Historisch Archief 1877-1940
>Pt;
v
8
DE AMSTERDAMMER 'WEEKBLAD V O OH NEDERLAN
Nb. 1227
-Marcels Gbrüfiaan m der Plas.
1820-1900.
In het hotel Nieuw-Bussum, vereenigden
zich heden een aantal oud-leerlingen van den
he.er A. M- C. van der Plas, voorheen
institutenr te Amsterdam, om den algemeen geachten,
nog jeugdig-krachtigen grijsaard, bij gelegenheid
v*n zy'n tachtigsten verjaardag, een blijk
Van sympathie en hulde aan te bieden.
Z\j overhandigden hun gewaardeerden
leermeeeter. en opvoeder een keurig gecalligrafeerd
album en een fraai bronzen beeld op marmeren
zuil.
De heer A. M. C. van der Plas is nit een
geslacht gespreten, dat aan wetenschap en
letteren niet vreemd was; zoowel zijn vader
Anthonie v. d. Plas als zy'n moeder Cornelia
Sara Swaving, een bijzonder begaafde \rouw,
waren in hun tijd zeer ontwikkelde menschen,
die hun zoon een buitengewoon verzorgde
opvoeding gaven, waardoor zeker de grondslag
werd gelegd zijner groote bekwaamheid als
opvoeder en leeraar.
Zijn Instituut op de Keizersgracht over de
Westermarkt was, zoolang het bestond, bekend
als een der beste, zoo niet de beste inrichting
van onderwijs, die Amsterdam destijds kon
aanwezen. Met voldoening kan de geachte
Jubilaris terugzien op zyn werkzaamheid ge
durende zoo vele jaren, met rechtmatigen trots
wyzen ep verschillende hooggeplaatste personen
en mannen van beteekenis, die eenmaal zijn
leerlingen waren.
Reeds sedert een aantal jaren geniet de heer
Van der Plas een welverdiende rust, maar al
wijdd« hu zich niet meer onmiddellijk aan
onderwys en opvoeding, toch bleef hy in die
richting werkzaam, door het schrijven van
verschillende boeker, die, door inhoud en
strekking, opvoedende kracht bezitten, in den
goeden zin van 't woord. Van zjjn hand ver
schenen de romans: Het gezin van Lord
Irwheart, De Italiaansche en Louis Dalton.
Hoewel reeds in den avond zyns levens,
schreef hij deze werken met een vlugge pen
in een vaste hand; ze leggen getuigenis af,
zoowel van zijn ongebroken Musenen geest,
zjjn scheppend vermogen en onvermoeide
werkzaamheid, als van zjjn eerlijke, gods
dienstige begrippen en christelijke beginselen.
Het is met hartelijke vriendschap en ver
eering, dat ik deze regelen schrijf en mij
tot tolk maak van mijn mede-oudleerlingen,
die gaarne met mij een welverdiende hulde
brengen aan den wakkeren man, die door
degely'k onderwijs, en verstandige opvoedkunde
z\jn leerlingen tot zrjn vrienden wist te maken.
De feestdag van heden zal voor den jubilaris
ongetwijfeld een aangenaam bewijs zijn, dat
z^jn leerlingen hem niet hebben vergeten, hem
dankbaar zijn gebleven en dat »de vriend, die
hun hun feiten toonde" op hun hart nog altijd
teen groot vermogen" heeft behouden.
Moge het den waardigen man gegeven zijn
nog ««n aantal jaren een welverdiende rust
te genieten, aan de zijde zijner vriendelijke
echtgenoote, te midden van kinderen, klein
kinderen ea vrienden, bij zijn boeken, zyn
geliefkoosde studiën en in de liefelijke natuur,
waarvoor zijn oog en hart steeds geopend waren,
JUSTUS VAX
en gezond,
Uit het Gooi. Novellen van TKUIDA KOK.
Amsterdam, H. J. W. Becht.
'k Geloof, dat 't in «Elsevier" was, waar ik
voor 't eerst een schetsje ontmoette van Truida
Kok. en ik herinner inij nog heel goed, hoe
aangenaam ik toen (na da lofrede op een of
anderen schilder, die natuurlijk voor die maand
de grootste en knapste van het aardrijk was)
getroffen werd door den eenvoudigen humor
en de ongewilde realiteit van dat kleine stukje
proza.
Sedert las ik af en toe nog eens wat van
die schrijfstöi', en nu is er een heele bundel:
«Uit het Gooi".
Nu ben ik wat bang voor bundels, vooral
wanneer die ter recensie worden gezonden en
men wel verplicht is, de stukjes eenigszins
vlug achter elkaar te genieten. Ik was dus
een beetje vooringenomen, toen ik eindelijk
besloot, het boekje open te snijden en te be
ginnen. Halverwege 't eerste stukje was ik
echter al bekeerd, en op een van onze grauwe
achtermiddagen heb ik vier, vijf van de ver
haaltjes zitten uitlezen ; de rest volgde spoedig.
Er is in deze tien nummers heel weinig
verschil, zoo min in opzet, omvang als bewer
king; ze Ujken sprekend op elkaar, als de
kinderen van een groot gezin; maar ze zijn
zoo echt frisch en gezond, dat men 't kijken
niet moe wordt.
Het is van dat gelukkige, »kunstlooze" werk,
dat niets heeft uit te staan met school of
richting, mode of strijd. Het is geen
ouderwetsch goed, dat 't »nieuwe" negeert en het
heden verkettert; 't is ook geen hulpelooze
nadoenery' van dat »nieuwe".
Ik stel me -zoo voor, dat mejuffrouw Kok
zich nooit warm gemaakt zal hebben over de
«woordkunst" noch de smartelqke ervaring op
gedaan, dat het Woordenboek (dat nog niet
eens-klaar is) ontoereikend bteek voor hetgeen
een jeugdige ziel in anderhalve pagina -wilde
uitstorten.
Kon eenvoudige taal is haar voldoende om
eenvoudige menschen te beschreven, die eij,
waarsehijaly'k aanvankelijk onbewast, nauw
keurig heeft waargenomen met een helderen,
scherpen blik, niet gekweld door het opeet
om te ky'ken.
De schrijfster heeft ik maak dit zoo uit
haar werk op het voorrecht gehad, geboren
te worden en op te groeien, aanhoudend te
verblijven waarschy'nlyk, in een der mooiste
streken van ons land. Zy' heeft het Gooi in
zy'n eenvoudig, maar veelzijdig schoon leeren
waardeeren; zij heeft wat lang niet allen
buitenmenschen gegeven is de natuur be
grepen en de menschen om haar heen. Zij
heeft alles kalm opgenomen en is er in gegroeid;
vandaar dat dit werk rustig is als de natuur
en het landelijk leven zelf. Een enkele trek
is haar geneeg om een indruk weer te geven;
men vindt hier niet het vizionaire, het soms
tot delirium stijgende van jonge stadsmenschen,
die er op uit trekken om de natuur te zien
en die in een regenbui of een zonsondergang
iets »ontzettends" willen ontwaren, geen boer
tegenkomen, of ze meenen er eentje uit »la
Terre" voor zich te hebben.
Truida Kok geeft ons allemaal »beste, brave
menschen", vooral kleine menschen; en nu
weten we wel uit de gemengde berichten, dat
de Gooiers niet allen en niet altijd zoo
braaf zy'n; het is ook best mogelijk, dat iemand,
die wat scherper, meer met voordacht ging
luisteren naar gesprekken in de boerenkeuken
of op den deel, daar wel eens wat anders zou
opvangen dan een dorpsdame ter oorenkorat;
maar de figuren, door haar geschetst, zy'n
niet onbestaanbaar, ze stry'den niet met de
realiteit. Zij heeft, zoo men wil, de besten er
uitgezocht, zonder van de slechten te gewagen;
maar dat was haar onbetwiste recht, vooral
waar geenerlei pretentie van de auteur aan
wezig is, welke ons dwingen zou, hooger
eischen te stellen.
Truida Kok laat ons het Gooi en do Gooische
menschen zien, zooals wy' die zien, wanneer
we eens op 'n mooien Zondag naar Hilversum
of Laren trekken; maar zij geeft ze ons intiem er,
met kennis van de omgeving en met liefde.
Want dat is 't vooral, wat deze eenvoudige
schetsen zoo frisch en gezond maakt: de liefde
van de schrijfster voor haar sujet. Geen
apenliefde voor wat men zelf mooi vindt, geen
mal «esprit de clocher" voor het plekje, dat
de eer had, u te zien geboren worden, maar
een heerlyke, gemeende liefde voor »Land und
Leute", voor het verrukkely'ke Gooi en de
brave kern der eigenlijke landbevolking.
Zonder die liefde is humor onbestaanbaar ;
zij geeft ethische kracht aan de eenvoudige
expressie van wat met verstandigen, onbe
vangen blik is waargenomen.
De »Mieke's", de»Henkie's" en de»Harmpie's"
uit 't Gooi mogen Truida Kok dankbaar zijn,
zoo goed als de lezer, die in zijn winterstad
vol kamerdufheid zoo graag den frisschen adem
van gezonde buitenlucht voelt binnendringen.
H. J. STKATEMEIJEB.
Tovoto
LD! s LD
De Kaherstraat van 10 11 's avonds.
Er een verhaal van maken ? och nee .....
daar hebben we nu geen tijd voor. Liever het
afdoen met een schepje definities :
een vlagvertoon;
een cinematographische Jan Steen ;
een warme golfstroom ;
een bewijs voor de stelling: »Dat vrije volk
zijn wij";
het dichtstbevolkte deel van Amsterdam ;
een losplaats voor vrije-tijd-hebbers en
-bebsters;
een echt Hollandsch menu (in plaats van
het Fransche op het stadhuis;
Recrutenschool, 2e afd. Ie art. (handgrepen) ;
een optreden van plaatselijke grootheden ;
Soms: een onparlementaire obstructie;
»een dolle boel" ;
een plaats voor indrukken. . . . van je hoed ;
Ventersdorp ;
een mosterd-na-den-maalty'dsch argument
voor leerplicht;
een normaalschool voor zakkenrollers ;
een oord om gauw (en ook niet gauw) op
je teen ij es getrapt te zy'n ;
een voorbeeld van dierlijke selectie;
een »in die Lange gezogene" kermisgang ;
een propaganda voor 't Liederenboek van
Groot- Nederland;
voor de café's was het een bezoeking;
een werkingsveld van «stille kracht" ;
Soms: een arbitrage door weghossen.
Maar ten slotte moet ik ter eere van
stad en stedelingen ? verklaren dat het was
en bleef:
een ordelijke wanorde.
B. v. B.
iimiiiiuimiiiiniiimiimimiiiii
Feestende den dood te gemoct.
Het gaat over aanstaande notarissen.
Prof. mr. M. W. F. Trtub had in 1898
de Broederschap dezer candidaten in een
verkeerd spoor gebracht en zij gaf hem
den bons.
Treub had, zooals een dictator betaamt,
aan den Minister van Justitie gezegd: ik
sta in voor mijn mannetjes. Maar de
mannetjes lieten Treub in den steek, liij
maakte een gek figuur en dit blad 1)
sprekende van »den zotten inval, om een
Minister bij het doen van benoemingen
overleg te laten plegen met het bestuur
eener particuliere vereeniging, tot welke
een deel der belanghebbenden behoort"
noemde het »een treurige geschiedenis'1
voor Treub, dat hij den Minister de bood
schap moest brengen van zijn val.
Treub heeft toen onder heftige gemoeds
bewegingen afscheid genomen van de
Broederschap van candidaat-notarissen, die
een stuk van zijn leven was geworden.
Daarop naderde onder het voorzitter
schap van A. D. Stumphius de dag, waarop
de Broederschap 50 jaar zou hebben bestaan
en de strijd over feest of geen feest werd
aan d«n kant der feestelingen, waartoe
Stunjphius en z;ijn mede-hoofdbestuurders 2)
niet behoorden, met kracht.gestreden, zelfs
door verdachtmaking in de dagbladen,
waarbij de berichtgever^) zich schuil
hield(en).
Jammer genoeg .werd dit drijven- Stum
phius te machtig. Ook hij trad af. Er
was een meerderheid gevonden vóór het
feest, met deze beperking evenwel, dat
men niet al het geld der vereeniging
f 3500 zou opmaken maar het, tengevolge
van een tweede denkbeeld, waardoor het
eerst uitgetrokken bedrag verhoogd werd,
ten slotte zou doen met een maximum van
f 1500.
Nog was de strijd tusschen deze aan
staande notarissen niet volbracht.
Van het hoofdbestuur, dat tegen elk
groot feest was, zaten nog drie leden er in.
Een hunner werd benoemd, aan een ander
werd het leven zóó zuur gemaakt, dat
hij bedankte en de ingezetenen van
de woonplaats van den laatste, den heer
Mijs, die niets van de zaak wisten, werden
al weer door een man achter de scher
men zeer onverwachts onthaald op
de toezending van Weekbladen voor Privaat
recht, .Notaris-ambten Registratie 4), waarin
een verslag van een Hoofdbestuursver
gadering voorkomt, hoogst onaangenaam
voor mr. Mijs en volgens hem onvolledig.
Over dit en over een Hoofdbestuur, dat
feest moet vieren zonder tot heden voltallig
te zijn en waarin nog steeds een lid, dat
sterk gekant is tegen elk groot feest W.
ten Bokkel zitting heeft, ontstond een on
smakelijk geharrewar in het gemelde Week
blad en het denkbeeld om nu maar geen
feest te vieren werd hier en daar weer
vernomen.
Een feest! een feest voor een vereeniging
van candidaat-notarissen, wier toekomst
slechter en slechter wordt, wier gehalte
daardoor meer en meer daalt, waardoor
ook het notariaat al merkbaar aan het
achteruitgaan is, zou zoo'n feest nu wel
zoo hard noodig wezen ?
Deze menschen, die aanstaand notaris
zijn, krijgen bij zoo'n feest, buiten en be
halve het eigenlijk gezegde driedaagsch
feestprogramma, een diner en een halve
flesch wijn ten geschenke, te betalen uit
de saldo's van slechts! tien voorgaande
rekeningen ; want bij het 40 jarig bestaan
had men door een dergelijk ontzettend
feest, met autoriteiten, de kas zoo zeer
uitgeput, dat er zelfs een tijdschrift 5) om
moest worden afgeschaft.
Het schijnt wel, dat dit opmaken van
den boel zóó aantrekkelijk is geweest, dat
wij nu bij het O-jarig bestaan van hetzelfde
laken een pak moeten hebben.
Het is een slechte belofte voor de toe
komst, die hier door deze aanstaande
notarissen wordt afgelegd en ik zou mijn
streven beloond zien als ik dit hun feest,
waardoor zij den dood te gemoet gaan,
althans weer enkele jaren krom zullen
moeten liggen, nog kon verhinderen ; het
zou mij een groot geluk wezen, als ik deze
menschen, die hun feestmaaltijd en hun
fleschje wijn, niet zelf zullen betalen, des
noods buiten hun wil, kon brengen tot
het besef', dat die houding voor een aan
staand notaris niet past.
Dat dit feest in het bijzonder, door
de onstane oneenigheden hun niet past.
Ik hoop ook, dat de genoodigden zullen
bedanken, omdat zij zullen meenen, dat
in deze omstandigheden dit feest den aan
staanden notarissen niet past.
Maar kijk: Treub komt weer op de
proppen.
Jawel; Treub heeft alles weer vergeten:
den bons, den zotten inval, de treurige
geschiedenis, het stuk van zijn leven, Neen,
dit laatste niet.
In het laatst verschenen Weekblad 0)
vinden wij hem terug met elf andere oud
bestuurders waaronder, naar ik mocht
hopen, toch ook ernstige menschen waren
met hun allen aandringende op «luis
terrijke viering" niettegenstaande het ge
nomen besluit tot huiselijk onthaal. Met
hun allen verlangende een feestcommissie
naast het aan te vullen Hoofdbestuur.
En nu nog tot overmaat van vreugd Treub
candidaat voor het Hoofdbestuur niet
als voorzitter maar als lid, gesteld door
de Zuiderleden, de Nederlanders, die be
kend zijn om hun goeden zin voor feesten!
Zal hij nu opnieuw dien gevaarlijken
ladder naar de glorie bestijgen, waarvan
de sporten onder zijn gewicht dreigen te
breken?
Aan hen, die mét hem de feestredenen
willen houden en den feestwijn willen
plengen, verwijt ik niets, ik vrees, dat zij
den toestand niet zuiver zien, ik vrees, dat
zij verblind door enkele hoedanigheden van
Treub, op weg zijn om te denken, dat hij
alles kan.
Wat hij niet kan, is de Broederschap
van candidaat-notarissen er door een feest
bovenop helpen en daarvoor waarschuw
ik hier ter pla.atse, omdat meti noch in
het eigen orgaan, noch in de vergade
ringen ooren heeft gehad voor de vele waar
schuwende stemmen, die luider en luider
opgaan.
Misschien, dat het nu nog in alle stilte
te voorkomen is.
1) No. 10S7 van 21 April 189b, hl. 2, kol l,
reg. 7?.13.
2) De heeren J. J. A Bauduin, W. Ten P.okkel,
Mr. H. van Loghein de Josselin de Joiig en
Mr. A. Mijs.
3) Mr. A. Mija en IJ. Posthumus.
4) NOS. 1G07 en IGO'J dd. 13 en 27 Oetober
1900.
5) Recht en Wet.
0) No. 1017 dd. 2,2 December 1900, waarde
betreffende brief het toeval spot met het
ernstigste tweemaal in e.rlenso eu ns ver
kort is afgedrukt.
Dat ik ra-ij met de zaïoei is ge
rechtvaardigd, doordat hèover
aanstaande notarissen.
Am s t., 27 Dec. 1900. JSSENDORP.
NASCHRIFT. Treub heeinkt voor
de candidatuur der
afdee^oord-Brabant-Zeeland zooals mijuist wordt
meegedeeld. Goed. Maai heeft nu
gelijk: de candidaat, die znlijk vóór
het feest heeft getuigd (afdeeling,
die hem stelde of derde beide ?
En waarom ? J. V.
?UUIIIIHIIIIUICIIlltllllllllllllllllllllmlIltlMIIIDffriiiiijlHjlljMIj
NETJES
Wat Floor TI van de
puilen [t,
De zoep is goed, de zoep is goed,
De taarte benne beter."
'N pleaier van belang. D'r is gegeete en
gedronke en gezonge van alles volop. Zone
d'r prachtige mergtaarte gekomme, heb 'k een
groote aak angehad, heb lk d'r voor dat'k van
huis sing perkament ingenaaid, dat 'k voor de
zuurflessche gebruik. Heb 'k de merg gegeete
en de taart meegenome voor de j onges. Heb-ie
d'r niet van gehad, vaderlief?"
Nou mot u een gijn hoore. Benne me an
de désert gewees, gaat op eenmaal de deur
oope, komt de dokter binne: 'n gesjiewes van
een gooi, de dokter van de buurt, u ken
'm wél. Is-die binnengekomme in een zwarte
rok met 'n witte das met z'n vrouw in het
fluweel. Ze zag d'eruit om te gappe! Hét-ie
gefilezeteerd, is zij an de piejano gaan zitte en
hét gespeeld, gespeeld ... dat me d'r van ge
kwijld hebbe!"
Op eenmaal is het afgeloope gewees. Hebbe
ze geroepe : al wie een zoet borrelt je wil hebbe
mot in de andere zaal komme. Begrijp u ?
Hebbe me daar koffie gedronke met 'n zoetje,
hebben ze in de tusschentijd de tafel wegge
ruimd voor de koffiesjantée. Hebbe ze
ggndingetiei gedaan, juffrouwlief, in het
fesoendtlijlr, maar toch gijn. En liedjes in het jiddijsch
hebbe we allemaal meegezonge:
De juffrouw had niet thuis" en, voor
niemand hoor!''
Maar Floor stoorde zich niet ,t verbod,
werkte zich de trap op naar l moeilijk,
vanwege een schortvol groentenering uit
haar collectie; vanwege de m^ sporen
eener teneinde spoedende zwichap en
vanwege den last van een vijiknaarje,
dat, aan een der banden vair schort
vastgeklemd, meer hing dan liepntje met
onderaan nesnuitje, zwart iekkertst kopje
er boven en beentjes in klompenader uit.
Vaderlief, doe je klompen uit
Jawel, moeder" met een Rtrtje, dat
veel te fbrsch klonk, maar belotoor een
toekomstig werkend lid van eenienkoor,
tweede bas.
Floor, groote vrouw met paarsrwangen,
gladgestreken bandeau, zwarte oogebogen
neup, breede schouders, dito hèbreede
wollen doek die een op royale s
aangelegden boezem verborg, type vlosaisch
ras kwam bedanken voor een enk.
Juffrouwlief, 'k weet dat uwes ruk het.
Maar 'k gevoelde me plechtig om komme
bedanke."
Eigenschap van Floor: gebruikt gr mooie
woorden die ze niet begrijpt, zegt ;gzaam,
gerekt, met nadruk, vooral als ze vird zijn.
'k Mot u zegge, 'k wou d'er eeiks van
make. 'k Heb het enkel en alleeman uit
erkentelijkheid voor me kindere, ir, hét
me zoon geschreeve die soldaat is,;om en
breng vleesch mee; heb je daar rroor te
zorrege. Nou wat doe je voor je kre?
'k Heb d'er elf, onbeschrieje, jot wat
doen, al ben je maar een arrem r;h. Je
gooit, je smijt, je kalsjeneert en jmt er.
hier een brok en daar een lap. D(te dag
hou je wat uien over van je masseen, de
andere dag wat peen te eten helaltijd.
Maar ze luste wat! Die hier (met elapop
het petje van het bas-j?) da's een p! Lus
je wel zoep, vaderlief V"
Jawel moeder!" klonk het, in mi.
Och wat heb 'k 'n vesiete gehad - halve
buurt! Uwes tante is ook geweestt ern
taart. Die heb ik gauw in de alkocstopt.
U begrijpt, met al die kindere dan j taart
niemendal.
Is de rebbe ook gekomme hét
,mazzeltof" gezeid en als rondgekeeke niks
gezeid. Heb ik gezeid: Rebbelief,
kijkie ? 't Is toch geen mezéej! Het-iizeid:
nee kind, 't is geen mezéem, maar et 'r
zoo netjes bij je uit."
Nou, 't was netjes, al zeg ik hetvers.
De menschen van de buurt hebben d;el 's
groot oog op, dat 'k m'n arrem boeltjeorde
hou. Zeggen ze: die Floor, met d'r kak die
hét 'n orderitijt van belang! Nou mijn org,
laat ze s-j'noeze."
Maar 't is niet zoo mooi hij me gew; als
bij me tante. Mot 'k u ett'etjes ven . ..
och, wat 'n feest!"
Hield met de eene hand de groenten het
schort, taleerend in den broeden schocaar
voren: prachtige raspsteele, juffrouwlietcht
as boter." Dronk dan, met de andere hahet
kopje omvamend, slurpjes heete koffie, Ihet
basje nippen, ging dan verder:
Twee jaar hebben de kindere en
inkindere d'r voor gespaard. Hebbe ze ged:
'n gouwe bruiloft komt maar eens. Vaden
moeder benne oud, hebbe geen mooie ke
meer noodig, heUbe het goed, goddank, i.le
we 'n grandejoos feest maake."
Nou, wij, de nichta en de neeve, wij h>e
ook gespaard ; alle week een paar cente
geleid van m'n armoe. Hebbe we een zire
koffiepot gekog om asdat me tante zook
is op een s-lokkie koffie . hebbe we de ko>.
pot gestuurd met een mooi stuk d'r bij; hte
ze d'r op gepotegraveerd: Hulde an de
kokan !"
't Was precies anne sjabbes. Benne3
natuurlijk 's oggens na f-joel gegaan. Me ta
hebbe ze een japon gegéeve, 'n japon! stijf\
de zij is ze geweest. En me oooie hebbe:
'n pak gegècvp, 'n p;'ik, och wat 'n pak ! '.
ze hadde nog zoo'n best stuk kleere, maar
mosten en zouen in het nieuw" weeze. E
woue de kindere."
's Middags is de receptie gewees en
anderendaags weer, maar toen niet alleen vo<
de femielje, maar voor iedereen. Benne w
die van de femielje waare met rijtuig gchaak
na de zaal toe. Afijn, hebbe we kika gebat
on boles met koffie en die 'n zoetje en 'i
ander een glaasje wijn. D'r was van alles
Mir zinge for de braategom on
for de braate fraai"
's >Tags benne me weer allemaal met rijtuig
na huis gegaan. Heb 'k teege m'n man gezeid
gehad: yjimmelief, zoo benne me voor byna
vy'f en twintig jaar na de stadhuis gereeje.
Hèt-ie gezeid: Toe was d'r meer gijn anje.
Heb ik gezeid: gelijk heb je, God laat je gezond
en mijn ook l Mot u nou raapsteele? as boter
hoor!"
Floor verkocht haar raapstruiken, inde geld,
zei: eet-ze met gezond! Dank u. Tot Don
derdag by'-leven-en-welz>y'n, 'k overloop u niet,
'k kom tegenwoordig maar tweemaal in de
week" zwenkte haar breedte naar de trap,
liet het jongetje voor zich uitgaan, riep nog
eens: Dag juffrouwlief, dank u."
Dan, op de trap: Val niet, vaderlief!"
En met sonocr geluid, verwonderlijk dat
echte bas-timbre, waarin een onmiskenbare
boosheid doorstraalde over de mogelijkheid d?r
moederlijke onderstelling, fiere zelfbewustheid
bijna, heette het terug: Ja, ik val!"
Haag, Mrt. '00. v. D. W.
'ngazonb&n.
nmimiiimiiimii UMI iiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiniiiiit
Landbouw -Comitéof landüonv-insjiecteiir?
Indien de heer Bruinsma mijn artikel over
jovenstaand onderwerp nog eens goed wil
herezen, dan zal hij moeten erkennen, dat ik niets
dooreengehaspeld heb, en dat er, voor het
recht vérstand der zaak, geen woord, geen
_ijfer te veel in staat. Mijn bedoeling was niet
om een pleidooi te houden voor Kamera van
Landbouw of iets dergelyks, zooals de heer
Bruinsma nu met een niet onhandige zwaai
doet, maar om op het onhoudbare te wijzen
van de beweringen der heeren Bultman en
Ferf, waar zij in een officieel adres aan de
regeering trachten aan te toonen, dat de functies
van den nieuwer, titularis beter vervuld kunnen
worden door het Nederl. Landbouw Comité.
Ook zal hem dan blijken, dat ik in geen enkel
opzicht afbreuk heb gedaan aan mijn vroeger
in het maandblad I)e Grond gehouden pleidooi
voor het oprichten van Kamers van landbouw.
Ik ben eenvoudig van de veronderstelling uit
gegaan dat de r^geering een tweeden inspecteur
noodig heeft voor een goeden gang van zaken en
heb dit geheel gescheiden gehouden van de
wenschelijkheid van het oprichten van K. v. L.
Ik had niet de minste reden om aan te nemen
dat de regeering hare voornemens in deze zaak
door het benoemsn van een inspecteur op de
lange baan zou trachten te schuiven, en dat
heb ik nog i.iet. Wél heb ik er in gezien eene
herhaalde bevestiging van de in
landbouwkringen algemeen gangbare meening, dat, hoe
de toekomstige landbouw-vertegenwoordiging
ook moge worden ingericht, het bestaande
Landbouw-Comitédaarvoor allerminst geschikt
is. Dit diende eens met ronde woorden in het
openbaar gezegd te worden en ik ben er zeker
van, dat niet alleen de meeste landbouwers
die in deze zaak tot oordeelen bevoegd zijn,
maar ook de meerderheid der leden van het
Landbouw- Comitéhet met mij eens zijn.
D. R. M.
Aan de lezers van Bouwkunst en
Schoonheidsgevoel'' in het nummer
van 9 December jl.
Daar de heer W. S. in zijn
»Schoonheidsgevoel" (nummer van 1G Dec,) wel verklaart
in te stemmen met een opvattirg der bouw
kunst, waarbij het schoonheidsgevoel wordt
buitengesloten, maar geene redenen voor die
zienswijze aanvoert, laat ik die zaak thans
rusten en bepaal mij tot een verzoek.
Indien iemand my' wil bestrijden en mijne
woorden wenscht aan te halen, dan citeere
hij juist. Ik had gesproken van »kunstelooze
Kan u begrijpe, d'r rttóst 'n "boel geld vereete groei"; de hoer W. S. citeert «uitgroei"; dit
worre met 's avonds mee. ' woord heeft, hier althans, geen zin en jk heb
li l \j lUC.^, O V UilUD ll.CtJ. ii v w* *» " 7 . u ij U
Nou 's avonds, om vijf uur, bonna me weer bot ook nergens gebezigd. Ik had geschreven,
in dezezelfde zaal gekomme. stond de tafci 'dat het menschelrjk ligchaam DIJ _ iedereen
- - - - - ongeveer op dezelfde wijze,
gedek. Wat 'n prag! Voor ieder
en dat wel, als
dezelfde ,
en 'n flesch spuitwater d'r is bijna geen w-j MO mogen spreken, zeer oordeelkundig is
spuitwater gedronke. Benne d'r op tafel zaamgesteld." De heer W. S. schnjit tusschen
gestaan van die briedemieles met vruchte aanhalidgteekens:
d'r in, van 't fijnste wat je denke kan, me manier ongeveer ____
neef handelt in Velenzia en tusschen de steld." Wanneer iemand geen wezentlyk on
ervruchte in de naame van de bruid en bruigom, kheid ziet tusschen mijne woorden en wat
Hebbe me allemaal ge/èete, is de deur ope- ?oor citaat moet doorgaan, dan zie ik er van
if hem dat te doen gevoelen.
»twee menschen op dezelfde
zeer oordeelkundig
saamgegegaan, benne me oome en me tante binnen
gekomme, hét de meziek fijne meziek
gespeeld, hebbe me een kantang gezonge met
de bewijze vóór zik, dat me de traane van
edelmoedigheid over me ooge hebbe geloope.
Mooi hebbe ze gezonge, prag van stemme
benne d'r bij geweest, heb ik gehuild, 'k kan
d'r niet te?ge."
Hebbe me ieder 'n bewijs gehad van 't eete.
Zyn d'r prachtige taarte op tafel gestaan. Ia
de zoep gekomtte, hsbbe ze gezonge:
F. P. TER MKULEN.