Historisch Archief 1877-1940
* tb ">
* A
D E A M'S t E DAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D.
No. 1382
I'
; Wat ik hierboven in het algemeen opmerkte,
?wil ik nu met voorbeelden staven.
? Een 'Wanklank is het .verhaal vaneen jong
'officier, die,, jong weduwnaar, hertrouwen.
gaat, en nu zijn meisje voorstelt aan de ouders
zijner eerste vrouw.
Ik vindt dit geheele verhaal mislukt. Ten
eerste voelen wij volstrekt niet de smart van
den jongen man over het verlies zijner vrouw
zelfs glimlachen wij om de onbeholpen
?wijze, waarop Top Naeff, ons die wil doen
meevoelen. [Is ook iemand, die verslagen"
zijn vrouw nastaart", klein-verbaasd" dat
het zoo gebeuren kon?] Ten tweede halen
wij de schouders pp als de auteur zegt, dat,
bij den jongen weduwnaar, plots zijne jeugd
zich deed gelden. Kortom het begin van dit
verbaal is verward: het heeft er veel van,
of de schrijfster er niet goed in komen kon.
M. i. was, waar haar totale onmacht bleek
ons, x$ het in 't kort, het verliepen de smart
daarover n het plotseling-eindigen van zijn
treuren, te doen meevoelen, een korte
mededeeling beter geweest der feiten, die
voor, gingen aan het oogenblik, waarop wij feitelijk
kennismaken met de personen van het ver
haal.
Een paar regels na het wezenlijke" begin
leest men dat de oude heer altijd" aan den
jongen inan vroeg, of 't droog was buiten.
En dit is nu een van die kleinigheden die
men gaarne over 't hoofd ziet, doch die het
boek er veel bevat.
Blz. 26 begrijp ik echter heusch niet,
waarom Beukema schaterde" Om de
flauwiteit van Van Reede? Een gezond man wordt
daar misselijk van. En dat kaatsen" van
? Tine, ik weet niet....
Hier-en-daar treft men inderdaad dwaze
onderstellingen in dit verhaal, die ik nu maar
niet verder releveeren zal.
Personen als de hoofdpersoon uit Voor n
avend te teekenen, valt buiten het bereik van
Top Naefl' vooralsnog. Dit verhaal is kort
weg een prul.
Het verhaal van den terugkeerenden tering
lijder, Gekonjitkeerd, staat in-eens veel hooger
dan de voorgaande stukken. Het is
schoonvan-stemming en aandoende als de waarach
tige waarheid-zelve. Men ziet dien misdeelde,
men voelt hoe diep^van-tragiek dat is. Dat
is een mooi stuk werk tot tranen roerend....
Trees is weer veel minder de figuur van
Bets is totaal mislukt. En als de schrijfster
Trees laat weggaan, en verzekert, dat daar
vóór Bets nog het strak-gespannen witte
papier was, met boven-aan De Zonde", dan
moet ik lachen. Ik kan 't niet helpen,
maar dan moet ik lachen, om dat leuk-brave
trekje!
Blz. 113 daar geloof ik haar niet. Zij
zegt daar, .dat Trees, nog geheel gekleed,
weer te voorschijn komt, en in-eens
schorhijgend (nota bane !) te kennen geeft dat ze
het niet doet dat ze niet wil staan"
waarop dan terstond, geachte lezer, de meisjes
bevend achteruit deinzen !.' f -r Ik geloof dat
met, tenminste ik zie het niet.
Eigenaardig is, dat de sympathie, bij den
lezer voor Mientje onstaan, plotseling, blz. 111,
en nog later blz. 144 : O gelukkig, enz....)
weer verdwijnt. Waartoe die dan eerst gewekt ?
Op pag. 144 zegt de auteur van het model,
dat dit aan de meisjes-oogen in de luxe
omgeving schroomde te toonen, wat door
tallooze drieste oogen was ontwijd." 't Komt
mij voor, dat dit een geheel overbodige
insiouatie is aan het adres van veel artiesten.
Is in het begin van Een Stiefkind dit wel
gelukkig gezegd ? : een kind, dat met schuldig
klein geweten ter wereld kwam, (de moeder
stierf bij de geboorte ervan.)
En dit ? : De vader verwentchte *) het
hulpeloose wurm." Voor den vader zullen we
maar hopen, dat hij zijn lot verwenschte en
niet het kind.
Op blz. 120 kan de auteur, vertellend dat
de vader in de avonduren nog wat trachtte
verdienen met copiëerwerk, niet nalaten
daaraan toe te voegen : , ? 1.50 per vel",
wat ik met belangstelling vernam. Da's toch
'n schijntje, dacht ik zoo.
Wat bedoelt de schrijfster met:
klompenkinderschool" ? (pag. 126).
. Mooi gezegd is b.v.: ... de besliste zelf
voldaanheid die een ander den lof terugdringt
in dékeel." Jammer dat men dan weer
zinnen aantreft als: Ook, wijl zij niet
dadejk gebruiken ging het diploma". Dat lijkt
wel wat uit 'n thema-boekje zoo iets van
een zin uit het Fransch in 't Hollandsch
vertaald met onveranderde woordschikking!
En er zijn veel zinnen zoo in In Mineur."
Komaan, zoo iets is nu toch niet gehoon!
Het is jammer, dat men over het dorps
leven gaat schrijven, wanneer men maar er
de buitenzijde van kent. En vooral, wanneer
tevens door «Ie persouen dier dorpsgeschiede
nissen een eigenaardig dialect gesproken wordt.
Het leven, de taal b.v. van het volk in den
Achterhoek trekt licht de aandacht van een
auteur als Top Naeff. Maar zij wachte zich
wel dat volk te gaan beschrijven, voordat zij
ernstige studie van haar onderwerp maakte.
M'n hemel! het feit dat Top Naeff wel eens
een yacantie doorbracht, misschien verschil
lende, in den Achterhoek (want ik moet inij
al zeer sterk vergissen als de taal uit Zwem
men", en ,>Een Stiefkind" mij niet herinnert
aan de streek van Gorssel, mogelijk nog
aan Voorst of Terwolde of op de Veluwe,
is nog niet voldoende reden, om nu maar
eens te probeeren wat over die streek en de
bevolking te schrijven daar is veel studie
voor noodig. Top Naeff geeft daarvan trou
wens zelf het bewijs; niet alleen dat wij geen
juist beeld krijgen van het dorpsleven, maar
ook het spreken der personen is soms
heelemaal fout. Dit laatste zal ik gelegenheid
hebben bij Zwemmen aan te toonen. Heeft
Top Naeff 't wel goed opgemerkt, dat men
in de streek waar men ie (voor jij) zegt, k
spreekt van mèke (voor meisje) ? 't Is maar
'n kleinigheid, dat geef ik toe. Maar elke
kleine onzuiverheid schaadt aan de waarde
van het geheel, nietwaar? Het was b.v. ook
onvoldoende kennis van de locale taal, die
haar zonder "bezwaar schrijven doet, dat de
,eene jongen den ander toevoegt: Ie bunt 'n
flauwe kèrl Jongens zeggen dat daar nooit
tegen elkaar.
Maar de onvoldoende kennis van het dorps
leven leidt tot groote fouten in haar verhalen.
Dat de onderwijzeres, Christien, zoo eenzaam
en afgezonderd leeft, als Top Naeff wel wil
doen gelooven, betwijfel ik sterk. Maar dat nog
daargelaten. Zij schrijft b.v. dat het werk
Christien niet zwaar viel, het was een ge
duldig prenten" van de voorgeschreven leer
stof in de hoofdjes der kinderen 't ver
moeide haar heelemaal niet.
Heeft Top Naeff wel eens de onderwijzeres
eener dorpsschool gesproken, die meer dan
ne klasse voor haar rekening had ? Zij moest
dat heusch eens doen, en eens om inlichtingen
vragen, opdat zij iets naar waarheid daar van
vertellen kunne over het antwoord op
haar vraag naar het al- of niet-vermoeiende
van het onderwijsgeven bestaat bij mij geen.
twijfel. EU dat antwoord te vernemen zou de
schrijfster geen kwaad doen.
Maar dan dit: de dom dikke hoofdjes der
wel willige boertjes." Nu is ze toch glad de
plank misgeloopen. Jong-jong, Top Naeff
moest zich toch eens informeeren! Deze uit
drukking nemen wij niet au sérieux, dit is
zoo iets van een 16-jarige nuf, die na de
vacantie in de stad teruggekomen, van de
buitenmenschen vertelt, en vreeslyk" over
drijft ! . '
Hoven is het verhaal van den dood Van
een meisje Marie, de steun harer verlamde
moeder. Er is veel moois in dit stuk. Doch
wat bedoelt de schrijfster met een deftige
doode?.'"
Bepaald leelijk.is''deze zin:
Maar het, hoekraam lichtte op als een
helder, open oog, waarachter *) de oude dame
zat met haar dochter...", in plaats van zoo
als bedoeld is: Maar als een helder, open
oog, lichtte op het hoekraam, waarachter?"
Op pag. 193. is haar fantazie haar weer eens
de baas, en kan zij niet nalaten even te
vermelden, dat Marie de brieven der kinderen
moest nazien om de spelfouten". Medunkt
dat de schrijfster met het mededeelen dier
kleinigheden uit den toon valt het even
wichtige gaat verloren.
Op pag. 195 betrap ik haar op een
onwaarschijnlijkheid. Zij vertelt ? daar dat
Marie nog ns een illusie had gehad. Marie
d'r leven kreeg 'n kleurtje, ze hoopte stillekens,
want dominékwam dikwijls, en domin
was jongen vriendelijk. Nu, dat is aan te nemen,
Maar nu laat de schrijfster, zonder overgang,
hierop volgen, dat dominézijn vrouw na een
vacantie aan haar voorstelde. En toen liet
Marie de kleine illuzie stilkens glippen.
Niemand vermoedde . . . zegt de schrijfster.
Nu vraag ik : Wisten die twee vrouwen,
waar de dominézoo dikwijls bij haar kwam,
dan niet dat, toen hp met de vacantie het
dorp verliet, hij er na de vacantie getrouwd
terugkeeren zou? Wisten ze daar absoluut
niets van ? ... En dat op zoo'n klein dorp
en dat in 'n huis, waar de dominédikwijls""
kwam! Het klinkt wat onwaarschijnlijk!
Op pag. 197 weer een, voor de auteur
typige, uitval. Ze moet eventjes vertellen,
als ze opnoemt wat er al zoo het raam voorbij
gaat, dat de meester zijn haar heimelijk
zegt zij verfde. Die oude ondeugd, zoo'n
ijdeltuit toch! En konden die vrouwen dat
ook door het raam zien?
Mooi is, als boven gezegd, pag. 209.
Zwemmen is het laatste verhaal. Het is
een pakkende vertelling. Maar let nu eens
op hoe gebrekkig het begin weer is. Daar
staat dat de jongens de school uitzwermen,
behalve een drietal: Derk, Lammert en
Engbert, die moeten nablijven en nu, wijd
verspreid in 't holleeg lokaal, regels krassen
op de lei.
Nu meent ieder dat die jongens schrijven.
Maar de auteur laat nu onmiddellijk volgen:
Uerk vangt vliegen". En daar voert die
kwajongen dan een of ander wreed spelletje
mee uit. Alzoo: Derk schrijft niet. Wat
verder staat, dat Lammert, die 't zoo warm
heeft en telkens zijn gezicht afwischt met
z'n mouw, de1 aandacht "van Engbert tracht
te winnen door z'n zwembroek, die hij
tugschenuit de knoopengaping van zijn pui
lende blouse uitgesjord" (ook geen juist
woord hier!) had. Lammert schrijft dus ook
niet. En per slot van rekening zitten van de
drie jongens, die volgens de schrijfster regels
krassen (d. w. z. vlug, druk schrijven), twee
te lanterfanten!!
En is 't niet wat overdreven te schrijven
dat de jongens bij de zwemschool gekomen
reeds half ontkleed waren?
Verder staat ergens nadat Lammert ver
dronken is, dat een koe, heffend den dommen
kop de jongens aanziet met oogen als van
?verwijt.
Nou, hm, zeg!
Enfin, Lammert verdronk in het riviertje
waar ze, omdat ze voor de zwemschool te
laat waren geweest, waren gaan zwemmen.
Derk en Engbert radeloos, angstig voor
gevolgen, verschrikt en ontsteld over 't ge
beurde. En wat laat nu de schrijfster den
kleinen" Engbert zeggen ?
Kun ie 't begriepén ... dat e dood is ...
door benejen in de diepte waor de vischkes
zwemt ?"
Het door mij gecursiveerde is eenvoudig
onwaar. Een kleine jongen doet in die om
standigheden niet veel anders dan grienen
en jammeren en klagen, doch houdt geen
bespiegelingen.
En ten slotte een vraag: Is liet goed gezien,
van de werkelijkheid afgekeken,, dat, als
Dirk het zijn vader vertellen komt, het
ongeluk, en hem smeekt het te gaan zeggen
voor hem, deze rader den radeloozen jongen
een oorveeg geeft en hem afsnauwt, en ten
slotte toch alleen gaan laat, om het ver
schrikkelijke nieuws aan de moeder van den
verdronken Lammert mee te Jeelen ? Ik
geloof haast niet dat het kan.
Overigens spreken de jongens als groote
mensehen zij redeneeren te veel. Men ga
eens na wat Derk al zoo zegt.
Toch bevat dit boek zooveel moois en
waars, b.v. ook het ongenoemde levenslang,
dat men gerust zeggen kan dat Top Naett',
al is dit, literair gesproken, nog van 't eerste
gepruts, wel degelijk tot onze letterkundigen"
te rekenen is. Zij zelve zal het beste voelen,
in welke richting zij haar talent nog te vol
maken hebben zal vooral, en wanneer er
tusschen de meisjesbqeken en haar
ernstig-letterkundig werken wat meer tijd zal zijn voorbijge
gaan, zal ongetwijfeld blijken, dat bij meerdere
ervaring en diepere levenswijsheid, zij tevens
geleerd zal hebben haar krachtig talent
schooner te openbaren in haar compozities
dan zij dit tot nu toe vermocht. Dat zij een
krachtig talent heeft dat zij een auteur
is, kan slechts bij oppervlakkig-voelenden aan
twijfel onderhevig zijn.
Naar mijn bescheiden meeuing geeft M.
Mineur naast veel onbelangrijks, veel dat,
wezenlijk artistiek, de belangstelling in het
werk van mej. Naeiïniet weinig verhoogd
heeft.
Ede. D. JAAKSMA.
*) Ik cursiveer.
Studies in Volkskracht, onder redactie van
L. SIMONS. Serie I, No. l Erven Bohn,
Haarlem.
De heer L. Simone, dien ik meer dan eens
als een welwillend man heb leeren kennen,
moge er niet te boos om zijn, maar ik vind
zijn nieuw tijdschrift een overbodigheid. Alle
opstellen, door hem aangekondigd zullen,
hopen we, neen meer, verwachten we, lezens
waardige' artikelen zijn; maar 't is mg, ook
na lezing van het prospectus, nog niet dui
delijk, waarom de meeste niet even goed
in de Vragen van den Dag of in De Gids of
in De Vragen des Tijds of in Onze of De XXe
Eeuiv, in De, Groene, pf in het Sociaal Week
blad of sommige niet in De Nieuwe Tijd hadden
knnnen verschijnen en dan allen evenveel of
even weinig tot onze volkskracht kunnen
bijdragen als nu, nu ze gedoopt zijn tot studies
er in.
De gedachte, die als met een nieuwe draad
alle bijdragen zal samenrijgen, is, naar 't
woord des Redacteurs: de kweeking van
een kloekmoedig, gezond, veerkrachtig
zelfstandig, verstandig, tuchtig en edel"
(waarom hier: sterk, levensblij, schoon, dur
vend, zelfbewust, ontbreken, ontsnapt mij)
beschavingsras Aan het veelkantige
vraagstuk van zulk een volksteelt zullen die
studies nu gewijd zijn ...." 't Is mooi ge
zegd, ik kan niet anders zeggen. En als je
't gedaan kan krijgen, denk ik er bij, zoo'n
first class ras kon.teelen of helpen teelen,
dan was je 'n kappe, 'n geschikte vent. Maar
nieuws (persoonlijks, onderscheidends) bevat
anders die wensch geen spier. Aan dien zelden
uitgesproken wensch, zelden, omdat hij zoo
vanzelf spreekt,vis het bestaansrecht onleend
van geheel het publieke leven. Zou het anders
kunnen? wou ik vragen.
Wellicht wil de heer Simons, blijkens zijn
uitgesproken afkeer van partijschappen, in 't
bizonder de volgende gedachte propageeren:
Bedenkt toch, lieve Nederlanders, vergeet het
bij al uwe krakeelen niet, ge zijt een eenheid,
n volk, ge hebt gemeenschappelijke belan
gen, hoe onverzoenlijk uw belangen u soms
-wederkeerig toeschijnen en hoe fel ge ook
elkander bestrijdt.
Een uitnemende, een ware, een
licht-wijsgeerige, een ongetwijfeld nu en dan vrucht
bare gedachte, maar alweer geen nieuwe ge
dachte, in geen geval eene, wier propageering
mij een speciaal tijdschrift schijnt te eischen.
De fout der nieuwe uitgave lijkt mij de
ontzaglijke breedte, waarmee de heer S. het
begrip volkskracht in den naam van zijn
tijdschrift opvat. Die enorme breedte is oor
zaak, dat er op 't laatst alle houvast aan ont
breekt, het begrip wegwaast in het onbe
grensde. Naar een opvatting zoo wijd, zijn
tallooze artikelen in tallooze dagbladen, week
bladen, tijdschriften, allemaal studies in
volkskracht.
Woorden zijn nu genoeg gesproken, laat
ons liever daden zien". Deze variant van een
Duitschen dichtregel lag mij op de lippen, toen
ik inleiding en Studie I, beide zoo
woordenrijk, had uitgelezen. Is het alleen mijn schuld?
En zijn woorden, die deze gedachte wekken,
hun vader wel wat onrecht plegend, de beste
woorden ?
* *
#
Doch niet alleen ruist het nieuwe tijdschrift
lijn, zooals een veel te wijde jas, mcdel, de
redacteur lijkt mij niet de geschikte man
voor zijn doel; stuur, richting te geven aan
ons volk. Iets Hamletachtigs behoort tot het
wezen van zijn aard, dat hem tot het bereiken
van de dingen in 't groot (waarnaar immers
z'n nieuwe uitgave grijpt) ongeschikt maakt.
De Redacteur der nieuwe studiën is een naar
veelzijdigheid strevend man, van contempla
tieven, eenigzins artistiek-wijsgeerigen aard
en wien het tegelijkertijd een sterke behoefte
is, het leven van zijne medemenschen (na
tuurlijk tot hun welzijn) te beïnvloeden. Dit
is een lastig stel eigenschappen, want de eerste
is dikwijls, de tweede altijd, met de derde in
strijd. Terwijl zijn wijsgeerige aard hetn telkens
weer de slechts betrekkelijke wrarde van alle
menschengestreef onder de neus duwt, eischt
zijn behoefte aïin invloed, dat de waarde van
zijne en onze werkzaamheid als niet zoo ge
ring wordt voorgesteld. Zijn pijnlijk willen
doen recht wedervaren aan het kleinste
deeltje rechtvaardigheid in alle meeningen,
op n na, bewijst gemoed en verstand, maar
maakt volkomen ongeschikt tot het oefenen
van voortdurenden directen invloed op
menschen. Dit laatste bereikt men niet zonder
het aanvaarden van, het berusten in, een soort
eenzijdigheid.
Zonder eerizijdigheid-in-'t-groot, geen kracht.
Het is voor de wijsgeerigen en contempla
tieven onplezierig om te erkennen, maar het
is niet anders. Hunner blijve de bescheiden
maar heilzame taak, de daders nu en dan
bescheidenheid te leeren, hun heeten, anderen
soms kwetsenden ijver een verstandsdouche
toe te dienen, wederzijdsche waardeering te
bevorderen door op de eenheid in de veel
heid te wijzen. Tot deze taak vinden zij in
Nederland, gelukkig, nog spreek vrijheid en
tribunes in ruime mate.
* .. *
Laat mij al deze beweringen, uit de inlei
ding en het Ie stuk van het nieuwe tijd
schrift mogen toelichten :
Op blz. '22 leest men een omschrijving van
Marxisten, Vrijzinnig-Democraten en Anar
chisten en na een belachelijkmaking van hun
feilen beginselstrijd volgt dit:
En toch is dit in waarheid de verdwazing
door vooropgezette meeningen, waarin we de
hervormers van allerlei slag elkaar
gcnoegelijk te lijf zien gaan in plaats van eendrachtig
't harde ontginningswerk te verrichten".
Op de volgende blz. wordt een eeresaluut
gebracht aan de A. X. D. B. in deze woorden :
Meer bizonderlijk kan een ieder, die de be
oefenaars van het diamantvak kende nog
tien jaar geleden en ze nu kent, de ethische
en zedelijke (waartoe dit pleonasme ? D.)
kracht van een sterk verbondsleven ervaren
hebbeü".
Welnu, de heer Simons weet, dat die bond
een afstammeling is, in de rechte lijn van
Marx's gedachtenleven. Gelooft hij, dat de
eerste krachtmannen in dien bond gedurfd
hadden, wat ze. hebben gedurfd, doorstaan
hadden, wat ze hebben doorstaan, indien
niet de verdwazing eener vooropgevatte
meening" met scherpe haken onloswrikbaar
hun in 't vleesch ware gedrongen ?
Ander voorbeeld. In de inleiding, blz. 5,
staat:
Al die voorschriften omtrent het Joodsche
leven.... zijn, ontdaan van hun omgren
zingen en verwerkingen tot onderdeelen van
een ingrijpend godsdienstig formalisme, in
den grond niets dan de uitingen eener be
wonderenswaardige helderziendheid omtrent
de voorwaarden, waaronder het uitverkoren
volk kan gedijen en groeien." ... Het is waar
schijnlijk dat de neo-malthusianen (daarbij)
een gedeeltelijke nederlaag zullen lijden".
. .. Ten andere weer zouden beschouwingen
als Dr. Wynaents Franken onder onze aan
dacht brengt, felstgebetenen (waar is het
lidwoord? D.) onder de anti-neo-malthusianen
kunnen doen inzien, lioe de noodzakelijkheid
om de geboorte van tot overgeërfde ziekten
voorbestemden tegen te gaan, het aanwenden
van de middelen der neo-malthusianen in
bepaalde gevallen niet alleen als een con
cessie onvermijdelijk, maar zelfs als een
voorschrift noodzakelijk zou kunnen maken".
Hier doet des heeren Simons' afkeer van
vooropgezette meeningen hem zelfs dwaas
heden zeggen.
Dacht de heer Simons, dat de genadelooze
consequenties van die heldergeziene voor
waarden tot hun voortbestaan, door het
de-eeuwen-dóor-gejaagde-ras zouden zijn aan
vaard, indien hun leven, naar lichaam en
geest, niet aan een ingrijpend godsdienstig
formalisme in onontkoombaren greep ware
vastgeklemd, m. a. w. heeft hij er nooit aan
gedacht, dat dit formalisme een even diep
blijk kon zijn van menschenkennis, als de
voorschriften zelf een diep inzicht toonen in
rasbehoefte ?
Een derde staal van verslappende veel
zijdigheid vind ik in de reeds geciteerde
gedeeltelijke nederlaag der neo-malthusi
anen". Het ontgaat den schr. blijkbaar dat
dit onzin is, dat van een gedeeltelijke"
nederlaag hier geen sprake kan zvjn. Hier
geldt het, zoo ergens, ganz oder gar nicht.
Of de mensch plant zich bandeloos voort of
hij wil zijn voortplanting regelen. Elk dezer
uitgangspunten, geworteld in twee wereld
beschouwingen, die eikaars negatie zijn, heeft
zyn krankzinnig eindpunt. Aan de voortplan
ting voorwaarden te stellen als door Dr. W.
F. bedoeld, is, dit staat in elk geval vast,
aan verschillend en wisselend menscheninzicht
stem geven in deze aangelegenheid. En op
dit esseiitieele punt staat des eenen j a tegen
over des anderen neen, onverzoenlijk en
onverzoenbaar.
Vierde voorbeeld." In zijn beschouwing
over het algemeen kies- en stemrecht, blz.
47, ligt het naakt en heider-zichtbaar open,
hoe krachteloos in het felle leven dit
pijnlijkwillen-doen-recht - weJervaren-aan-
het-kleinste-deeltje-rechtmatigheid die Hamletnatnren
maakt. Ik kan den lezer gelukkig mededeelen
dat na lange pro's en contra's de heer Simons
er ten slotte voor is, maar hebt u ooit een
pleiter voor deze onmisbare voorwaarde tot
ontplooiing van volksrechtvaardigheid van
noode, ik zou u raden den heer Simonswtó
te vragen.
* *
*
De volzin, die den denkaard des schrijvers
het sterkst typeert, is de. volgende : (blz. 9).
Maar uw zekerheid (als ge uw opvattingen
regelt in overeenstemming met de volks
teeltleer) is die van den mensch met het
welbewuste doel, bovenal met de
ontbetwijfelbaarheid, dat dit doel bereikbaar moet
blijken binnen de grenzen van de
menschelijkmogelijke volmaaktheid, en dat ge, het aldus,
tastend en proefnemend, maar tegelijk door
tastend en helderziend, benaderend, het ge
vaar ontkomt van de hervormers, die het
eigentlijk wezen der menschen en der natuur
miskennen en, door hun vervormen in een
zijdigheid, zekerder omslagen tot erger mise
rabelheid verwekken moeten".
De contradictie in het door mij gecursi
veerde is duidelijk.
Opmerkelijk in dezen volzin is nog dit:
dat hier den schrijver het eigentlijk wezen
der menschen reeds schijnt bekend te zijn,
terwijl dit wezen op blz. 15 regel 4 nog
geheimste geheimenissen" blijkt te bevatten.
De volzin, die het zelfgevoel van den schr.
het sterkst teekent, is de volgende: (blz. 21).
En juist dit schijnt de krankzinnigheid
te wezen, der menschheid door een misleidend
Fatum opgelegd, dat zij zich met haar felsten
hartstocht komt vastklampen aan de mid
delen, welke haar eenmaal zijn aangeprezen.
Dat zij de abstractie aanbidt van partij, leus,
beginsel, levensopvatting, en, erger soms nog,
de persoonlijkheid van den dokter, in plaats
van zich alleen te bekommeren om het
practisch doel: genezing van de kwaal".
Denkt de heer Simons nu heusch, dat het
al die abstractiemenschen au fond om iets
anders te doen is dan om genezing van de
kwaal ?
Kan het niet zijn, dat dit verzwegen wordt
als iets vanzelfsprekends ?
Zou het niet kunnen zijn, dat de harts
tocht voor de middelen voortkomt uit het
geloof in de middelen ?
Kou het eindelijk niet kunnen zijn, dat een
gebrekkig plan tot genezing van de kwaal
(want partij, leus, beginsel, levensopvatting"
zijn andere woorden voor een genezingsp/on)
voor de praktijk van het leven beter houvast
biedt dan planloosheid ?
Am s t., 17-11-'03. A.B. DAVIDS.
BOEKAANKONDIGING.
Achter de Coulissen, door M. J. BRUSSE.
Omslag met teekening van ISAÜC
ISKAËLS. Uitgever W. L. Brusse.
Den schrijver van Boefje kennen en waar
deeren velen. Ze weten hoe angstvallig
nauwkeurig hij opteekent, hoe hij het kleinste
inktspatje op een velletje papier niet onopge
merkt laat, hoe haarlijn hij het milieu tracht
weer te geven en daarin laat bewegen de
handelende personen met detective-achtigen
ijver, op al hun gangen door hem gevolgd,
en met schier fotografische gelijkenis weer
gegeven.
Heeft deze wijze van werken ook haar
schaduwzijden, velen mogen het zoo wél.
De vraag zij echter geoorloofd: of soms de
modellen niet beter den auteur zien, dan de
auteur de modellen.
Achter de Coulissen schetst b.v. tooneelisten
op reis. Brusse ging eens mee met het
Rotterdamsche tooneelgezelschap, zag het
doen eu laten, en kreeg een idyllischen in
druk van lief onder elkaar!" zooals de
artisten zeggen, als het wezen geheel anders
is dan de schijn. Dat lief onder elkaar !"
verbergt zoo veel. Dat verborgene nu, dat
ware, is Brusse wél eens ontgaan.
Als iemand, zelfs als Brusse, met al zijn
speurzin, onder de artisten komt, ontgaat het
hem, dat zij zich op hun Zondagsch voordoen,
dus onwaar zijn, en dat de oude rotten zullen
zeggen, bij sommige opmerkingen die hij
maakt en voor hen naïf zijn : Wat zijn ze
nog jong, die Fransche zeelieden!" Gelijk
bij ieder interview moet men, bij tooneelisten
't allereerst, veel opmaken niet uit wat ze
zeggen, maar uit wat ze nidzeggen. Artiesten
spreken steeds in parabelen en gelijkenissen.
De manier van Brusse loopt alle gevaar,
als ze gevolgd wordt door iemand van min
der talent, langdradig en proces-verbaalachtig
te worden. Zelfs Brusse heeft in het verhaal
der repetities bij de opera heele gedeelten,
die dreigen een proces-verbaal der werkzaam
heden van een regisseur te worden.
Al hebben enkele hoofdstukken in Achter
de Schermen een ietwat te noodeloozen om
haal, al gaat ^er de fanfare, al gaat de
geest' van het tooneelwezen er niet door,
toch zullen de meeste velen welkom wezen.
Het best geslaagd is: Wiltem van Zuylen
demonstreert den tooneelkapper, het Caf
-Chantant, enz. Wie eenig begrip wil hebben
vam wat er alzoo achter de schermen voor
werk te doen is, eene kleine notie wil
hebben van artiesten op reis en eene voor
stelling in een provinciestadje, van de
armoe achter-op-het tooneel van een caf
Chantant, zij Brusse's Achter de Schermen aan
bevolen.
De ondertitel van Achter de Coulissen is:
Uit Kranten t n Tijdschriften. Dit snijdt eigentlijk
iedere kritiek af. De opmerkingen zijn dan
ook meer een gevolg van belangstelling, dan
van 't willen geven van kritiek.
Behalve tooneeldnderwerpen bevat Achter
de Schermen nog: Afterdinner-praat. Hier staat
de auteur op vasten bodem, niet vreemd en
verbaasd tegenover iets. Dit leeft. Er zit
gang, er zit vuur in. De auteur heeft het
woord, de uit vrager zwijgt. Luchtig begonnen,
neemt het verhaal ten slotte een dramatisehen
vorm aan; en eindigt puntig.
Een gedeelte van een weldra te verschijnen
roman, een zeer mooi gedeelte, besluit het
boek, dat, jammer genoeg, geen inhoudsop
gave heeft. ' J. H. R.
NIEUWE UITGAVEN.
Nederlandsche Staatsalmanak voor iedereen,
jaargang 1904, door H. PYTTEESEN TZN., vijfde
jaargang, verbeterd en belangrijk vermeer
derd. Zalt-Bommel, H. J. v. d. Garde & Co.
De Herziening der conventie van Gerieve, door
Mr. J. A. A: H. DE BEAUFORT. Amersfoort,
Valkhoff & Co.
Noord en Zuid. Tijdschrift ten dienste van
onderwijzers bij de studie der'Nederlandsche
Taal- en Letterkunde, No. 3?12.
Culemborg, Blom & Olivierse.
Zenuwachtige kinderen. Medische,
paedagogische en algemeene opmerkingen, met
eenige afbeeldingen tusschen den tekst, door
H. BOSMA. Almelo, Hilarius Wzn.
De vloek der maatschappij. Met een voorrede V
van de heeren jhr. mr. A. RETHAAN MACARÉ,
ds. H. PIERSON en dr. S. B. SELHORST, gedele
geerden der Ned. Regeering ter Internatio
nale Brusselsche Conferentie 1899?1902.
Leiden, A. H. Adriani.
PartijspeUn. Gereglementeerde
open-luchtspelen, door P. J. SUHTJIL. Amsterdam, A.
Versluis.
WILHELM BÖLSCIIE, Het nunschenraadsel,
bewerkt door D. D. B. Amsterdam, J. C.
Dalmeijer.
Van banden tot boeien. Oorspronkelijke
roman in twee deelen, door PEINSES ELSA,
2 deelen. Amsterdam, G. J. Slothouwer.
E.MILE ZOLA, Waarheid, vertaald door P. M.
WIXK, 2 deelen. Amersfoort, P. M. Wink.
Waar blijft de waardigheid f Een woord over
de Museumquaestie, door M. J. DE GOEJE.
Boekhandel en drukkerij voorh. E. J. Brill,
Leiden.
Iedereen failliet! De treurige werking onzer
Faillissementswet voor burger en koopman
als schuldenaar of schuldeiseher, door Een
Rechtsgeleerde. Amsterdam, A. van Klaveren.
Een verbeterd Gothenburgsch ste.lsel.'" Vlug
schrift met het oog op de aanstaande herzie
ning der Drankwet, door mr. A. VAN GIJN.
Hoe de vrouwen het moderne huwelijk invoer
den en zich bevrijdden uit de slavernij van het
geslachtsleven. Eene vertelling door GEORGES
NOVES MILLER. Amsterdam, J. C. Dalmeijer.
Prof. GUYE, De Adeno'ide Vegetaties in de
neuskeelholte bij schoolkinderen. Voordracht met
lichtbeelden, in eene onderwijzervergadering.
Amsterdam, F. van Rossen.
Korte spraakkunsten stelsel dr. Hoogvliet."
Korte Nederlandsche Spraakleer, door dr. J. M.
Hoon VLIET. Amsterdam, S. L. van Looy.
Opstellen over spelling en verbuiging, door
dr. R. A. KOLLEWIJN. Tweede vermeerderde
druk. Amsterdam, H. J. W. Becht.
Studies in volkskracht", l e serie, nummer
III. Ons kazerneleger als opvoedings- en
gezondheülslnutituut, door Q. Ne. Haarlem, De Erven
F. Bohn.
Kunstbeschouwingen, algemeene. onderwerpen,
reisbrieven, monumenten, oude Nederl. kunst,
dorr JAX VETH. Amsterdam, S. L. van Looy.
AMELIÜS ArorsTixus. Belijdenissen in XIII
boeken. Uit get latijn vertaald door mr. FEANS
EKENS. Amsterdam, S, L. v. Looy.
Inhoud van Tijdschriften.
Kujen Haard, No. 51 : Zijn zoon en zijn
huis, door L. E., III. Uit de portefeuille
van een Zwerver. Oude huizen aan de Pegnitz
te Neurenberg, naar eene teekening van W.
O. J. Nieuwenkamp. '?? Tusschen Kerstmis
en Nieuwjaar, door Geertruida Carelsen.
Amsterdamsche gracht bij sneeuw, naar eene
opname van den amateur-fotograaf A. S. W.
de Veer. Sneeuw. De Amsterdamsche
Lauriergracht bij sneeuw, naar de schilderij
van G. H. Breitner. De havenwerken van
Rotterdam, door Wouter Cool, met afb.,
(slot). Feuilleton.
Zeker en zonder pijn werkt het
Echte Radlanersche Eksteroogenmiddel,
? 0.50. Alleen echt met de firma
KRONENA PO THEEK, Berlin. Depot bij CLÉB AN & Co.,
Apoth. POLAK, PHARMACIE FRANgAISE.
RNEST IRROY
Grands \insde Champagne |
VIN BRUT 1S!K*.
Déporitairer t
B. A. RIPPING & Co., Amst.
Piano-, Orpl- en teietliaiÉl
MEYROOS «fc KAL8HOVJKJT,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS enPI ANINO's in Koop en in Huur
Repareeren Stemmen Ruilen.
CHOCOLfliT-VEEN
ARTISTIQUE"
LE PLUS DELICIEUX
CHOCOLAT TOUR CROQüER.