Historisch Archief 1877-1940
j-Jl j ± f* j. v**, y-«i'- v \ « " ,
, >f~ " " i"
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D.
|;
heeft verhoogd van d» Oxfordsche Universiteit;
wiens woord en oordeel over belangrijke vraag
stukken, ook buiten het gebied zijner studie
voor gewichtig, bij menigeen ook voor gezag
hebbend gold; wiens talrijke werken over diep
zinnige onderwerpen gelezen worden in kringen
en door personen, tot wie anderer geschriften
over dezelfde onderwerpen niet doordringen;
och behoorde Mas Muller niet tot die geleer
den, die de wetenschap in nieuwe banen leiden,
of tot de scheppende genieën, die, hetzij bij
intuïtie, hetzij laagsden we^eenerzeJfgevonden
methode oplossing vinden voor onopgeloste of
verkeerd verklaarde raadselen. Noch in de
wetenschap der taal, noch in die van den gods
dienst, de twee groote gebieden, waarop hij
zich bij voorkeur bewoog, heeft hij het spoor
aangegeven eener nieuwe richting. In verband
met de nieuwe theorieën en hypothesen, die in
de jaren van zijne wetenschappelijke werkzaam
heid ingang hebbea gevonden, komen u aadere
namen voor den geest dan die van den
populairsten aller linguïsten. Waaraan is het toe
te schrijven dat zijne vermiardheid, dat zijn
gezag naar buiten zooveel verder reikte dan
van menig groot man, wiens onmiddellijke
diensten aan de linguïstiek en de godsdienst
wetenschap de zijne overtreffen?
"Voor een deel zeker aan voor hem gunstige
omstandigheden, maar in hoofdzaak aan de
bijzondere menging van taletten eu neigingen,
die hem onderscheidden. Door "die met onver
poosde inspanning in de richting, waarin hij
besefte dat bij het meest nuttig kon wezen,
aan te wendeu, heeft bij zich opgewerkt tot
de hooge plaats, die hij in de schatting van
zSjn tijdgenooten jaren lang heeft ingenomen.
Geboren te Dessau als zoon van Wilhelm
Muller, een gunstig bekendjphiloloog en
liederendichter, en na den vroegtijdigen dood van dien
vader, dien hij reeds vóór zijn Tierde jaar ver
loor, door eene naar het schijnt zeer begaafde
moeder zorgvuldig opgevoed, gevoelde hij zich
als student tot het Sanskrit, aangetrokken, dat
hij eerst onder leiding van Brockhaus te Leipzig,
daarna te Berlijn onder Bopp, vervolgens te Parijs
bij den voortreffelijken Eugène Burnouf be
oefende.
In die dagen onseveer het midden der
eeuw waren de Indologische studiën in
Europa nog in haar opkomst. Slechts zeer
weinigen verstonden Sanskrit, en de gedrukte
litteratuur in die taal, waarover men beschikken
kon, was betrekkelijk gering. Nog steeds waren
de Vedas onuitgegeven, en evenals in lang ver
vlogen dagen lag over de wijs'ieid der Brahmanen
de sluier der geheimzinnigheid uitgespreid, dien
de weinige beoefenaren van Indië's heilige taal
zoo vurig wenschten op te lichten. Maar het
pad tot hare beoefening was nog niet gerff'nd,
de hulpmiddelen voor de studie waren luttel en
lieten te wenschen over.; hoofdzakelijk door eigen
kracht moest de beginner zijn weg zoeken. Voor
iemand als onze Friedrich Max Muller, evenzeer
als voor zijne uitnemende medeleerlingen van
Burnouf, Rudolf Roth en Albrecht Weber, waren
die moeilijkheden zoovele prikkels om door te
zetten. Met jeugdigen overmoed vormde hij reeds
in 1845 het stoute en veelomvattende plan om
eene uitgave tot stand te brengen van de
Rigvedasanhita, den verzenbundel, die niet alleen
het oudste document is van de ludische letter
kunde, maar tevens het oudste gedenkteeken,
itltlltlltlllllllïllHIIIKIH
IIIIMIlEIIMItM
IIMHIIlimilJUUIIfl
DE ACTRICE.
Utt het Russisch,
T. T30HEPKIN-KYPERNIK.
I.
't Was September en ongewoon warm. De
natuur scheidde kalm, zonder schok van den
zomer, den boomen veel roode en gouden
bladeren schenkend en een windje, om ze zacht
te doen neervallen op de aarde, die nu op een
bont tapijt geleek. De met purperen vlekken
doorweven donker-bronzen en bei-gele bladeren,
scherp afstekend tegen 't hard blauw van den
hemel, gaven aan Moskou een bijzondere
bekoorlykheid.
In een der buitenwijken der stad stond de
eigenaar van een klein huis, de gepensionneerde
overste Iwan Stephanowitsch Flegontoff in zijn
tuintje, aaa de straat. Met een groot mes in
de hand bekeek hij het struikgewas en sneed
de laatste bloemen voorzichtig at.
't Was stil in de straat, alleen het geratel
van een nog verwijderd rijtuig deed zich hooren.
De ondergaande zon overgoot met een zee van
goud de witte muren van de huizen,
destraatsteenen en ook het gry'ze hoofd van den overste.
Het rijtuig naderde. Werktuigelijk hief de
oude man het hoofd op en keek plotseling
verbaasd, want de wagen hield stil voor zijn huis.
Wat beteekent dat ? vroeg de grijsaard
zich af, niet begrijpend, wie bij hem zijn moest.
Wie zou dat wezen ? Zeker iemand die zich
in het nummer vergist.
Doch een in rouw gekleede jonge vrouw
stapte uit en trad met een jongetje van om
streeks 4 jaar de stoep op. Ze vestigde de
oogen op het naamplaatje en liet toen de bel
overgaan.
Hier!... dacht de overste verbaasd. En
Ewetigni is uit... Haastig wierp hg het mes
ter zijde, schoof zijn das terecht, draaide de
snor wat op en trad met nog krachtige schreden
op de dame toe.
Neem me niet kwalijk mevrouw, de knecht
dat uit eenige Indogftrïaaansche tftal tot om is
gekomen. Overeenkomstig den raad van Burnouf
zou hij médien tekst ook iSayana's doorloopen
den commentaar uitgeven.
Dit plan heeft een beslissenden invloed gehad
op zijn leven. Toen hij ter voorbereiding van
zijne op groote scliaal ingerichte editie naar
Engeland was gegaan, om de daar aanwezige
of bereikbare houwsttffen voor zijn arbeid bijeen
te brengen en te bewerken, verkreeg hij door
de krachtige voorspraak vau Ridder Bunsen, den
Pruisischen gezant te Londen, den fiaanciëelen
steun vau de Directeuren der O. I. Compagnie,
die de kosten der onderneming op zich namen.
In p'aUs van zich tijdelijk in Engeland op te
houden, zooals hij bedoeld l ai, bleef hij er voor
goed. Weldra (in 1850) werd hij door eerie vaste
aanstelling aan de L'aiversiteit van Oxford ver
bonden, eenige jaren later daar tut hoogleeraar
in moderne letterkunde aangesteld, en in 1SG9
werd er zelfs een nieuwe leerstoel, die voor de
vergelijkende taalwetenschap, voor hem gecre
erd. Ia betrekkelijk korten tijd verwierf hij
zich een groot meesterschap over de Eugelsctie
taal, en in de Engelsche zeden eo de Engelsche
maatschappij leefde hij zich geheel in. Toen
vele jaren later, in 1872, ziju vaderland hem
uitnoodigde aan de pas gestichte Duitsche Uni
versiteit te Straatsburg een professoraat te ver
vullen, heeft hij. na lang aarzeleu ten slotie dat
vereerend aanzotk van de hand gewezen.
Evenwel, aaa het werk tot weiks richtige vol
tooiing hij zich naar Eugelaud had begeven, is
hij zicQ niet zóó blijveu wijden als men verwacht
had, Max Muller had meer philosopbische dai
eigenlijk gezegJe philologische neiging. Al wil
len wij hem gaarne gelooven, wanneer hij in de
inleiding op het zesde en laatste deel van zijn
Rigveda-uiigave verklaart, dat er in de laatste
dertig jaren haast geen dag was Voorbijgegaan,
waarup zijn geest niet met dat werk bezig was, 1;
er beboefde toch niet, bijna een volie kwart
eeuw te verloopen tussclieu het verschijnen vun
het eerste deel eu het, laatste. Maar zich tot
dien arbeid te beperken was hem niet mogelijk.
A! wat er op het, gebied van het Sauskrit en
de toen nog teu nauwste met die studie samen
hangende vergeiijkeude tialstudie uitkwam, trok
zijn aandscht, nam zijn. tijd in beslag eu noopte
hem tot scbrijveu. Belangstelling voor letter
kunde in het algemeen was reeds vroeg in hem
gewekt en is l:em altijd bijgebleven. Zelf
gevotlde hij den diaug tot, letterkundige sc'ieppiug.
Er bestaat zelfs vau hem etue in het Duüsch
gestelde novelle. Kon hij het dus niet van zich
verkrijgen om eene specialiteit ve worden, aan.
den anderen kant behoorde hij niet tot de lieden
die geneigd ziju hun licht onder de korenmaat
te plaatsen. Medtdeelea aan anderen w&t er in
zijne gedacatenwereld omging, terugkaatsen de
indrukken die hij uit zijne veelzijdige lectuur
ontving, getuigen voor de beginselen der jonge
wetenschappen die hij lief had, en er in ruimen.
kring belangstelling voor wekken was hem eene
behoefte en een lust tevens. Voor dien arbeid
was hij bij uitstek berekend, daar hem een
zeldzaam vormtalent en eene zeldzame
gemakkelijkueid van compositie teu dienste stond, en hij
als een moderne Cicero, met welken grooten
Romein hij ook in zeker ander opzicht sterke
geestesverwantschap vertoont, zich den aange
wezen lolk gevoelde om wetenschappelijke vraag
stukken van de studeerkamers der geleerden over
te brengen tot den geest en de overweging vau
alle beschaafden. Keurig van vorm, in vloeiende,
afgeronde psrioden, boeiend door de wijze van
voorstelling, bezit zijn stijl in hooge mate de
gave zijn lezers mede te slepen. Dat zijne voor
dracht de hoorders aan zijn lippen deed hangen,
heb ik ervaren toen ik hem de rede hoorde uit
spreken, waarmede hij in 1892 het
Oneutalistencongres te Londen opende.
Van het vele, dat hij in die richting heeft
gewrocht, heeft geen werk beter doel getroff-n
1) //Tor thirty years scarcely a day has passed
on which my thoughts have uot dwelt on this
work, and for many a day, and many a night,
too, the old poets of the Veda, and still more
their orthodox and painstakiug expositor, have
been my never-failing cornpanions." De voor
rede, waaraan deze woorden ontleend zijn, is
gedateerd Oxford H Snpt. 1874. Een tweede
uitgaaf van de groote Risrvfda editie verscheen
in vier kwartijnen van ISS'J?1S92 ; zij werd
bekostigd door den Mahaulja van Vijayanagara
en het eigenlijke werüdaarvoor werd verricht,
door Dr. Winternitz, een leerling vau den
grooten Sanskritist Büiler.
?HtiiMiiiiiiniiniiiiiiiitii
iiMiiiiMiiimiiiimiii
is op het oogenblik niet thuis; wat is er van
uw dienst ? Ik ben de eigenaar van 't huis.
De jonge vrouw, met een heel bleek, maar
lijn besneden gezichtje, vestigde haar ver
moeide oogen op hem en zei zacht:
Wees zoo goed mij te zeggen of hier
Anna Paulofna Mirogoeboff woont?
O, de generaalsweduwe? Zeker, zeker,
maar ze is niet thuis.
Op reis? vroeg de dame verschrikt.
Neen, tot vanavond! Ze is naar de stad,
naar de kerk, vertelde omstandig de oude man,
haar zuster Elisabeth Paulofna, en de keuken
meid zijn ook mee; 't is morgen feest.
Ja, zoo ... prevelde de dame en dacht
een oogenb.ik na. De knaap vestigde op haar
zijn groote vragende oogen, dezelfde als de
hare. Ea 't haar, wat lichter van kleur, was
ook als dat der moeder; 't heele gezichtje deed
aan haar denken, het wipneu>je, de mond en
ook de kinderlijk teedere wangen, alleen bij
haar wat magerder.
Als u een poosje wil wachten, mevrouw,
stelle vriendelyk de overste voor.
Zij antwoordde niet; de wenkbrauwen fron
sen l, de lippen opeengeklemd, scheen ze een
oogenblik na te denken. Toen antwoordde zij:
Neen, dank u ... ik heb nog andere zaken
te regelen... maar als ik mijn jongen een
poosje hier mocht laten, zou ik u zeer dank
baar zijn. Hij is zoo moe!...
Dit zeggende vestigde ze haar oogen op 't
kind; haar lippen trilden.
Zeker, zeker, mevrouw ! Ik zal goed op
uw zoontje passen, wees u daarvan verzekerd,
lachte de oude man goedig.
Ja? ... dat zal 't beste zijn ... sprak ze
als in zichzelve en vervolgde haastig:
Zou u me dan nog een genoegen willen
doen, n.J. om mij papier en een couvert te
geven; indien ... Anna Paulofna soms
terugkeeren mocht vóór mij... wilt u haar dan
dien brief overhandigen ...
Met genoegen, met genoegen. Wil u mij
maar volgen, dan zal ik u van alles wat u
noodig hebt, voorzien. En de overste ging de
jonge vrouw voor. Door het gezellig tuintje
gingen ze tot aan een deur, die rechtstreeks
toegang tot een kamertje gaf; er stond een
groot ouderwetsch kabinet, een ouderwetsche
rustbank, een vogelkooi met een sysje er in
op een tafeltje, en een pijpenrek hing aan den
muur.
dan ZÏJBB »L«ctuTes on tte Soiree of Language"
(Ie ed. 18G1 First Series, 1864 Second Series).
Dit voortreffelijke boek heeft zijn naam voor
goed gevestigd. Nog staat mij levendig vcor
den geest ? en het verheugt mij dat ik vele
jaren later de gelegenheid heb gehad het Max
Muller zelf te zeggen welk een
overweldigendea indruk dat boek op mij maakte, hoe bet
den jong-student die nooit te voren iets ver
nomen had van de zaken die daarin werden be
handeld, pakte en niet los wou laten, en ten
slotte mij den weg wees voor mijne eigene stu
diën. Zooals mij, zal het menigeen gegaan zijn.
Kleinere Essays van zijne hand, en er
versctteuen er o zoo vele, heeft hij eenige jaren later
verzameld in zijne welbekende Chips of a german
workshop."
Hoewel de beschouwingen omtrent taal en
mythologie in de ,/Lectures" eu iu deze opstel
len nedergelegd, thans vrij wel verouderd moeten
heeten, meer dan haar auteur zelf opzijn ouden
dag wilde bekennen, hebben zij haar oude be
koring nog niet verluren, en ik zou niet weten,
welke jongere en beter op de hoogte zijnde
geschriften voor hetzelfde doel a!s geschikte
plaatsvervangers zouden kunnen worden aan
gewezen.
Na de voltooiing van zijn Rigveds, die hem
vele door hem op prijs gestelde relaties met
Hindoe-geleerden en grooten naam in
BritschIad;ëbezorgde, zcolat Möksja Moelara onder
de Brahmanen welüaast een even bekende per
soonlijkheid werd als Mix Muller iu, Europa
eu Amerika, is hij zich gaandeweg meer en
meer gaan bewegen op het gebied van godsdienst
wetenschap en wijsbegeerte. Altijd iu den oudea.
trant van populaire lezingen. Er bestaan Hibbert
lectures vau hem eu G ffjrd lectures, die de
problemen van den godsdienst vau verschillende
kanten befcc'iouwen. Iu 1S87 schreef hij een
dik boek /l'he Science of Tuougit", een plei
dooi voor zijne geliefkoosde pa adox, dat, taal
met denken samenvalt. Ea uog in tal vau
andere boeken en tijdschriftartikelen is de on
uitputtelijke stylis', sedert, 1875 door geeu
academische phcuteii meer belemmerd in schep
pen teu arbeid, onafgebroken voortgegaan, ip
gevaar af van in herhalingen te vervallen, met
te getuigen vau. zijne, van lieverlede veroude
rende, inzichten en opvattingen en de bezwaren
door anderen daartegen geopperd te bestiijden.
Maar waar hij zich ook op algemeen terrein
begeeft, ludiënlijft steeds het middelpunt van
zijne gedachten, de Hindoe-wereld is hem het
arSdiiaal van zijn argumenten, de Hindoe-wijsheid
staat iu zijne schatting het hoosjst, waar het geldt
door te dringen tot het begrip vau het Oneindige.
Oak zijne betrekkingen met geleerde Hindoes
heeft hij steeds aangeuoulen, en voor de gods
dienstige en sociale hervormingsbeweging iu
sommige klingen vau Brahmanen koesterde hij
warme belangstelling. Menig art k. l ij er uit
zijne altijd vaardige pen gevloeid om mannen
als Kesnub Ciiuuder Sen en Malat.a i aau het
Westen bekend te maken.
Blijvender eerzuil heeft hij zich gesticht door
de grootsche onderneming, die op ziju initiatief
en doar ziju invloed is op touw gezet en ouder
zijne Icidinsr voor een goed deel ten einde is
gebracht. Voor de ernstige beoefening van de
wetenschap van den godsdienst is het van be
lang de heilige boekeu der verschillende gods
diensten zelfstandig te kunnen raadplegen en
bestudeeren. Die bronnenstudie was, zoo oor
deelde Max Muller, de onmisbare basis voor
elk vergelijkend en det.ailonderzoek. Om dien
grondslag te leggen, ontwierp hij een plan om
met medewerking van de meest bevoegde ge
leerden eene reeks van betrouwbare vertalingen
met ophelderende aantekeningen tot stand te
brengen. De Sacred Buoks of the Easf, die
statige rij van ongeveer vijftig doelen, die hij
met de vertaling van eenige Upanishads opende,
eu tot welke verjameling de uitstekeudsie ge
leerden uit alle landen, o. a. ook onze Kern,
bijdroegen, die Vfdische hoekeu en Jainistische be
helst, Budd'iistische en Brahmaansche, Avestische
en Chiueesche, is in elk opzicht zijn werk. Hij
w'st van de Oxford Utiversi'y gedaan te krijgen
dat zij de groote kosten wilde dragen, eu hij
wist de medewerkers om zija vaandel te ver
eenigen. Eu toen na het vijftigste deel die
bron ophield te vloeien, slaagde hij er in, door
een subsidie van den koning van Siam hiertoe
in staat gesteld, op begrensder gebied ziju werk
voort te zetten. Van deze tweede verzameling:
Sacred Boolcs of the Buddhists heeft iiij nog
de versclujuing van twee deelen mogen beleven,
waarvan u bewerkt door een Nederlander.
Dit is mijn heiligdom ... let niet op den
rommel; gaat u zitten, hier is papier en pen I
Hem met een vriendelijke buiging bedankend,
ging ze aan de tafel zitten en begon haastig
te schrijven. Ken langen tijd schreef ze door.
Zonder den brief over te lezen, stak ze dien in
'c couvert en overhandigde hem den grijsaard,
met de woorden :
Wil u dezen brief. . . aan Anna Paulofna
geven, als 't u blieft.
Zeker, zeker, u kunt er op aan.
Nu, Grischa ! ze wendde zich tot 't kind,
zooals de grijsaard meende met tranen in
de stem zeg mama nu goeden dag ... en
wees een verstandig kereltje.
'k Wil met u mee, 'k wil met u mee,
mama! snikte plotseling de jongen, de oogen
vol tranen.
Neen, lieveling, vraag dat niet ... Ik moet
ergens heen, waar iu geen kinderen mag mee
nemen . . . ging ze voort, terwijl ze het kind
op schoot nam en 't hartstochtelijk kuste.
Je weet wel, wat mama beloofd heeft? Ik zal
jtt al dat speelgoed meebrengen... Wat wil
je 't liefst ? . . .
Een paardje? vroeg de knaap nog
weifelend.
Een paardje? best m'n jongen, en een wa
gentje, en een koetsier . . .
Ook een koetsier ? vroeg hij. Ofschoon
de tranen nog schitterden in zijn oogen, lachte
hij toch.
Een koetsier, een koetsier, in een
fluweelen kaftan met gouden randjes... Je
zult eens zien! Maar wees nu verstandig, en
luister goed naar oom ... 't Is een goeie oom
... fluisterde ze hem toe, het kind nog eens
en nog eens kussend. Dag, m'n lieveling,
m'n eigen kindje ! En zij bekruiste hem en
kuste hem nog eens en nog eens, bijkans niet
bij machte zich van hem los te rukken.
Dat is nog eens moederliefde! dacht diep
geroerd de overste. Voor een paar uurtjes
zulk een afscheid.
U zal wel goed op hem passen, niet waar?
vroeg ze met trillende stem en keek den
ouden man smeekend aan.
U kunt gerust zijn, mevrouw, ik zal hem
u weer zoo gezond als een visch teruggeven !
antwoordde hij.
Dank u ! Zij stak hem de tijne, smalle
hand toe, welke hij hartelijk drukte. Nogmaal,
omhelsde ze het kind en liet het eindelijk los.
Zoo is die onvermoeide geest tot het laatste
toe werkzaam gebleven. Zijn arbeid is voor
goed verbonden aan de geschiedenis van de
tweede helft der van ons scheidende eeuw. In
wat hij schreef en deed spiegelt zich een stuk
geestelijk leven van zija tijd af. En dat hij in
de zoogenaamd allerhoogste kringen niet minder
beo? stond aangeschreven dan bij het groote
publiek, zou men, zoo men het niet reeds van
elders wist, mogen afbiden uit het bericht dat
zich bij zijne uitvaart de Koningin van Engeland,
rie Keizer van Duitschland en de Koning van
Zweden hebben laten vertegenwoordigen.
Groningen. J. S. SPEYER.
MtlllnitlHtlllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII*
Inziet in de Hoofdstad.
Nog in mijn vorig artikel kon ik er op wijzen,
dal de donateurs-matinee der maatschappij
Caecilia" een schitterend verloop heeft
geiiomeu. Het concert heeft mijne verwachtingen
nog overtroffen. Het programma bestond uit,
de ouverture ^Meeresstille urjd güickliche Fahrt"
van Mendelssotiu, Beethoveu'stympdouie No. IV
en de «?Symphoaie phautastiqur, Episode de la
vie d'uu artiste" van Beriioz.
Meudelssobn was in lang niet aan het woord
geweest m CUecilia. Zijne ouverture
//Meeresstelle" was eene alleszins gelukkige keuze, want
juist in den ouverture-vorm heeft Mendelssohn
iets voor zijn tij.l geheel nieuws gebiacht.
Daarbij komt dat de instrumentatie van deze
ouverture, waarin het leeuwenaandeel is toe
vertrouwd aan de strijkinstrumenten, bijzonder in
s aat is om de eigenaardigheid van net
Caeciliaorciiest iu het ware licht te plaatsen, Trtffeud
schoon was dan uok de klank van liet orcliest.
Beetlio»eii's Vierde werd verrukkelijk weer
gegeven. Breed en statig de inleiding; dan het
Allegro vol geest eu gloed, niet zoo grootsch
en indrukwekkend als zijne geburen uit de llle
en de Ve, maar daarentegen van eeiie
ideaaivredige stemming. Het Adagio, roerend scbo u
en eenvoudig en gedragen door eene heerlijke
melodie, met de meeste kuitcuheid
gt'kstrumeiiteerd! Dan bet Scherzo met zijn pikant
rliyuirne eu liet fraai in de houten blaasinstru
menten geïnstrumenteerd Trio en ten slot.te het,
l''male met zijn overmoedig dartele violerjfiguur'
Dat alles kluiik zoo friscli en natuurlijk; liet
gaf ons wter opuuuw een beeld van Beetho
vend machtig genie en van zijn verassend
groot uit.drukkingsvermogeu binnen de perkeu
der absolute muziek.
Berhoz is m jxeeuen deele de man der abso
lute muziek. HIJ is eu blijft een der eersten,
die door middel der muziek verschillende ge
waarwordingen en zielstoestanden heboen
getractit weer te geven, die m ca wourd
piogramma-muziek hebbeu gecomponeerd.
Het ligt met op nuju wen' m deze kolommen
na te gaan in hoeverre Beriioz door de
eugelsche Suakespeare-uajred.eune, miss Smithson is
geïnspireerd geweest tot liet schrijven der eerste
drie deelen zijner tymphuuie; evenmin wil ik
uapluizeu, iu hoeverre hij later ouder den
iadruk van wraakzucht tegenover haar, die hij
eens vereerde (eu 'die hij later weer zou gaan
vereeren) de laatste twee deelen schreef. Ook
wil ik hier niet onderzoeken wat Beriioz mag
bewogen hebben, om het programma zijner
symphonie later te wijzigen en den indruk "vau
wraakzucht in de laatste twee deelen geheel of
gedeeltelijk te temperen, uoc'i in hoeverre het
nionodrama //Lého, ou Ie retour a la vie" met
de //Episode de la vie d'ua art.ste" m verband
staat. Den belangstellenden lezer verwijs ik
hier gaarne naar het prachtvolle werk van
Ad. Jullieu: ,Hector Berlios sa vie et ses
oeuvres".
De //idee fixe" van Beriioz wordt wel eens
geïdentid^erd met het ,/Leitmotiv" van Wagner.
Naar mijne meening echter geheel ten onrechte.
Bij Wanner (ik heb nu uitsluitend het oog op de
muzikale bewerking) zou ón //Leitmotiv" ondenk
baar zijn. Juist iu het tegenover elkaar stellen
der verschillende motieven worden bij Wagi.er
de contrasten en de stemmingen opgewekt. Had
limiHIIIIUIIIMlIIMJIlHlIlfHtimGItJUIIIIMIIIttHflIIIIUIIMMHa
Bijna wankelend trad ze naar de deur, 't
gelaat met de handen bedekt.
Wat is dat ? schreit ze ? dacht de overste
verbaasd, maar zij ijlde op 't rytuig toe, sprong
er in en reed weg.
Zoo iets heb ik nog nooit gezien ! meende
hij, het zich verwijderende rijtuig met de oogen
volgend. Ja toch. er was een tijd... we
stonden toen in Warschau ... Maar zijn. over
denkingen werden gestoord door het harts
tochtelijk schreien van het kind.
Paard, wagen en koetsier waren vergeten en
hij riep hevig schreiend:
Mama ! ... Mamaatje !
Stil, stil, Grischa ! begon de overste zijn
troost. Stil maar broedertje ! Mama komt
straks terug! Je weet nog wel de koetsier !
Dien brengt ze mee ! ...
Maar noch de koetsier, noch iets anders,
was in staat hem te troosten. Tranen, tranen
van innig veidriet, biggelden hem langs de
wangen. Zijn lichaampje schokte van wanhoop,
van verlatenheid. Alles was hem zoo vreemd,
de oom met grijze haren en groote ooren, en
't vreemde huis. De overste wist niet hoe hem
te troosten.
Kwamen ze maar terug! mompelde hy,
en hij zon op nieuwe middelen, om zijn vriendjes
traantjes te drogen.
Hy begon hem te vertellen en te liefkozen,
nam hem in zijn armen.
Zal ik nu eens een liedje voor je zingen?
tot mama weerom komt ?
Het kind snikte stil, vermoeid van't schreien:
Mama !... Mamaatje ! ...
De overste begon de kamer op en neer te
loopen, met Grischa in de armen en neuriede
met schorre stem een wiegeliedje. Na een
klein kwartiertje knarste het kiezelzand in 't
tuintje en op den drempel verscheen een oude
dame in 't zwart en achter haar een tweede,
ook in 't zwart en daarop een derde in
een sitsen japon.
Mijn God, wat is dat'?
Stokstijf bleven ze allen staan, als verlamd
van verbazing.
Scht... scht... fluisterde hij. 't Kind
slaapt.
Maar waar komt dat kind vandaan ?
vroeg het eerste oudje, heel stil nader tredend.
't Is niet voor mij, maar voor u, antwoordde
de oude man zacht. Een kleine gast voor u.
Het tweede oudje strekte de armen uit,
Beriioz de andere motieven zijner symphonie in
alle vijf de deelen bewerkt dan zou'er meer
grond nanwezig zijn om hetr «idee fixt" van
Beriioz met het «.Leitmotiv" van Wagner te
vergelijken. Thans heeft Beriioz alleen zijn
//idee fixe" als _ motief gebezigd in het eerste
deel en in het 'begin van het laatste deel van
zijn opus 14, terwijl in de drie middendeelen het
thema zich slechts even doet hooren en, uit een
rein muzikaal oogpunt beschouwd, het verband
daarvan met het geheel slechts uiterlijk aan den
dag treedt.
Beschouwt men EU het werk en den indruk
dien het op den toehoorder maakt een wein'g
nader, dan valt het dadelijk op, dat, de eerste
drie deelen zich direct de sympathie vau het
auditorium verwerven. Het enorme applaus
dat op het concert losbrak, na de //Scène aux
charnp»" moge strekken als bewijs van deze
bewering en tevens als teeken dat dit, het derde
gedeelte, nog meer in bet bijzonder de gunst
van het publiek mocht verwerven. Het publiek
heeftditmaalvolkomenjuist geoordeeld. Het derde
deel is een stukje vol gevoel eu vol poëtische
charme De dialoog tusschen engelsche hoorn < n
oboe, prachtvol gespeeld, verwekte reeds dadelijk
stemming en deze bleef ongestoord tot het einde
toe voortduren. Ook het eerste deel, mei r
overeenkomstig een gewonen
Allegro-symphoni«Sitz, en het tweede deel, een gracnuse 3'S
wals, werden dadelijk begrepen.
En toch treden in de laatste twee deelen,
de bijzondere eigenschappen van Beriioz als
instrumentist misschien iiog meer op den voor
grond. Het raffinement 'waarmede net geheele
groote orchest-fcpparaat daar behandeld worc't
(eerst in het vierde deel doen de
bazuiiien hunne klanken fchallei.) dwingt bewonde
ring af, Men vfrgete niet, dat, het werk
zeventig jaar oud is en dit vóór Berhoz geen
componist, een dergelijk groot en veel.tongig
orchest, heeft aangewend. Als men dan ook de
oorzaak nsgaat van het feit dat de beide slot
gedeelten van btt werk minder indruk maken
op het publiek dan de andere drie fragmenten,
dan driugt zich aanstonds de meenirig op, ditt
zuiver ii strumentale muziek, zoudtr medewer
king van het, gezongen woord, .minder in staat
\s tot btt ?weergeven van lielUire dramatische
accenten en van afgrijzen wekkende
toestarden dan wel tot het schilderen van teedere
40 cents per regel.
IIIIIMIIIHHII
H 0.6O
en hooger 12 Meter! Franco en
vrövan invoerrechten toegezonden!
Stalen ommegaand; e;erzoo van zwarte, witte
en gekleurde Henneberg-Zijde" van
45 et. tot il I1.IO per Meter.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich\
Piano-, Orpl- en Mtóeta
MEYROOS «fc KAI.SIIOVEUf,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIAfTINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
De Kleindochters van Mevr. Westlandt,
door TBÜIDl KOK. Geïllustreerd door
WM. STEELINK. Prijs in geïllustreerd
Omslag DO cents, in prachtband ? 1.25.
(Zie voor dit werk het artikel van Mej.
F J. VAN UILDKIKS in dit nummer).
Het is ons aangenaam onze lezeressen
opmerkzaam te maken dat het magazijn
Au chapeau d'Or", Ka'verstraat 100 102,
ruim gesorteerd is in Moffen, Boa's en Col?,
voornamelijk in het courante midden-genre en
kunnen wij haar aanbevelen met het oog op
de as. feesten zich daar van die artikelen te
voorzien.
l
maar de eerste fluisterde streng:
Spreek in Godenaam, Iwan Stephanowitsch,
houdt u ons voor den gek ?
Zeker niet, mevrouw, 'k Heb een brief
voor u in den zak ... als ik mijn banden maar
vrij had! liy is door een dame hier ge
schreven.
Wat zou dat beteekenen, Lisenjka ? zei
de eerste oude dame zich tot de tweede wen
dende, terwijl de keukenmeid den brief uit den
zak van den overste te voorschijn haalde.
Haal eens gauw m\jn bnl. Gauw, Matréna!
Daar kwam de bril en Anna Paulofna begon.
de lectuur. De overigen zwegen als altijd,
wanneer iemand een brief of telegram, of andere'
mededeelingen ontving.
Na de ee ste bladzijde te hebben gelezen
uitte ze een kreet en liet zich neerzinken op
de rustbank ; haar handen beefden. Zij las den
brief tot het einde en overhandigde hem
zwijgend aan Elisabeth Paulofna.
Het volgende stond er in te lezen :
m Godswi), beste goedïtante, neem
Grischa tot u. Ik smeek pr u om. Mijn man
uw neef, Boris Schoewaloff stierf twee jaar ge
leden en liet mij met ons zoontje onverzorgd
achter. Ik ging aan 't tooneel, om niet van
honger om te komen. Ik verdien er iets mee.
Maar ik kan het kind niet langer aan /ijn lot
overlaten, ik heb geen middelen om hem een
njanjka te geven. Ik ben diep wanhopig hem
te moeten afstaan; maar eten en drinken
moeten we, dus tooneelspelen ook... In de
papieren van mijn overleden echtgenoot vond
ik uw adres; ik herinner mij wat hij van u
vertelde, ook dat u van kinderen houdt; toen
besloot ik u te verzoeken mijn kind tot u te
nemen, tot ik in staat zal zijn hem beter ver
zorging dan tot dusverre te geren. Ik woon in
een u onbekende stad, ben verbonden aan een
heel eenvoudig tooneelgezelschap... Ik smeek
u, neem hem tot u, terwille van Boris, ik ben
u geheel onbekend, maar ik smeek het u in
zijn naam. Heden vertrek ik weer, over een
uur gaat de trein, 't Is het noodlot: verzet er
u niet tegen. Ik beveel mijn kind in God's
barmhartigheid, in uw goedheid van harte, aan.
Wil hem verzorgen naar uw goedvinden ; 't is
een goed, goed kind. Ik smeek 't u nogmaals
en dank u van ganscher harte.
Zoja Schoewaloff.
(Wordt vervolgd.)