Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEE^BI^AD VOOR NEDERLAND.
DAMEjS.
fat in Engeland door Vronwenyereenigingen
wordt tot stand gebracht.
Uit: »Dokumente der Erauen."
De rijkdom en de vrijheid van het engelsche
leven openbaart zich in het vereenigingswerk
der vrouwen.
Vrouwen, die werken willen aan de lotsver
betering barer seksegenooten of aan die van
het volk, hebben niet te kampen met duizend
kleingeestige maatschappelijke vooroordeelen en
wettelijke belemmeringen, die elke
vrouwenvereeniging in Oostenrijk en Duitschlaud in den
weg staan.
In Engeland maakt men een vrouw er minder
een verwijt van dat zij zich niet te vaak be
geeft in de arena van den dagelijkschen strijd,
dan wanneer zij het te weinig doet. Reeds de
manier waarop in de engelsche dagbladen de
vereenigingawerkzaamheden der vrouwen bespro
ken worden, evenals de groote plaats, die de
couranten openhouden voor mededeelingen dien
aangaande, bewijzen ten duidelijkste, in hoe
hooge mate de vrouw in alle politieke en sociale
vraagstukken door de openbare meening gekend
wordt. Daarbij is de deelname der engelsche
vrouwen in vereenigingen vrij van elke verne
derende en met de grootste willekeur uitge
oefende dwang om zich verre te houden van
die aangelegenheden, die de bureaucraten de
politieke" gelieven te noemen.
Alle engelsche vrouwen streven daarentegen
naar den grootst mogelijkeu invloed op wetge
ving en bestuur en op de gemeentepolitiek. De
openbare meening en de wetgeving van den
Staat verheft natuurlijk ook het peil der engelscbe
vrouwen. Groote, aan leden rijke vereeuigiugen,
niet alleen bijzondere, kleine godsdienstige clubs
houden zich in 't bijzonder bezig met sociale
vragen, waaraan een kleine schaar vrouwen in
Oostenrijk ter nauwernpod denkt.
Het is een karakteristiek kenteeken, dat de
meest uiteenloopende mannenvereenigingen in
Engeland vrouwelijke vertakkingen hebben, die
zich niet tevreden stellen met de getrouwe
echo te zijn harer manlijke collega's maar een
zelfstandige werkzaamheid aan den dag leggen
voor het doel, waarnaar zij streven. Eenige
voorbeelden over de verschillende werkzaam
heden op allerlei gebied van het openbare leven
in Engeland mogen het volgende ter verduide
lijking dienen:
De taak van de Londensche College for
Working Women" die op een 26-jarige werk
zaamheid terugziet, bestaat daarin om arbeidsters,
die overdag aan het werk zijn,' door avondcur
sussen in de gelegenheid te stellen zich verder
te ontwikkelen. De presidente der vereeniging,
lady Battersea richtte bij gelegenheid van het
vrouwelijk karakter. Deze vereeniging in 1898
gesticht, zendt pleegzusters naar de volksscbolen
in Londen, om zich daar te ontfermen over
verwaarloosde kinderen. Vijf pleegzusters staan
deze vereeniging ten dienste en de algemeene
vergadering m Juli 1.1. deed het uitvoerend
Comitéhet voorstel eene som van 500 pd.st. jaar
lijks te besteden om een grooter aantal pleeg
zusters aan te stellen, belast met gertgelde
bezoeken aan de scholen, die in de armste wijken
zijn gelegen. Als gevolg van de toewijding der
pleegzusters kan men een merkbare verbetering
constateeren in den pbysieken gezondheidstoestand
der kinderen. Het schoolverzuim wegens ziekte
nam af en de kindereu kwamen ziudelijker en
beter verzorgd op school.
De pleegzusters nemen niets op zich, waarvoor
geneeskundige kennis noodig is: zij doen alleen
datgene, wat eene zorgzame, verstandige moeder
voor hare kinderen doen moest. Het werk dezer
vereeniging wordt zeer gesteund door de
schoolautoriteiten en op de algemeene vergadering
sprak, de bisschop van Londen met lof over haar
werken en het verkregen resultaat.
Een der belangrijkste vrouwenvereenigingen
is de United British Women's Associatiou".
Het doel dezer vereeniging is de Engelsche
vrouwen en meisjes, die in het moederland dikwijls
een onzeker, moeitevol en onbevredigd bestaan
leiden in betere levensomstandigheden te brengen
door haar naar de Britsclie koloniën te laten
verhuizen. Dit werk is des te nuttiger, daar
verscheidene koloniën, in tegenstelling met het
moederland met zijn te veel aan vrouwen en
talrijke tot het ecbteloos leven gedwongen meisjes,
een aanmerkelijk te veel aan mannen bezitten,
zooals gewoonlijk het geval is met nieuwe
koloniën. De bevolkingsverineerdering is daar
grootendeels het gevolg van de landverhuizing,
waarvan de overwegende meerderbeid uit mannen
bestaat. Men had uitgerekend dat het half millioen
vrouwen, die Groot Brittanniëmeer telt dan
mannen, door een evenzoo groot getal mannelijke
bevolking in Canada en Australiëwordt gecom
penseerd. Dit gebioken evenwicht te herstellen
door eene georganiseerde Jaridverhuizing uit
Engeland naar die koloniën komt niet alleen de
maatschappij ten goede, maar is ook van belang
met betrekking tot de nationale politiek; zij helpt
in koloniale landen, zooals in Canada eii in den
laatsten tijd vooral in Zuid-Afrika het Bntsche
element versterken. Bovengenoemde vereeniging
heeft het goed ingezien dat zij voor de land
verhuizing zich niet wendt tot die elementen,
die het gemakkelijkst daartoe te bewegen zijn,
namelijk tot jonge meisjes vau algemeene
zomerfeest aan het einde van het cursusjaar
13 Juli 1.1. eene speecb tot de hoorderessen,
waarin zij deze mededeelde dat het doel van het
onderwijs is: moreele en intellectueele ontwik
keling. Zij spoorde haar aan tot eenen
vlekkeleozen levenswandel, door eigen inspanning
zich verder te ontwikkelen, en klare, logische
gedachten onder woorden te leereii brengen,
eindelijk de kunst het leven der m'edemenscnen
gelukkiger te maken.
Over het geheel zijn ontwikkelde menschen
meer ontvankelijk voor hoogere genietingen, waar
voor onontwikkelden totaal onverschillig zijn.
Sedert twee jaar en vooral in de laatste
maanden werden bepaalde rubrieken niet alleen
in vakbladen maar ook in couranten gevuld met
berichten omtrent Loodwitvergiftiging". Dit
resultaat is te dankeu aan de ijverige agitatie
der yWomen's Trade Union League" die de
aandacht van het publiek vestigde op de gevaren
der 20.000 arbeidsters, werkzaam aan de pot
tenbakkerij in North-Staffordshire. Deze agitatie
had ten gevolge eene aanschrijving vaii de
Regeering om strengere sanitaire maatregelen
te nemen, ten einde het bewerken
vanloodwitglazuur voor de daaraan werkende arbeidsters,
zoo min mogelijk schadelijk te doen zijn. Eene
der gunstigste en nuttigste dezer maatregelen
bsstaat daarin, dat de gezondheidstoestand der
arbeidsters van tijd tot tijd door inspecteurs
van den geneeskundigen dienst onderzocht wordt.
In de keramische vakbladen worden sedert dien
tijd telkens mededeelingen bekend gemaakt, hoe
men het gebruik van loodwit in de pottenbak
kerij beperken of ten minste zoo onschadelijk
mogelijk toepassen kan.
The jWomens Coöperative Guild" legt zich
b.v. toe op de verbetering der volkshuisvesting.
Op de laatste vergadering, eind Juni van dit
jaar gehouden, beraadslaagde men of de groote,
rijke coöperatieve vereenigingen hare werkzaam
heden zouden uitstrekken tot het huren van
huizen om ze weder te verhuren aan personen
uit de armere volksklassen, zelf huizen te
bouwen, of wel dat zij hun batig saldo in een
dergelijke onderneming zouden steken. Ten slotte
nam men het besluit, als de beste oplossing der
kwestie, zelfs bouwmaatschappijen te vormen.
Bovendien zou onder de leden van alle ver
eenigingen geagiteerd worden dat zij als ge
meentekiezers aandringen moeten op het
nergisch optreden dezer' corporaties ten gunste der
volkshuisvesting.
Terwijl bovengenoemde vrouwenvereeniging
zich bezighoudt met vraagstukken, die zoowel
voor de arbeidersklasse als voor de Staatsburgers
zonder onderscheid van sekse van het hoogste
belang zijn, neemt de «London School Nurses'
Society" een taak op zich van een specifiek
ontwikkeling, die de minder gunstige huiselijke
omstandigheden zouden willen ontwijken door
naar vreemde, ver afgelegen landen te trekken.
Zij maakt veeleer werk van die meisjes, die
door de een of ander vakkennis of bijzondere
geschiktheid gegronde vooruitzichten hebben in
de koloniën een goed bestaan te vinden en
vooruit te komen, 't Meest gezocht zijn zij,
die geschikt bevonden worden voor landarbeid,
vooral die kennis hebben van zuivelbereiding.
Elke maand gaan groepjes van een paar dozijn
jonge meisjes onder geleide van eene andere
vrouw naar de een of andere kolonie, voorna
melijk naar Canada. Het voornemen bestaat nu
een landverhuizing op groote schaal op touw
te zetten met Zuid-Afrika als doel.
Om evenwel jonge meisjes van algemeene
ontwikkeling en beschaving, die onder minder
gunstige huiselijke omstandigheden verkeeren
en daarom het meest geneigd zijn zonder overleg
naar den vreemde te trekken, niet geheel zonder
hulp en steun te laten is de ^National Vigilance
Association" opgericht. Deze vereeniging heeft
onlangs eene in 4 talen geschreven brochure
uitgegeven, waarin zoowel engelsche vrouwen,
die in het buitenland reizen, als buitenlandsche
vrouwen, die in Engeland komen, gewaarschuwd
worden voor de gevaren die haar dreigen uit
onbekendheid met de toestanden. De vereeniging
houdt vooral een wakend oog op die kwade
praktijken die heimelijk te werk gaan om
argelooze jonge meisjes door bedriegerij en valsehe
voorspiegelingen uit haar land te lokken en aan
de schande prijs te geven. Met het oog hierop
worden vooral voor plaatsen van gouvernantes,
onderwijzeressen, gezelschapsjuffrouwen geleide
op reis aangeboden. Ook de aanbieding van
betrekkingen als zangeressen en danseuses in
buitenlandsche café-chantants, worden dikwijls
op goed vertrouwen aangenomen, terwijl het
blijkt dat zij plaatsen zijn niet best ter naam
en faam bekend.
De vereeniging beschikt over filialen in bijna
alle steden van Europa, aan wie het toever
trouwd wordt om dergelijke jonge dames met
raad en daad behulpzaam te 'ijn, en over
een goed georganiseerde informatie dienst. Deze
stelt de vereeniging in staat elke vrouw, die
zich tot haar wendt, in te lichten of haar de
betrekking met eerlijke bedoelingen aangeboden
wordt of niet.
E. K.?H.
Van eene Grootmoeder en zeven klein
kinderen, door TIKE VAN BEKKEN. (Na
gelaten). Amsterdam, H. J. W. Becht.
Wy' hadden dikwijls gewenscht, kennis met
haar te kunnen maken, de begaafde schrijfster
Anna Christina Witmond?Berkhout, die onder
de pseudoniemen Tine van Berken en Anna
Koubert, zooveel liefa gaf van 't geen daar
leefde in haar warm hart, van 't geen daar
tintelde in haar rijken geest.
En nu ligt voor ons haar portret, vooraan
in het laatste boekwerk dat zij schreef, haar
nalatenschap.
Hoe innig-treurig is dat woord, nu het doelt
op dit laatste werk eener zóó rijkbegaafde,
zóó warm, zóó rein gevoelende vrouw !
Zij was nog zoo jong, pas 29 jaren. Een
onzer beste vrienden zei alty'd, dat men de
30 gepasseerd moest zijn, om te kunnen
schrijven over 't zoo rijke menschenleven dat
toch al zooveel raadselen biedt, waardoor men
zich zoo licht vergissen kan in de beoordeeling
van menschen en gebeurtenissen.
Maar hoe waar en voorzichtig deze uitspraak
ook moge zijn, Tine van Berken heeft be
wezen, dat ook op jonger leeityd de pen ge
voerd worden kan met een machtig talent van
schilderen, van weergeven, zóó dat ieder het
ziet, het zien moet, moet meevoelen wat de
schrijfster bewoog, neen dwong te schrijven
zooals zij deed.
Het staat niet uitdrukkelijk op het titelblad
vermeld, dat Tine van Berken voor kinderen
schreef dit over zoo'n lief troepje kinderen
handelende meesterwerk; doch we willen
gelooven, dat het zoo was. En ook kunnen we
ons zoo best voorstellen, dat kinderen er dol
op kunnen zy'n, als zij er eerst maar eenige
bladzy'den van hebben genoten. Wat zullen
zij zich goed kunnen verplaatsen in de
bly'dschap van grootmoeder, toen zy' nog een klein
kind was en die vroolyke oom, die als stuur
man op een zeilschip naar de Oost was ge
weest en nu thuis kwam na een reis van drie
jaar, haar zoo heerlijk verrastte; maar ook in
de opvolgende reeks van allerlei gemoeds
aandoeningen en ervaringen, waartoe dat
begeerlyke cadeau, die bloedkoralen armband,
aanleiding gaf, en waardoor zelfs die heerlijke
buitenparty en wat er op volgde, zooveel van
haar glans en verrukkelijkheid verloor. Wat
zullen onze aankomende meisjes met schit
terende oogen lezen van >een verwend kindje"
dat hun lachlust zal gaande maken in hooge
mate, maar ook zal doen blozen wellicht een
soortgelijk Feetje, dat, eveneens door de teere
liefde eener zwakke moeder half bedorven,
zoo menigmaal die arme vrouw leed deed,
zonder het toch te willen doen ... Het sprookje
van den kleinen Bietebomners... o, het zal
jonge en ook oudere kinderen in verrukking
brengen, maar ook ons, ouderen, beeft -bet
zooveel te zeggen. Al had Tine van Berken
ons alleen dat sprookje nagelaten, wij zouden
haar reeds dankbaar zy'n. 't Is eenig mooi!
Licht, liefde, leven, hoe heerlijk omkranste
de schrijfster die drie tot een prachtig schil
derstuk dat spreekt tot je innerlijkate wezen ...
Zullen we nog meer aanstippen ? Het boek
is zóó groot, Tine's nalatenschap is zóó ry'k!
Wij kunnen er allen, groot en klein, oud en
jong, iets van krijgen, als we maar hebben
een voor indrukken ontvankelijk gemoed.
Vooral zy' die veel met kinderen in aanraking
komen, moeten het lezen, voordat zij nogmaals
het koopen om er die kleinen gelukkig mee te
maken, en te leeren bovendien, maar... dat gaat
ongemerkt, zonder dat die knaap die zoo hetl
veel lykt op Jaap of dat opgroeiende
»Hummeltje" (dat snoeperig kind) van M,mevrouw!
het merkt.
Nog eens: wy' betreuren het, dat dit scboone
boekdeel een laatste werk moest zijn. Mogen
vele herdrukken vergoeden, zooveel mogelijk
althans, dat het de laatste vertolking was van
de lieve schrijfster, wier portret we met ver
eering en weemoed aanschouwen, en die in
dat boek zich zelve gaf, voor het laatst, maar
op eene wijze, om haar nooit te vergeten.
G. C. STELLING\\TEBF?JENTINK.
Leeuwarden, 11 Dec. 1900.
Hroswitha van (Mersheii,
De eerste Duitsche dichteres.
De naam van Hroswitha doorklieft als een
schitterende meteoor dat sombere tydvak der
10e eeuw, der looden eeuw volgens Sardanius,
dat, hoewel belangry'k voor de ontwikkeling
van het Duitsche ryk tot grootheid en politieke
macht, dit volstrekt niet was voor de beoefe
ning der dichtkunst. De Duitsche litteratuur
bevond zich toen in het overgangstijdperk van
het oud Duitsch naar dat der Middeleeuwen.
Er bestond geen algemeen in zwang zy'nde
schrijfwijze door het aantal en de verschei
denheid der Duitsche tongvallen, waardoor
bet onmogelyk werd zich in duidelijke preciese
taal uit te drukken.
Dit is zonder twy'fel de reden waarom
Hroswitha, die afgezonderd van de wereld in
het klooster te Gandersheim leefde, bekoord
door de schoonheid der Laty'nsche hexameters
zelve in die taal schreef.
Het klooster van Gandersheim, gesticht door
Oda, echtgenoote van den Saksiscben edelman
Ludove en afstammelinge van den befaamden
Wittekind, was gelegen in Saksen by het
Harzgebergte. Daar bloeiden toen kunsten en we
tenschappen, en verscheidene abdissen, prin
sessen van den bloede en van de wetenschap,
vooral Gerberga II, deelden met Hroawitha
de glorie der dichtkunst.
Natuurlijk heeft de legende haren sluier
geweven om de wieg dezer vrouw, sommigen
zeggen dat zy' in Griekenland geboren is als
prinses en een vriendin was van Theophanie,
de echtgenoote van Otho II.
Anderen beweren dat zy' stamt van den troon
der Arigelsaksen, b.v. een professor te Oxford,
Lam-ent Humphrey, die haar een kleindochter
van koning Edwin noemt. Wat de naam «Hros
witha" betreft, ook deze heeft aanleiding ge
geven tot meer of minder waarschijnlijke ver
onderstellingen. Wy' noemen slechts die van
den geleerde Gottsetred, omdat zij nogal po
tisch is. Hy' vertaalt den naam door »Witte
roos".
Roswitha is in oud Duitsch Hrolhsuid, be
staande uit twee syllaben (hrot-suid) of
Hrotsuitha, later veranderd in Roswitha.
Roswitha werd in 935 ongeveer geboren,
zooals uit verschillende aanwijzingen in haar
werken bly'kt, en stamde uit een oud Saksisch
geslacht. Want slechts adellijke jonkvrouwen
werden opgenomen in het klooster van Gan
dersheim.
Het is zeker dat haar eerste jeugd niet
voorby' ging binnen de muren van een klooster:
de diepe zielkunde, de verrassende waarheid,
waarmee zij tooneelen van liefde en passie
schildert, verraden een diepe kennis van dingen
en menschen.
Meer dan n sehryver, en vooral Scherr,
heeft twyt'el geopperd wat betreft Koswitha's
zedelijkheid en verwijt haar dat zij niet het
conflict heeft weten te vermy'den tusschen
het antieke sensualisme en het christelyk
geestelyk leven. Het schy'nt inderdaad vreemd
dat een vrome non er behagen in schept meer
dan scabreuze tooneelen af te schilderen, maar
deze vermetelheden harer taal kan men ver
ontschuldigen indien men rekening houdt met
de barbaarsche onbeschaafde zeden van het
tydperk waarin Roswitha leefde.
Met bekoorlyke naïveteit doet Roswitha in
de inleiding harer werken een beroep op de
toegevendheid harer edele vrienden en bescher
mers voor mogelijke vergissingen in haar
rhythmen. Onder de eerstelingen harer muze,
de legenden, geschreven in leonynsche hexa
meters en opgedragen aan de abdis Gerberga,
heeft vooral de legende van Theophilus groot
belang, aangezien de auteur daar het vraagstuk
aanraakt der wordingsgeschiedenis van den
Faust
Het is wel zeer weinig in vergelijking met
het prachtige gedicht van Goethe, maar eene
zekere coïncidentie bestaat er toch.
In de oude zangen wordt de schuldige
gered van de vervloeking door het eeuwig
vrouwelijke.
De maagd Maria verschijnt aan Theophilus
en belooft hem te redden uit de klauwen van
satan, indien Theophilus boete doet, Maria
vervult hier dus de rol van Gretchen.
Het dichterlyk talent van Roswitha neemt
vrije vlucht in haar drama's, geschreven in
een soort rhythmisch proza. Het is te begrypen
dat deze met vergeleken kunnen worden by
de meesterwerken van Sophocles, noch by de
tragedies van Schiller, aangezien het drama
tisch talent van Roswitha zich uitsluitend naar
het voorbeeld van Plautus en Terentius had
gevormd.
Onder haar drama's onderscheiden zich vooral
twee: »de bekeering van Gallicanus"
en»Callimachus" door dramatische handeling in weer
wil ervan dat het onderwerp, 't welk zy uit
de legende Callimachus geput jieeft, een zekere
coïncidentie vertoont met Shakespeare's treur
spel Romeo en Julia.
Volgens de meening van een groot aantal
historici en litteraturen, zooals Rudolf Eopke,
Guatav Freytag en laatst Othman Piltz, waren
Roswitha's drama's slechts voor lectuur be
stemd ; anderen z. a. Bendixen en Magnin
houden integendeel vor dat ze geschreven zy'n
met de gedachte aan een voorstelling op het
tooneel om het huwelyk van een adellijken
beschermer der abdy te verheerlijken.
Zes harer drama's zy'n in proza terugge
bracht door Magnin.
Hare werken werden in de 15e eeuw ontdekt
door den humanist Conrad Celles, in het kloos
ter van St. Emmeran te Regensburg. De goede
paters, bewakers der manuscripten, lieten hun
prooi niet gemakkely'k los, en besloten er
eindely'k slechts tegen hooge zekerbeidsstelling toe.
De eerste editie der complete werken, ver
sierd met houtgravures van Albrecht Dürer
stamt uit het jaar 1501. De kronieken-schrijvers
en -dichters van dien tijd begroetten met geest
drift de werken der non van Gandersheim.
Na den dertigjarigen oorlog verzonken
Roswitha's gedichten nog eens in de vergetel
heid tot de 18e eeuw toen Gottsched er zy'n
ty'dgenooten mee bekend maakte.
In 1867 verscheen een these van professor
Ascbbach die de geleerde en letterkundige
wereld in oproer bracht, want Aschbach be
weerde dat Roawitha's werk een eenvoudige
mystificatie was, in de 15e eeuw vervaardigd
door de zorgen der humanisten Celter, Reuchlin
en hun vrienden.
Doch de voornaamste critici en schryvers
van toen hebben deze meening niet gedeeld
en haar gemakkelyk weerlegd.
Onder Roswitha's werken telt men ook vele
epopeëen, »0tho I" en de geschiedenis van
het klooater te Gandersheim, die zonder de
poëtiache grootheid der Nibelungen of Gudrun
te bereiken, toch aan hun auteur een eervolle
plaats verzekeren in de Duitsche letterkunde.
J. C.
Een nieuwe Tisclal.
De van ouds gerenommeerde firma van Laar
heeft in haar huis op het Damrak, achter den
winkel, een flinke ruimte ingericht tot vischhal,
waar zy, zooals Antonides eenmaal zong:
Oi/s schaft
In de groote bakken vol stroomend water
zwemt daar levende visch van allerlei soort
en in zeer goed ingerichte y'skasten worden
tongen, tarbotten etc. bewaard, totdat de
liefhebbers er voor komen opdagen.
Voor dames, die gaarne zelf visch uitzoeken
en koopen, is die vischhal een aangename
inrichting. Zy kunnen daar, zonder zich te
ergeren aan de brutale eischen en de breed
sprakigheid van vischvrouw of botboer, tot
vastgestelde pryzen haar inkoopen doen.
Het lokaal is keurig netjes ingericht, de
vischbakken zy'n versierd met beschilderde
tegels, voorstellende bet Damrak met de
visscberavloot, zooals het zich vertoonde ge
durende de kroningsfeesten, en de Vlootrevue
op de Zuiderzee. De plateelbakkerij de Distel
leverde de artistieke tegela. Achter de viachhal
is de vischbakkery, waar bot, schol, bokkings
en spiering door een zindelijke kok, op een
gasfornuis gebakken worden, ten gerieve van
hen die gaarne gebakken viach eten, maar den
vettigen dwalm, die het bereiden veroorzaakt,
niet in huis begeeren.
Een paar nette meisjes zitten aan een tafeltje
en pellen garnalen, die dua dagely'ks versch
te verkry'gen zijn.
Een bezoek aan de VISCHHAL VAN LAAR,
op het Damrak, ia onze dames zeer aan te
bevelen.
MliiiuiHiiimimiimimiiHi iiiiinmiimiiiitiiHiiiiiiiiMltMiilillililli
nillllllllllllllllllHII
IIMHIIIIIHIMIBMIIIHIiniilBM
Modes. Mevrouw Edgar Quinet,
Frédéric Doria. Vrouwenhaters.
Mevrouw von liosthorn.
Alle verandering is geen verbetering zegt
ons aanbiddely'k dwingelandje mode, voor 't
oogenblik.
Wat verandering betreft ten aanzien van
het snit onzer mantels en japonnen, van den
vorm onzer hoeden, zijn wy vrij wel in latenten
toestand geraakt.
Voor soiree en baltoiletten blijft het genre
empire zich op den voorgrond houden. Voor
kleine diners, concert of schouwburg bezoek
oefenen de »robe princesse" en de schitterend
gegarneerde blouse een wedloopje uit.
Williger dan ooit, laten wij ons een-en-ander
op de mouw spelden. De mouwen zy'n lang
geen ondergeschikt gedeelte van ons toilet.
Il s'en faut de beaucoup. Allerlei oude,
middeneeuwsche en gloednieuwe modellen. Het
is vermakelijk met wat snaaksche bedenksels
de mode ons in dit opzicht verrast.
Stilstand in garneering is er geenzins. Wy
zyn in een periode van overlading. Bont, druk,
woelig, onverwacht, ongedacht, allea by' en door
elkaar ia de modieuse garneering van japonnen,
mantels, hoeden.
Garneering met zeldzame en zeer kostbare
bontwerken; overvloed van goud en zilver,
borduurael, overlading met kleurige pailletten,
nooit genoeg aanbrengen van echte kant,
application en panne. Men ziet wel een begin,
maar waar ia het einnde 'i
Een ongekende, hoogopgevoerde weelde, die
misschien in strengen eenvoud zal verloopen.
Men beweert in mode-kringen dat het fabel
achtig gebruik van goud-garneering zal ver
minderen omdat die mode Ie algemeen dua
niet gedistingeerd meer is.
Wat »men" ook moge beweren het is
voorloopig een feit, dat de soiree-toiletten van wit
saty'n met goud nog veel gedragen worden.
Wit-en-goud, wit-en-zilver zy'n trouwena zulke
gelukkige combinaties, dat men ze nooit genoeg
zien kan.
Groote fluweelen hoeden, genre Louis XVI
worden gegarneerd met groote, kostbare witte
en zwarte atruisveeren, met witte en zwarte
fluweelen chrysanthen met zacht rose bloemen
of een profuaie violettes de Farme.
Ook worden rose en gele rozen op hoeden
gedragen, de bloemen lichtely'k omsluierd door
zachte mousseline. En omdat alles nu eenmaal
schitteren en stralen, fonkelen en glanzen moet,
zy'n op de rozen de dikke dauwdruppen niet
vergeten. Strasz diamanten worden luchtigjea
op bloemblad en stengel bevestigd.
By de heropening van bet theater Sarah
Bernhardt, was de aanblik der zaal
onbeschryfelijk mooi, door de schitter-pracht der toiletten
die in de verschillende loges zichtbaar was.
Ook weer veel wit en goad.
Prachtige robes van guipure ocrée over een
wit zacht glanzend fond. Ook zag men zwart
kanten toiletten, waar het wit getemperd door
schemerde. Snoezige hoedjes, heel plat, met
van voren opgeslagen rand en een dikke toufi'e
zeer fijne bloemen, het zwart of blond der
dameakopjes bekoorlyk omly'atend.
By blouses en boléro's van bontwerk
wordt de kraag Marion Delorme gedragen,
liefst met bijpassende manchetten. Corsages
in blouaevorm vertoonen talloos veel dwarse
naadjes en een schouderstuk bewerkt met zeer
kostbaar borduursel, style byzantin. Hooge
ceintuurs vervaardigd uit zacht, plooibaar
zijden weefsel en voorzien van de hooge gesp
Louis XV.
***
Mevrouw Edgar Quinet, echtgenoote van
den beroemden wy'sgeer ia dezer dagen over
leden. Ty'dens haar kloek, arbeidzaam leven,
was zy allerminst een »ata-in-den-weg" voor
haren man. Zy behoorde niet tot die lastige
vrouwen, met wie zoo behoedzaam moet wor
den omgesprongen. Zy' maakte geen deel uit
van die vervelende belemmerende rubriek huis
vrouwen, aan wie alty'd «gedaan" moet worden.
Integendeel. Zy deed, zy waa de wakkere
levenagezellin, de trouwe hulpe van haren man
op sociaal gebied.
* *
*
Frédéric Doria, componiat van de bekende
«Chanson des Bléa d'or" wist, als hy' zy'n liederen
ten gehoore bracht, geen raad met zy'n handen.
Zijn vingers graaiden en frommelden voort
durend in zy'n horlogeketting. Eens kon iemand
uit zy'n auditorium de ergernis niet langer
verkroppen, die Doria's zenuwachtig
vingerapel by hem verwekte en riep:
»Ja! ja! we weten al lang, dat je
horlogeketting niet in het pandjeahuis staat!" ...
Waren deze ruwe woorden misschien een
somber voorteeken van hetgeen de toekomst
over den kunstenaar zon brengen ? ...
Zyne «piècea d'or" verdwenen aan de speel
bank te Monte Carlo en by' de coursea te
Auteuil. Frédéric Doria atierf dezer dagen in
de nypendste armoede.
Ach! hoe kon toch zoo ter onzaliger ure
het «place aux femmes l" uit my'n pen glippen.. .
Zusters! beeft met yy! want ik heb u een
mededeeling te doen, die uit den euvele ia.
Aan de Harward Univorsity te New-York,
bestaat een gelieim genootschap van vrouwen
haters. Geheim Hoe geniepig ! Hoe
ónmanly'k !
Dit edelaardig genootschap stelt zich ten
doel, zich met hand en tand te weren tegen
het toelaten van vrouwen, aan de universiteiten.
In hun haat ligt althana ieta streelends voor
de vrouw.
Men haat den vy'and dien men ducht. Men
is onverschillig voor den vy'and wiens macht
men niet erkent.
De «heertjes" van het loyaal genootschap
weten hun eereleden te kiezen i ! Eere wien
eere toekomt! Hun beminnelyke, hoffelyke
bedoeling hebben zy gesteld onder het pro
tectoraat van Cetil Bhodes en Lord
Kitchener!
» »
*
De Oostenrykach-Hongaarache regeering
heeft aan Mevrouw van Roathorn, echtgenoote
van den Oostenrykschen legatie-aecretaris te
Peking, het oorlogskruis geschonken.
CAPBICB.
* *
*
Pudding van kastanjes en geslagen room,
Ingrediënten: 750 gram kaatanjea; J£
liter merk ongeveer; 7 h 8 gram gelatine
vanillepoeder, Z1A deciliter alagroom, 30 gram
poederchocolade, 13^ deciliter zoete gelei,
l deasertlepel likeur, 15 gram witte auiker.
Bereiding: Krnia de kastanjea, kook ze
1A uur in kokend water en verwy'der de schil.
Kook ze daarna in de melk en de vanille tot
ze zacht zy'n. Wrijf een gedeelte van de kaatanjes
door een zeef tot er 180 gram puree is. Ver
warm de chocolade met de gelei en laat dit
bekoelen.
Bedek de wanden der puddingvorm met
gelei, plaats als deze laag aty'f ia, een tweede
laag van de gelei met de chocolade; zet den
vorm op ijs om te bekoelen. Vul de open
ruimte met de kastanjepurée.
Klop de room en voeg er wat suiker en
vanillepoeder by. Stort de pudding, plaats de
geslagen room in het midden, in
pyramidevorm. Glaceer de heele kastanjes met een
glazuur gemaakt van 120 gram poedersuiker,
45 gram poederchocolade, % d.L. water.
Kaatanjes om pudding plaatsen en gameer het
geheel met geslagen room.
Gesmoorde lamscoteletten. Ingrediënten:
6 lamscoteletten, 50 gram lardeerspek, 30 gram
boter, n wortel, twee uien, n kleine knol,
thym, pieteraelie, laurierblad, 4 d.L. bouillon.
Bereiding. Klop de coteletten, verwijder
het vet en lardeer ze met dunne reepjes spek.
Wry'f een kleine braadpan in met boter, doe
daarin de groenten, de kruiden en de rest van
het spek, plaats daarop de coteletten in n
cirkel met de botjes naar het midden, bedek
ze met een beboterd papier' en bak ze ge*
durende tien minuten, doe er daarna voor
zichtig den bouillon by' en laat ze % uur koken.
Neem het vet van den bouillon, zeef hem en
laat hem nog wat inkoken. Plaats de coteletten
even in den oven om het apek croquant te
maken en bedek ze met de saus voor zy ge
presenteerd worden.
vorfrissoliondo dxȣtxxIs..