Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
i221
nog die van 30 K tot 32^ voor de 6 pets
prior Maxwell, gevoegd te worden.
De belangr\jk verhoogde koersen der vorige
week van de 6 pets. Peruvian konden niet
volledig gehandhaafd worden.
Zonden de zeer gunstige berichten omtrent
verhoogde uitkeering wat sterk gekleurd wor
den geoordeeld ?
De stukken van den spoorweg van O om Paul
hielden zich goed; de aand. gingen zelfs niet
onbeduidend vooruit.
Dat was nog in sterker mate het geval met
de Koninklijke Trans Afrik. Spoorwegmpy'.
Of de berichten omtrent betere kansen voor
een portugeesche schuldregeling meer geloof
verdienen ?
De Hollandscbe Uzeren Spoorwegmaat
schappij en de Ned. tramwegmaatschappij te
Utrecht, alsmede de Koninklijke confederatie
(zuivel- en kaasfabrieken) vroegen in de
afgeloopen week geld tot uitbreiding van zaken.
Aanstaanden Dinsdag 20 Nov. kan tegen den
koers van 106 pCt. ingeschreven worden op
140 duizend gulden in aandeelen in de
naamlooze Vennootschap Hellingman's
Bouwmaatschappü, gevestigd te Amsterdam. Aandeel
houders kunnen recht van voordeel uitoefenen
door vermelding op de inschrijvingsbiljetten
van de nummers der aandeelen. S ader t het
jaar 1893 keerde de maatschappij successievelijk
uit: 5, 5, 4%, 5,5}4. Dit j aar, zegt de directie,
zal 5 %. pet. dividend uitgekeerd kunnen worden.
A'd a m, 15. Nov. 1900. D. STIOTEE.
Kantoor: Singel 221.
IINIIIIIMMIIIIIItltllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllHllllllllMlir
BOEKAANKONDIGING^
Tooneelherinneringen met portretten.
door dr. M. B. MENDES DA COSTA.
Uitgave van A. W. Sythoff, te Leiden.
£>e tooneelwereld is voor den gewonen
mensch aliijd in een zeker geheimzinnig waas
gehuld; men beschouwt, en terecht, de planken
als een wereldje op zichzelf. Da tooneelisten
leven in die, voor den gewonen mensch on
bekende, wereld hun.eigen leven en het publiek
ziet van hen slechts een zeker gedeelte, dat
feitelijk hun eigendom niet is. Men ziet hen
in zooveel verschillende gedaanten, dat men
hen in hun eigen gestalte zelden herkent en
menig toeschouwer, die vol bewondering een
acteur of actrice toejuicht, zegt bij zich zelf:
ik zou hem (haar) wel eens willen zien als
gewoon mensch.
Een groot deel van het publiek ziet, hoort
den acteur met belangstelling, maar op het
opgenblik dat hij zulks doet is voor hem de
mensch geheel opgelost in de gedaante, die hy
óp dat oogenblik ziet, en bly'ft verder ver
dwenen. Alleen de rol, leeft in zy'n herinnering
voort. Een kleiner gedeelte van de toeschouwers
stelt echter ook levendig belang in het doen
en laten van de kunstenaar zelf, en voor dat
deel van het publiek schreef dr. Mendes da
Costa zijn be'.angrijk en aangenaam boek.
HU brengt ons in kennis met de meesten
onzer eigene en met enkele vreemde artisten,
die, in den goeden ty'd toen shet Tooneel" nog
niet voor een groot deel door de Specialiteiten
theaters en café-chantants verdrongen werd, ons
als gaaten door hun talent troffen of vermaakten.
Vooral de ouderen van dagen, die deglansperiode
van »ons Tooneel" hebben gekend,zullen dit boek
ilillMilliltiiiHiiimitiiiimiliMiiniiiiiiiiiiiiiimiiiHiiiiiiiliHiliii
BltUlfJKS.
Had ik verleden week het voorrecht
een gedicht van een Hoogeveensch poëet
te mogen mededeelen en toelichten, een
geluk, zou ik haast zeggen, komt, evenals
een ongeluk, nooit alleen. Want daar mag
ik nu reeds voor mijn lezers, die zoo zel
den zich aan zang vergasten, de ontboe
zeming van Dr. Schaepman ter gelegenheid
.van H. M's verloving ter zetterij zenden.
Bc Aloverwiunaar die de Liefde lieet,
Gedragen op den drang van 's volks gebeden,
Is door den t ui IL van Hollands Mangd geschreden
En zingt zijn zege in blij leu zegekreet;
Met woorden, in der x reugde vuur gesmeed,
Heef! een Vorstin zijn koningsmacht beleden.
Is tot Haar volk in iiere trouw getreden,
Daar /ij Haar volk Haar beste maagschap weet.
God zeeg'ne IJ in Lw liefde, o Koningin,"
Zóó luidt het v?..'!!: den blijden brüidsdug in.
,jl)e oprechte trouw /ij "'t woord van Uw historie,"
^De oprechte trouw Oods liefde xoo gelijk,
De oprechte trouw, ons Hollands reinste glorie,
Die glorie niake l1 w leven glorierijk!"
Bravo! zeg ik, en Bravo! heb ik al
dikwijls gezegd minstens eenmaal eiken
keer, dat ik dit sonnet heb gelezen. Dat
Ts mijn oude Bard weer, denk ik dan. . ..
die naar de lier heeft gegrepen. Hoe
zie je Amors pijl daarin trillen!
Maar geen genot schijnt onvermengd te
mogen zijn in deze wereld. Althans tegen
woordig niet. Immers, daar krijg ik een
.brief van iemand, die zelf geen dichter is,
.waarin ik de vraag lees: wat zegt u nu,
?Gij Albewonderaar, van dat getrommel op
den Zangberg? En daar pakt me dat man
netje uit.
? De «Aloverwinnaar" dat permitteert
?aiek Schaepman te zingen, die zelf door
den Aloverwinnaar niet overwonnen is,
njet overwonnen mag worden, Roch zal
worden ook. Hoe komt hij er bij hij,
die altijd zijn oogen dicht heeft moeten
tipen en zijn lijf bergen, als hij maar kon
vermoeden, dat de Aloverwinnaar hem op
?verren afstand passeeren zou?
Maar wij weten het, Schaepman is niet
alleen eea braaf man, hij is ook een schalk,
met gfoole belangstelling lezen en de
genoegelijke uren, die zij in den Stadsschouwburg
by van Lier, Boas & Judels, etc. doorbrachten
nog eens kunnen herleven. Voor de geschiedenis
van het Tooneel in Nederland is het een be
langrijke bijdrage.
Een reeks fraai uitgevoerde reproduetiën van
portretten versiert het boek en menigeen zal
nu, veel later misschien dan hij wel gewenscht
bad, kunnen zien hoe deze of gene acteur of
actrice, die hem sympathiek was, er als gewoon
sterveling uitzag. Wat my verwonderd is dat
het portret van den nestor onzer dramatische
kunst, L. J. Veltman, de 82 jarige, maar nog
zoo krachtige gry'saard, er niet in voorkomt.
Ook ontbreekt de sympathieke figuur van
Christine Poolman, een actrice, die mede tot
de oude keurbende behoort. Het komt mij voor
dat, wat de portretten betreft, dr. Mendes da
Costa zich bijna alleen heeft bepaald tot de acteurs
die te Amsterdam optraden, want behalve Velt
man en Christine Poolman mis ik ook bijna
al de portretten der Rotterdamsche artisten.
Misschien dat by een tweede druk van dit
boek deze leemten kunnen worden aange
vuld.
Dr. Mendes da Costa, die gedurende eenige
jaren met dit werk bezig was heeft zooveel
mogelyk willen volledig zy'n en daarom in
verschillende noten tot bijna op den huidigen
dag, zyn herinneringen bijgehouden en aange
vuld.
Hij legt de maatstaf der critiek met gepaste
billykheid aan en waardeert meer dan een
ander zou kunnen doen, die minder grondig
kennis van zaken had. Zyn boek is onder
houdend geschreven en door den uitgever in
een aangenaam kleed gestoken.
J. v. M.
De gouden naald, door J. H. ROSNI.J.
Naar het Fransch door TJTIA v. D. TLOK.
Almelo, W. Hilarius Wz.
Wat te zeggen van dit verhaal 't De
verhaalster vindt het volgens haar voorwoord een
puikje. »'t Verdient belangstelling in
hooge mate; 't bevat een schat van wetens
waardigheden over land »Volk van Zuid-Africa."
Ik vindt het niet. AVat er over land en volk
in Z.-Africa in gezegd wordt is, meer fantaisie
dan werkelijkheid, 'k Zou haast durven be
weren, dat de vertaalster niet veel aandacht
gewijd heeft aan wat er een jaar lang over en
uit Z.-A, is geschreven, aan wat lang te voren
reeds door meer dan een deskundige in ernstig
geschrift is verhaald. Een schat ja, die is
er toch in. Maar dat is ook een
fantaisieschat, ergens in Z.-A. in de twee eeuwen
begraven, gevonden op een manier, die reeds
zoo dikwijls is aangewend, dat er niets geen
kunst meer aan is, en door menschen, die ook
al fantaisiewezens zijn, menschen zooals wij ze
in het dagelijksche leven gelukkig nooit ont
moeten, maar die ons bekend zyn uit alle
verhalen van gevonden schatten. Stelt-menschen
noem ik ze altoos. In de wereld der jongelieden,
die min op heeft met waarheid en werkelijk
heid in een boek, kan het verhaal wellicht
eenigen opgang maken.
Deventer. W. ZAALBEHU.
NIEUWE UITGAVEN.
Tablcaux Modernes, Aquardles. Collections
en ik geloof, dat ik hem nog het best
recht doe wedervaren, als ik van hem
zeg: met dat Aloverwinnaar hield hij den
Aloverwinnaar voor den mal.
- Maar dan moet je verder lezen. Dat
minnewicht gedragen op den drang van
's volks gebeden, is door den tuin van Hol
lands maagd geschreden, net alsof Amor
ooit op volksgebeden gewacht of zich daar
aan gestoord heeft; en «gedragen ," een lieve
jongen om zich te laten dragen . . . »is ge
schreden". . . Dat volk aan het bidden,
dat Amor dan toch komen zou ... en
Amor zelf, als hij zijn pijltje heeft afge
schoten, aan het zingen! Indien Amor
zingen moest, omdat een aardig bevallig
jong Koninginnetje ook al verliefd kan
raken, dan zou die snaak toch zeker al
lang zijn stem kwijt zijn. En toch,
lees maar, hij kraaide het uit: »En zingt
zijn zege in blijden zegekreet."
Nietwaar, }ioe blijkt hier weder uit, dat
Schaepman Amor alleen bij naam kent.
Amor is immers het klassieksle wezen van
heel de schepping, en dan zal onze Doctor
hem de manieren en den stijl toeschrijven
van den gelukkigen vader uit den pruiken
tijd, die de geboorte van zijn zoon ver
meldde, met de woorden : Heden hoorde
ik het meest harmonicuse geluid. Mijn
oor werd getroffen door een \evenskreet!
En was het nu bij dien onzin maar
gebleven, edoch het koninginnetje, dat
hij wel kent, mishandelt hij evenzeer. »Met
woorden in der vreugde vuur gesmeed'' ;
verbeeld je, de taal van een o f /ideële pro
clamatie onderteekend door acht ministers! !
Met die in het vuur gesmede woorden,
«waarmee zij haar liefde beleed'' woorden
als dolken, zwaarden of koevoeten! is zij
tot haar volk getreden, »daar zij haar volk
haar beste maagschap weet."
Die proclamatie ! . . . En als zij nu haar
moeder, koningin Emma, haar »beste maag
schap" had geweten, iets wat jij en ik haar
zeker niet euvel zouden duiden had zij
dan »haar volk" van hare huwelijksplannen
onkundig mogen laten ; of is het »fiere
trouw" als een koningin haar verloving niet
tot den trouwdag verzwijgt ?
Er is in dit sonnet m. i. maar n regel,
die er mee door kan, de meest een
voudige: »God zeeg'ne U in uw liefde, o
Koningin"; daar ben ik het mreeecs,
jij, en alle menschen, die een jonge vrouw
graag gelukkig zien maar dan moet
je eens opletten, hoe hij dat simpele woordje
weer onder dreunende bombarie doet ver
loren gaan. «De oprechte trouw zij t woord
van C w historie", wel te verstaan: de op
rechte trouw «Godsliefde zoo gelijk," m. a. w.
de huwelijkstrouw ... de oprechte trouw,
»ons Hollands rijkste glorie"! . . . Die »gloriej'
moest er voor de »historie" wezen, of de
historie voor de glorie. Maar wat voor
r/lorie steekt er nu in oprechte huwelijks
trouw? Of met welk recht, zal men be
weren, dat oprechte trouw ons Hollands
reinste glorie is waar zij onder alle
Made. Ve. C. DE Vos, H. I. A. RAEDT VAN
OLDENBAENEVELT et autres. Direction Frederik
Muller & Cie. (Ant. W. M. Mensing.)
Marianne, door J. TERSTEEG. Amsterdam,
H. J. W. Becht.
Drie stelsels van handelspolitiek, door J. VAN
DussELDOïr A MZN. Haarlem, H. D. Tjeenk
"Willink & Zoon.
F. A. Buis. In, ketenen van hoogheid. 2 dln.
Amsterdam, P. N. van Kampen & Zn.
Lippenkoniwg en andere verhalen voor jonge
kinderen, door mevr. H. STUTEN VAN
USSELSTEIN met illustraties van L. W. R.
WENCKEEACH. Amsterdam, Scheltema & Holkema.
De voorgestelde 'J'ariefwet, met memorie van
toelichting en overzicht van de financieele ge
volgen van het ontwerp, vergeleken met den
bestaanden toestand. Uitgave van het Weekblad
voor de Administratie der Dir. Bal., Inv. en
Ace. Leeuwarden, Coöperatieve Handels
drukkerij.
Dordrecht- Transvaal Album van De Zondags
bode voor stad en land. Dordrecht, Corns.
Morks Cz.
Arontu'en van Bob in het land waar de
kabouters wonen door C. W. van der Noorda.
Illustraties van Vaarsen Morel. Uitgave van
C. A. J. van Dishoeck te Zierikzee.
Dolf, de Boerenheld, uit het Duitsch vertaald
door C. van der Vliet met gekleurde platen.
Uitgave van C. A. J. van Dishoeck te Zierikzee.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard. No. 40: Tineke, door de
Meerulaer, VII. Het honderdjarig bestaan
van »Het Leesmuseum" te Amsterdam, door
J. H. Rüjsing, met portret van den mede
stichter, den neer A. 11. Falck, en andere
afbeeldingen. Jan Huyghens's Schipvaert,
door L Nooter, II. Iets over de sponnen
en hare bereiding, door C. v. S., met afbeel
dingen, naar photo's van II. J. Tollens, II.
Verscheidenheid. Feuilleton.
mimiiMiiiMiMimMiiniLimiMiiiimtmmmilii
iiiiiimiMMmiimim
Een Lichtpaleis.
In de Kalverstraat alhier is sedert eem'ge
dagen een Lichtpaleis" geopend, dat niet
alleen in Nederland ongeëvenaard is, maar
waarvan het buitenland de Fransche
Staatjmagazijnen van Baccarat te Parijs binten reke
ning latend nauwelijks de wedergade kan
aanwijzen. De van ouds reeds.gunstig bekende
firma II A. Kloosterhuis heeft namelijk op de
eerste tage, acuter haar groot magazijn van
gasornamenten, een Electrische-lichtzaal geopend,
die den bezoeker onwillekeurig een kreet van
bewondering ontlokt, zoodra hij die binnentreedt,
na door den winkel de sierlijke, gemakkelijke
trap te zijn opgegaan. Een zee van licht over
stroomd het zeer ruime, keurig ingerichte
lokaal, waarin tallooze kristallen n vergulde
germaansche en anglo-saksische volkeren
precies even hoog wordt geschat? Zeker,
het is te hopen, dat koningin Wilhelmina
en Hertog Hendrik hartelijk van elkander
zullen blijven houden dat was dan ook
reeds volkomen duidelijk gezegd in het:
»God zeeg'ne U in uw liefde, o Koningin"
maar als na een nuttig besteed en aan
daden rijk leven ... de historie van H. M.
wordt geschreven, dan moge er toch iets
.«glorierijkers" aangaande haar verhaald
worden ... dan dat zij gelukkig getrouwd
is geweest en gebleven.
Maar zoo zijn de dichters.
Je moet al blij zijn, als je uit een heel
sonnet n verstandige regel haalt. .. want
om n rijmwoord zouden ze in staat zijn
een moord te begaan al moest de ver
moorde onnoozelheid dan ook de waarheid,
de gerechtigheid of de deugd zijn voor
welke drie zij in regel heeten te branden.
Nu heeft Schaepman zelf wel gemerkt,
dat hij het wat erg van de looden heeft
laten loopen. Achter zijn zoogenaamd vers
heeft hij bij voorbaat een verdediging ge
schreven. 7oo zegt hij, dat hij zich geïn
spireerd heeft op Vondel. Op Vondel nota
bene! Was Schaepman niet zoo'n braaf
man, dan zou ik zeggen, dat hij 'doekte,
maar zooals je ziet, dat woord houd ik in
de pen, om geen aanleiding te geven, dat
je hem van blasphemie zoudt verdenken.
Neen, als er van inspiratie sprake mag
wezen, zal het er een zijn door die be
roemde weduwe te Reims: veuve Clicquot,
die nog wel knapper dichters dan Schaep
man heeft gefopt."
Ik had eenigen weerzin te overwinnen om
dit geschrijf te plaatsen; het spreekt dan
toch van zelf, dat een gedicht niet ver
vaardigd wordt, om geanalyseerd te worden ;
over de klank spreekt die kritikus geen
enkel woord, en daarin ligt immers de
beteekenis verborgen van het mysterieuse waar
mee Schaepman je zinnen streelt. Want
evengoed als je op het tooneel nu en dan
den donder hoort rollen, zoo natuurlijk, dat
je je er in vergist, zou ik het aandurven
Schaepman's vers zóó voor te dragen, dat
;eder me zal toeroepen: houd je gemoed
e\?en in, want het poëem is te vol van
gevoel en gedachten ; matig je of het barst!
doch, wat wij hier ten opzichte van
Schaepman moeten ervaren het vertoont
zich de geheele linie van het gevoelsleven
langs. Onze tijd !s met een
onaandoenlijkheid voor het zoet verhevene behept.
Nog een erger blijk van die treurige
tekortkoming, schoon op een geheel ander
terrein, ontwaarde ik deze week.
* *
Wat is er indrukwekkender dan een
schuttersplechtighe'd ?
Van alles wat schiet de
scherpschieters, de geldschieters en de spekschieters
niet uitgezonderd acht ik het meest
de Amsterdamsche schutterij. Ze is te laat
gekomen voor deii SO-jarigen oorlog, ook
voor den Trojaanschen oorlog maar ik.
kronen, luchters en ampels hangen, allen inge
richt voor clectrisch gloeilicht, op de meest
verrassende en artistieke wijze aangebracht.
Wanneer alle lichten ontstoken zijn, gloeien
meer dan duizend lampjes in verschillende
tinten, zacht als verlichte bloamen, of
hel-schitterend en fonkelend als brillanten, tusschen ver
galde ornamenten en kristallen prismas of in
fijn-geslepen schalen, ampels en lantaarns, weer
kaatst door den kolossalen spiegelwand, die de
illusie te weeg brengt, dat men in n
onafzienbaren lichttempel ziet, waarin echt bronzen
beeldgroepen, fijne pendules en caadelabres ten
toongesteld zijn.
't Is alsof men een Feeën-Paleis binnen treedt,
of de Apotheose ziet van een tooverballet, want
met buitengewone handigheid en smaak heb
ben de architecten, de heeren A. L. van Gendt
& Zonen van elk schijnbaar verloren hoekje,
van ieder plekje partij weten te trekken. Het
donkerroode behangsel, de stille tint van het
vloerzeil, de zachte bronskleuren van de
velourstraploopers en portaalkleeden, zijn in volko
men hvmonie met elkander. Gekleurde ruiten
van gebrand glas, waarachter 's avonds licht
brandt, maken, achter in het groote lokaal, in
de zoldering en in de twee erkers aan beide
zijden van de trap. een wonderschoon effect,
dat ook overdag niet minder is, omdat dan het
daglicht de plaats van de electrische gloei
lampjes inneemt.
En al die lichtjes zijn de branders, der ten
verkoop geëtaleerde kronen en lustres. De
heer Kloosterhuis heeft terecht begrepen dat
wil men heden ten dage het steeds hooger
eischen stel'ende publiek tevreden stellen
men met zijn tijd moet medegaan. Een kooper
wil ziea als hij koopt, welk rffect zijn
verlichtings-apparaat in spe, teweeg brengt
Electrische-verlichting is nog betrekkelijk een nieuw
iets in de huizen hij vestigt zijn keus
voorloopig op dit of dat voorwerp, dat dair hangt
n druk op het contact, de lichtjes
ontgloeien en hij kan oordeelen hoe het in
functie is. De firma Kloosterhuis, dis buiten
gewoon groote kosten maakte om dit
Lich'paleis" te stichten zal zonder twijfel, zoodra
het meer bekend is geworden, de vruch'en
plukken van haar flink aangedurfde onder
neming.
De heeren J. Eijrond en Zoon waren de
uitvoerders van dit fraai stuk werk.
miiuiiiuiiiiiiiiiimiiiimmmiMiiiiiiiiiiniiimi
Inzate de Aisteit
De heer L. M. Hermans zendt ons het
onderstaande ter plaatsing.
Hieruit blijkt, dat de beschuldiging aan het
adres van den Officier v. Justitie, op veel te lossen
grond door hem en den heer Pothuis is geschied,
dan dat zij de publiceering daarvan in de dag
bladen, niet ten zeerste zouden moeten betreuren.
De sekretaris van den Amst. Best. Bond
weet zeker, dat zij in deze krijgen, en in zoo
vele meer, een uitstekend figuur zou heb
ben gemaakt.
JNu was daar Zondagmiddag een revue
op de Beurs; iets wat ik nooit oversla.
Daar werd een order voorgelezen tot pro
motie en decoratie; voor dat formeele
gevoel ik weinig, maar daarna voerde de
kolonel Boellaard het woord. Dan ben ik
altijd alleen gehoor, want wat Boellaard
bij zoo'n gelegenheid zegt is altijd plech
tig, moedig en raak.
Zoo ook nu tot de onderofficieren en
minderen:
»En gij, onderofficieren en minderen, ik
heb reeds meermalen gezegd, dat ik niet
meer tijd van u voor de wapenoefeningen
mag vorderen, dan geschiedt, maar toch
spoor ik u aan, trouw daarvoor op te
komen. Nog dondert het kanon op de
vlakten van Zuid-Afrika en op de velden
van oostelijk Azië, en er is geen reden
waarom Nederland altijd zou blijven ver
schoond van hetgeen andere volken thans
ondervinden. En zegt dan niet: »dan
zullen wij ons wel verdedigen; er is een
spreekwoord dat zegt: »wilt gij den vrede,
bereidt u voor ten oorlog'', want als eenmaal
de vijand uw grenzen is overschreden en
u den voet zet op den nek, dan is alles
wat ge doen gaat niet meer van waarde.
Daarom herhaal ik: blijft u flink oefenen
in den wapenhandel, ter wille vau de
vrijheid van ons volk, voor onze dierbare
Koningin!''
Ah, wat klonk dat!
Menige oude snorrebaard en ook verschei
dene gladgeschorenen, zag ik den zakdoek
halen uit hunchako... en zachtjes echoode
het langs de gelederen: Bereidt u voor
ten oorlor/! Je had die oogen moeten
zien flikkeren en Boellaard zelf... hij
hief den degen .. . keerde zich met den rug
naar den troep, als vreesde hij dat zijn
enthousiasme al te diep bij de schutters
zou kunnen inslaan, en gaf zijn staal
een zoen.
Daarop volgde een afscheidswoord van
den luit.-kol. Schmitz. Hartelijke betui
gingen van dank voor sfeun en toewijding
van zijn troep, het derde bataljon, bemoe
digende woorden voor Luden, die hem zou
opvolgen als commandant. . . enfin, alles
zeer gepast, en daarop noodigde hij Luden
uit met hem langs de gelederen te gaan.
Alweder, welk een schouwspel!
Wat ging er in die harten om... ?
Ik weet het niet, maar naar het mijne
gerekend zou tweemaal zoo'n inspectie
op n dag te houden, een taak zijn verre
boven hun kracht.
En daarna, als uit den slag terugge
keerd, nam Luden het woord:
»Ik zal mijn plicht naar eer en geweten
vervullen en ik reken er op dat gij daartoe
mijn steun zult zijn; de woorden van
overste Schmitz zullen mij sterken in mijn
plichts ver vulling.
heeft aanleiding van de uitlatingen van den
Olficier van Justitie tegen den voorzitter en
sekretaris van de Amst. Brandwachts ver. een
onderhoud met dezen ambtenaar gevraagd het
welk dadelijk is toegestaan.
Zoo waren maandagmorgen j. 1. op het par
ket de heeren Pothuis en Hermans van den
A B. B. en de heeren Dellemyn en Kanters
van de A. B. V.
: De Officier van Justitie ontkende beslist te
hebben gezegd dat zoolang van den A. B. B.
de heeren Pothuis en Hermans stonden deze
organisatie de Koninklijke bewilliging op hare
statuten niet zou ontvangen. Hij deelde mede
dat hij gezegd heeft aan de heeren Dellemijn
en Kanters, dat de samenstelling van den A. B. B.
hem deed twijfelen of deze organisatie de
Koninkl. bew. wel zou krijgen; hij had voorts
gezegd dat aansluiting van de A. B. V. by den
A. B. B. eene onwettige daad was, waarop de
heeren Dellemijn en Kanters, volgens den
Officier, moeten gezegd hebben dat dat juist
van pas kwam, er was by' de A. B. V. eene
strooming om zich af te scheiden en nu had
men daarin een motief. Hy' was voorts van
meening dat een en ander berustte op een misver
stand, hetwelk hieruit zou zijn voortgesproten :
In de vergadering van brandwachts waarin de
statuten waren goedgekeurd was Hermans voor
zitter geweest en de officier betwijfelde of deze
vergadering wei wettig was. Dit heeft hij beiden
heeren gezegd en nu geloofde hy' dat zij het
een met het ander verwarden. De heeren Del
lemijn en Kanters hielden echter vol dat de
Offiaier wel deze woorden gezegd had. De
eerste kwam er in zooverre op terug, dat hy
zeide den indruk er van gekregen te hebben;
de laatste bleef volhouden dat hij het aldus
had vernomen.
Een zeer uitvoerig gesprek waaraan alle ge
noemden deelnamen gaf geen verder licht. Ds
beide bestuurderen van den A. B. B. gaven te
kennen dat de aansluiting by' den A. B. B.
geen onwettige daad was, dat daarvan niets
werd vermeld in de statuten van de A. B. V.
(overigens is de aansluiting geheel vrij en zon
der eenig kontrakt) zoo bij de bespreking deze
heelemaal niet behoorde ter sprake te worden
gebracht en dat de gerezen moeilijkheden om
trent het al of niet wettig zijn van een verg.
van brandw. gepresideerd door een bestuurslid
van den A. B. B. gemakkelijk uit den weg te
ruimen was geweest door op de eerstvolgende
vier groepsvergaderingen de statuten nog eens
voor te lezen en te doen aannemen.
Kesultaat: de Offieier ontkent de bedoelde
woorden te hebben gebezigd, de heer Dellemijn
heeft den indruk gekregen dat ze wel gezegd
zijn, en de heer Kanters beweert dat hij ze
letterlijk aldus heeft gehoord.
»Wat is waarheid?" vroeg reeda Pilatus.
Naar aanleiding echter hiervan trekken voor
zitter en sekretaris hunne mededeeling omtrent
de woorden van den Officier, die zij deden op
het gezag van de heeren Dellemijn en Kanters
in; omdat het voor hen m'et vaststaat dat ze
aldus zijn gebezigd.
CORRESPONDENTIE.
Een schrijven van den heer Joh. J. Brandts
Buys en een antwoord daarop van den heer
G. van Hulzen zal worden opgenomen in ons
volgend nummer. lied.
Offioieren, onder-officieren en minderen.
»Ik zie vol vertrouwen de toekomst te
gemoet, ik reken op uw toewijding, op uw
plichtgevoel, op uw orde; ik reken er op
dat het derde bataljon een waardige plaats
zal blijven innemen.
»Ik doe een beroep op u allen; geeft
een voorbeeld door toewijding en discipline.
ATooral door dit laatste: onze arme
stamverwanten in Zuid-Afrika toonden het ons,
dat het niet alleen aankomt op goed kunnen
schieten, doch dat ook discipline in een
goed leger een hoofdvereischte is."
Dit trof mij zeer.
Wat heb ik zelf dat dikwijls gedacht r
konden die Zuid-Afrikaansche
stamverwanten hier bij de Amsterdamsche schutterii
eens zien, wat discipline vermag! en
daar noemde mijn vriend Luden, voor het
eerst in mijn leven dat ik zoo iets hoorde,
die Boeren en zijn schutters in zoo'n nauw
verband.
Goed; opgewekt, nadenkend over dat
zinrijk tooneel, ga ik naar huis.
Maar wat gebeurt ? Even later verschijnt
daar een neefje een reservist.
O jongetje, zeg ik, wat heb je daar iets
verzuimd. Op de Beurs had je de
schutterij-revue kunnen bijwonen, en toespraken
aanhooren, die je vaderlandslievend en
krijgshaftig hart zouden hebben gesticht
en gestreeld.
Maar, Oom antwoordde hij weet
u dan niet, dat de schutterij hoe eer hoe
beter moet worden opgedoekt? Ze gaat
er zeker spoedig aan ... in oorlogstijd heeft
ze geen nut... Het bleek me, dat wist hij
van een korporaal, een vaandrig en een
sergeant.
Ja kereltje, zei ik, dat mogen ze in 't
lege.zoo denken, maar daarom is 't nog zoo
riiet; daar zijn heel deftige, hooge, wijze
menschen met flinke baarden, soms grijze
snorren, geen kinderen, maar mannen van
7 a S voet, met lijven van een meter in
doorsnêa en hoofden, die dat van een
Hannibal in de schaduw zouden bunnen
stellen en die verklaren, dat ze is het
bolwerk voor de veiligheid van het vader
land en van de koningin.
't Neefje haalde zijn neusje op
en 't eenige dat ik verder uit hem kon
krijgen was: De schutterij, oom, als de
fensie, ze is nog te min om tot onderwerp
te dienen voor een grap.
Wat ik ook deed, hem was niets beters
aan het verstand te brengen; hij lachte
maar; alle gevoel voor het grootsche
had hij verloren.
Zoo is de tijd!