Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
1225
van een gezond beginsel. De vorm van een
gebouw behoort in allen deele het uitvloeisel
te zy'n van een aan het doel beantwoordende
constructie. Is dit het geval, dan vindt hij
een gebouw juist en noemt bij het schoon;
il dit het geval niet dan keurt hy het ge
bouw af."
Tegen die uitspraak komt de heer ter Meulen
in verzet en al is het mg nu ook niet duidelyk
wat er aan die onwrikbare stelling, voor.
iedereen, zou ik zeggen aanneembaar, te
verwiggelen is, wensch ik me toch op dat terrein
van dispuut te onthouden.
Even wil ik maar wyzen op hetgeen de heer
ter Meuten verscheidene regels verder, zelf zegt:
>dat men de werken der oude gothiek lief
heeft wegens hun bescheiden grootschheid,
hun ongekunstelden uitgroei."
Op dezelfde bladzijde van het Weekblad stond
ook een stuk van v. d. Pek over
ambachtskunst, waarin men, by' zy'n wenken tot het
aanschaffen van huismeubelen, tusschen de
regels door hetzelfde princiep kan lezen. Maar
't is me nu vooral te doen om aanmerking te
maken op het beeld door den heer ter Meulen
gekozen tot steun van zijn betoog. Hij bestrijdt
de stelling van de Stuers, hierboven aangegeven,
met het volgende: »Een vriend van mij, met
wien ik over de zaak sprak, maakte de op
merking, dat het menschely'k lichaam by
iedereen ongeveer (I) op dezelfde wijze en dat
wel, als wy' zoo mogen spreken, zeer oordeel
kundig is samengesteld, maar dat wy toch
sommige menschen mooi en anderen leely'k
vinden. »0f mag," vroeg bij, (de vriend) het
schoonheidsgevoel geen onderscheid maken
tusschen een heks en b.v. eene van de drie
Gratiën?" Mg dunkt, de heet ter Meuten had
zich wel eens mogen bedenken hij het stellen
van dit beeld, en niet zoo schielijk aan den
ingenieusen inval van den vriend zyn by'val
moeten geven. Want steekhoudend is die
redeneering toch niet.
Allereerst, vernietigt de vriend zelf
onmiddelyk het verband der vergelijking. Hy' stelde
tot beeld van logische constructie het men
schely'k lichaam de natuur en toelichten
der wy'ze noemt hy' een heks en een van de drie
Gratiën, die men zich, wat de laatstgenoemde
exemplaren toch zeker betreft niet anders
kan voorstellen, dan als overzetting van
natuur in kunst. Hoe we ons dan een »heks"
hebben te denken bJy'ft ook nog zeer... be
denk jly'k. In ieder ge «al mag twijfelachtig heeten,
of in de registers van den burgelyken stand
of wel by een opgegeven signalement tot op
sporing van een vrouwelyk individu, ter
aanduiding, van een heks of eene Gratie zal
worden melding gemaakt. Maar, buiten deze
misplaatste aanhaling dan, concludeert hij,
dat we »hy twee menschen, op dezelfde manier
ongeveer zeer oordeelkundig samengesteld'1,
den een mooi, den ander leely'k kunnen noemen.
Hier nu (behalve nog, dat we zeer zelden in de
gelegenheid zy'n de samenstelling van het
menschelyk lichaam te zien, en dus hoofdzakelijk
naar het gelaat oordeelen) overziet by blijkbaar,
en dat is de eerste fout in de redeneering, dat
we onderscheid hebben te maken tusschen het
vulgaire en het geestely'k mooivinden. Zoo
spreken we in het dagelyksch verkeer van mooi
en van leely'k weer; van het eerste als we het
genotry'k vinden een wandeling te maken langs
schoon e straten by een weldadige temperatuur,
van 'het tweede, als we een boodschap hebben te
loopen over morsige wegen en regen of gure wind
ons hinderlyk is. Maar waar is het gewicht
van die opvattingen by'v. by een schildery van
Jacob Maris ? Zoo heeft ook by' ons mooi
vinden van een vrouw, of omgekeerd, de be
koring der sekse een gewichtig aandeel in
het oordeel.
Een mensch die dikwyls in den spiegel
kjjkt, en met zelfbehagen zy'n uiterlijk mon
stert, zal zich toch wel in een geheel ander
mooi-vinden verlustigen dan Rembrandt, die,
naar men meenen zou, alty'd een spiegel voor
oogen had. By' zy'n zelfportretten maak ik my
sterk, dat juist degene, waarop hij er naar
de mondaine opvatting van mooi-zy'n het
minst voordeelig uitziet, als kunstvoortbreng
selen genomen, de schoonste exemplaren zy'n.
Maar buiten dit alles nog, is er wat anders
dat het betoog van den heer ter Meulen te
niet doet. We kunnen geen parallel trekken
tusschen het natuurverschijnsel en het
kunstverachynsel. Het eerste zy'nde een goddelyke
daad, waarin v»y' zelf ook opgaan, kunnen we
niet binnen onze kritiek brengen gelyk het
laatste: de mensebelyke daad.
Alles wat bestaat is mooi, en in het bestaan
zelf is het bewy's van schoonheid gelegen.
In sommige gevallen kunnen we misschien
van leely'k spreken, daar waar mensehelyke
toeleg op den zelfgroei der natuur ingreep,
hem belemmerde of overontwikkelde, by'v. een
buitensporig ingerijgde vrouweleest, of de over
dreven ontwikkelde spierbundels van een athleet.
Dit zal de heer ter Meulen toch zelf ook
wel vinden, en daarom verkende ik uit zijn
oordeel van mooi en leely'k, de eerste fout.
Van leely'k kunnen we alleen spreken by
menschelyke voortbrengslen en leely'k is dan
synoniem met nutteloos of een ongewettigd be
staan. Want leely'k vinden is afkeuren.
Schoonheid is niet iets positiefs, maar iets
denkbeeldige; wy vinden het mooi door de
natuur onder zekere aandoening te zien. Ze
wortelt in onze liefde voor, onzen hang aan
het leven, het leven dat van zy'n ontwikkeling
en verwording ons de uitkomst toont, en
waarvan wy', by' het doorspeuren der
onvergankelyke wetten, die zy'n gang regelen, de
geestelijke genietingen winnen van ons bestaan.
Schoonheid is waarheid en de omzetting
daarvan tot kunstwerk geschiedt door den
mensch-wil; en zoo zouden we nu weer op de
bescheiden grootschheid der oude Gothiek
(wegens) den ongekunstelden uitgroei van haar
werken en.... mogelijk tot de gewraakte
uitspraak van den heer de Stuers kunnen
terugkomen.
W. S.
Oude Hollandsehe Dorpen aan
deZuidereee. Houtsneden door J. G. VELDHEER.
Uitgave Erven F. BOHN te Haarlem.
Eenigen ty'd geleden schreven we hoe het
uiterlyk van het boek, de band en het bind werk,
nog dikwyls zeer veel te wenschen overlaat.
Niet alleen het uiterlyk echter maar ook het
inwendige van het boek verkeert nog meestal
in een toestand van verregaande
onbegrepenheid. We bedoelen hier natuurly'k de verzor
ging van het drukwerk en der versieringen, dat
doorgaans in des uitgevers oog een zaak van
zeer ondergeschikt belang is, of zoo hy' zich er
al mede bezig houdt, geschiedt dit met een
angstvallig zich afvragen, wat het publiek er
wel van zeggen zou, en hoe het in deze zy'n
bemoeiingen wel zou opvatten. De meerdere
of mindere verkoopbaarheid is de hoofdfactor
waar alles om draait en schy'nt helaas nooit ge
zocht te worden in een meer of minder waardig
niterlyk, of in innerlijke voornaamheid. We
zouden haast zeggen een beleediging aan het
publiek; maar al ware het zoo, dat het pu
bliek ter wille van den inhoud, het verhaal,
alles over het. hoofd zag,. dan ligt het ons
inziens nog op den weg van drukker, bin
der en uitgever, te doen zien hoe een boek
er uit kon zien indien ieder met liefde voor
zy'n vak, tracht te geven het beste wat hy
vermag. Maar ook dan zal hy zich eerst
zelf moeten ontdoen van al het verkeerde,
onzinnige, dwaze en leely'ke, dat door de ty'den
heen, voor schoonheid in hun handwerk werd
aangezien, en na te zoeken waarin men het
mooie weer terug kan vloden, dat misschien
onbewust dan ook, een glorie der vroegere
gildebroeders uitmaakte. Verloren gegaan is
een gevoel (want het komt my voor dat dit
meer gevoel dan weten was) voor verhoudingen,
dat ons gaf in een boek een goed verdeelde
titel en overeenstemming der pagina's, dat
zorgde voor juiste grootte van letters Thans
is een titel meestal een monsterkaart der
lettersoorten die de drukker bezit; ook mist
men eenig verband tusschen kleur en kwaliteit
van papier en kracht van den druk, om niet
te spreken nog van de extra aangebrachte
versiesieringen, die doorgaans tot vorm noch zwaarte
der letters in eenig verband staan, alsook van
prenten, zoo die tnsschen den tekst als verduide
lijking aangebracht zy'n en die zelden n geheel
hiermede vormen en meestal zonder eenig begrip
voor verhouding over den pagina verdeeld
worden.
Dit alles is echter een uitvoeriger bespreking
wel waard die we ons dan ook voorstelden en
nog voorbehouden tot een andere keer te
bewaren, indien niet bet boek van den heer
Veldheer, als een levend bewys ons deed zien
hoe door meerdere en betere zorg, juist oor
deel en liefde een werk tot stand kan komen,
dat waarlijk aangenaam is om aan te zien,
waarby het uiterlyk niet als iets van geringe
waarde is geschat, maar dat blyken draagt van
zeer ernstige en bewuste verzorging. Al is het
omslag dan ook wellicht minder schoon, door
te veel verdeeling en kleinigheden, het inwen
dige bevat te veel goeds om hier niet over
heen te stappen. Allereerst is zooals we
reeds opmerkten de druk, verdeeling der
letters en daar tusschen geplaatste roode
hoofdletters, de geheele verhouding der
titel, kortom het werk dat oudtijds geheel van
den drukker uitging en. thans naar aanwyiing
van den heer Veldheer geschiedde, een zeer
groote verbetering by' wat we zelfs in
prachtwerken, als drukwerk te zien krygen. Behalve
echter zy'n toezicht op den druk zijn alle
prenten en eveneens een zeer groot gedeelte
van den tekst van den heer Veldheer afkomstig.
Hoe belangryk nu ook de tekst, waaraan de
heer Tuyn een gedeelte voor Volendam en
Marken toevoegde, ook wezen moge, en die
veelal uit oude kronieken is by'een gegaard;
het zwaartepunt in dit werk toch zy'n de
prenten, die in hout gesneden en van het blok
zelve gedrukt ons verduidelyken het streven
van den heer Veldheer en zoo mogelijk andere
voorgangers, om te doen zien dat houtsnede
een geheel eigen wy*e van bewerking mede
brengt, en men niet haar grootste kracht moet
zoeken iu het nabootsen van kry't en
penteekeningen en zelfs van photographiën.
Om dit goed te begry'pen, moeten we ons
op een geheel ander standpunt plaatsen dan
de houtgraveur, die zeer waarschy'nlyk het
hier geleverde, onvolkomen Spielerei zal noe
men ; si/jn grootste zorg is, door veelal
meesterlyke technische vaardigheid, heel en half
tinten, schaduwen, arceeringen, pointilles en
wat niet al, de teekening weer te geven, zoo,
als zag men haar zelve; terwijl de heer Veld
heer en anderen met hem, hunne teekening
inrichten naar de juiste eischen die men aan
een houtsnede kan stellen, naar de wy'ze van
bewerken die het houtblok zelf medebrengt.
Daar hierby het insnyden van ly'nen eerder voor
den band ligt dan het hoog laten staan en de
techniek dus als van zelf wy'st op witte ly'nen
in zwarten grond, is hierop voor een groot
deel de teekening gebazeerd; terwy'l by repro
ductie van een penteekening by'v. men juist
het tegenovergestelde heeft, n.l. zwarte ly'nen
op witten fond, zoo ook zwarte kruislynen,
wat, in hout na te volgen, niet alleen zeer veel
vaardigheid vereischt, maar dus ook eigenlijk
met de wijze van bewerken in stryd is.
Dat by een dergely'ke, mijns inziens zeer
juiste opvatting, van wat een houtsnede moet
z\jn, toch eveneens verschil in kleur en kracht,
kan aar gebracht worden, bewyzen enkele zeer
gevoelige prentjes in dit boek, waarby' door
verschil van behandeling zeer goed verschil in
stof is aangegeven. Een der besten is zeker wel,
het gezicht op Nieuwendam met groote boomen
op den voorgrond, waarachter een grasvlakte,
en tegen de horizon hulpjes en een kerktoren.
Niet minder goed geslaagd zy'n afbeeldingen
op Volendam en Marken; door wegsnijden van
meerder of minder wit is hier dikwijls een
tegenstelling van kracht en tevens een zekere
stemming verkregen die getuigt, van een te
bereiken volkomenheid in deze zeer door
gevoerde, op zich zelf staande opvatting
der houtsnede. En ook juist in deze
teekeningen waar het insnyden der witte ly'nen,
de eigenlyke teekening vormde, is de heer
Veldheer, het best geslaagd, want zoodra hy,
in de luchten vooral, losse zwarte ly'nen laat
staan, worden ze onrustig, en vallen om zoo
te zeggen geheel uit het verband. De molens
te Nieuwendam en de haven met schepen te
Volendam by'v., worden hierdoor bepaald ver
moeiend om te zien.
In het streven van den heer Veldheer en in
het hier en daar zelfs naby komen zit mijns
inziens zoo veel goeds, dat we dan ook mogen
verwachten, dat by nog grootere doorvoering,
en meerdere acheveering, ook deze tekort
komingen achterwege zullen bleven en we
teekeningen zullen kry'gen die in hunne eigen
wy'ze van behandeling toch een geheele vol
komenheid geven.
R. W. P. JR.
Nienwe Tüilscimften.
Frankryk maar vooral Duitschland schy'nt
onuitputtely'k te zy'n, wat het uitgeven van
kunst- of kunstaanverwante tydschriften be
treft. Zoo verscheen nu onlangs weer een
slllustrierte Monats-Zeitschrift", ditmaal echter
»für dikttanten", zooals er ter verduidelyking
waarschy'nlyk aan toegevoegd is.
In hoeverre dilettantisme en kunst
vereenigbaar zy'e, of liever in hoeverre liefhebberen
in eenige kunst, al dan niet is af te keuren,
is een kwestie die we op dit oogenblik moeten
laten rusten, daar het ons te ver zou leiden
eenigszins uitvoerig het voor en het tegen
ervan na te gaan, om tot een zuivere beoor
deeling te komen. Zeer mogelyk is het, dat
dilettantisme in teeken- of schilderkunst, beeld
houwkunst of muziek by' kan dragen tot
1 meerdere waardeering van het goede dat er
in gepresteerd wordt, en misschien ook tevens
doen inzien, hoe ontzettend veel .er toe noodig
is, iets goeds voort te brengen; maar dan is
het standpunt geheel anders dan dat waarop
de redactie van genoemd tydschrift «Kunst
gewerbe für's Haus" zich plaats, als zy' in de
voorrede zegt: »Sie (diese Blatter) sollen den
Dilettantismns mit seinen missverstandenen
Schmuckprinzipien ablösen und zeigen,dasz auch
in einfach, technisch dem Laienerreiohbarer
Fertigkeit, Arbeiten gemacht werden können,
die in Geschmack, Materialfolgerichtigkeit,
logisch-organiachem Schmuck, vor strengem
asthetischen Urteil bestehen."
De verschillende prenten of liever voor
beelden lichten, geloof ik, nog beter de be
doeling der redactie toe: verschillende pro
fessoren en andere zeer geleerde kunstenaars,
geven hier Vorlagen o. a. für Mappen, Blocks
u. s. w., für Tief brandtechniek, Zinn-arbeit en
andere zaken die met geringe kennis van
zaken, mits men goede voorbeelden beeft die
op ware grootte er by'gevoegd worden, schoone
resultaten moeten kunnen geven. Jammer
echter dat nu nog die voorbeelden zoo onlo
gisch zy'n, en men maps maakt met »losweg"
een bloemen tak, en een Weihnachtsuhr, dat
misschien zeer veel aan Weihnachten doet
denken maar zeer weinig aan een Uhr. Neen,
waar de redactie sehryft: »Es wird unser
Bastreben immer ernster machen, den vielen
Fehlern denen Dilettanten-werke anhaften,
entgegen zu arbeiten und zu helfen das deutsche
Haus, die deutsche Frau zur treuen Pflegerin
eines blinenden, edlen deutschen
Kunstgewerbes zu machen'', daar mag zy zeker wel betere
voorbeelden geven, dan thans in deze aflevering
opgenomen waren; want al is het nog niet eens
ter navolging, maar uitsluitend ter ontwikkeling
van smaak en kunstzin en om zich eenig begrip
omtrent versiering te vormen, dan nog waren
deze voorbeelden ongeschikt. Het eenige dat
wellicht kon doen zien hoe iets zy'n moest,
is een klein prentje met Alt. Schleswiger
Textilarbeiten, die uitvoeriger afbeeldingen
zeker verdienden.
R. W. P. JB.
Frits Reuter.
Een eigenaardig genoegen voor velen is het,
typische gezegden, kernachtige uitdrukkingen,
juiste opmerkingen, van bekende of beroemde
personen te verzamelen; en vele zijn dan ook
de op deze wy'ze ontstane kalenders, die nu
eens hare belangry'kheid óntleenen aan den
persoon, die ze verzameld had, dan weer aan
den schrijver van wien men de typische ge
zegden had bijeengezocht.
Het is onnoodig het aantal, aldus verschenen
gedachten-bundels op te sommen, dat zich
telkenjare weder herhaalt en slechts nu en
dan met een nieuwe reeks wordt aangevuld.
Zoo ontvingen wij thans een kalender waarvan
ieder blaadje een min of meer
behartigenswaardigen dagtekst, als we het zoo noemen
mogen, bevat, geput uit de werken van Frits
Reuter.
Reuter is ten onzent geen onbekende meer;
men kent hem, nu eens luimig en vermakelijk
dan weer ernstig, maar steeds met een zucht
naar humor die aangenaam aandoet. En een
ieder die hetzy' in vertaling, hetzij in bet
oorspronkely'k, meerendeels plat-mecklenburgsch,
wat zelfs eenige verwandschap met het dialect
in het oosten van ons land vertoont, met zy'n
werken heeft kennis gemaakt, zal zich met
genoegen Ut de Franzosentid", »[Jt mine
Festungstid", »Ut mine Stromtid" en meer
andere herinneren. Voor hem is ook Oakel
Brasig, zooals Frits Triddelfitz zegt: »de hoofd
persoon in de heele historie', een figuur die
men niet licht vergeet, en die onafscheidelyk
van Reuter geworden is.
De uitgever dezer kalender de heer J. G.
Broese te Utrecht, die, gedachtig aan Reuters
geboorteland, haar aan den aanstaande gemaal
onzer Koningin, Z H. Hertog van
MecklenburgSchwerin opdroeg, gaf door het plaatsen van
Inspector B^asig's figuur op het schild, haar
dan ook een voor ieder begrypelyk cachet.
Een zeer goed portret van Reuter zelf op het
blok, dekt den gansenen schat, die een geheel
jaar ons, by kleine beetjes toegediend, iets zal
schenken van den gemoedelijker! eenvoud, van
den fijnen humor en van den juisten
opmerkingsgave van dezen vooral door het volk
zoo geliefden schrijver.
R. W. P. Jr.
miHittüiiiiiiiimiimiMiMiiiHimiiiiiiitiii
Een Italiaanscli symbolist.
SILVIO PAGANI, Lo Specchio della dolorosa
sistenza.
SILVIO PAGANI, Seke pagane. Milano, Casa
editrice Galli.
Nauwelijks had ik in het Gids-nummer van
Maart j.l. de aandacht gevestigd op den jongen
Italiaanschen dichter Giuseppe Venanzio, wiens
werk my als symbolistische arbeid voorkwam
merkwaardig alleen te staan in de Italiaansche
literatuur van het oogenblik, of mijn aandacht
werd gevestigd op de twee boekjes, wier titels
ik hierboven afschreef.
Ook deze schryver werd my aangewezen als
een der weinige Italianen, die in hun werken
een sterke neiging tot symboliek doen blyken.
In Duitschland had hij al belangstelling
gevonden, blykens de in resden en Leipzig
verschenen vertaling, door G. Locella, van het
eerst vermelde werkje, onder den titel
Menschenleid.
My'n Gids-artikel nu zei onder meer het vol
gende over de Italiaansche literatuur:
»De Italianen toonen in hun werken weinig
neiging tot het abstracte. Over het geheel ont
breekt hun, als echte zonen van het Latynsche
ras, de lust tot bespiegelen, tot vaag zich ver
liezen in niet duidelyk te omschry'ven gevoelens.
Hun werken zy'n meest klaar en scherp omly'nd
van uitbeelding, opgebouwd uit realiteit en
klassieke herinneringen. Een dichter-wy'sgeer
als Dante bleef even plastisch in zy'n verbeel
den als de fantastisch-epische Ariosto, en de
scherp-critische ky'k op het reëele leven van
een Boccaccio leeft nog voort in de romantiek
en novellistiek van onze dagen".
De boekjes van Silvio Pagani zouden met
het dramatische gedicht van Venanzio tot de
bewijzen behooren, dat ook by' de Italianen
het symbolische in de literatuur talentvolle
aanhangers vindt.
Inderdaad komt het niet by my' op Silvio
Pagani talent te betwisten, hij verdient dat
zyn werk in wat wy'der kring bekend wordt;
maar voor my hebben de boekjes meer
beteekenis en waarde als een litterair verschynsel
dan als uitingen van een bizonder
oorspronkelijken geest.
Interessant als litterair verschynsel.
Want we zyn een te waardeeren by'drage
tot de wetenschap, hoe een litteraire
uitingswy'ze, die school maakt, verwordt onder ver
schillende invloeden, en hoe haar voorstanders
ze, huns ondanks, aanpassen aan hun eigen
geestesrichting.
Silvio Pagani is een Italiaansche Maeterlinck
genoemd. We zouden dit een contradictie in
terminis: een uitspraak met innerly'ke tegen
spraak kunnen noemen. Maeterlinck, al schryft
hy' Franscb, toont zich allerminst een
Franschman, een zuiver afstammeling van het Latynsche
ras. We herkennen in hem zy'n naam be
vestigt het trouwens den Germaan, met
sterk speculatieven geest; den peinzer, den
grübler, wien het niet vóór alles te ,doen is
om met klare, scherpe omtrekken zy'n gevoe
lens uit te beelden, maar die ze als half aan
geduide nevelige gestalten voor ons doet ver~
ry'zen,suggestief in hooge mate en belangwekkend
niet minder. Niet in scherp-helderen zonne
brand by de Italiaansche meren, maar in den
nevel der lage landen heeft hij zy'n
dichterdroomen gedroomd, en die atmosfeer hebben
ze gehouden toen bij ze in zy'n drama's be
lichaamde.
Nu is deze Italiaan van nature wel met een
verwanten aanleg bedeeld. Hy is hevig aan
gegrepen door het leven en wil in zijn per
sonen, hun verhoudingen en conflicten, de
tragiek van het menschenleven voor ons doen
opleven, maar zóó, dat we nooit denken aan
een bizonder geval, dat zijn personen een
algemeen karakter hebben, dat ze voor een
algemeen begrip of gevoel staan, en ergo als
symbolen worden.
In zy'n eerste boekje »De Spiegel van het
droef Bestaan", een dramatische handeling in
vy'f bedryven, met den ondertitel: «Eerste dag
van het Mysterie der bly'de en droeve
Menschheid," geeft hy maar aan enkele personen
een naam. Elk bedrijf brengt andere figuren.
De eerste acte heet »De reine dooden," en
geeft de begrafenis van een schoolkind. We
hooren kleine meisjes samen babbelen. Enkele
hebben een bloem om by het lijkje te brengen,
dat in de zijkamer ligt. Hun praaijes zy'n heel
reëel gehouden, en nu en dan klinkt de stem
der meesteres die tot orde vermaant. Twee
aan twee gaan ze naar hun dood makkertje.
Dan volgen de jongens, die wat stiller zyn,
maar ook tegen elkaar over ziek zy'n, over de
brandende kaarsen, het lijkje en
medicijneninnemen praten. Dan hooren we buiten een
gesprek van eenige vrouwen, die door een
venster in de sterfkamer gluren en in korte
zinnen haar indrukken meedeelen. De eigen
aardige verdienste van deze dialogen is, dat
ze ons in de sterf-kamer het doode kind doen
zien, zonder dat de schryver er ons brengt.
Het volgend tooneel geeft de begrafenis op
helderen zonne-morgen bij klokgelui. Kinderen
dragen het witte kleed. Dan staan we op het
kerkhof bjj het grafje. De graver is het aan
het dichten, vrouwen strooien nog bloemen.
Den kleinen jongens begint dit alles te ver
velen, zij sluipen stillekens weg. Dan praten
nog een oud en een jong man een paar
woorden samen.
De jonge: 't Ly'kt wel een feest, zijn be
grafenis.
De oude: De dood van ieder onzer moest
zulk een feest zy'n.
De tweede acte heet: Het hoog-ite Heil.
Dit is een vry lugubere geschiedenis.
Aan een jong echtpaar is een kind geboren.
En nu wonen we een familie-vergadering by,
waarin zusters en broers met den jongen vader
beraadslagen, hoe zy het kleine kind zoo
spoedig mogelyk uit dit ellendige leven zullen
helpen.
»In een stillen nacht, in het maanlichte bosch,
waar onverpoosd fonteinen ruischen, en rozen
geuren ... daar ... heel zachtjes, zullen wy
hem de deur van 't paradys ontsluiten."
Maar de beraadslaging is overbodig: het
kind sterft.
De man kust zyn nog zwakke vrouw en
zegt: >Nu zy'n we weer twee schuldeloozen.''
Bij deze acte, waar ik vanzelf aan de
Prediker (IV vs. 2 en 3) moest denken, geeft
de auteur in een noot de verklaring, dat ze
een illustratie is van een citaat uit
Leopardi's Gsschiedenis der Menschheid: »Toen
er niets nieuws meer onder de zon was, en
de verveling en de levensverachting steeds
toenamen, kwam er zulk een neerslachtigheid
onder de menschen, dat zy', naar luid van
oude historiën, byeenkwamen tot
droefheidsbetoon by geboorte en tot feestvieren by'
overlyden."
Het derde bedry'f is getiteld «Barmhartige
Onmenschen", en voert een pas gehuwd paar
op, waarvan de vrouw, beu van het feestvieren
der bruidsdagen, en vol meelyden met de
groote menigte armen, die, tegen de traliehek
ken der verlichte lusthoven dringend, de pracht
der overdaad aanzien, haren echtgenoot weet
over te halen om boven het gewone
menschzyn op te sty'geri. Hun eerste huwely'ksnacht
wordt het bestygen van een toren. »En onze
liefde ?" vraagt by nog. «Dat was eene zoete
dwaasheid" antwoordt zy. En als zy boven op
het torenplat staan, spreken zy' overeen toe
komst-leven van hulp-brengen aan dely'dende
menschheid.
»Wy zyn geen man en vrouw in den gewonen
zin. Denk je niet, dat het nmenschelijk zal
ly'ken aan onze feestvierende gasten van
gisteren ?"
»Ja het is i-menschelyk... Ieder onzer
is niet meer enkel een mensch, elk onzer is
de geheele menschheid en nog meer."
In de 4e acte gaat een oude vrouw met
twee jonge meisjes over een langen weg. De
meisjes zien alles mooi, zonlicht en bloemen,
hooren vogelgezang, ruiken zoete geuren, willen
naar de verte waar hun alles nog mooier ly'kt.
Maar de oude vrouw merkt van al dat mooie
en lieflijke niets meer. Zy is moe, doodmoe,
klaagt dat zy niet meer mee kan, zegt dat zij
niet meer mee wil. Langs den weg kronkelt
zich een donkergroene rivier. En de oude
weet na lang smeeken de jonge meisjes over
te halen haar daarin te werpen.
De vy'fde handeling plaatst ons op een onaf
zienbare vlakte, tegen het vallen van den
avond.
Een vy'ftal reizigers trekken over den een
zamen weg. Twee van hen zyn muzikanten,
maar zij hebben hun instrumenten verloren.
Tusschen da reizigers loopt een naakt jong
meisje. De zon is achter hen. Nu en dan ziet
er een om. Het meisj? huivert, en de reizigers
geven haar een paar kleedingstukken om zich
tegen de avondkilte te beschermen, 't Wordt
meer en meer duister. 'Ze steken fakkels aan,
die nachtvlinders en nachtvogels met geheim
zinnig geruisch om hen heen lokken. Het jonge
meisje wil niet langer mee. Een wild bruisende
stroom terzy van den weg spoedt zich in tegen
gestelde richting. Zy springt erin en de golven
dragen haar snel terug.
In haar plaats komt nu een oude vrouw.
Het weer versombert meer en meer. Zy naderen
een donker wond. Daar moeten ze doorheen:
aan de andere zy wacht een gastvrij oord en
een feestmaal. Zy spreken over het meisje dat
terugvloog met den stroom. Waarom hebben
ze haar niet gedwongen mét hen te gaan? De
Oude Vrouw zegt het: «Niemand denkt er ooit
aan ze daartoe te dwingen. Niemand kent haar
vóór zy weg is." Want dat meisje is de
Vreugde en de Oude Vrouw, die haar vervangt,
3e Dood. Een waan is dat gastvrij oord dat
feestmaal er bestaat achter dat woud niets
meer. Zy leidt hen in het nare bosch, waar
de bodem een moeras is, waarin ze wegzinken.
Een paar zy'n wanhopig, een ander vloekt het
woud, maar een der muzikanten ziet door de
duisternis den Dageraad, ziet opnieuw de
Vreugde in de Zalige Hoven.
Zoo is het einde van dit drama.
Gewoon is het zeker niet. Maar ik meen
dat dit beknopt overzicht volstaat om het
groote onderscheid tusschen deze symboliek en
de beste van Maeterlinck of Ibsen aan te toonen.
Wil symboliek een diepen indruk maken, dan
moet ze als vanzelf ontstaan, het symbool de
vanzelf gerijpte vrucht der handeling zyn. Op
die wijze wordt het werk van alle groote
dichters symboliek. Zy wordt gesuggereerd
door het gevoel, de aandoening, de ontroe
ring en het medelyden, die zich niet kunnen
bly'ven beperken by het geval, maar de
quintessens ervan als een eeuwige waarheid ervaren.
Hier is het gansch anders. Hier is het een
symboliek geheel-en-al met voorbedachten
rade. De dichter heeft naar een dramatische
inkleeding voor zyn ideeën, voor zyn
wy'sgeerige inzichten gezocht. En hy heeft zeer
klare pessimistische begrippen, die hy' stellig
zeer duidelijk weet te formuleeren. Welnu
hy geeft ons de formule in kunstvorm. En
hierdoor verwordt zyn symboliek tot allegorie.
Ziedaar het markante verschil. Niettegenstaande
enkele poëtische treijes, niettegenstaande het
ongewone der voorstelling, ontroert dit werk
ons niet. Het is daarvoor te opzettely'k. In
den dialoog is wel hier en daar korte, her
halende van Maeterlinck, maar al doet dit
somtyds iets, 't is alles veel te klaar, te ver
standig doordacht en bedoeld om er door
geboeid te worden, 't Laat te weinig meer
te denken en vooral te voelen over.
De Italiaan is geheel-en-al in zyn sfeer
gebleven van klare, scherpe omlijningen.
Zy'n tweede drama is meer tot een eenheid
geworden.
Het heet Heidensche Wouden en geeft den
strijd tussehen de vroolyke Heidensche
vryheids-opvatting van het leven, en de
strengernstige, plichtmatige.
Deze twee zijn te kwader ure vereenigd.
Het huwelyk van een steil predikant ergens
in het Noorden met een levendig Zuiderkind
moet de vereeniging verzinnebeelden. De jonge
vrouw verkwynt in koude en nevel. Zy houdt
het niet uit, vlucht van haar man, en werpt
haar kinderen voor de wolven. Nu is ze weer
geheel vrij, kan zy doen naar welbehagen.
En zij trekt uit, predikende het evangelie
der blij beid, der levensvreugde, der
onmaatsuhappelyk-, der onchristely'kheid. Allen zal
zy bevrijden van vooroordeelen. Allen zal zij
leeren het leven in vryheid te genieten. Dui
zenden volgen haar op haar zegetocht. Tot ze
eindelyk na veel zwervens met haar
vreugdeleger stuit op een ander leger: van armen,
deerniswaardigen, ernstigen, plichtgetrouwen,
in wier midden haar man, den bleeken pre
diker met het streng gezicht.
De haar vooruitsnellende jubelenden bly'ven
staan, de vreugdevlammen om hen heen
verbleeken, en als i ondanks hun zelven knielen
zij neer voor den aanvoerder der zwakken en
armen en vermoeiden.
Er is ongetwijfeld iets grootsch in de opvat
ting van dit conflict, en de dichter heeft met
dit werk meer bereikt dan met zyn eersteling
Maar ook van dit drama geldt hetzelfde: 't is
alles te wél overdacht, het zy'n geen menschen,
maar belichaamde begrippen, die we met elkaar
in botsing zien komen.
Iets nieuws in de Italiaansche literatuur is
het, ondanks zyn thans ongewoon uiterlyk, dan
ook niet. Want te onzaliger uur werd het
gewijde drama in Italiëbesmet door de
smakelooze Fransche moraliteiten, en betrad in
de 16a eeuw de y'skoude allegorie ook het
Italiaansche tooneel. Welnu van deze alle
gorie l;jken mij de dramatische werken van
Silvio Pagani een verbeterde voortzetting.
30 Oct. 1900. W. G. VAN NOUHUYS.
IIHHJUmilHIU
Reclames.
TRADEMARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOPMAtfS «& BRUINIER,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
PfjjzenvaEaf/25öperFlescli.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG,
Horiaal-folartitelei.
K. F. DBÜSCHLB-BBNOBB,
Amsterdam, Kaherstr. JSf,
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
ECHT
VICTÓRIAWATER.
Piano-, Orpl- en Mtóetaiel
MEYROOS & KALSHOVEJT,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.