Historisch Archief 1877-1940
No. 1382
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
KARIKATUUR.
Van Bagch. tot Heine.
Van "Wilhelm Busch_ tot Th. Th. Heine
betitel ik dit opstel, niet omdat het een
historiebeschrijving belooft van
deDuit«che karikatuur der laatste kwarteeuw,
maar ik heb hun beider namen zóó samen
gevoegd, juist om hen los te maken van
wat tussehen hen ligt.
Vergeeflijk is dit willekeurig ingrijpen
in wat zich eigenlijk niet scheiden laat,
omdat beider werk een aanmerkelijke,
voor een ieder te voelen, stijging op den
ontwikkelingsweg dier karikatuur repre
senteert en motiveert. En wenschelijk,
omdat het maar zelden voorkomt, zóó
duidelijk te kunnen aantoonen, dat een
zelfde levensfilosofie in elkaar rakende
perioden, het karakteristieke merk op
gedrukt wordt van elk dier tijdvakken.
Beiden zijn zij, als iedere ware karikaturist,
pessimisten; maar het pessimisme van
Busch is goedmoedig, tendenzloos, als
van iemand, die 't zelf te goed heeft om
?erg nijdig te kunnen worden. 1) Van
Heine is 't pessimisme hevig, bitter,
striemend, als van iemand, die begeerte
heeft naar het geeselen, omdat hij in het
heden iets monsterlijk leelijks weet. Hij
breekt af in groote haast; nog niet klaar
duidelijk is 't hem wat er voor in de
plaats zal komen, maar er moet ruimte
zijn, waar de toekomst iets beters zal
bouwen.
Aanleiding een essay te wagen, dat
hun beider pessimisme tegenover elkaar
zou stellen, gaf me een jubileums-uitgave
met teekeningen van Heine en tekst van
Ludwig Thoma, ter eere van Busch'
TOsten verjaardag in het voorjaar van
1902.
Een zeldzaam kostelijke inval is 't ge
weest, den ouden meester te bedenken
met een parodie op een zijner oudste,
populairste werken. Een parodie men
denke bij dit woord elke hatelijke
bijbeteekenis weg die den ouden man van
Wiedensahl het beste bewijs zal zijn,
?dat zijn werk gemeen eigendom is ge
worden ook van een jonger, zoo heel
verschillend geslacht als waarvoor hij
?eenmaal schreef en teekende. Ook aan
hem gaat verwezenlijkt worden, wat hij
zelf eens over Kortum in het voorwoord
Van zijn Jobsiade schreef:
Hier sitz' ich auf den Meilenstein
Und schaue froh verwundert,
Wie du auf deinen Rosslein fein
Hertrabst durch das Jahrhtindert.
-::* x
Ook bij ons is Busch, evenmin als
Heine, geen onbekende.
Het is mij herhaalde malen overkomen,
?dat, wanneer ik iemand een van Busch'
. boekjes in handen gaf, al heel spoedig
de vraag gedaan werd is dat niet die,
<lie ook kinderboekjes heeft gemaakt?
ik herinner me zoo iets, en dat we er
vroeger dol op waren", of iets dergelijks.
Haalde ik dan de Max und Moritz" te
voorschijn, dan bleek dat dit boekje een
standaardwerk in de kinderkamer was
feweest, en ook, dat een hernieuwde
ennismaking gewoonlijk ook nu nog
welkom was.
Ma x und Moritz. Eine
Bubengeschichte in sieben Streichen"
luidt de pompeuze titel. En daarnaast
bezitten we thans als een soort vervolg
Sein Beruf war, anzuklagen,
Uèberall herumzufragen,
Ueberall herumzuschnüffeln,
Grosse Akten durohzubüfflen,
In der Luft Verbrechen riechen
Und in jedes Loch zu kriechen,
Galt es, wen zu berführen,
Krumm zu schliessen, arretieren,
Oder böse Demokraten
Schinden, rosten und zu braten
Niemals schwach und immer
kalt:
Alles macht der Staatsanwalt.
Drum so hat in der Gerneinde
Jedermann ihn gern zum
Freunde.
En nu sla ik maar over,
hoe zij het Duitsche Ideaal,
de Germania, aan het niezen maken tot
het idool in scherven neerligt en alleen
wat stroo overeind staat; ook hoe
zij den heer pastoor met zijn huis
houdster in de lucht laten vliegen met
behulp van schietkatoen en een elektri
sche batterij, (vroeger stopten Max en
Moritz nog het meer
ouderwetsche kruit in meester
Lampel's pijp), verborgen in
der huishoudster Zondagsche
corset. En ook de heerlijke
persiflage op de kunstbak
kerij en Wilhelm's Siegesallee.
Wer im Dorfe oder Stadt
Einen Onkel wohnen hat,
Der sei höflich und bescheiden,
Denn das mag der Onkel
leiden.
zoo leert Busch.
Wer im Dorfe oder Stadt
Einen Fürsten wohnen hat,
Der sei höflich und bescheiden,
Denn das mag er gerne leiden.
parodieeren Heine en Thoma.
Maar waar vroeger meikevers in Onkel
Fritz z'n bed gestopt werden, daar
de rijksmunt en laat goudgeld uit hen
slaan.
dies jedoch
Siebt der Militarmoloch,
Der bei Tag und auch bei Nacht
Gierig an der Münze wacht.
Schnuppdiwupp! in,seinen Bauch
Eutscht der Max, der Moritz auch;
Von der Welt verschwinden sie.
Und dan hat das wüste Vieh
Sich die schnauze abgeleckt
plaat verscheen in den zesden jaargang,
no. 4, van de Simplicisstiimts met het
onderschrift:
Ach was muss man von der bosen
Jugend horen oi't und loseii'. 2)
Kaum hat man sich hingesetzt,
Wird schon der Ilespekt verletzt.
Aber wehe, wehe, wehe,
Wenn ich an das Ende serie!
Um die Monarchie zu retten,
Sticht man mit den Bajonetten.
Gott sei Dank ! Dann ist's vorbei
Mit der Uebelthiiterei. 3)
Zaag- en meikevers, die hier als
plaagmiddel dienst doen, zijn eveneens aan
Busch ontleend, uit de 3e en 5e Streich"
van het boefjespaar. Maar nu geldt 't niet
kleermaker Bock in het water te laten
vallen over de stukgezaagde brugge
plank, en ook niet Onkel Fritz zijn
nachtrust met in bed gestopte meikevers
te verzuren! Max en Moritz zijn nu
stoute staatsburgers, die Majesteit en
Serenissimus hoonen, en meer doen wat
loyale vaderlanders dienen natelaten.
Over die twee is de geest der
Simplicissimus vaardig geworden, ze zijn
Simplicissimus zelf. De oude en de nieuwe
boefjes staan evenver van elkaar als
Busch van Heine, als humor van satyre.
*
* *
Den Simplicissimus-geest van het jonge
een lokmiddel (in casu brood en 4 kanon
netjes) en:
Oh, wie gierig fraszen sie!
Und das Petersburger Vieh
Freute sich vor allen Dingen
Denn es konnte zwei verschlingen.
Maar dan blijkt, dat ze gevangen zijn,
en 't eind van alle gefladder is:
Ach, sie bleiben an dem langen
Diirren Ast des Baumes hangen
Und ihr Hals wird lang und langer,
Ihr Gesang wird bang und bünger.
smeren ze nu Serenissimus,
regeeringszorgen-moede op zijn troon in slaap ge
vallen, in met honig en lijm en zetten
dan een bijenkorf bij hem. Het resultaat
is verrassend:
Weil es ihm so gut geschmeckt.
* *
*
Ik geloof, dat de citaten voldoende zijn.
Misschien leert men Busch uit zijn
Max und Moritz" het minst als pessi
mist kennen; men moet er Herr und
Prau Knopp", trouwens de
heele Knopptrilogie, de
Fromme Helene", Maler Klecksl",
naast leggen om de fijne ironie
op het kleinburgerlijk fami
lieleven te kunnen vinden, die
in Max und Moritz" maar
even om den hoek komt gluren
in Wittwe Bolte, Onkel Fritz
en Lehrer Lampel. Er ligt in
de teekeningetjes een toon van gemelijk
vies-vinden, van heel klein-achten, van
lichtelijk pijn om het suikerlieve, be
dompte in kleine-burger kamers.
Maar leg daarnaast ook Heine's Bilder
En even kostelijk slot als Busch een
maal gaf:
Jedes legt noch schnell ein Ei,
Und dann kommt der Tod herbei. 4)
'is het nu:
Jedes legt noch einen Orden
Und dann ist ea still geworden.
Alle zeven boevenstukken in extenso
te vertellen en met die van Busch te
vergelijken, zou te veel plaatsruimte
eischen. Een enkel citaat, een enkele
teekening nog.
Een goede paralel is in den Dritter
Streich".
Aber wie o welch ein Graus!
Sah das Herrscherantlitz aus?!
Auf dem vorher früh und spat
Leuchtete die Majestüt!
Dieses war der sechste streich,
Doch der letzte folgt sogleich.
En die laatste Streich is hun directe
aanval op het Kapitaal, het
aller-allerergste; want:
Staat und Kirche boshaft kitzeln,
Ueber seinen Pürste witzeln ?
Ja! das geht noch allenfalls.
Doch die Macht des Kapitals!
aus dem Familienleben"! Geen
dorpsgrootheden met bierbuikjes en
gepantoffelde jichtbeenen: hier vinden wij
binnenkamersche schraalheid van
grootestadslucht fatsoen. Hier beklemmen zware
gordijnen, saaie pretentieuse
behangpatronen, muffige salons, protzende con
versatie en aanmatiging van
welgestelden; vergulde namaak in minder
gefortuneerde families. Hier is nijpende zorg om
standophouden, angstwekkende
slaafschheid van minimumlijders met groote
realiteit, met ongekende scherpstelling
der pointe.
Die bösen Buben" van
bovengenoemden teekenaar en dichter. Maar
kinderlectuur, kinderprentjes zijn 't niet
meer. De boefjes van vroeger,
Max und Morite, stehen hier
Heut' an deines Hauses Tür;
Etwas aller, als vor Jahren
Da sie noch zwei Buben waren.
Max ist Maler, Moritz Dichter,
Aber beide Bösewichter.
Hun kattekwaad is tot een serie staats
gevaarlijke attentaten gegroeid. Het
Menschen necken, Thiere qualen,
Aepfel, Birnen, Zwetschen stehlen
is nu :
Herrscher necken, Mengcheii quülen,
Hohe Ideale stehlen,
Die man sich in Deutschland schuf??
Ja, das ist nun ihr Beruf!
Zooals men kinderen in spanning houdt
met te voorspellen 't erg vreeselijke van
?de straf voor erg ondeugende kinderen
zoo gaat dan Busch voort met stemver
heffing zonder boosheid:
Aber wehe, wehe, wehe.'
Wenn ich auf das Ende sehe.'!
Maar ironisch is daarentegen de steek:
Aber kann der liebe Gott
Langer dulden, dass der Spott
Dieser beiden das vergiftet,
Namlich Militar und Thron
Und dazu die Religion?
Nein ! die Staatsgewalt muss siegen
Und das Böse unterliegen.
Niet de eerste maal is het, dat Heine
7?toevallig ook bij deze passage aan
-Busch een motief ontleent. Bijgaande
Duitschland vinden we getrouw terug
in de zeven Streichen" van het staats
gevaarlijke broederpaar.
Daar is bijvoorbeeld het lieve
pluimgedierte van Buch, dat ons met eieren,
gebraad en dons pleegt te beschenken,
zoodat we hongerig noch koud te bed
behoeven te liggen. Het Europeesche
pluimgedierte van Heine, pleegt ons
evenveel genoegen te bereiden met ons
nu en dan een ridderorde in het knoops
gat te leggen.
Sebt hier Onkel Krupp mis Essen,
Der schon viel durch sie besessen
Denn er rupf't der Adler zwei
l'nd auch einen Ilahn dabei.
D0"n rnYT^/JC.
Buxch :
Jedermann im Dorfe kannte
Einen, der sich Bock benannte.
Altagsröcke, Sonntagsröcke,
Lange Hosen, spitze Frücke.
Westen mit bequemen Taschen,
Warme Mantel und Gamaschcn
Alle diese Kleidungssachen
Wuszte Schneider Bock zu machen.
Oder ware was zu flicken.
A bzuscl meiden, Anztistüoken,
Diese miiss behiitet bleiben
Vor verbrecherischen Treibeu.
Waarom hebben ze toch gewaagd in
de volle geldzakken te snijden ? Zooals
ze vroeger kattekwaad uitvoerden op den
meelzolder ?
Seht, da tragt der Bauer Mecke
Einen seiner Maltersacke.
Seht, da Tragt der alte Kohn
De kanonnenfabrikant doet dus feite
lijk hetzelfde met Duitschland, Rusland
en Frankrijk, als wat de goede Witwe
Bolte van haar drie kippen en n baan
verwachtte.
Max und Moritz dachten nun:
Was ist hier jetzt wohl zu thun?
Twee touwtjes, kruislings in het mid
den vastgebonden, met aan ieder uiteinde
Oder gar ein Kuopf der Hose
Abgerissen oder lose
\Vie und wo und wann es sei,
Hinten, vorne, einerlei
Alles macht der Meister Bock.
Denn das ist sein Lebenszweck.
D'rum so hat in der Gemeinde
Jedermann ihn gern zu Freunde.
Hfhlf:
Jedermtuin im Dorfe kannte
Den. der Staatsanwalt sich nannte.
Einen Sack mit Gold davon.
Aber kauin, dass er von binnen,
F;ingt der Goldstaub an zu rinnen,
l'nd vermindert steht und spricht er;
Waih geschrien! Das Ding wird lichter!"
Raps! beide schuift hij in den leegen
zak. Boer Mecke ging eenmaal naar den
molenaar, liet hen fijnmalen en de eenden
aten de brokken op: Kohn stapt naar
Beiden zijn burgerlijke ontevredenen.
Maar Busch is nog van een tijd toen de
burgerlijke idealen nog wel niet meer
frisch uit het vat kwamen, maar althans
nog niet verschaald waren. Zijn menschen,
zijn meisjes en jonge artiesten zijn wel
heel minne klein-burgerlijke, wat achter
lijke types, wat lomp en gemoedelijk
en hun zondetjes zijn lomp en gemoe
delijk als zij, maar weergaloos humoris
tisch uitgemeten. Zijn vegen uit de pan,
den klerikalen toegediend, zijn smeuig,
niet korrelig.
In Heine's types zit meer variatie.
En precies te zeggen, wat hun hoofd
kenmerk is, zou zeer lastig zijn. Maar
ze hebben zeker hun oorsprong gemeen
1) Busch in Von mir ber mich": Ich
bin ein Menseh und erfreue raieh gern an
den kleinen Verdriesslichkeiten und
Dnrnmheiten anderer Leute. Der Franzl hinterm
Ofen freut sich der Warme «m so iuehr, wenn
er sieht, wie sich draussen der Kansel in
seine rötliehen Ilande pustet."
'2) Busch: Ach, was muss man oft von bosen
Kindern horen oder lesen'.
3) Busch: Gott sei Dank! Nun ist's vorbei
Mit der Uebelthüterei.
?1) Ook door Arpad Schmidhammer is in
de Jugend indertijd dit motief voor een
teekening gebruikt. Trouwens zér vele
Buschiaansche versregels zijn gevleugelde woorden
in het spraakgebruik geworden.