Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
kat YOThwreaste en het verheffendste m zijn kunst
neerlegt. Misschien gal Diepenbroek later zelf
nog «rkennen dat hij vooral in de «.Hymne an
dit Nackt" der zangstem een tatk toebedeeld
hesft, dia zij tegenover de machtige golven van
bet orchast ter nauwernood kan vervullen. Mis.
roeien zal Diep aibroek later eog inzien dat de
technische uitvoering zijner gedachten niet geheel
gelijken tred houdt met het grootsche zijner
conceptie. Zooveel is echter zeker, dat bij thans
reeds bewondering een eerbied afdwingt voor zij a
machtig talent.
Voor de dames de H»an-Manifarges en Noor
dewier?Reddingius was de sehoone taak
weggelegd, de poëzie van Novalis, in het kleed van
Diepenbrock den toehoorder te vertolken. Dit
zij dit deden met al de voortreffelijke eigen
schappen van hare groote artistieke gaven be
hoeft geen betoog, doch dat zij dit oak deden
met al den gloed harer persoonlijke overtuiging
bewijst hoezeer bare artisticiteit verheven is boven
iet gros der applaus-uajsgende zangeressen vaa
den tegenwoordigen tijd. Waarlijk, Nederland
mag trotsch zijn op zulke kunstenaressen. Zij
beiden wegen op tegen een dozijn klatergoudeu
Wedekinderen.
Tengevolge eener onge-teldheid van den heer
Mengel berg dirigeerde Diepenbrock zijne
compositiën zelf; de andere werken van dien avond,
Mozait's symphonie in Es en de «?Scène d'amoui"
utt Berlioz' symphonie Romeo et Juliette wer
den door den heer Bram Eldering met veel tact
en fijnen smaak geleid.
. Op de kamermuziek-soirée van 1.1. Zaterdag
avond werd eene manuscript viool-sonate ge
speeld van Jul us Röntgen door den componist
en den heer E dering.
Het nieuwste opus van Röatgen is zeer
boeiend en vlot geschreven. Het is niet diep
zinnig of grüblerisch"; veeleer los daarheen
geworpen, echter daarom niet minder degelijk
van bewerking. Ean mooi, melodieus thems,
zonnig in zijn stemming, strekt tot hoofdmotief
van de gansene sonate. Alleen het tweede ge
deelte is niet bewerkt op die melodie, het heeft
een pittig rbythmisch motief tot grondgedachte.
Het 0Lsnto" is vol stemming en warmte ge
schreven; daarin ontwikkelt zich het thema tot
een fuga in langzaam tempo. In het Finale
ontmoet men het motief in cis-kl. 3 en
rhythaaisch op zeer ingenieise wijze gewijzigd.
De E dur sonate van Röatgen is een frisch,
gezond werk, dat ongetwijfeld zijn weg wel zal
maken. Het werd natuurlijk door beide heeren
op voortreffelijke wijze gespe-sld.
De andere nummers van het programma wa
ren het Bes-dur trio op. 99 van Schubert en
Let F-mol piano-quintet van Cesar Franck.
Het eeuwig jonge, bloeiende irio van Sshubert
miste thans ook zijne uitwerking niet op de
toehoorders en het quintet van Franck, vroeger
leeds uitgevoerd in dezen kring, bewees op
nieuw hoe deze fransche Brahms, zooals hij niet
ten onrechte wel eens genoemd wordt, het diep
ste wezen der kamermuziek heefc doorgrond en
hare vormen met nieuwe gedachten wist te
bezielen.
Behalve de bside genoemde heeren, namen
aan de uitvoering nog deel de heeren S. v.
Adelberg, Hofmeester en Mossel.
* *
Het aantal muziekwerken dat mij ter beoor
deeling is toegezonden heeft weder een
belanglijken omvang aangenomen. Dit pleit voor de
vruchtbaarheid onzer componisten en voor den
ondernemingszin onzer uitgevers. Jn den winter
is het echter niet wel mogelijk zoo uitvoerig te
rappoiteeren over al die werken, als ze dat wel
verdienen. Ten eerste ben ik in den winter zoo
overladen met werkzaamheden, dat ik mij er den
noodigeu tijd niet voor zou kunnen geven en ten
tweede is er in de kolommen vau dit blad gewoon
lijk geen plaats, naast de gewone rubriek ,,Muziefc
in de Hoofdstad." Om echter niet al te laag, na
de verschijning dier werken, te wachten met eene
aankondiging, wil ik thans even opsommen wat
op eene bespreking ligt te wachten, mij voor
behoudende in den zomer uitvoeriger er op terug
te komen.
Zoo ligt thans voor mij in fraaien band het
Derde Boek van het Liederboek vaa
GrootNederland, verzameld door F. R. Coers Frzn,
(uitgave C. A. J. v. Dishoeck, Amsterdam), en
de eerste aflevering van Het oude Nederlandsche
Lied," eene verzameling van wereldlijke en
geestelijke liederen uit vroegeren tijd. Teksten
en melodiën toegelicht door den bekenden
Bslgischen muziekgeleerde FL. VAN DUYSE
(Martinus Nyhoff, Vflage en Ne i. Boekhandel, te
Antwerpen).
IIIMIIIIIHlIllHIHIINIU
DE ACTRICE.
Uit het Russisch,
VAN
T. TSCHEPKIN-KYPERNIK.
4)
V. (Slot).
De enkele weken, welke Zoja Nikolajefna
doorbracht in 'thuis harer tantes, schenen haar
als een wondervol sprookje.
Was zij het wel, Zoja? Ze kou 't zich niet
voorstellen. Niet naar de eindelooze repetities
behoeven te gaan, ncch op te treden voor 't
publiek, niet b^j avond of nacht alleen thuis
te komen in haar armzalig kamertje, om rust
te zoeken in het harde bed.
't Was hier zoo vredig, zoo behagely k. 's Mor
gens Grischa, die in zijn lang nachtponnetje
by haar in bed kwam, onder vroolijk, kinderlijk
gesnap en haar overlaadde met lietkoozingen
en kusjes; wat later tante Liza, die haar een
geurig kopje koffie op bed bracht en poes die
haar nageloopen was, ging onmiddellijk op 't
voeteneind zitten spinnen ...
Dan ging de dag zoo kalm en zacht voorbij.
Ia het tuintje geurden de hyacinten en tulpen
en 't was er zoo lekker in 't zonnetje... Haar
oogen sloot ze in zalig nietsdoen; ze behoefde
nu geen lange rollen te lezen en te leeren, 't
fsinsche lichaam kon uitru'ten naar hartelust.
\j vergat nu dat ze actrice was, wilde er niet
aan denken zelfs. Wanneer ze dan 's avonds
haar vriendelijke kamer betrad, opende ze 't
raam en tuurde lang naar 't sluimerend Moskou,
naar de enkele lichtjes in de huizen hier en
daar en naar den helderen sterrenhemel; dan
kwam 't als een sprookje over haar, waaruit
ze niet hoopte te ontwaken.
't Scheen haar alsof ze nog zeventien jiar
was en droomde van een heerlijke toekomst,
zonder nood, zonder ontbering... en van die
ver verwijderde sterren wilde weten, of 't zoo
zijn zou. Maar plotseling, met een dchok, ver
dween die bekoorlijke droom, helder en duide
lijk toonde zich de werkelykheid. Ze herinnerde
zich plotseling, dat dit vriendelijke kamertje,
die heerly'ke omgeving, niet haar eigen nestje
De instrumentale muziek is vertegenwoordigd
d wr een paar uifrgavea na A. A. NOSKE, te
Middelburg; n!, de Sjnate voor p.aoo en viool
van J. W. KEHSBERGEN, welk werk vroeger door
mij reeds met een enkel woord besproken is en
dat er thans, op mooi zwaar papier en meteen
eenvoudigen netten onslag, prashtvol uitziet;
dan, zwei Pjantasies'üike van CORKELIE VAX
OOSTERZEE, Dammerstunde en Fröalicher Fi
'ilingstanz, voor piano, viool en cello; twee aller
liefste stu'iken zonder groote moeilijkheden,
uitermate gescoikt voor het musiceeren in den
familiekring. Voorts vind ik nog van Mevr.
VAN DER LINDES VAN SNJSLKEWAARD ee>n drietal
«lyrische Stücke lür Pianoforte", die er zeer
goed uitzien en aan mevrouw Edvard Grieg zijn
opgedragen.
Ojk op bet gebied van het lied heeft de
Middelburgsche uitgever Noske groote activiteit
aan den dag gelegd. Ik vind daar een
Wiegenlied van ASTON MARLOW; twee Duit<che
liederen vaa Kon KVILEK; eveneens twee Duilsche
li:deren van COKXELLE VAX OOSTERZEE; twee
Hollandsche liederen op teksten vau Helene
Lspldoth?Swarth van P, A. VAK WESTRHEEXE;
van denjelfden componist nog drie Duitsclie
liederen en van WILLEJI LAKDHÉeveneens drie
Dnitsche liederen.
//De Nieuwe Muziekhandel" zond mij een lied
van GOTTHUED MAXN, Waarheen", gedicht
van Holda en Jac. 'van Rennes, te Utrecht een
feestzaug voor gemengd koor, op woorden van
C. van Dokkurn, muziek van CAIU. VAN RENXKS,
op. 41. Voorts trtkt een nieuwe bundel
lustautaneetjes uit de kinderwereld van dezelfde com
poniste (eveneens bij Jac. van Rsnnes, te Utrecht)
op bijzondere wij se de aandacht, ten eerste door
de allerliefste muziek, ten tweede door de keu
rige gedichtjes van Freia (welke begaafde dich
teres verbergt zich toch achter dit, pseudoniem ?)
en ten derde door de voortreffelijk geslaagde
Daitsche vertaling (vermoedelijk door de dich
teres zelve). Dit bundeltje, aan Tiliy Koenen
opgedragen, is voor de grootea. Ik stel mij voor,
dat er weinig moeders zullen zijn, die reeds
bij het zien van het alleraardigste titelblad,
weerstand zullen kunnen bieden aan de verlei
ding om dit bundeltje te koopen en het haar
kleinen voor te zingen.
Dan ligt nog voor mij een bundel Ueutsche
Liebeslied:r van LEAXHEK. SCHLEGEL op. 20
(Leipzig bij B. W. FriUsch), een cyklus voor
n zangstem en p^ano. Hoogst voorname, warm
gevoelde muziek, waarbij vooral de meesterlijk
behandelde pianopartij de aandacht trekt.
Ten slotte heb ik nog te vermeld' n een
Missa Lauda Sion" van P. J. Jo-i. VRAXKEX
op. 5 (Wed. J. R. v. Rissum te Utrecht; voor
t*ee gelijke stemmen, die zeker voor den dienst
in een behoefte zal kunnen voorzien.
ANT.
Propapfla-lectQnr?
DIRK TROBLSTRA, Het Schootsvel, drama
tische episode uit den klassenstrijd.
A. B. Soep, Amsterdam.
Bovengenoemd werkja werd ons toegezonden,
dus waarschijnlijk met het doel, dat wij er
iets over zeggen zouden. Dit is echter niet
zeer gemakkelijk, daar het ons niet recht
duidelijk is, wat de schrijver er mee bedoelde:
propaganda-lectuur of een drama? Mocht het
eerste het geval zijn, zoo is eene bespreking
daarvan in dit blad niet op haar plaats; J Iet
Volk, De Vrije Socialist en dergelyke perio
dieken schrijven er dan over. Dat wij echter
omtrent de bedoeling van den auteur in twijfel
verkeeren, pleit in zooverre voor deze zijne
pennevrucht, dat er dan toch eenige drama
tische waarde in schuilt. Daarom willen wy
er dan ook iets over zeggen, ia de hoop, dat
de heer Dirk Troelstra (of moeten wij hem
kortweg Dirk Troelstra noemen? de titel »heer"
toch schynt voor zijne partijgenooten een
een soort scheldnaam te zyn) dat zeggen wij,
de heer Dirk Troelstra of Dirk Troelstra (ad
libitum) bij eene volgende proeve van zyn
dramatisch talent de propaganda wat meer ter
zgde zal stellen ten bate der kunst. In af
wachting daarvan willen wij dezen keer bij
zonder kort zijn, want, heuscb, als drama
beteekent »IIet schootsvel" niet veel. Een
drama toch is handeling en grootendeels bestaat
»Het schootsvei" uit ellenlange gesprekken over
»het kapitalistische stelsel", »de klassenstrijd'',
«vakbeweging", sweerstandskassen",
»vereenigingsrecht", «arbeidsduur" en wat dies meer
zij. Maar nu zal men misschien zeggen: »er
!UUUUml*MIIUIII>.*UIIHmHlllmKMIIIMIMHUUIIInlMMlmmilllflMMfH
was. Dat ze geen jong meisje, maar een een
zame, half verhongerde actrice, en dat ze hier
een gast was, die dit vredig oord eerstdaags
moest verlaten, om terug te keeren in die wreede,
eenzame wereld . . . Esnzaam ?
En hierbij klemde zij de handen in wan
hoop ineen.
Grischa! Grischa! stamelden onwillekeurig
haar lippen; voor haar geest doemde de vraag
op: heb ik het recht mijn-kind te ontrukken
aan dit veilig plekje, aan die twee heilige
oudjes, in wier tegenwoordigheid zij zelt zich
zoo rein, zoo gelukkig voelde. Welk leven zou
hem daar ginds wachten? Maar ze kon niet
meer zonder hem, ze kon niet langer die een
zaamheid dragen, 'c Was toch haar kind, haar
eigen jongen; ze had hem onder 't hart ge
dragen, hem het leven gegeven onder veel
smarten; zij had hem als nagedachtenis aan
haar lieven man; wie had het recht haar te
verhinderen, hem mee te nemen ? Zij kon niet
langer zonder hem laven. Ja, zeker, 't was
hier zoo goed; aangebeden werd hij door de
twee vrome oudjes, en een warm hoekje en
goed voedsel, en licht en lucht had hij. Maar
ze kon ook geen afatand doen van haar rechten,
de rechten van de moeder; geen afstand doen
van het geluk haar zoon te zien, gade te slaan
in de beste jaren, als het kind moet behooren
aan de moeder, als het k^derhart zich ont
plooit, als in de ziel het bewustzijn komt van
den kleinen mensen ...
En naarmate de dag van haar vertrek,
2de Paaschdag naderde, des te grooter werd
haar strijd, haar vertwijfeling.
De oude dames, die nu ai de omstandigheden
kenden, waarin Zoja verkeerde, vroegen zica
angstig af:
Zou Zoja haar kind meenemen?
We geven het niet, besloot Anna
Paulofna. De zachte Elisabeth Paulofna evenwel
kalmeerde.
Stil maar, stil maar, ze zal 't niet
doen.
En de oude overste kuchte veelbeteekenend
en verklaarde:
Ik zal wel eens met Zoja Nikolajefna
spreken, ik zal haar tot rede brengen; zij
moet begrijpen, dat 't voor den knaap hier
beter is.
Maar toch zwegen ze allen: niemand die
het vraagstuk duride aanroeren, tot op een keer
Grischa 'c onbewust deed.
bestaat een zekere wereld, waar men, tot
vervelens toe, over deze zaken spreekt en dus,
wanneer een schrijver ons die wereld op het
tooneel geeft, heeft hu een knap werk ver
richt." Doch dit is niet waar, want het tooneel
is nooit werkelijkheid, slechts een schijn daar
van. Wil men bij/oorbeeld het publiek laten
zien, hoe menschen zich op een regenachtigen
Zondagmiddag vervelen, zoo zal een
tooneelschrjjver, die dezen naan met eere draagt, dit
in een zeer korte scène weten te bewerkstel
ligen, opdat het publiek belangstelling voor
wat daar voor zijn oogen geschiedt, blijve be
waren, want anders zou het zich even
lamlendig als op een heuschen regenachtigen
Zondagmiddag gaan gevoelen, waarmee de
schrijver dan juist het tegenovergestelde, van
wat bij wilde, bereikt zou hebben. Iets dergelijks
doet zich onophoudelijk in «Het Schootsvel" voor:
geen scènes, die de onontbeerlyke onderdeelen
van een geheel zijn, maar zoogenaamde realiteit,
weJke geen kunst is. Men gevoelt telkens, dat
het er den schryver niet hoofdzakelijk om te
doen was, levensware toestanden te schilderen
in dit geval toestanden, waarin zich voor
namelijk sociaal-demokraten bevinden maar
wel om, vóór alles, de aandacht, ten koste van
wat dan ook, op het socialisme te vestigen.
En zoo kregen wij een soort van
propagaudabrochure in dramatischen vorm, doch niet,
gelyk de heer Dirk Troelstra of kortaf Dirk
Troelstra (ad libitum) zyn werkje zelf betitelt,
een «dramatische episode uit den klassen
strijd." Maar toch, hier en daar in »Hst
Schootsvel" vindt men zulke aardige kykjes
op het volksleven tijdens eene werkstaking en
zijn enkele by- figuren (bijvoorbeeld de uit
gehongerde vrouw Schram, de anarchistische
praatjesmaker Jan Plak en »ie grijsaard") zoo
sober geteekend, dat wij zeer zeker verwachten
mogen, over eenige i tijd zuiverder dramatisch
werk van den heer Dirk Troelstra onder de oogen
te krygen Doch dan schudde hij eerst den
propagandist wat af, blijve niet immer in dat
eeuwigdurend, doodend cirkeltje van «kapita
listisch stelsel", «vakbeweging'' enz., rond
draaien, leere dus wat breeder denken en
voelen, opdat de artist, die in hem leeft,
meer en meer, ten koste van den socialist
Dirk Troelstra naar voren trede. En dan,
is dit eenmaal geschied, zal de auteur
het ongetwijfeld met ons eens zijn, dat die
geschiedenis van die geëxalteerde fabrikants
dochter, de dwepende Tiue, die, ter wille van
den klassenstrijd, tegen haar bloedeigen vader
opstaat en den kant van den zwaar
redeneerenden, maar fraai gebaarden Stavast kiest en
zich ten slotte, bij gelegenheid van een
volksoptocht, door soldaten laat doodschieten, nog
in baar sterveni-uur haar lieven Stavast tot
volharding in zijn streven opwekkend: «Daar . ..
daar... de klas sen strijd .. . roept.. . Ik . . .
oo !...." niets meer dan een onbezonnen
malligheidj 3 van een zoekend schryver is, dat
maar zoo spoedig mogelyk vergeten wil worden.
In verdere critiek over »IIet schootsvel" zullen
wij dan ook maar niet uitweiden.
Jon. W. BROEDELET.
mimMimMiiimHiminmiiiiimiimiiimJiiiiiiijiiiiiiiiiimitimiiHiiini1
NOE ecu woord oyer ROEI,
Wanneer men bij de Almabrug het zadtje
binnentreedt, waar Rodin zijn werk heeft ten
toongesteld, ontvangt meti den indruk eener
volledige harmonie. Alles is onzwaar en het
rondwarend;; oog ontwaart niets op zijn weg,
dat hem plotseling door eene grove
alledaagscliheid of scherp afstekende kleur en vorm op
dwaalwegen zou brengen. De het scherpe dag
licht tempereade doeken, de stoeltjes hier en
daar aangebracht, de zuiltjes, waarop de figuren
zijn geplaatst en die volgens de bedoelingen
van deu artiest den indruk moeten leiden, die
hij wil dat het daarop gezet'e beeld moet
maken, de lichtgele doeken langs de
wandvensters gespam.en, het is alles zoo wit en blank
en houdt het zielsvlak van den toeschouwer
zuiver en maagdelijk om er de fautasiëa in gips
en brons en marmer te doen bewegen. Ge
wandelt door deze beelden met steeds wassende
verbazing, maar ook steeds grootere bevredi
ging. Want het leven, dat hij u geeft, is
gecadauceerd in een vasten en rijken rhytmus van
beweging en is zoo schoon van bouw en groei,
zoo welig rankend, zoo sieriijk in slingering,
dat ge meent u te bewegen m een serre van
schoon en innig gekweekten levecsMoei.
ilimiinmiiimiiiiimiiiiimtHiiiiimiiiiimiiiiiiiiiii
Hij klemde zijn handjes in die zijner moeder
en tante Lisa en zei :
Mama! U moet nooit meer weggaan.
Zullen we nu altijd bj elkaar blijven ?
De moeder glimlachte smartelijk en ant
woordde ;
Altijd, altijd, m'n lieveling ...
Doch met haar zoontj e alleen gebleven, nam
ze hem op de knieën en vroeg :
Wil je hél ver, hél ver met mama meegaan ?
Ja ! antwoordde de knsap opgeruimd,
maar liet er onmiddellijk op volgen :
En dan nemen we ook tante Lisa en
tante Anna, en Matrena en oom en Minoeschka
en de duiven mee, niet waar, mama 'l Ja ?
Zonder hen ga ik liever niet.
Ze boog het hoofd, kuste hem en pinkte
heimelijk de tranen weg, die zich aan haar
opdrongen.
En 't Paaschfeest kwam.
De oude dames en Matrena waren ijverig in
de weer met braden en koken; de overste
plukte al zijn hyacinten, om ze op de keurig
gedekte tafel neer te zetten in een vaas.
Grischa wist dat allen naar den nachtdienst
zouden gaan, behslve tante Lisa die op hem
zou passen. Zoja was in zoolang niet op Paschen
in de kerk geweest, dat zij nu nog eens den
indruk uit haar jeugd wilde doorleven ... Tot
't einde toe de illusie behouden. En werkelijk,
t kwam over haar als in haar jonge jaren... .
Grischa, Christus is opgestaan!
Waar is Hij, mama? vroeg 't kind, het
blozend gezichtje met de groote oogen naar
haar opheffend.
In den hemel, Grischa !
Gri-cha werd in zijn nachtpon naar beneden
gedragen. Hier was alles in feestdos; de weel
derig versierde tafel, en de vele orden op de
borst van den overste en al de eieren die hij
ten geschenke kreeg, verrukten hem. De papie
ren roos in 't Paaschbrood eigends hij zich
onmiddellijk toe; zijn oogjes schitterden van
pleizier. Wat was 't Zoja wel te moede, ze
voelde een vage, onbestemde begeerte altijd
zoo te blijven leven al* nu, het tooneel vaar
wel te zeggen, niet terug te keeren tot ontbe
ring, zorgen, nood . . .
En ze bracht zich haar armoedig kamertje
te binnen en daarin den knaap, alleen achter
gelaten zonder toezicht, zonder lucht en licht. ..
O God.' Wat staat me te dosn? 't Is hier
Met Rodin begint in de geschiedenis der
beeldhouwkunst een nieuw tijdvak. Niemand tot
heden heeft in zij a werkkring zoo een invloed
gehad, zoo diep den stempel van zijn manier
van zien op het werk zijner navolgers gedrukt
als hij. Wel zullen er voorloopers geweest zijn,
mannen die hem hebban aangeduid in welke
richting hij mo^st gaan in het doolhof der
natuur, want zelden zijn de ontdekkers van
nieuwe wegen ook zij, die het beste er over
kunnen loopsn, inair de schepper van den Balzac
is toch de man geweest, welke door de daad
aan de wereld heeft getoond, hoe de vormen
en de bewegingen van het menschenlijf het
branden en broeien der hartstochten kunnen
openbaren.
Eene schilderij kan slechts van ae zijde
worden bekeken en zij geeft slechts ae zij ie
der dingeu, suggereerend de andere, de bedekte.
Zij laat raden en hoe beter de schilder de raad
selen oplost di s te grooter is hij. Bij het Beeld
is dit anders. Gij kunt het van honderd zijden
zien en telkens verandert uw indruk, telkens
komen nieuwe vormen uit zijne oppervlakte en
de rondgang om een beeld moet eene zuivere
syinphonie van vormen zijn, wisselend ia wer
king door het verwijden en opdoemen van nieuwe
gedaanten, nieuwe afstanden scheppend van een
uitsteeksel tot een ander en nieuwe vlakten
in da ruimten der anderen oproepend. Zie b.v.
die wang zich verdikken naarmate gs ze van
hooger of lager ziet, 'ie hoe de vlakke resig
natie tot wellust opbloeit, naarmate ge u meer
naar links draiit, maar acht, er op hoe de zwen
king van dat been zwieriger wordt, hoe de voet
zich btt T heft en ho3 de arm vaster en inniger
drukt. Deze koude kunst, waarin menig aan
schouwer niets meent te zien; die harde steen,
dat djodsche gips, dat doffj brons bevat een
rijkdom van zieiebeelden, waarbij andere kun
sten armoedig tegen afsteken. De enkele sen
satie wordt misschien door de j-clii'derkurjst of
muziek levendiger g< fixeerd en intenser misschien
is de gloed van liet vlammende punt, dat de
schilder u openbaart, maar een grooter rijkdom,
een veelvuldiger sciiakeeiiag van sensaties komt
uit het Beeld. Deze kunst is eerder ecae van
abstractie, eeue kuu>t van het au de !;\ en hier
is het puut van aaiAnooping vaa liet goed recht
Vin Rodiii to n hij zijn Balzac nuakte. Men
vond dit stuk niet allé.i belachelijk, maar het
werd veroordeeld op zoogenaamde wij^geerige
gronden Men zeide, dit de tastbare vormen
moesten weergeven de tastbare vormen, dat men
hier niet mocht afwijken van de natuur, die
zoo duidelijk sprak. Eilieve! hadden de vroe
gere beeldhouwers niet reeds met de oogen van
een statue gedaan wat Rodin eenvoudig uit
strekte op andere lich atisgedrelten. Zijn werk
werd eeu kunst vau i;iipre?sie, geen mathema
tische cop'e meer van wat uiterlijk in materie
bestaat, maar eene versteende zielewerking door
een-en bestaan hebbanden of bestaanden menscli
in de ziel vau den artiest geprojecteerd.
Het, is vooral in de statue van Balzac, dat
de kunst van R>din gipfelt", zooals de
Duitschcrs zeegen, met andere woorden haar toppunt
bereikt. Ouder den invloed zijner momentaneele
indrukken treden sommige kanten van eene
mensctiengestalte teru.', verplatten zich of wor
den sc'jerper, worden breeder, waar andere
kleiner worden of verdwijnen. Zoo sprngt uit
de c'iaotisclie massa vau de enorme pij, die
armen en beeneu doet verdwijnen iu al zijn
macht de titanische kop vau den romanschrij
ver te voorsciijri, uitdagend de heele wereld
door zijn achUruitgeworpen houding en de
breede vooruitspringen Ie geweldige bovenlip
vau de onderlip opgeheven, als torscliend een
last van sircasme. Het is de kop van een
stier. De romp is als het ware nog in wording
en onder de leiding van de voltooide denk
kracht voelt men zijne levensvatbaarheid en
groeienden invloed. Zoo neemt die kop geheel
den toeschouwer in besla r, terwijl de ro:np zijne
latente, maar volmaakt aanwezige werking niet
mist. Want ia de impressie is dat lichaam latent,
terwijl in dii d.ep;te depten van de
iucoascientie de impressies ligjen te sluimeren. Door
de vaste en duidelijke omtrekken van het hoofd
worden ze gewekt en de psr^OMlijkheid van
den schrijver kont als een scherp gezien en
begrepen visioen, als een larve uit zijne
omwindsels, als eene glorieuse verrijzenis.
De Victor Hugo hoewel minder kracht van
executie tentoonspreidend is een werk vau
meer dnidelijkc schoonheid, 't Is geen impres
siekunst. De vormen zijn allen saillant en pre
cies en 't is tiet wat men impressionisme zou
kunnen memeu. Zoo ook zijne erotische
stuk
iHMiuMiiiiiimmiiiiiiFiiiiuiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiliiiliiilliimiiiimitun
ken. Deze vertoonea de talrijke en gevarieerde
plooien der erotische passie, maar waar het
zoogenoemde impressionisme vele zou
uitwisschen zijn er hier geen weggelaten en vertoont
deze kunst toch een grooten rijkdom en voor
uitgang op ds vroegere. Hoog rein zingenet
is hier met alle correspondeerende bizonderheden
voor het verraste oog zichtbaar. De omhelzing
van een man en een vrouw is hier tot een
streelend harmonisch geheel uitgedrukt; de stel
ling der armen, de een weinig opgeheven voet,
de ligging van de vingeren der rechterhand en
die van de linker, de richting van de halzen
en die van de hoafden, de wenteling van de
lijven, door hen gaa', een zachtgloeiende som
tijds sublieme levensstroom.
Er is geen vinger eener hand of hij geeft
leven weer; De duim is meestal vol van sla
pende kracht, door den middenvinger stroomen
de passie-atomen met de meest intense volheid,
terwijl de opgeheven kleine virjger de tempe
ring van den gioed als het wa-e de veiligheids
klep aangeeft van de brandende drift.
Zoo heeft deze man nieuwe lijnen gevonden
en is zijn werk de rijke uitdrukking van het
gevoelsleven van onzen tijd, &\°, er een is, waar
de niensch naar verscheidenheid en diepte zoekt
en uitdrukt en de oppervlakkige netheid der
achttiende eeuw, zij mag dan nog zooveel sen
timent hebban gedekt, is aan den huldigen dag
vreemd. De eenige die Rodin uit dien tijd nabij
komt, is Houdon, maar overtriffsa doet hij
hem niït. *
Er is weinig kunstgenot op de tentoonstelling
geweest, dat een zoo reineii en hoog.m indruk
nalaat, als een bezoek aan het zaalije van de
Almabrug. Alhoewel zich grootendeels lot heden
bepalende tot het uitdrukken van de liefde en
de erotische hartstochten, doet Rodia eenigszins
aan Daumier deuken. Ook hij hseft nieuwe
lijnen gevonden en de wereld Leeft dezen zomer
verbaasd gestaan over de ontzettende kracht
van dezen schilder en teekenaar, die op het
punt stond in vergetelheid te veivallen. Vol
gens de pUcide rust der MilleUche figuren zal
men bij Ilodin met aan den schilder van den
Angelus, inaar om de sterk hartttcc itelijke en
gelukkig gevarieerde tronies zou men Rodiu en
Daumier tijdgenooten wanen, kinderen vaneene
zelfde seutunents-wersld. Wait het is nu een
maal eeu eigenschap van onzen geest om te
vergelijken en bij de diepgravers ia denidet
agroud panten vai aanraking en ontmoeting te
zoeken.
Met een sensatie van weemoed verlaat de
bezotker deze witte schare van figuren en
treedi hij uit, deze wereld vaa abstractie in de
warreleude realiteit van snel ijlend
menschenleven. Dan: was rust en ieven en hartstccht
was als bedolven ouder de sneeuw der ab
stractie. Koel schenen die vo'imn gestold
in gewic.Jti;c of glorierijke leveusmomenteu,
als bedekt met witte sluiers van maag
delijkheid, leveud een metaphysisch leven in
eeu pure en serteie gedachteiiwereld. Oertypen
van vormen, moedcrvormeu. Simpele dingen,
waaruit de veelvouden zouden kuauen
oiitluikeu tot kleurrijke visioenen, tot reeksen zich
voortslmgc-end, bewogen van hartstocht en
strijd. Daar in dat zaaltje, waar mees'al slechts
eeu paar menscheH aaidachtig en langzaam den
rondgang deden, kon de bezoeker genieten van
een hojge ideeëa-wereld en een1; wereld val
sentimenten. Smetteloos rustte daar eeue
osrwereld, haar stralea uitzendend naar eene toe
komst vau hooge volmaaktheid. De ariiest laat
dan ook x'jne figuren als dinct u t den steen
oprijzend, zich ontwikkelen uit den eersteen,
liet on veranderlijke, harde, maagdelijke marmer.
Hij wilde geen brjuk met den steen, zij u mate
riaal. Hij had eerbied voor dut wa", hem zijn
stof zou geven, waaruit hij ziju visioenen zou
vormen. Die piëteit is bijua aandoenlijk, want
piëieit kan alleeu voortvloeien uit kracht.
S c h a e s b e r g, 5 S_pt. F. EREXS.
zoo goed. Miar ik kan me niet van h?m schei
den ... 'k wil vo.)r hem werken, werken voor
zijn dagelijksch brood en 't mijne... Zal ik
hem meenemen? en zij beschouwde een voor
een die goede oude gezichten, die eerlijke oogen
en ook haar beerlijken jongen ... Hem rukken
uit dit warm, vredig hoekje ... hem brengen,
waar honger, koude en ontbering hem wachtten?
't Zou eerloos, schandelijk zijn .. .
Neen, neen, mijn lieve, lieve jongen, ik
zal je niet opofferen aan mijn egoïime; 'k zal
't leed geduldig dragen. Jij, jij moet 'c goed
hebben in de allereerste plaats, al zal ik ook
schreien, schreien om 't gemis van j? lieve
oogjes, jo onschuldig gebabbel... En plotseling
hiel ze vastbesloten het hoofd op, drukte den
knaap innig aan haar borst en zei:
Lieve tantes, laten we eens over Grischa
spraken.
De drie oude hoofden keerden zich angstig
naar haar; Elisabeth Paulofna werd blaek als
een doodc.
Nu, en ... zeg 't maar, we luisteren . . .
sprak Anna Paulofna, ontroerd en de oude
lippen trilden.
Ik wilde overmorgen vertrekken... Ik
zou .. . Grischa zoo g'aag meenemen .. .
Elisabeth Paulofna begon te beven over 't
gansche lichaam; de tanden klipperden, een
bord viel haar met luid geraas uit de handen.
Grischa knabbelde slaperig aan een koekje, de
overste raapte de scaerven op en Anna Pau
lofna vergat van schrik, zelfs op haar zuster
te brommen.
Nu, wat zal 'k zeggen ... stamelde Anna
Paulolna, 't is jou kind ... jou wil is wet.
Maar ik vind, lieve tante, dat Grischa
hier oneindig beter is dan in mijn ... onzeker
leven. Ik wilde u verzoeken hem hier te hou
den ... ik zie dat u zielsveel van hem houdt
... 't is hier zoo goed... Ik heb niet het
recht, hem in ;t harde leven te brengen.
Een kort stilzwijgen ontstond. Plotseling
weerklonk in do kamer een hartstochtelijk snik
ken. Elisabeth Paulofna kreeg 't op de zenu
wen; de overste kuchte en mompelde ontroerd
tusschen de tanden:
Ik heb altijd wel gezegd .. .
Wat hij verder zeide, bleef' onbekend, omdat
hij doDr zijn ontroering de woorden moest in
slikken.
Na een oogenblik vroeg hij Zoja:
Geef mij uw hand.
Als ik rne nu veroorloof, bemerkingen te
maken op het stukje van den heer F. P. ter
Meulen ia het vorige Weekblad, is dat volstrekt
niet, ooi als verdediger van den heer de Stuers
op te treden, maar om op een scheeven zet
te wijzen, die daarin voorkomt en enkelen «ad
rem" zou kunnen toelijken. De heer deSiuers
heeft beweerd : dat de bouwkunst zoo goed als
geheel neerkomt op de verstandige toepassing
Hij kuste ze en Anna Paulofna stamelde:
Zojinka, lieveling, dat is goed ... dat is
L Dank, dank voor 'C vertrouwen dat j) in
ons stelt. Laat hem gerust aan o:,s over en
met iedere vacanüe, wanneer js ook kunt,
staat ons huis voor je open; J3 hoeft je niet
lang van hem te scheiden.
- Dank u, dank u ... stamelde Zoja. Nu
haar besluit genomen was, schoten haar krach
ten te kort. Ze preste de handen voor 't ge
laat en snikte, alsof haar hart zou breken...
Wees niet bang Zoja Nikolajefna, we
zullen goed op den jongen passen, verzekerde
de overste.
En Etisabeth Paulofna droogde haar tranen
en omhelsde moeder en zoon tegelijk.
Mama, mama, laten wa hier niet vandaan
gaan, lispelde Grischa half in slaap.
Twee dagen later vertrok Zoja, met veel
zegenwenschen der tantes en een mand vol
etenswaren voor de lange reis, terug naar haar
woonplaats.
Men had Grischa verteld, dat mama naarde
stad ging en speelgoed voar hem zou mee
brengen. Hij kuste haar goeden dag en fluis
terde haar toe met een smeekend gezichtje.
Komt u hél gauw terug, mama ? ...
En de moeder wierp op hem een langen,
blik en dacht:
Weer naar 't tooneel... weer naar dat
ongezellig kamertje, naar Savelius met zijn
lange, eindelooze rollen ... Kunstlachjes en
kunsttranen . .. koude en honger en eenzaam
heid .. . En jij zult je ternauwernood jemosder
herinneren, mijn lieveling. Ik zal de vreugde
van je eerste kinderjaren niet genieten, ik zal
je teedere woordjes niet hooren, je innige
liefkoozingen niet voelen, tegelijk met je warm
lichaampje. Ik schenk uit vrijen wil al deze
schatten aan anderen . . . Voor jou, voor jou
is mijn leven ! Misschien zal ik, als God wil,
nog eenmaal het dagelyksch brood voor j 3 kunnen
verdienen... Dan scheiden we niet meer,
nooit meer ! ... Zoo niet, zul j 3 dan je moe
der vergeven, mijn schat, mijn alles ? ...
En de actrice nam haar taak weer op, in
het harde, moeilijke leven ! ...