Historisch Archief 1877-1940
Ifo; 1873
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D KR L A N D.
déor Schuihann opgerichte muzieltblad,
dat in die dage» een zeer belangrijke rol
speelde,, refereerde over de ouveirture o.a. als
^oï'gt: In der Ouverture ist der Pilgergesang
?vorherrschend!, hie und da Von einem
unheim3ichen Geschwirr der Violinen qnd hohen
JSaiteninstruinenien unterbrochen j flbrigens
ist sie unverstandlich und entbehrt ebenso
der eigentliehe Grundfarbe, wie das ganze
Sujet."
En wanneer een enkele stem der critiek
(Deutsche Allyemeine Zeltung) niet mede smaalt
«n het durft wagen te schrijven: Wagner
'habe durch den Tannhauser die Oper auf
«ihe Höhe erhoben, die ihre bisherige
Erscheinungsformen bertreffe" dan staan er
oniniddelijk wijsneuzen gereed om dien
vooruitaienden berichtgever toe te voegen: Gott
bewahre uns vor dieser Höhe! Es ist da oben
so ode und so kalt, das wer die Langeweile
>is zu ihr hinauf glücklich berwindet, sicher
nicht lange auf ihr dauern kann".
Ondanks de houding der toenmalige pers)
begon het publiek, dat aanvankelijk vreemd
tegenover het werk stond, langzamerhand
ontvankelijk te worden voor de schoonheden
van den TAtmhauser"; zóó zelfs dat de
Dresdener Abendzeitung meende haar misnoegen
daarover te moeten uitspreken en er bijvoeg
de; Wie kommt's doch dass man z. B. ber
Ferdinand Hiller's Trauhi in der Christnacht",
der doch unstrejtig méhr Musik in sich
echlieaat als der Tannhauser, so ganz stille
gewesen ist?"
Arme Ferdinand Hiller; wie kent thans
nog zijn Traum in der Christnacht" ? Ja
?wie kent eigenlijk Ferdinand Hiller zelf nog?
En slechts een halfjaar vóór den Tannhauser
werd zijn opera eveneens te Dresden opge
voerd. Maar Hiller is er geen schuld aan,
dat de critiek van die dagen zich zoo zeer
vergaloppeerde uit boosheid of domheid; en
doet een groot gedeelte van de Duitsclie
critiek dit ook thans niet met dezelfde felheid.
tegenover mannen al» Bruckner, Strauss,
IVtahler, SchilHngs en anderen ?
De uitvoering van Taiinhiiuser had vooral
myne belangstelling opgewekt omdat de heer
^Fierie daarvan de directie in handen had.
ISa de eerste opvoering, die ik niet bijwoonde
schenen de meeningeii over zijne leiding
nogal verdeeld te z^jn; misschien is dit ook na
de tweede opvoering het geval geweest; maar
toch heb ik redan te vermoeden dat bij toehoor
ders, die beide opvoeringen hebben bijgewoond,
de indruk van de tweede van anderen aard
zal geweest zijn dan van de eerste.
Ik heb Zaterdag 1.1. het werk zien groeien.
Lag er over de eerste acte nog iets mats
uitgespreid, waarvan de oorzaak hoofdzakelijk
moet gezocht worden i h de niet voldoende
«imiiimmiiiiniiiiiiiHiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiitujiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiMMHiiii
bezetting van de titelrol, de tweede acte
verwekte reeds veel meer belangstelling en
in de derde acte wist de heer Tierie de juiste
stemming te treffen.
Het kwam mij voor, dat de heer Tierie af
en toe ietwat academisch te werk gaat in
zijne wedergave der partituur; dat zijn op
vatting' en tempokeuze nog te veel de vrucht
is van nauwkeurige berekening en hoezeer
die ook noodig is, t>. a. bij het instudeeren
zoo meen ik toch, dat de impulsie van
het oogenblik meer .warmte vermag te ver
oorzaken, dan een star consequent vasthouden
aan een eenmaal opgevatte meening. Vooral
Wagner eischt in hooge mate een elastisch
tempo en de Schwung" die aan het geheel
iets verleent van een improvisatie geeft
aan een dramatisch werk van Wagner leven,
benevens de zoo noodige kleur en warmte
in de voordracht. Het eerste gedeelte der
ouverture b.v. kon daardoor veel winnen;
ook meende ik, dat aan het slot der tweede
. acte, bij het groote ensemble hetwelk door
Elisabeth beheerscht wordt met de woorden:
Ich flehe für sein Leben", de heer Tierie
er naar streefde het tempo in te houden;
terwijl juist hier een matig occellerando een
kolossalen climax te weeg brengt, die in het
quart-sext-accoord van den B-dur drieklank zijn
culminatiepunt vindt. Doch genoeg hierover.
Het is mijn overtuiging, dat de heer Tierie
bij volgende opvoeringen nog wel eenige
wijzigingen zal brengen .in zijn opvatting,
vooral als mijn meening juist is, dat de tweede
opvoering in dit opzicht reeds aanmerkelijk
verschilde met de eerste.
Ontegenzeggelijk heeft de heer Tierie met
het orchest reeds veel tot stand gebracht. Stelt
men zijn eischen niet hooger dan het peil
waarop zich dit orchest bevindt, dan is er
alleszins reden tot tevredenheid ; want er is
gewerkt zoo goed als liet ging en er zijn ook
enkele zeer goede krachten in het orchest
aanwezig. Eischt men echter dat de weder
gave van het instrumentale gedeelte een het,
werk waardige zij, dan dient geconstateerd
dat het orchest niet bij machte was een
klankschoonheid te ontwikkelen, als waarop
een dergelijke partituur aanspraak mag
maken. _
Ditzelfde geldt min of meer van het koor ;
alleen is het daarmede nog zooveel slimmer
gesteld, omdat dit aan de handeling deel
neemt en in dat opzicht een te kort aanwezig
was, dat zeer hinderlijk en storend werkte
op den totaalindruk. Bijna alles.wat het koor
te zingen had klonk zonder eenig ni'.'deleven
met de handeling, stijf als een van buiten
geleerde les; ook waren de bewegingen die
van automaten. De heer Tierie kan dit
natuurlijk niet helpen. Als hij er iets aan
Wat nu aangaat de vertolking der solo
partijen .... tegenover de meer of min ge
lukkige bezetting hiervan; staan kapelmeester
en regisseur vrijwel machteloos. In dat op
zicht verschilt de toestand dezer opera in
mets met dien aan de groote gesubsidieerde
theaters in het buitenland.
Het talent v*m den heer Pauwels past beter
bij werken van gallischen oorsprong. Het
vreemde dialect waarmede de heer Pauwels
onze taal behandelt en dat liij, ondanks zijn
langdurig verblijf hier te lande, nog niet
heeft prijs gegeven, stond hem bij de ver
tolking erg iii den weg; vooral -wanneer hij
in eeii snel tempo syllabisch moet zingen,
zooals o. a. bij de liederen in den A'enusberg.
In de derde acte, bij het verhaal van de reis
naar Rome, wist de heer Pauwels dramatische
accenten te vinden, die den toehoorder ge
deeltelijk over zijn tekortkomingen in de
uitspraak wisten heen te helpen.
Mevrouw Coini-Francisea zong de Venus
partij P een wijze, waarmede men zeer wel
vrede kon hebben; vooral de hooge toueu
klonken fraai en gemakkelijk.
Mejuffrouw Kmmy Kloos zong de Elisabeth.
Als jiu'ii van mejuffrouw Kloos niet meer
wil eischen dan de meeste; overige mede
spelers boden, dan mag men van haar zeggen
dat zij tamelijk wel past in het kader van
het geheel; anders zou men haar moeten
toevoegen, dat de toon de, noodige vastheid
mist en dat zij in geeneu deele de
dramahad kunnen doen zou dit zeker anders geweest
zijn en als bij er nog iets aan zal kunnen
doen, wordt dit misschien met der tijd
anders. Ik achtte mij echter verplicht dit
niet onvermeld te laten, daar men zich niet
mag overgeven aan de illusie met een voor
name kunstuiting te doen te hebben en men
ten gevolge van min gunstige plaatselijke
toestanden in geen geval de hooge eischen
uit het oog. mag verliezen, die een waar
kunstwerk aan de uitvoerders het recht heeft
te stellen. /
De aankleeding van het stuk liet, vooral i
in het begin alles te wenscheu over. Men l
zou der Nieuwe Xederlandsche Opera onrecht
doen, van haar te eischen dat zij b.v. de
scène in den Venusberg monteerde op een
wijze zooals dit te Bayreuth of München
geschiedt; doch het onhandige gedoe van de
drie gratiën en van de Bacchanten en
Xymphen is toch wel wat al t-j simpel voor het
publiek eener groote stad. Beter ware het
de handeling geheel te doen vervallen en
het aan den toehoorder over te laten zich
een voorstelling te maken van den toestand,
zoo rijk en weelderig als zijn phantasie hem
zulks veroorlooft.
tische kracht bezat om aan het slot der
tweede acte de scène te beheerschen.
De heer Orelio maakte als Wolfram verre
weg den besten indruk; thans was het lied
aan de Avondster -rein, hoewel het naar mijn
gevoel een weinig te forsch gezongen werd.
De stem van den heer Schulze (Walther
v. d. Vogelweide) klonk zeer goed; in de
ensembles vooral bewees zij goede diensten.
De heer Koster heeft een zeer schoon,
sonoor orgaan, dat hij echter niet weet te
gebruiken; ook laat de uitspraak.van enkele
letters te wenschen over. Als de heer Koster
wilde studeeren, zou hij een toekomst hebben.
De herdersknaap werd door mej. Dibbels
allerliefst gezongen. De heer Maal als Biterolf
was onvoldoende. Zijn stem is mat en kleur
loos. Hoe komt hij er toe zich een dergelijke
grime te bezorgen? De andere partijen zijn
van minder beteekenis.
Ben ik nu te streng geweest in mijn oordeel?
Als het een groot kunstwerk geldt is gestreng
heid op zijn plaats, naar ik meen. Voegt men
mij nu toe. dat men moet roeien met de
riemen die men heeft, of zoo iets, dan ant
woord ik dat men met deze riemen den
Tanuhauser niet naar veilige haven kan roeien.
Een tweetal boekjes werd mij toegezon
den, waaraan ik een enkel woord wil wijden
in deze kolommen. Het eerste is een tekst
boek voor het groote Muziekfeest, dat 17 en
18 dezer te Arnhem gevierd zal worden. Het
woord tekstboek zegt hier eigenlijk te weinig;
want behalve da programma's en de teksten,
bevat het boek buitengewoon belangrijke be
schouwingen over de werken welke zullen
worden uitgevoerd. Aan deze toelichtingen,'
die blijkbaar door competente hand geschre
ven zijn, dankt het tekstboek een beteekenis
die veel vorder reikt dan van de meeste
dergelijke- boeken.
Op Zaterdag avond wordt het Voncert
ge ./pend met \Vach auf" uit Wagner's
Meistersinger; dan volgt de derde symphoiiie
van Gtistav Mahler voor alt-solo vrouwen
en knapenko, r en orchest (eerste uitvoering
in Nederland).
Het Zondag-middag-concert bevat, behalve
solovoordraclitcn der solisten, een nieuw werk
van Jan van (iilso. een jong Xederlandsch
| componist Suli'.mith" genaamd, voor soli,
koor en orchest; en op het programma van
het Zoudag-avond-concert prijkt een cantate
van Bacil Gott der Herr ist Sonu' und
Schild", llünde'.'s ..Caeciliën-ode" en
Beethoveii's Xegende". Voorwaar een
Feestprogramma'1 !
Het koor bestaat uit pi.m. 550 stemmen
on het orchest uit pi.m. 120 musici, waarvan
de vercenigde Arnhemsehe en Utrechtsche
orchesten het hoofdbestanddeel vormen. Het
zou nnj niet verwonderen indien van heinde
en verre uit ons land de toehoorders naar
Arnhem stroomden. Ik raad hun allen aan,
zich vooraf te voorzien van het feestboek.
De tweede door mij bedoelde publicatie is
uitgegaan van de Concert-Directie de
Algemeene Muziekhandel". Het is een sierlijk
uitgevoerd boekske met goed geslaagde por
tretten van de kunstenaars, die in den loop
van dit seizoen optreden onder het aogidium
van genoemde Concert-Directie. Biographische
bijzonderheden en enkele oordeelen der pers
zijn er nevens afgedrukt. In het voorwoord
leest men: De ernst en waardeeriug waar
mede de toonkunst in Parijs, . ook in hare
intiemste uitingen getuige de avonden in
ons land van Bauer, Casals, hetHayot-kwartet,
Thibaud, Wurmser e. a. in de laatste j aren
wordt beoefend, heeft ons bij het sluiten onzer
verbindtenissen- dit jaar meer het oog doen
richten op Frankrijk, dan anders."
Uit het boekje leert men dat er in den
loop van den winter wederom heel wat muziek
gemaakt zal worden in de hoofdstad.
AVERKAMP.
Droogmaking der Zuiderzee.
Donderdag 15 October a. s., des avonds
ten 8 % uur, zal de heer A. A. Beekman van
's-Graveiihage, voor de Vereeniging A. P.
(bovengenoemd) in de groote zaal van deu
Werkenden Stand, een voordracht houden
over : De droogmaking der Zuiderzee, ook
met het oog op de belangen van Amsterdam."
Voor belangstellenden zjjn introducties
verkrijgbaar, bij den heer J. Preijs, secretaris,
Ceintuurbaan 394.
Reclames.
BRUT 1*33.
nèpofitttiret t '
KIPPIBTG & Co.. 'Amst
Piano-, DriBl- en Mnzéta
MEYROOS «fc KALSHOVBOX,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS enPIAXIXO's in Koop en in Huur
Repareeren Stemmen Ruilen.
Maggi's Aroma
is ecii eenig beproefd middel om gerechten, groenten,
vleezen, soepen, sausen, ragouts, ougenblikkelijk een krachtigen.
aangenamen, geur en smaak te geven. Weinig druppels zfjii
AtH ff* t T1 lïil P H voldoende. Verkrijgbaar bij alle soliede kruideniers en
U 1U IC Ik l U i U C U comestibleshandelaren.
<a
l*
YOOEi
<a
I» Maafiie, arMitte ironv i
II. (SM.)
Misschien is het toe te schrijven aan de
aansporingen der schrijfster, dat veel wat
toenmaals slechts wensch was, tegenwoordig
reeds in de daad is omgezet, n een
deieerste schoenenfabriekell van Engeland, heeft
de zuster- van den eigenaar een deel van het
bestuur op zich genomen, onmiskenbaar ten
voordeele van het groot aantal vrouwen, die
er in arbeiden en dit geval staat volstrekt
niet op zich zelf. Als echter miss Collet de
ouders nadrukkelijk aanraadt, ook hunne
dochters zorgvuldig voor te bereiden voor
het gekozen beroep, en haar, evenals de
zonen, alle mogelijke hulpmiddelen te
veraehaffen, dan is er ook heden nog aanleiding
voor 'dezen raad. Zelfs in Engeland, het land
van den vryhandel en het fa'r ptay", laat
zich het feit niet loochenen, dat vrouwen
arbeid grootendeels lager betaald wordt dan
mannenarbeid. De verschillende factoren,
die er toe hebben meegewerkt dezen toestand
in het leven te roepen, zijn reeds lang door
de economen nagegaan. Xiet altijd echter is
de slechtere belooning eene onrechtvaardig
heid, nl. niet dan, als er minder arbeid wordt
geleverd en dit geschiedt ongetwijfeld, als
het ontbreekt aan genoegzame voorbereiding.
Deze gevallen zijn niet alleen nadeelig voor
het individu, maar ook voor geheel de
arbeidende vrouwen wereld. Hoewel de maat
schappelijke positie der vrouw, die een be
roep uitoefent, in Engeland nauwelijks iets
te wenschen overlaat, zoo is toch het feit,
dat zij tot de arbeiders in een beroep behoort,
nog betrekkelijk nieuw, en is dit nog niet
zoozeer in het vleesch en bloed der natie
overgegaan, dat er bij het beoordeelen er
van niet nu en dan onrechtvaardigheden of
hardheden voorkomen.
Als een man onbekwaam voor zijn beroep
blijkt, zoo gaat dit slechts hemzelf en zijn
anibt aan; de onbekwaamheid eener vrouw
?wordt echter het geheele geslacht ten laste
gelegd."
Dit zijn woorden, die overal moesten be
hartigd worden.
Hoe staat het nu met de uitgaven der
vrouw, die haar eigen brood verdient en die
in zeker, opzicht wisselwerking oefenen op
de inkomsten? Als oorzaak voor de geringere
belooning der vrouw, hoort men dikwijls
opperen: dat zij niet zooveel gebruikt als
de man." Misschien vreenen deze
philanthTopen wel, dat de betere belooning een
slechten invloed op het gemoed der vrouw
zal hebben. Miss Collet is in alle geval van
eene tegenovergestelde meening, en niet ge
zind de kunst der vrouw om met weinig toe
te komen, als eene deugd te beschouwen.
Hare geringe eischen beschouwt zij veeleer
als een vloek, vooral als die hand in hand
gaan met een gebrek aan zorg voor de toe
komst. Alleen om te leven, daartoe is zeker
maar weinig voldoende, maar de meilsch, die
' een beroep vervult, moet zich ook frisch en
voor den arbeid geschikt bewaren voor de
toekomst. Dat dit oneindig veel duurder is,
dan alleen zijn leven te rekken, dit wordt,
ongelukkigerwijze, noch door de arbeidende
vrouw, noch door haren werkgever genoeg
zaam in aanmerking genomen.
Niets leidt er ons meer toe ons hierover
in beschouwingen te verdiepen, dan eene
studie van het budget der vrouwen, die oen
beroep vervullen. Miss Collet haalt een groot
aantal aan, met een jaarlijksch inkomen van
?1200??4000. Grootendeels is het liet
budget van onderwijzeressen, dat zij aan
haalt, maar ook dat eener boekhoudster en
eener journaliste bevindt er zich onder. Zij
vormen een leerrijk en interessant hoofdstuk,
ook door de bijgevoegde commentaren, die
gedeeltelijk van de betreffende personen
zelveu, gedeeltelijk van de schrijfster van hot
boek zyn. En hoewel zij er geen aanspraak
op maken als typen te gelden, zoo zijn hare
mededeelingen toch van groote waarde, vooral
ook met het oog op de moeilijkheid om, in
dezen, betrouwbaar materiaal te leveren.
Voor zoover wij weten, maakt dit boek
voor het eerst eene reeks van budgetten
openbaar uit de kringen der arbeidende
vrouwen uit den middelstand.
Bij de vele raadgevingen, die de schrijfster
ten beste geeft, in dat deel dat handelt over
de grenzen, die de ouderdom stelt aan de
werkende vrouw, had de schrijfster haar nog
nadrukkelijker op 't hart kunnen drukken,
spaarzaam te zijn in het verbruik harer
krachten.
't Is zeker zeer loffelijk zich, met ijver en
energie, aan zijn werk te wijden, maar ook
daarin moet maat worden gehouden. Zooals de
nieuweling in het bergen beklimmen den be
proefden klimmer dikwijls in 't begin te vlug af
is, OLU dan uitgeput den top te bereiken, en
daar niet in staat te zijn iets te genieten, zoo
vervallen ook de vrouwen, in den beroeps
arbeid, dikwijls in de fout van zich te over
spannen. Slechts zeer korten tijd komt deze
overdrevene energie, die zich vooral in eene
verlenging van den .arbeidstijd uit. den arbeid
ten goede. Spoedig genoeg heeft zij eeue
tegenovergestelde werking. Voor den werk
gever is zij daarom geen winst, en voor den
arbeider beduidt het verkwisten en ontijdig
verbruiken zijner krachten, de verwoesting
van het kostbaarst goed dat. hij bezit. Ook
hier moet de gouden middelmaat" gevonden
worden.
Eene menigte statistisch materiaal is aan
gewend om den stand der huwelijksmarkt
vast te stellen en den invloed dien de steeds
toenemende beroepsarbeid der vrouw daarop
heeft uitgeoefend. Miss Collet komt tot liet
resultaat, dat in Engeland en Wales, onge
veer 10 of 17 percent van alle vrouwen nood
zakelijk ongehuwd moeien blijven. In Londen
stijgt het percentage tot 2<>. In de praktijk
is de verhouding echter gedeeltelijk
eeiiigszins anders, en voor een ander deel, schijnt
die verschoven, naar dat men rekent volgens
de verschillende klassen der be\ olking. Vooral !
kan ook het verschuiven van den leeftijd, l
waarop men trouwt, het geheele beeld ver- !
anderen. Dat de man uit de zoogenaamde !
betere standen, tegenwoordig op rijperen
leeftijd tot den echt overgaat, dan vroeger
het geval was, is algemeen bekend maar,
in Engeland ten minste is deze neiging,
hoewel uit andere oorzaken, ook bij de vrouw
waar te nemen. Miss Collet begroet dit als
een verblijdend feit. want, in tegenstelling
met hetgeen algemeen wordt aangenomen,
hangt zij de meeniiig aan, dat d* rrouii' later
tot geestelijke rijpheid komt, dan de man. En
de schrijfster verheugt zir-h niet alleen over
het feit der latere huwelijken, maar ook over
de oorzaken, die daartoe leiden: de
intellectueele en economische vooruitgang der vrouw.
Dezelfde oorzaken voeren ook tot het
toenemen van liet ongehuwd blijven van
ontwikkelde vrouwen, die het vrouwelijker
en eervoller vinden de arbeidsmarkt te be
treden dan de overvolle huwelijksmarkt.
Wel is waar is het toenemen van het onge
huwd blijven op zichzelf geen verblijdend
teeken; dat echter de richting, waarin eene
hoogere, meer zedelijke opvatting van het
huwelijk zich uitspreekt, de heilzaamste ge
volgen moet hebben voor beide geslachten,
dus voor de geheele natie, ligt voor de hand.
Als het beschamend, vernederend, onzedelijk
van de vrouw is, het huwelijk te gebruiken
als eene inrichting om verzorgd te zijn, zóó
is het niet minder verlagend voor den man
om voor dit doel, door de vrouw te worden
aangenomen.
En de mannen die beseffen hoe verlagend
dit is en er naar streven toestanden in het
leven te roepen, waarin de man om zijns
zelfs wil wordt gehuwd, zij hehooren waarlijk
niet tot de slechtste medestrijders voor de
bevrijding der vrouw.
Het bovenstaande is ons grootendeels mee
gedeeld djor Henriette Jastrov uit Londen,
die eene diepgaande studie van het, boek
van miss Collet gemaakt blijkt te hebben.
M. K.
(i't'sr>ntj]it"id en «jtroeiVimj. Wenken voor
bet huwelijk, door prof. dr. GKOUG
STICKKK. Leiden. A. II. Adriani.
De geneeskunde, in het begin van de lüe
eeuw nog arm aan natuurwetenschappelijk
ex-act vastgestelde ervaringsfeiten en
gvootendeels op vooropgestelde meeningen en specu
latieve overwegingen gebouwd, is inderdaad
in de ai'geloopcii eeuw meer en meer een
natuurwetenschap geworden, en daarvan heeft
de behandeling van zieke menschen, de ge
neeskunst, ongetwijfeld in niet geringe mate
ge]>roiiteerd.
De triomfen der wetenschap in de laatste
jaren kunnen niet worden geloochend, niemand
zal ontkennen boe het spoedig en vroegtijdig
herkennen van ziekten, dank zij de verbe
tering der diagnosjische hulpmiddelen tot
een ongeëvenaarde juistheid en nauwkeurig
heid is opgevoerd, en boe ook op therapeutisch
gebied zegepralen zijn verkregen men
denke aan de praetisehe resultaten der mo
derne chirurgie en van verscheidene aan de
chirurgie verwante speciale vakken die
eenvoudig verbazingwekkend mogen worden
genoemd.
Doch ook de grenzen van ons therapeutisch
onvermogen zijn, dank zij dezen vooruitgang,
beter bekend en nauwkeuriger en scherper
vastgesteld. Wij weten thans tamelijk zeker
dat in vele gevallen ons vermogen' om een
bepaald lijden vroegtijdig en met juistheid
te herkennen, gelijk staat met het uitspreken
van een vonnis van ongeneeslijkheid, en daar
de waarlijk ernstige en bekwame geneesheer
zeer goed weet dat hij slechts een zeer be
perkten invloed op liet ziekteverloop der
meest verschillende aandoeningen kan uit
oefenen, krijgt de vraag hoe allerlei ziekten,
die voor eene behandeling welke tot genezing
voert ontoegankelijk zijn, kunnen worden
voorkomen, bier een beteekenis van zeer
wijde strekking.
e>
Laat ons trachten te voorkomen wat wij,
als het eenmaal ontstaan is, niet kunnen
genezen, dat wordt mee:- en meer het parool,
de beteekenis van prophylaxis en hygiëne
wordt steeds ^rooter. krachtig wordt deze
beteekenis in degelijke populaire geschriften
onder een breeden kring van ontwikkelde
leekeu verbreid, en men hoopt daar, en ik
geloof terecht, op den duur resultaat van.
Onder de oorzaken van ziekten waar tegen
over tot heden het vermogen van den ge
neesheer als therapeut al als bijzonder gering
pleegt te gelden, behoort ook de herediteit.
De erfelijkheidsleer in het algemeen, en vooral
die ten opzichte van psychische stoornissen,
heeft menigeen treurig' gestemd en tot een
pessimisme en fataliteitsleer gebracht die het
leven tot een last maakte en waarbij alleen
de dood een uitkomst scheen te kunnen geven.
De moderne literatuur, voorgelicht door on
getwijfeld wel wat eenzijdige, en gedeeltelijk
ook nog onrijpe, geneeskundige beschouwingen
heeft zich van het onderwerp meester ge
maakt en producten geleverd zóó vreeselijk
en zóó griezelig dat vele meuschen er door
tot vertwijfeling en tot wanhoop zijn gebracht.
Er bestaat eene anecdote van een kardi
naal wiens vader de zwijnen had gehoed, en
van een fransclien gezant, die trotsch was
op zijn adel. Gedurende eene lastige onder
handeling waarbij de kardinaal met veel be
leid voor de behingen der kerk opkwam, liet
de gezant zich door zijn drift vervoeren om
den priester zijn geringe afkomst voor de
Voeten te werpen.
't Is waar" gaf deze ten antwoord
dat inij-n vader de varkens heeft gehoed, maar
als mi' vader dat had gedaan, dan zoudt gij
thans nog het/A-11'de doen."
Deze kleine vertelling is leerrijk.
Ontegenzeggelijk bestaat in vele gevallen
een onmiskenbaar hereditaire invloed, doch
de wetenschappelijke genealogie, toont, naar
het mij voorkomt, meer en meer aan dat wij
van de wetten welke de erfelijkheid onder
pathologische omstandigheden beheersehen
nog bitter weinig weten, en meer en meer
wint de overtuiging veld dat men op grond
van wat al te oppervlakkige theoretische be
schouwingen aan deze pathologische heredi
teit te veel gewicht beeft gehecht en de be
teekenis van het milieu waaronder iemand
opgroeit te veel heeft verwaarloosd.
Zeker zijn de omstandigheden waaronder
iemand leeft en die op hem inwerken van
niet minder beteekenis voor zijn later leven
dan de aanleg tot afwijkingen in de eene
of andere, richting die hij bij zijn geboorte
meebrengt, en die gedurende zijn leven on
getwijfeld latent kan blijven.
Is een en ander juist, en bovenstaande
opvattingen zijn heden ten dage ih het alge
meen gesproken zeker geneeskundig gang
baar, dan krijgt de opvoeding weer een veel
grootere beteekenis voor de gezondheid, dan
men haar in de laatste 20 jaar wel heeft
willen toekennen. Zij toch zal dan in vele
gevallen kunnen voorkomen wat, eenmaal
ontstaan, niet is te genezen, en kunnen
paralyseeren wat de herediteit aan ziekelijken aan
leg aan het individu bij zijn geboorte meegaf.
Het wil mij voorkomen dat prof. dr. Georg
Sticker van de boven uiteengezette opvat
tingen, en van eenige andere daaraan ver
wante, is uitgegaan toen hij het boek schreef
dat thans in Hollandsche vertaling, onder
bovenstaanden titel, bij den uitgever Adriani
is verschenen en aan ons publiek wordt aan
geboden.
Het is een mooi, degelijk, ernstig en goed
bedoeld werk, dat vlot vertaald, zich prettig
laat lezen. Tot een referaat leent het zich
niet, maar het wekt hem die het leest op
tot denken en tot nadenken over den inhoud,
en komt op grond van een duidelijk en glas
helder betoog tot de conclusie dat reinheid.
nuchterheid en knischheid de deugden zijn
die ieder in zijn leven moet aankweeken.
wiens begeerte het is om voort te leven in
lichamelijk en geestelijk-gezonde kinderen.
Reinheid, nuchterheid en kuischheid zijn de
eigenschappen waartoe ieder kind moet worden
opgevoed wil het gezond blijven.
Moge de lichamelijke gezondheid de meest
zekere, de meest noodzakelijke voorwaarde
zijn voor eene krachtige ontwikkeling van
verstand en hart, er is gezond verstand voor
noodig om ons er toe te bewegen voor onze
gezondheid te zorgen en haar in stand te
houden, en de volle gezondheid kan slechts
groeien en bloeien op den bodem van een
natuurlijk zedelijk leven.
Welke beteekenis de opvoeding voor een
en ander heeft, is door den schrijver in een
helder en zaakrijk betoog op boeiende wijze
en in hoogst aangenamen vorm scherp en
duidelijk uiteengezet.
Ik hoop dat velen het boek zullen koopen
en het met ernst en aandacht zullen lezen,
als het hun gaat als mij zullen zij zich den
tijd daaraan besteed, niet beklagen.
Amst., Oct. 1903. Dr. STEFHAX.
Lady Phmketi. Ale.randra, Virian.
1'iiix A". Jleati-ice Terry. Modes.
W'iiiterstorf'en. Hout.
Lady Pluiikett is een Amerikaansche van
geboorte, miss Morgan uit Philadelphia. Zij
is de echtgenoote van den Britscben gezant
te Weenen, sir Francis Plunkett; de bekoor
lijke ambassadrice behoort tot dat type van
Amerikaansche vrouwen, schitterend door
schoonheid en verstand, die in zoo hooge
mate de bewondering wekten van den
geestigen Max o'Rell (Paul Blonet) en van Pierre
de Conlcvain, auteur van Noblesse Am
ricaine" en Eve victorieuse". De tact en de
gratie, waarmee de vrouw van den Engelschen
gezant zich beweegt in diplomatieke kringen
en aan het hof, bleven niet onopgemerkt
door keizer Frans Jozef. De keizer van
Oostenrijk is zeer zuinig met zijn portretten,
in dat opzicht is hij een contrast van zijn
cousiii", Wifliehn II, die ze letterlijk
rondstrooit. Lady Plunkett werd dezer dagen
verrast door den beminnelijker!, in leed ver
grijsden Frans Josef, die haar eigenhandig
zijn conterfeitsel bood.
* *
Alexandra Vivian, een der tweelingzusters
Vivian, jongste hofdames van de koningin
van Engeland, is verloofd met mr. Alexander
Leith. Alexandra is het petekind der koningin,
eii haar zuster is vernoemd naar Albion's
koning.
Het Engelscho koningspaar is altijd vol
belangstelling voor de horde petekinderen,
die zij in alle lagen der Britsche maatschappij