Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER ^KEKBLAD VOOR NEDERLAND.
? Hei is nu niet de gelegenheid om over
d» groote aadeeLen van een langen arbeids
t« spreken, bet KOU dit artikel, dat
hte d» resultaten der jaarcijfers «il
j»6u«Uelen. te uitvoerig maken. Maar n
diag «wet hier toeb worden vermeld, o*ad»t
ook dU in de jaarcijfers voorkomt., nl.: de
awfejukkea-statistkjk
Nu k deze wel heel onvolledig en wij
kansen werkelijk pas na de invoering der
ongevallenwet op volledige cijfers rekenen.
uu wordt »og veel te vaak van een ongeval
geen melding gemaakt; maar toch leert d«
statistiek wel een algemeene conclusie
trekken, omdat de fout wellicht overal ge
maakt wordt
enideverhoudingpcijfersdaardooi vrijwel even juist blijven. En dan zien
WÖi dat bijv. bij de bouwbedrijven waar zulk
een buitengewoon hoog percentage der
inrichtingen langen arbeidsduur had, de
meeste ongelukken voorkomen nral. 1056.
Bij stoom, en andere werktuigen waar dit
eyeweens het geval is waren 1049 on geluk ken
Nu U daarbij niet te vergeten, dat dit beide
bedrijven zijn waarbij een ongeluk zeer
Jicht voorkomt, maar eenig verband is er
toch en vooral de ongelukken waarvan als
oorzaak het vallen, uitglijden, enz. is opge
geven en wier e;jieïbij beiden heel hoog
iet zijn voor een zeer groot deel aan dien
laogeren arbeidsduur te wijten, die onop
lettend maakt en den weerstand breekt.
Doch men ziet reeds uit dit voorbeeld,
dat omtrent dit verband geen zeer positieve
gegeven» kunnen worden gevonden. Dit
?ware slechts mogelijk indien de statistiek
de fabrieken van ieder bedrijf gesplitst had
naar gelang van den daar heerscbenden
arbeidsduur en men de ongeluk kencijfws
van. die met minder, met die van meer
arbeidsuren kon vergelijken.
Slechts dit kan men zeggen dat, als in
bet algemeen per jaar 5.176 ongevallen
voorkomen op 248,773 arbeiders of zoo
ongeveer 2 pet. dat dan een buitengewoon
boog e\jfer is, en dat daaraan zeker
voor een niet gering deel de lange werktijd
schuld is. Daarom ook juist zou het zoo
wenschelijk zijn de statistiek uit te breiden.
Het opwerpen van een dergelijke vraag
moet, dunkt mjj, doen zien hoezeer de
statistiek waarlijk als helpster en voor
lichtster kan optreden, wat w\j van haar
verwachten kunnen als zij voldoet aan de
eisenen, die aan haar te stellen zijn.
.Aan die eisehen beantwoorden onze jaar
cijfers nog bij lange na niet. Niet tenge
volge van de bewerking op het centraal
bureau, maar omdat er geen werkkrachten
genoeg zijn en noch bij dezen diensttak, noch
by dien der arbeidsinspectie.
.Reeds bij de allereerste beginselen, bij
den grondslag zelf van onze sociale wet
geving: statistiek en inspectie, stuiten wij
op het groote bezwaar, dat zij die meer
belang hebben bij duisternis dan bij licht
den meesten invloed oefenen op de besteding
der staatggeldeD, en waar het belangen
geldt tegen de hunne, de beurs toe houden
zoo het kan, en zoo niet, maar heel weinig
van de koorden laten schieten.
H.
1) De tusschen haakjes geplaatste cijfers
hier en vervolgens geven het totaal der in den
bedrijfstak bezochte inrichtingen, dit maakt het
overzicht gemakkelijker en wordt in de
jaarcy'fers helaas gemist, daar moet men telkens
op een andere pag. een andere tabel opslaan.
VERSTOORD GELUK.
Een schets uit den Zuid-Afrik. oorlog.
2) DOOR
F. A. VAN DER LOO.
Oud-oorlogscorrespondent van de Volksstem
te Pretoria.
In haar kamer teruggetrokken had zij zich
afgevraagd of 't gebeurde werkelijkheid was?
Had Gert haar werkelvk zijn lielde bekend?
Was 't geen droom? Maar neen, nog voelde
zy' zijn hartstochteluke kussen en hoorde zij zijn
woorden, haar zijn machtige lielde bekennende.
In verrukking stond zy voor 't open venster en
keek naar den ruimen, blauwen hemel, die
even zonnig was als haar eigen hartje, zich
gulden droombeelden en illusies scheppend voor
de toekomst. Hoe schoon leek haar nu 't jonge
leven, en hoe zonk al het te voren genotene
in de kinderjaren, hierbij in 't niet. Navoelde
zij pas, dat er geen grooter geluk bestond dan
te beminnen en bemind te worden en zich te
kunnen geven in een leven vol toewijding aan
den man, dien men liefheeft.
Maar in de extase van haar geluk, dacht zij
er niet aan, dat haar vader, de rijke, trotsche
boer, nooit zijne toestemming zou geven tot
een huwelijk met een armen jongen, die boven
dien knecht by hem was. Hij voor zich had
reeds lang een ander voor haar op 't oog; hij
had dit ook reeds meermalen laten blijken en
den jonkman, dien hy voor zijne dcchter be
stemd, op in 't oog loopende manier ontvangen.
Zusie" had de bedoeling van haar vader wel
begrepen maar zich dom gehouden en was altijd
koel voor den huwelijks pretendent geweest.
Zy vond in hem niets bekoorlijks ; integendeel
't arrogante en uitdagende van den jonkman,
die weet dat hy rijk is en gelooft dat geen
vrouw hem weerstand kan bieden, hinderde haar
geweldig. Zij walgde van hem en liet hem dit
ook meermalen ondervinden. Zelfs eens toen
hij het gewaagd had, haar te kussen,
had zy hem in 't gezicht geslagen en was
woedend weggeloopen. Haar vader was toen
doldrittig geworden en schold zyn kind voor
dom en ondankbaar ... zy wilde haar eigen
geluk niet begrijpen en honderden andere
meisjes zouden zich vereerd gevoeld hebben
de vrouw te mogen worden van iemand die
duizenden morgen gronds en duizenden stuks
vee bezat." Maar Zusi was ongevoelig voor
ry'kdom en eer; zy. had dien man riet lief; zij
eischte liefde zooals zij ook al haar liefde zou
geven aan den man harer keuze, 't zy rijk of
arm! De jonge boer was na 't gevoelige bly'k
van tegenzin van Zusi" weggebleven en had
"t hof gemaakt aan andere nooitjes, met een
hart vol haat en ny'd Zusi overal bekladdende.
't Was haar wel ter oore gekomen, maar zij
Mratioirale
yoor weftelfe teseimg oer Arfieite
Op een congres, dezen zomer te Parijs
gehouden, is besloten tot de oprichting eener
»Assoeiation Internationale pour laprotectóon
legale des travailleurs", die haar zetel heeft
in Zwitserland, en welker doel in de Statuten
omschreven is als volgt:
I.t Een band te vormen tusschen allen,
die in de verschillende industrieele landen
de wetgeving ter bescherming der arbeiders
als noodzakelijk beschouwen.
II. Een internationaal arbeidsbureau te
vestigen, dat tot taak heeft, in het Fransch,
Duitsch en Engelsen periodiek een ver
zameling der arbeidswetten in alle landen uit
te geven of voor zulk een uitgave zijn
medewerking te yerleenen.
Deze verzameling zal behelzen:
a) den tekst of een uittreksel van alle van
kracht zijnde wetten, verordeningen en
administratieve beschikkingen, betreffend de
bescherming der arbeiders in 't algemeen,
en met name omtrent vrouwen- en kinder
arbeid, beperking van arbeidsduur van
volwassen mannelijke werklieden, Zondags
rust, geregelde rusttijden, en gevaarlijke
bedrijven;
b) een geschiedkundig overzicht dier wet
ten en verordeningen;
c) den hoofdinhoud der officieele ver
slagen en bescheiden aangaande de uit
legging en de uilvoering dier wetten en
verordeningen.
III. De bestudeering der arbeidswetgeving
in cfe verschillende landen te vergemakke
lijken, en inzonderheid aan de leden der
vereeniging voorlichting te verstrekken
omtrent de van kracht zijnde wetten en haar
toepassing in de verschillende landen.
IV. Door geschriften als anderszins de
bestudeering te bevorderen van het vraag
stuk, hoe de verschillende wetgevingen ter
bescherming der arbeiders met elkander in
overeenstemming zijn te brengen, alsmede
van dat eener internationale
arbeidsstafistiek.
V. Het beleggen van internationale con
gressen voor arbeidswetgeving."
Terwijl de bedoeling is, in de onderschei
den landen nationale afdeelingen te vormen,
hebben de heeren mr. A. Kerdijk te's
Gravenhage, dr. H. W. Nolens te Rolduc,
H. W. E. Struve te 's Gravenhage, P. L.
Tak te Amsterdam en A. S. Talma te
Arnhem het initiatief genomen vonr het
vestigen van zulk een afdeeling in Neder
land. Hun namen toonen genoegzaam aan,
dat samenwerking gezocht wordt van allen,
die, hoe uiteenloopend overigens hun poli
tieke richting is, de verdere ontwikkeling
der arbeidswetgeving beschouwen als een
dringenden eisch.
Overeenkomstig de statuten, is de
jaarlijksche contributie, zoowel voor
vereenigingen als voor individuen, bepaald op ? 5.
Wie wecscht toe te treden, kan zich aan
melden bij mr. Kerdijk, die zeker bereid
is tot toezending der statuten en tot het
verstrekken van nadere inlichtingen.
iiiiiitituiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiinniu
Signalementen
door JAN VAN 'T STICHT.
Zoo iemand, dan was zeker Mr. Robert wel
de aangewezen man, om de hooge plaats in te
nemen, die hy den len Januari a.s. gaat be
kleed en. Niet alleen om zijne algemeen erkende
MIMMtMlmHImllllllt
uniiiniiMMtliumi
had er zich weinig aangestoord en toen, toen was
't geluk tot haar gekomen en had Geri haar
tot vrouw begeerd, tlèm wilde zij wél, zij wai
overtuigd, dat zij inet ham gelukkig zou worden;
zijn goedheid eu. trouwaartigueid waren daar
voor voldoende waarborgen, maar zij kende
haar vader en dorst hem 't gebeurde niet
mededeelei). Hij zou in staat zijn, zijn kind te slaan,
indien zy' het waagde hem te zeggen, dat zy
Gert liefhad en nooit een anderen man zou
begeeran. Wat moest zij doen'? 't Zonnetje van
haar geluk scheen eensklaps te verduisteren.
Zou zij ooit de vrouw van Gert worden? Zou
men haar niet door tergen en allerlei kwellingen
er eindelijk toe dwingen om 't strijdensmoede
hoofdje te buigen en den wil des vaders te
doen V Maar neen, was 't niet ondankbaar om
haar ouders tot zoo iets in staat te achten.
En toch als zij dacht aan den onbuigzamen :rots
van haar vader, die liever alles zou opofferen
dan zich te buigen, dan sidderde zij. Vanhaar
moeder had zij weinig te hopen, die had
geen wil, dan dien van haar man, in alles
haar heer en meester. Ka toch wilda zij lierer
alles trotseeren dan haar ouders bedriegen, die,
hoewel falend, toch slechts 't geluk van hun
kind op 't oog hadden, maar dat geluk van een
ander standpunt beschouwden, alleen afhankelijk
van de meerdere ot mindere mate van rijkdom
waarin zich de aanstaande schoonzoon verheugde,
de liefde en achting tusschen man en vrouw
geheel wegcijferend. Voor Zusie was het laatste
hoofdzaak, de rest slechts bijzaak.
Wanhopig was zij op een stoel nedergezonken,
snikkend, haar gezichtje in beide handen
verborgen. Wat had een oogenblik te voren.
haar alles heerlijk en aanlokkelijk toegeschenen
en hoe donker en onmf Joogend vertoonde
zich nu de wereld aan haar.
Met een ruk was zo eensklaps van haar
stoel opgesprongen, wiscble zic'a de tranen uit
de oogen en verkoelde haar gloeiend gezU'.h je
met een weinig ftisch water. Zij had een kloek
besluit genomen. Alles, alU-s zou zij haren
vader mededeelen, hom smeekend om toch zijn
kind ter wille te zijn en niet onmeedoogend
haar jong hartje te breken. Door haar tranen
zou zij zijn hart wel vermurwen en hem zijn
toestemming afdwingen en mocht dat alles niet
bater, welnu! dan zou zij fier als een leeuwin
haar goed recht van jonge, liefhebbende vrouw
verdedigen en hem zeggen, dat niets, noch
dreigementen noch harde maatregelen, haar
zouden dwingen ontrouw te worden aan het
eenmaal aan Gert gegeven woord. Met langzame
treden ging zy naar het achterhuis en vond
haar vader bezig met eenig werk. Bij haar
binnenkomst keek hij op en den ernatigen
blik in haar oogen opmerkende, dien hij van
zijn kind niet gewoon was, stond hij op en naar
haar toegaande vroeg hij op knorrigen toon.
Wa mankeer jou nou? Dat je zoo zuur kijk."
Vader," antwoordde het jonge meisje, al
haar moed byeenzamelende, ik kom ver pa
iets vraa."
En wat is dit," antwoordde haar vader.
Gert het ver mij gevraagd, om met hom
te trou," zei Zusie op standvastigen toon, met
de deur in 't huis vallende.
De vader, een oogenblik uit het veld geslagen,
bekwaamheden in de eerste plaats," maar ook
om rgne indrukwekkende persoonlijkheid, die
hem onder honderden al» het ware onmiddellijk
doet in het oog vallen, en, niet het minst, om
het oud Nederlandsen geslacht, waaruit hij is
gesproten.
Mr. Robert Melvil baron van Lijnden
Secretaris-generaal van het permanente
liof van Arbiitaijf.
Dat geslacht waarborgt hem te midden van
de aanzienlijke mannen, die uit alle oorden der
wereld in den Haag zullen samei.komen, onge
twijfeld een eereplaats en een goede ontvangst.
Volgens de genealoogen is het get-lucht Van.
Lijnden een der oudste en aanzienlijkste adel
lijke geslachten van Nederland, oorspronkelijk
uit Gelderland, waar nog tbans een der hoofd
takken op het kasteel Hemmen in de Betuwe
gevestigd is. Het zou gesproten zijn uit het
Fransche gravenhuis van Asp emont, hetwelk
zijn oorsprong moet hebben uit de markgraven
van Este in Italië. Den naam \an A^premont
vindt men in latere eeuwen nog herhaaldelijk
in de gesiachtsregisters van Van Lijnden terug
Van den eersten Heer van l ijnden, Arnold,
wordt gemeld, dat bij in lüOli mee Godiried
van Bouillon ter kruisvaart toog en. toen hij
zich later in ons land vestigde, in den echt
trad met Helena van Boesichem en met haar
de heerlijkheid Lienden ten huwelijk kreeg.
Door huwelijken is het geslacht Van Lijnden
steeds verwant geweest aan de aanzienlijkste
geslachten, en de rueeste leden er van hebben
dan ook gewicbtige betrekkingen in ons land
bekleed en daardoor op zijne ontwikkeling een
belangrijken invloed gehad. Zoo was o. a.
Mr. Koberts' halt broeder, Mr. C. Th. graaf
van Lijnden van Sindenhurg. achtereenvolgens
Minister van Hervormde Eeredienst, van Justitie,
van Buitenlandsche Zaken en laatstelijk van
1881?83 van Financiën. In Augustus 1882
werd hem bij K. B. de titel van Graaf verleend
en het daarop volgend jaar werd hij benoemd
tot Minister van Staat. Ook in onze stad en
provincie hebben de Van Lijndens steeds een
belangrijke rol gespeeld.
Reeds in de eerste helft der 17e eeuw vinden
wij Jan van Lijnden tot Boelenham, gehuwd
met Odilia, de dochter van een burgemeester
van Utrecht, Pieter Ruysch (een voorvader van
door haar openhartige medfdeeling, kon eer«t
geen woorden vinden om zijn toorn te uiten,
maar zich herc tellend vroeg hij op barschentoon :
Wat kom jij nou ver mij ze? Het Gert jou
tot viou gevraaV'
Ja pa."
Zij herinnert 't zich nog goed hoe aaar vader
toen uitgevaren v as, en zóó drif'dg werd, dat
een beroerte nabij scheen. Hij hal haar on
dankbaarheid verwe:en en gezegd dat ze een
slecht kind wa?, dat ze haar eigen ongeluk te
gemoet ging. Nooit, nooit! zo.i hij haar zijn
toestemming geven om met Gert te trouwen.
Kaïn en imtig had zij toen alles aangehoord;
zonder een enkel woord tegen te spreken,
maar toen hij 't waRgde om Gert te beleedigen,
door hem e«u valschaard, een skchte kerel te
noemer), toen kookte 't jonge bloed en ver
dedigde zij als beleedigde vrouw den man dien
zij liefhail. P7ier en onstuimig wierp zij haar
vader tegen, dat deze onmeedoogend was, en
onredelijk in zijn tro'schheid. Zij verweet hem,
dat alleen geld waarde voor hem had, en 't
h*m niet schelen kon of zijn dochter onge
lukkig werd dit zou hij zelve moeten ver
antwoorden, maar de vrouw worden van een
ander, dat nooit!
Toen was ze de deur uitgestormd en in de
gang harl zo gewankeld. De aandoeningen
hadden haar te diep geschokt, haar zenuwen.
ontspanden zich en zij was in onstuimig snik
ken uitgebarsten, den geheelen dag was zij niet
tot beda'en te brengen geweest.
De moeder radeloos van angst had om Aanti
Sanna" gestuurd en deze was oogenblikkelijk
gekomen om Znsie te kalmeeren, maar niets
had geholpen, noch bemoedigende woorden,
noch beloften, de reactie was te groot geweeat
en de woorden vari haar vader ha Uien haar te
zeer gegriefd.
Deze van zijn kant bleek voor geen roden
vatbaar. Hoe of ook Aanti Sanna voor Zusie
in de bres Besprongen was en voor haar goed
recht gepleit, hij wa^ en bleef voor't oogenblik
onverbiddelijk, ll.j had Gart op staacden voet
bij zich geroepen, en hem verweten dat hij zijn
dtchter verleid had om tegen haar vader op
te staan. Hij bulderde en raasde als een be
zetene en eindigde met Gert te gelasten
oogenblikkelijk zijn erf te verlaten, terwijl hy'
hem zijn loon voor de voeten wierp.
Gert had een oogenblik getracht zich te ver
dedigen, maar ziende dat zijne pogingen om
zich te rechtvaardigen slechts aanleiding zouden
geven, dat Zusie's vader nog driftiger werd,
ging hij stüzwygend heen.
Een oogenblik had hij aan Aanti Sanna ver
zocht om bij Zusie toegelaten worden. Aanti
was hem goedgurstig geweest en had een klein
onderhoud toegestaan.
Hij had toen Zusie's handje gegrepen en
haar vergiffenis gevraagd voor 't verdriet, dat
hij haar berokkend had, haar echter plechtig
zwerende altijd trouw te blijven en op haar te
zullen wachten. Hij zou hard werken en trachten
een eigen plaats, hoe klein ook, te koopen, waar
hij haar dan door zijne liefde en toewijding
hoopte schadeloos te stellen voor de geleden
smarten.
Zij had even geglimlacht en toen hij tot
onzen thans vermaarden Dr. Buysch te 's Hage?)
Door de eerste vrouw van Mr. Robert's vader,'
Anea Wilhelraisa van Spaen, moeten de Van
Lijndens zelfs nog afstammen van het Huis van
Nassau; aan de tweedie vrouw, Mr. Bobert's
moeder, Catbarina Melvil, dankt h\j, wien -w\j
thans beschryven, den naam Melvil, dien het
hem hy Koninklijk besluit vergund werd vóór
zyn vaderleken geslachtsnaam te voegen.
Mr. Robert Melvil baron van Lijnden werd
geboren den 6en Maart 1843. Hy bezocht te
Utrecht het gymnasium, was er student in de
rechten aan d« Hoogeschool en promoveerde
er op 2öjarigen leettyd. Hy vestigde zich daar
als advocaat en deed zich tot 1877 in een
negenjarige praktyk kennen als een scherp
zinnig recht'geleerde. In 1875 benoemd tot
plaatsvervanger, d rechter werd by twee jaar
later rechter in de arrondissementsrechtbank
alhier en eindigde daarmede zyn werkkring
als advocaat. Hy werd in 1883 lid van. Provin
ciale Staten en in 1887 tot lid van de Eerste
Kamer gekozen en dat hy ook lid van. den
gemeenteraad werd en tot op den huidigen dag
nog is, zal niemand van een, in een stad
als de onze, zoo op den voorgrond tredenden
man, verwonderen.
Ia deze laatste betrekking en in die van
rechter heeit hy de meeste bekendheid ver
kregen, ofschoon hij er nimmer naar gestreefd
heeft zich populair te maken. Hy voelt" zich
degelijk op zy'ne plaats in de hooge positie,
die hy door geboorte en talmt inneemt en
hoewel hy door den grootst mogelyken eenvoud
en het vermijden van alle overtolligheid in
woord en gebaar uitmunt, (of laat ik zeggen :
juist daardoor) ... men proeft uit elk zijner
bewegingen den edelman, die met fierheid terug
ziet op zijn eeuwenouden stamboom. Als hij
het woord voert doet hy dat in het bewusizyn,
dat alle aanwezigen hem hunne aandacht
schenken en juist dat besef is mede oorzaak
dat wat hij zegt steeds behoorlijk gewikt en
gewogen is. En daarom volgt men hem niet
alleen met aandacht, maar men hoort hem
gaarne spreken om deu gekruischten vorm waarin
hy zijne denkbeeldeü, zoo gemakkelijk weet te
kleeden, en om den weiwillenden, humanen
toon, dien bij altyd aanslaat.
De stad Utrecht zal in mr. Robert in menig
opzicht veel verliezen. Al verzette hij zied
indertijd tegen de invoering der inkomstenbe
lasting hier ter stede uit vrees dat de vermo
genden hunne vrijwillige bijdragen tot de alge
meene las! en zouden staken ah zij genoodzaakt
worden naar hun vermogen belasting te betalen,
ik geloof niet dat die vrees ten opzichte van
zy'ne vrijwillige bijdragen zich bewaarheid heeft.
Hij verleende zijnen steun aan veel wat hem
nuttig en goed voorkwam. Zoo was hij o. a.
sedert Januari 1874 dus nu rond 2(i jaren
lid der directie en secretaris van 't Prov. Utr.
Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen
en wat hij in die betrekking presteerde werd
nog in de algemeene vergadering van dit jaar
door den vooizitter van dat genootschap in het
licht ge-teld. Mr. Robert was niet liberaler"
dan men van iemand van zijnen stand eigenlijk
verwachten mag, doch hij was niet geheel
blind en doof \oor de teekenen des (ijds en
gaf zijn stem aan menigen maatregel, die in
net belang >an minder bedeelden genomen werd.
Dat baron van Lijnden zich in zijne toe
komstige carrière meer of laten we maar
zeggen: eerst recht op zijn gemak, recht thuis
zal gevoelen, is te begrijp n. Die gemeente
raden worden zoo populair" tegenwoordig, en
zoo'n vredesconferentie met adellijke heeren
van heel de wereld is juist een encadreiuent
voor onzen baron, d:e daar ons land zeker
waardig zal vertegenwoordigen al was het alleen
maar om ons echt Hollandsche maar zeker
iiHtnmffftiHtliiffrK
afscheid een kus op haar voorhoofd drukte, had
zij dien beantwoord cri aeni toegtfluisterd dat
ook zij hem eeuwig trouw zou blijven.
Iltj was weggegaan om bij een a deren boer
werk te zoeken en Zusie was teruggevallen
in een toestand van volslagen gevoe.IoosheiJ.
Eindelijk had men d?n dokter moeten roepen
en deze van 't geheele geval op do hoogte
gesteld, had ernstig met den vadtr gesproken,
hum radend toe te geven, als hij tenminste niet
den dood van zjn kind op zijn geweten wilde
hebben.
De moeder, broers en zusters en. Aanti Sauna
hadden bij den ernstigen raad van den genees
heer hunne smeekbeden gevoegd, maar de vader
bleef weigeren.
Zusi was hoe langer hoe zieker en ellendiger
geworden en eindelijk was de trotsche vader,
die gevoelde dat 't ernstig at zou kunnen loopen,
wel gedwongen om toe te geven.
Dadelijk was zij opgtilsurd, van dag tot dag
steruer en beter gemorden, en toen eindelijk
Gert weder op de hoeve mocht terugkomen en
zij beiden de zegen van 't ouderpaar kregen,
zong ze weder als een iijsterije en keerde 't
kleurtje terug op haar wangen.
Hoe heerlijk waren rle bruidsdagen geweest.
De vader had voor 't jonge paar een kleine
hoeve gekocht, wel is waar niet in de nabij
heid, maar dit zou hen niet beletten om eei.s
of tweemaal in 't jaar hun ouders te gaan
bezoeken. De schapen en beesten, die haar op
verjaardagen geschonken waren, nam zij mee
en ze vormden 't beg'n van hur.ne kudden.
Beiden hadden 't kleine nestje betrokken,
gelukkig met en voor elkaar levende, als twee
j on se tortelduifjes.
Toen was de geboorte van een kind hun
geluk kornen ver»rooten. Als om strijd had,ien
zij 't kindje gekoesterd en verzorgd; zij dik
wijls beangst, dat hij 't wichtje met zijn forsche
armen pijn ZLU doen, hij dan goedig om haar
angst lachend. Wat was ze trotsch op 't jonge
leventje, dat uit haar geboren was, waar ze
zoo vurig naar verlangd had.
Al deze vis'oenen gingen haar door het hoofd
terwy'l zij daar zat voor het haardvuur en o
God l waar was nu al dat geluk gebleven.
't Was vernietigd in een slag. 't Vaderland was
in gevaar en Gert moest ook ten strijde trekken
Hij ging als een man, maar met bloedend hart,
omdat hij zijn jonge vrouw en zijn. kind alleen
en onverzorgd moest achterlaten. En nu!
Waar was haar man? Zou hij dood zijn of ge
wond, onder vreeselijk lijden en smachtend van
dorst op 't slagveld of zou de vriendelijke hand
van eene liefdezuster, de engelen van het slag
veld, hem verzorgen? Was hij misschien ge
vangen? Zij wist't niet' O, die vreeselijke on
zekerheid. Liever nog een bericht van zijn
dood dan zóó! Was zy reeds weduwe en het
doodzieke kind dat daar hulpeloos ter nederlag
en in ijlende koorts om zijn vader riep,
vaderloos ?
Buiten woedde de storm nog met volle
kracht. Angstig hief zij 't hoofd op en luisterde;
zy meende voetstappen te hooren maar zij
moest zich stellig vergist hebben. Den geheelen
dag was er in de nabijheid van haar hoeve hard
over de gtheele wereld geldende spreekwoord:
het oog tril ook wat hebben!
NlliliiiiiiHtlillHfitniiiiiiftiiitiiiMiiinniiniMiifniimrmiiinrnniifmiiii
Constantyn Palaeologos. Een Treurspel door
mr. P. VAN DEK MAESE. Rotterdam, W. J.
van Hengel.
Men heeft een Nederlandsch staatsman onzer
dagen hooren zeggen, en de grootsche harts
tocht van dit zyn woord werd, naar het scheen,
slechts spaarzaam beseft, dat by' voor Koning
Jezus zou bljjveu strijden', ook al ging daarbij
het vaderland te gronde. Zoo heeft de
geloofsyver te allen tijde gesproken. Byzantium wordt
belegerd door de Turken, het einde der stad
is nabij, maar Notaras, 's keizers admiraal, zal
de overwinning der barbaren geringen tegen
spoed achten bij de dreigende ratnp van paus
Nicolaas' hoogheid over de Qrieksche kerk:
liever, zegt bij, de Tur&sche tulband in de stad
dan de Roomsche kardinaalshoed ....
MÜis de reden onbekend die mr. P. van der
Maese, den schryver van het treurspel hier
boven genoemd, bewogen heeft dit motief niet
in het karakter van Notaras op te nemen. Den
lezer blyft slechts over dit verzuim te betreu
ren en zulks te meer naarmate de Notaras
van het drama breedsprakiger en onmannely'ker
is. Sprekende van de afgezanten die op het
concilie van Florence namens Byzantium de
onderwerping aan Rome hadden toegezegd,
kan zijn trouw aan het oud geloof niets beters
vinden dan dit gestamel:
«Bitter hebben zich,
»Weer in Byzantium teruggekeerd,
»De geestelijken onzer kerk hun eed,
«Wroeging in 't hart, verweten".
Trouwens, woordenrijk en arm van geest
tevens zyn al de personen van het stuk. Er
is niemand die iets eenvoudig en natuurlijk
zeggen kan. Ook schijnt dit euvel minder
een aangeboren kwaal der Byzantynen te zijn
dan wel een infectie die in den dampkring
rondwaart. Carelo, de Genuees, ia nauwelijks
aan wal gestapt en reeds nemen wij bedenke
lijke symptomen by' hem waar. Dat de vloot
den volgenden dag vroeg zal uitzeilen, deelt
by' op deze omslachtige wyze mede:
»Als uit zyn vurig Ry'k
»De dageraad zijn eerste gouden schichten
»Langs Marmora's doorschijnende oppervlakte
»Van witgekuifde azuren deining schiüt
»Naar 't koortsig sluimerend Byzantium,
»Zien we eindelyk na vele weken rust,
»Zich onze zeilen zwellend wfêr ontplooien,
»Daar hen de lang verbeide Zuidenwind
»Met milden adem vult, onzichtb're kracht,
»Die weldra door het dartelende dansen
»Der licht bewogen golven onze schepen
«Statig en kalm hun weg vervolgen doet,
»Als blanke zwanen 't kabb'lend water klieven".
Zonderlinger nog dunkt ons dat zelfs Sultan
Mahomed meèkakelt met de rest. Klagende
over slapeloosheid, zeurt by ons o, ironie
van het lot in slaap.
»Maar thans,
»Thans, zooals raad'lops zich de zondaar wringt,
»Dien booze geesten plagen, keer ook ik
»Naar rechts my op mijn sponde, wend naar links
gavochten. Van d°n morgen tot den avocdhadhet
kanon gedonderd, met daartusschen door van
tijd tot tijd 't geknetter van klein gewee^ vuur.
Tegen den a/ond was 't zwakker geworden,
om eindelijk met donker geheel op te houden.
De boeren waren schijnbaar weer teruggeslagen
en miss-chien morgen reeds zouden de gehate
Engelschen ook haar erf betreden. Zij rilde
van angst bij de gedachte dat die barbaren
cok haar huis en hot vernielen en verbranden
zouden of zoo zij dit niet deden, dan toch al
haar beest-n en schapen zouden wegrooven.
Geen hoen jouden zij haar laten, geen
restje meel zelfs ot de eieren, die zij voor
haar zieke k.nd bewaard had. Wat zou er
dan van haar en haar kind worden ? Aan den
hongerdood prijsgegeven? O, reen! zoo zwaar
zou God haar toch niet beproeven. Zij zou
zich voor de overwinnaars op de knieën werpen
en hen deernis afsmeken ter wille van 't jonge
leven, haar kindje, dat daar met den dood
worstelde.
Zij hoopte dat onder die soldaten toch wel
n valer zou zijp, die medelijden met de
arme moeder zou hebben.
Afgemat door 't tobben en waken, was
zij in slaap gevallen en droomde van een
eindelijke overwinning der boeren, zij zag
haar man terugbeeren, ongedeerd uit den strijd
om verder gelukkig en vreedzaam van 't leven
te genieten.
II.
't Was ongeveer twee uur in den nacht; de
regen had opgehouden en de i-torm wns een
weinig tot b daren gekomen. Hier on daar
gluurde een enkel sterrei j e tusschen de wolken
door en vertoonde de maan zich eventjes, om
dadelijk weder achter een zware wolk ta
?erdwijnen.
Eensklaps weerklonk paardengetrappel op 't
erf en een oogenblik later werd er te^en de
deur gebonst, eerst zacht, maar langzamerhand
harder en haastiger. De late gast scheen blijk
baar niet veel tijd te hebben. Eindelijk schrikte
de vrouw op uit haar slaap, in 't eer-te oogen
blik niet beseffend wat er voorviel. Nogmaals
werd er op de deur gebonsd, nu onophoudelijk
en hevig. Een schrik voer haar door de k'den.
Zou dat een Engelschman zijn maar neen,
ze bedriegt zich niet. 't Is zijn stem, de stem
van Gert, haar man. Met een schreeuw vari
vreugde is ze met n. sprong bij de deur,
schuift den grendel weg en wil zich in zjjn
armen werpen.
Eensklaps wijkt ze teru». Is die uitgeteerde,
wankelende gestalte haar Gert. Is de man, die
steun zoekt teg=m de deurpost haar forsche man
van weleer en zijn die sonibere, holle oogen de
zijne, die vroeger zoo vriendelijk konden lachen ?
Maar toch is 't Botba ? De ongekamde baard
en de lange, verwilderde haren hebben hem
onkenbsar gemaakt. En nu ziet zij ook eerst,
dat hij gewond is. Zijn linkerarm draagt hij in
een doek, donkerrood gekleurd door het bloed.
Gesteund op den tchouder van zyn vrouw treedt
Gert Botha zwijgend binnen en laat zich uit
geput op een stoel neervallen.
(Slot wlgt.)