog wel eens
rond in een of ander luchtig déshabillé, maar
de Hollandsche huisvrouw, wier eerste Stap is
naar de huiskamer, op welken tocht ze des
noods van de straat gezien kaa worden, wanneer
juist voor een of anderen leverancier de deur
geopend is, die verschjjn^'nQQit, dan op en de
op omsloten in haar stevig gewaad.
Aan boord is' het g^'zjpüt der perste
sarongen kabaya dragende, tjju'nie,^ nog wat vreemd;
vele dames, die er vfjflk'Jadiêtoch veel van
honden, vermijden z^ ${&,' nog;i'en Totoksche
dames 'kunnen zeke;r zjjn-e|p,.gek figuur te slaan,
zoo zij er, zich ook. dadelijk in steken. Een
gemakkelijke dracht is tj allerminst. Doch in
Indiëverandert,, ^tiet aa_nzien geheel door de
veranderde omgeving, wanj, de sarong en kabaai
hooren bij onzen schitterjiemel, onze vroolijke,
witte, huizen, onze breedjê,, marmeren galerijen,
ons .weelderig palmengroen. Natuurlijk .doet de
gewoonte ook iets om deze Indische dracht
aardig te vinden, maar ,tp,qh niet zoo bijzonder
veel. Ik stel me voor, dat een Hollander, die
geleerd zou hebben de .jiiacht mooi en aardig
te vinden, ze .altijd toch', weer misplaatst zou
achten in eene. Hollandsche huiskamer. Van
Indische menschen spreek, ik natuurlijk niet;
die zija er zóó aangewend door het vau jongs
af zien, dat ze het niet anders dan //gewoon"
meer zouden vinden. Onlangs heeft de heer
B. Veth in zijn Leven <in Nederlmd&ch Ind
die arme sarong en kabaai heel wat te slikken
gegeven. Uit den kampong gekomen er er
weder naar verwezen" en ze zijn als dracht
//indécent".
Ik beweer ten sterkste, dat ze het laatste
niet zijn, wanneer ze goed en met zorg gedra
gen worden, 't Is natuurlijk een minder
omwolêeiide kleedij dan een Europeesche
winterjapon met dikke plooien of nog liever een
rotonde. Zoo lang de dames slank zijn, is dit
geen beletsel, worden ze zwaarder, dan komen
echter de vormen wei eeas wat sterk uit, wat
echter bij menige Europesche mode het geval
is, zooals laats/ bij die overdreven nauwe rok
ken. Door een goede ,/koetang", een handig
plooien van den sarong, wat wijdere kabaya's
worden die bezwaren alweer heel wat vermin
derd en heusch, ik zou zeggen, een indécente
blik is noodig om de mode zóó indécent te
vinden. In Holland zouden we die bloote voeten
in muiltjes hoogst onaangenaam vinden, men
denke slectits aan de plaatsen waar de
Kueippmethode in haar heiligste, woede werd toege
past ; hier vinden we het aardig en heel ge
woon, doch afschuwelijk, daarentegen wanneer
we eene otoksche dame zien met bloote voeten
onder een psignoir. Dat staat nu eeumaïi niet.
De //kabaya" der Indische dames is zooals
men weet steeds wit, wat het volk draagt wordt
meest badja" genaamd, een woord denkelijk
van Perzische afkomst en In 't Hollandsche
baadje, zouder eenige verwantschap met het
dikke »baai". Kabaya is een Portugeesch woord
en de inlandsche kleeding heeft de Europeesche
dames den weg geweze*ntoen ze zochten naar
een doelmatige, goed te wasschen
bovenkleeding; de inlanders hadden die niet van de
Arabieren.
De onderkleediug is geheel van het Inland
sche ras afkomstig. Toan de meer beschaafde
stammen er aan dachten 'een waarlijk bedek
kende kleeding in te voeren, begonnen ze met
hunne lenden te omwikkelen met rechthoekige
lappen l'/s M. hoog ongeveer en 4 ;i 5 M.
lang; daarna de lendenen omgord- Dit is de
kaia nog algemeen gedragen door mannen zoo
wel als vrouwen ; ze is fraai gebatikt, als sarong.
Men nam den kaïnlap bij dezelfde hoogte wat
minder lang, naaide de uiteinden zamen en
men had een sarong.
Bij de inlanders bleef langen tijd het boven
lichaam bloot; de vrouwen trokken haar sarong
op tot onder den armoksel. Op de
Buitenbezittingen is dit nog vaak regel, maar het eigen
aardigste ia wel, dat de tiquetten der Solosche en
Djayaksche hoven voorschrijven, dat alle Inlan
ders, vorsten en vorstinnen niet uitgesloten, zich
aldus vertoouen. Eene donker gele zalf //boreii",
is dan over het lichaam gesmeerd.
Wanneer niet de hofetiquette die gezalfde
bloothcid eischt, dragen de voorname inland
sche dames, wanneer ze zich in 't openbaar
vertoonen, kabaya's van zijde, stof of fluweel,
ongeveer naar liet model der onze. Door kost
bare spelden, flonkerend van edelgesteente, wor
den ze gesloten. De Bataviasche baboes dragen
lange baadjes van kleurig katoen, een heel eind
over de knie neervallend in n rechte lijn van
de armen tot beneden, 't Is alleraardigst te
zien hoe die vrouwtjes, die geen heupen schij
nen te hebben, zich daarin voortbewegen met
haar egalen, rythmischen gang.
In midden-Java dragen de inlandsche vrou
wen echter zeer korte baadjes, in de binnen
landen een soort van loshangende kieltjes, die
ze aantrekken over 't hoofd en die om den hals
sluiten met een knoopje. De kabaya der Indi
sche dames zijn aan mode ondernevig; voor
eenige jaren waren ze lang en los; thans vallen
ze slechts even over de heup en zijn daarbij
spannend en aangesloten.
Eene wel voorziene dame heeft ze niet slechts
in groote hoeveelheid, doch ook in soorten:
Eenvoudige zacht kabaya's; gewoon huislijke
met n kant of borduursel, dan de mooie met
tusschenzetsels, borduursels, kanten met
mignardises vereenigd, oprijgseltjes, millimeter fijn,
tandzoompjes en een oneindigheid vau
naaipuzles die door de inlandsche naaisters, ydjaits"
meesterlijk worden uitgevoerd.
De dames stellen er een zekere eer in zes
mooie kabaya's ook op zes verschillende wijzen
te maken, al is dat verschil ook maar in n
moompje meer of minder gelegen. Een
Totoksche dame zal met eene zekere onverschillig
heid haar kantjes en mignardises uitkiezen,
maar de Indiscue vriendin zal zeggen: neem
dat niet, //het is weer uit de mode," //het is
al zoo lang gezien."
Komen nu nog de overkabaya's, lossere,
ruimere van flanel, fluweel of zijde, welke
men over de witte aantrekt, wanneer men het
wat koud heeft of zich wat mooier wil maken.
Onder de kabaya draagt men een koetang,''
een met groote zorg gemaakt onderiijfje, dat
de taille stijf omvat, zoo het figuur ophoudt,
terwijl dan verder het bovenstuk zoowat geheel
uit kantjes of borduursel bestaat. Het zou
weer de okoksche dames, die dit artikel vaak
verwaarloozen, wat het bederf van haar goed
(iguur kan zijn. Tegenwoordig ziet men ook
veel récamiers gebruiken, ouderlijfsels in bolero
vorm, voor slanke personen zijn ze uitstekend.
't is ongelooflijk et groote aantal ^kabaya's"
dat wordt gebruikt door dames, die zich netjes
kleeden; ze hebben wat huislijken arbeid ver
richt, zich wat vermoeid, dadelijk een andere.
Oudertusschen laat men wel eens uithangen
//jemoeren" en door de baboe weder opstrijken,
een bezigheid, waarmee de goede ziel met on
verbeterlijk flegma heel was levensduren zoek
maakt.
De groote rijkdom zit echter in de j-kabaya's;"
eene dame, die haar hooge stapels toont, zal
zeggen, met rechtmatigen trots: //Dat is nn
mijn rijkdom." En dan gaan ze uitstallen,
Djocjasche, Solosche, Pekalaagansche sarongs
van zestig, zeventig gulden soms, prachtig met
hun artistieke kleuren in sierlijk grillige ara
besken ' welke soms' een heel verhaal bevatten;:
of zijden 'sarongs uit Sumatra stijf van het
doorwerkte gouddraad, 't Zijn gewoonlijk
erfstukken van een moeder, grootmoeder en zeer.
dikwijls een cadeau van een. of ander inlandsch
vorst. Hierover uitweidend, zou men er in
yerdwalen, terwijl bovendien door het streven vau
technici reeds zooveel sarong-literatuur ver
spreid is.
Naast die prachtstukken, die zelden worden
gedragen, komen de gewoon-mooie om uit te
gaan, morgen-bezoeken te ontvangen in n
woord, te dragen als men zich ^netjes" heeft
gemaakt. Hieronder zijn er dikwijls nog van
een vijf en twintig gulden; men gebruikt daar
voor tegenwoordig ook veel Twentsche ruitjes.
Om den sarong vast te houden gebruikt men
eerst een stevigen band, waarover dan gewoon
lijk een charpe komt van chineesche zijde,
afhangend in sierlijke strikken met franje.
Sommige dames nemen een stuk bordpapier,
dat ze met zijde overtrekken; het moet juist
de wijdte hebben van haar middel en wordt
met een paar haken en oogen gesloten, 't Zit
glad en netjes, schijnt aardig door de kabaya
lieen, maar i» wat stijf, of liever, lijkt wat stijl';
de dames die er van houden, vinden dat
volstrekt niet, evenmin, als de Parisiennes
ooit klagen zullen dat het rokken opnemen
lastig is.
Nu komen nog de slofjes voor huiselijk
gehruik van eenvoudig werk of van licht bruin
leór, voor gekleeder van wit Itêr, soms met
fluweel ingelegd, of fluweel met goud gebor
duurd en gouden bakjes.
Voor het dichtmaken der kabaya's gebruikt
men thaus algemeen drie of vier speldjes aan
een kettinkje, wat zeer netjes staat; natuurlijk
kunnen ook die weer zijn van zilver, van goud
of met juweeltjes. Eene nieuwe weelde nu.
Men ziet, eene dame in sarong en kabaai
gekleed kan in haar eenvoudig toilet eene heele
waarde vertegenwoordigd zien en wat meer
zegt, wanneer ze die kleedij ,/goed" draagt dan
kau ze er allerliefbt, zeer geflatteerd meu uit
zien en ze heeft het heerlijk luchtig eu koel.
Dit doel wordt echter nooit bereikt door
dames, die steeds europeesch gekleed zich
vertoonend, de sarong en kabaai alleen dragen,
zoo haastig maar even aangetrokken orn huis
houdelijke bezigheden te verrichten. De
sarongen-kabaai wil vertroeteld worden.
Nu zou ik nog heel wat kunnen zeggen over
de vaak eigenaardige wijze, waarop de dames
hier aan haar goed komen en het gemaakt
koopen, doch ik stel dat liever uit voor een
volgenden keer.
VOYAGEUSB.
Insulinde, September 1900.
iiiiimimiiiimiMiiiiimii
Milka Hithn, Helen Mathers (mevrouw
Reeves). Modes.
Het paviljoen Bosnië-IIerzegowina beeft op
de nu gesloten internationale tentoonstelling
te Parijs, niet te klagen gehad over gemis aan
belangstelling, matigheid in bewondering en
schaarschheid van debiet. Het liep er storm;
dag-in, dag-uit. Een zeldzame verzameling
van vrouwelijke industrie was daar bijeenge
bracht. Gordijnen, muurbedekkingen, kleedjes
en kussens geborduurd met zy en goud. Schit
terend van kleur-schakeering, meesterlijk van
teekenicg, onovertroffen in bewerking. De
tapy't-weveryen van Bosnië-Herzegowinatrok
ken ook de algemeene aandacht. Alle couranten
en niet het minst de wakkere »Fronde" staken
onverpoosd en onvermoeid, de loftrompet. Aan
het werk en aan mevrouw Milka Huhn, de
directrice der industrie-school te Serajewo werd
de hulde gebracht, waarop zrj aanspraak hadden
Bosnië-Herzegowina kreeg voor zyn artistieke
inzendingen den »Grand Prix" en aan Milka
Huhn werd een eere-diploma overhandigd.
Zy is een geboren teekenaarster, gedoubleerd
door een vrouw met ontembare werkkracht.
De teere en forsche lynen, de eenvoudige en
ingewikkelde motieven, door haar ontworpen
doen niet aarzelen onder welke categorie
menschen, Milka Huhn moet gerangschikt
worden. Zy' is kunstenares in haar *ak. Zy
stelt zich voor, nu ook de kant-industrie in
haar land in te voeren. Met dit doel heeft
zy een studie-reis naar Belgiëen Zwitserland
ondernomen.
Een paar jaar geleden, werd door den direc
teur van het museum van Kunst-nijverheid te
Haarlem, door den heer von Saher, de aan
dacht gevestigd op de kunst-industrie in
Herzegowina. Hij schreef er in 't fransen een
merkwaardige brochure over.
De engelsche, productieve schrijfster Helen
Mathers, de tegenwoordige mevrouw Reeves,
beeft aan een interviewer eenige bizonderheden
uit haar leven verteld.
Op haar zevende jaar had zij al de Waverley
novels van Walter Seott gelezen!
Wij leven in een merkwaardig-haastigentyd.
Het verstand schynt zich met electrische snel
heid te ontwikkelen. Ook wy hebben tegen
woordig schrijfsters van zestien jaar l en wat
mér zegt, schrijfsters die uitgevers vinden
voor haar werk. Helen Mathers schreef haar
eerste boek op haar achtste jaar. Dit papieren
kind werd echter niet in den handel gebracht,
maar, wegens den gruwelijken inhoud, door
Helen's moeder aan de vlammen prys gegeven.
De kleine Helen vond het vreeselyk dat zy
rood haar bad. Zij zelf beweerde »Auburn
locks" te bezitten, maar, haar broers hielden
stok-styf vol: »je bent zoo rood als een wortel".
Broers zijn als opvoeders van onberekenbaar
nut, wegens hun onkreukbare waarheidsliefde
ten opzichte der feilen, tekortkomingen eil het
uiterlyk hunner zusters !
De achtjarige, niet Auburnlokkige, schreef
een verhaal «Goudlok en Eoodlok". Een schoon
jongeling dong naar Goudlok's liefde. Helaas!
de arme Roodlok was doodelijk van den jon
geling, maar werd door hem versmaad.
Toen stak Roodlok het huis in brand en
Goudlok kwam in de vlammen om. Zy verfde
haar roode lokken en gaf zich uit voor
Goudlok. De jonge man ontdekte het bedrog en stiet
bet meisje met de geverfde haren van zich.
Toen bracht Roodlok zichzelf om't leven..,
Voorwaar een stoute fantazie zetelend in een
achtjarig breintje. Helen Mather's eerste boek
jComin thröthe Rye" verscheen toen zy twee
en twintig jaar was. |ïet beleefde verscheiden
drukken en werd in andere talen overgezet.
Eerstdaags zal van bare hand verschijnen
een kerstvertelling «Dahlia".
Helen Mathers is gehuwd met dr. Reeves
een zeer handig chirurg en operateur.
De schrijfster vindt zelf »Bam
WildEre" haar beste boek, hoewel haar roman
sBecky" heel wat meer tongen en pennen in
beweging beeft gebracht.
Over vrouwen, heeft zij een aantrekkelijk,
echt vrouwelijk oordeel.
»Laat de vrouwen werken, zegt zy, laat ze
toch zooveel werken, als zy kunnen; besnoei
haar vrijheid niet, madr, laat de vrouw
vóór alle dingen vrouw blyven: de zachte, ge
duldige verdraagzame, trouwe hulpe van den
man.
* S
*
Het wordt hoe langer hoe duurder zich te
kleeden naar de hooge eischen der mode.
Gelukkig leven wy in een ty'd, dat men een
open, welwillend, waardeerend oog heeft voor
de innerlijke waarde, niet het minst voor
de werkkracht der vrouw. Zy, die alleen als
modepópje de aandacht trekken, moeten uit een
ruime beurs kunnen tasten. Materiaal en
garneersel zyn weelderig en smaakvol, maar zeer
kostbaar.
De wintermantel is van gebrocheerde zyde
en gevoerd met bont. De bovenbekleeding van
den mantel moet licht zyn, omdat anders het
geheel te zwaar zou worden. Rug getailleerd;
hooge, Medicis-kraag en de onvermijdelijke
revers a la Robespierre van kostbaar bont.
Het gezicht komt fijn en gracieus nit tusschen
die koude-werende bont-omgeving.
Meer eenvoudige mantels zyn vervaardigd
van laken, met of zonder application.
De ouderwetsche ulster-vorm komt weer in
zwang. De laken mantel is vry lang en breed;
met n rij zeer kostbare knoopen of de on
zichtbare tailor-sluiting. Op dien mantel wordt
een kleine met talloos veel machine-stiksel
doorwerkte pélerine en de Napoleon-kraag
gedragen.
Korte, aangesloten manteltjes zyn gegarneerd
met bont, iiuweel of application.
Bolero's worden gemaakt van prachtig fluweel,
versierd met application, zijde- of goudbor
duursel, of stralend van git in verschillende
tinten. De bolero's worden ook gemaakt van
het beeldige, maar dure sealskin.
Meer dan ooit wordt bont gedragen. Capes,
kragen, manchetten, revers, boa's, moffen. Het
haar wordt in golvende slingeriBgen over het
voorhoofd getrokken. De hoeden volgen den
weg van het kapsel. Die worden gedragen,
steunend op het voorhoofd; het gelaat dus
lichtelijk overschaduwend. Een lang niet to
versmaden modegril voor haar, die de eerste
jeugd achter zich hebben.
Van preciosa wordt letterly'k misbruik ge*
maakt.
Diamanten en paarlen zyn heel mooi b\j
gakleede toiletten en worden liefst gezien bij
kunstlicht. Steenflonkeringen en goudgeflikker
op klaar-lichten dag, gedragen bij de zoo strenge
tailor-made kostuums, bly'f ik vau
twyfelachtigen smaak vinden.
CAPBICE.
^P* O S C O,
n.
d