Historisch Archief 1877-1940
. 1389
DB AMSTEBDAMMER
A°. 1904.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS.YAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
/ 1.50, fr. p. post f 1.65
. . mail 10.
Abonnement per 3 maanden
Voor Indiëper jaar
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar » ,12'/2
Dit blad il verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capueines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 7 Februaii.
Advertenliön van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit DuitschlanJ, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUÜOLÏMOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I K H O V Dl
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Het
OntwerpHooger Onderwijs. Wettelijke regeling der Ac
countancy, II, door J. J. Hoogewerff Militar.a,
door Vox Clamantis. ever de Staatsinlichting
Tau Oost-Indiëdoor Hansen. - SOCIALE AANGE
LEGENHEDEN : Theorie en praktijk door West v.
Meeteren.?Het ontwerp \0or de nieuwe Arbeids
wet, (II slot, door S. StKST EN LKTTtiREN :
Der Tranm des Gerontius, door Ant. Averkamp
Een Vondelbiiste en emge woorden naar aanleiding
van Vondel's herdenking, door Yan Elring
Amsterdamsen Jaarboekje voor 1904, onder redaelie
van E W. Moes. door A. N. J. P. Dr. P. P. M.
Alberdingk Thijm f. door Catharina Albevdingk
Thym. FEUILLETON : De ontroostbare weduwe.
Schets uit bit Russische voiks'even, door Maxim
Popow. RECLAMES. VOOR DAMES: Te
kort aan leerlingen bij de opleidings-inriehtingen
voor socialen arbeid, door Elise A. Haighton
Het v<rloren tooverland, door M. K-H. Het
?pel der kinderen, door H. S v R. Allerlei,
door Caprice. De Hygiëne van dorp en stad,
door dr. Wilhelm Ebstein beoordeelt door dr. V.
v. d Plaats.-?- Esopus in Europa". I door H. E.
Greve. Poggenbetk-tentoonstelling in Artis,
door W. Steenhoff. Damrubriek, door C. H.
Brookkamp. Aan Théa en Louise door mr V.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans.
FINANCIEELE EN OECONOMISOHE KRONIEK, door D.
Stigler. -- INGEZONDEN. SCHAAKSPEL.
PEN EN POTLOOD-KRASSEN.
ADVEHTENTIEN.
tUlnlIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllMIMItlllllllllllllllllllllMMIIIII
Het Ontwerp-Hooger Onderwijs.
De groote daad, die Kuyper voor heeft,
in betrekking tot het hooger onderwijs,
maakt den indruk van iets kleins, iets
zeer kleins.
Niet de poging om het technisch hooger
onderwijs beter te regelen, en-evenmin
het vooruitzicht ons geopend, om zelfs
landbouw- en handelshoogescholen te
verkrijgen, zouden ons zoo doen spre
ken; immers bij het laatste valt eer aan
iets al te groots te denken. Neen, het
kleine van de bedoeling komt vooral uit,
waar hij de Universiteiten tot het doelwit
van zijn hervormingsarbeid kiest.
Van iemand, die in ons land in dezen
tijd zich zet tot hervormen, zou men toch
zeker niet mogen verwachten, dat hij
met een voorstel zal komen, om het
ontstaan van nog meer universiteiten mo
gelijk te maken; ? al zijn dan die uni
versiteiten, niet anders dan drie gecom
bineerde magere vakscholen, met een
uitzet van een ton!
't Is waar, de Premier heeft indertijd,
bij de opening van zijn zoogenaamde
Yrije-Universiteit, de souvereiniteit in
eigen kring ten hoogste verheven;
maar hoe deze souvereiniteit hem als
ontwikkeld man heeft kunnen doen
spreken van zijn l'nirersitrit, is nog
steeds een raadsel. Edoch, :nen weet het,
voor een groot voord was hij zelden bang,
al bleven daden van kracht daarbij niet
altijd uit.
Hoe dit zij reeds lang vóór de
doleantie bestond, werd het tamelijk al
gemeen erkend, dat Nederland aan drie
ukademies, en destijds het atheneum te
Amsterdam, meer hoogescholen bezit,
dan dat het de leerstoelen goed zou
kunnen bezetten, en de schatten zou
kunnen verstrekken, noodig om het
onderwijs-materiaal naar behooren uit te
breiden, en on/.e Universiteiten op den
voet van die in 't buitenland in te richten.
Men weet sedert lang, dat te dezen op
zichte eenvoudig locale belangen meer
geteld worden, dan die der wetenschap
en van het onderwijs; en dat het eenmaal,
niet allén ten voordeele van wetenschap
en onderwijs, maar ook ten stoffclijken
bate van de belastingbetalenden, moet
komen tot een duchtige hervorming.
Maar ziet, daar staat nu de groote
man voor dit gewichtig probleem; een
werk, in welke richting dan ook onder
nomen, de krachten en de inspanning
van een heros waard; en hij komt met
zijn Universiteitjes, eren weinig uni
verseel als zijn eigen kerkje, en vraagt
elan want dit is voor hem de hoofd
zaak een winstje voor zijn partij.
En naast de hiergenoemde
hoogoronderwijs-hervorming, denken wij aan
nog een andere, die evenzoo reeds lang
op zich laat wachten een quaestie
van billijkheid.
Onze Universiteiten kosten nu jaar
lijks plm. If millioen, niet
medegerekend de Amsterdamsche. Hoeveel minder
dat bedrag zou behoeven te zijn, bij een
doortastende reorganisatie, welke dan
tevens ten gevolge zou hebben, dat wij
althans n toonbare Universiteit hadden,
is natuurlijk moeilijk aan te geven;
maar welk een groot deel van die uit
gaven zoude niet aan de schatkist be
spaard worden, door de heffing van een
erenrediy schoolgeld ?
Men heeft er nu toch waarlijk lang
genoeg over gesproken, hoe de zeer rijken,
de vermogenden en welgestelden, uit de
staatskas bedeeld worden, in het middel
baar en hooger onderwijs voor hun zonen
en dochteren, vaak jaren achtereen, bij
honderden guldens tegelijk.
Deze beide onderwerpen de vraag
hoeveel Universiteiten, en welke school
geldheffing die geenszins de ineen
schakeling-commissie" ter onderzoek kun
nen worden opgedragen, schijnen voor den
Minister van veel minder belang te zijn,
dan die andere : hoe krijg ik voor mijn
vrije universiteit den effectus civilis. Het
gemis van een graad te kunnen toekennen,
die zekere rechten verleent, dit kleine
onbillijkheidje in de wereld, doet hem de
zooveel grootere onbillijkheden vergeten.
Dit loopt zoo in het oog, dat Kuyper zich
reeds heeft trachten te dekken, met de
verklaring, dat hij zelf ook niet ingenomen
is met het wetsontwerp, omdat het zoo'n
bescheiden strekking heeft! Maar hiermee
kan de Minister zich niet van schuld
ontlasten. Hij doetnu wel wat veel denken
aan den man, die geroepen te zorgen
voor een aantal behoeftigen, allereerst
zich zelf en een paar vrienden voorziet,
en die zich, bij een verwijt daarover, ver
ontschuldigt met de woorden, dit is zoo
de charitébien ordonnée"; het hemd
is nader dan de rok.
Nu wordt niet ontkend, dat, zal men
eenmaal bij de regeling van het Hooger
Onderwijs onbillijkheden opruimen, ook
deze behoort verwijderd te worden;
immers het is niet te verdedigen, dat
leerlingen van particulaire
hooger-onderwijs-instellingen minder gemakkelijk, dan
de studenten aan de volledige Universi
teiten, hun doel bereiken, dat is, het
gewenscht diploma kunnen behalen. Het
is bekend genoeg, dat men nu juist
niet aan een Universiteit behoeft te
studeeren, zelfs niet aan eenige vak
school, om zich voldoende te bekwa
men in godgeleerdheid, rechten, lette
ren, of in eenig tak van wetenschap
van speculatieven aard. /oo moet dus
de gelegenheid bestaan, dat zij, die zonder
of met de hulp van zulk een universiteit
achtige school, als bij v. de Vrije Universi
teit," de noodige kennis hebben ver
worven, hun radicaal kunnen verkrijgen.
Het middel echter door Ku\ per voor
gesteld, het geven van het jus promo
vendi met gelijke werking daaraan ver
bonden, als bij de Universiteiten, schijnt
ons al zeer weinig aanbevelenswaardig.
Hoe zou de Staat er ooit genoegen inec
kunnen nemen, dat aa,n instellingen, die,
uit geldgebrek, moeielijk iets meer dan
onvolkomen vakscholen kunnen zijn, en
die, ondanks alle te geven waarborgen,
op velerlei wijs kunnen degenorecren,
gelijke rechten als aan de Universiteiten
werden verleend ? Stel, dat de meerderheid
in de Tweede Kamer volgzaam, en die
der Eerste Kamer onnoozel genoeg was,
om zoo iets aan te nemen, hoe lang zou
zulk een regeling duren, en tot welk
geharrewar zou zij aanleiding geven ;
zeker de wetenschap, de openbaring,
het grooto deel van het christelijk volk,
en alle overige schoone zaken, waarvan
Kuypers memorie" zoo vol is, zouden
er de nadeelen van kunnen ondervinden,
en de lieve vrede nog wel het meest;
immers do partijen wisselen, en, bij het
komen van een niet- of anti-kerkelijke
richting aan het bewind, zou allicht hot
eerste werk zijn, deze bevoorrechting
van theologische adspiratiën terug te
nemen. Want, welke termen de voor
standers van deze soort van Universi
teitjes ook bezigen, ieder begrijpt, dut de
theologie daar iecrscheresse /al wezen;
en hare dragers, bij het hooge belang
dat zij in de zielsvoortreffelijkheden hun
ner leerlingen stellen, zeker niet de perso
nen zijn, om hun omgeving, als exami
natoren, in onpartijdigheid op te kweeken.
Naar onze meening kan hier niet
anders helpen dan een Staatsexamen;
hetzij in 't algemeen ; hetzij in 't bijzonder
voor hem, die de Universiteit" niet be
zocht. En juist in dit opzicht geeft liet
nu gewijzigd ontwerp niets.
Had de Minister zich beperkt tot zulk
een voorstel, en een omtrent de
aanstellingvan bijzondere hoogleeraren aan de Rijks
universiteiten, hij zou van meer
practischen zin nebben blijk gegeven, dan
nu, waar hij met zijn bijzondere
Univerteitjes optreedt, waarschijnlijk om niet
voor zijn eigen instelling alleen iets te
vragen. Want zooveel is duidelijk genoeg:
de Katholieken reikhalzen volstrekt niet
naar een kopie van zijn model. A Is men
leest, wat zij over het Aimuarium der
Roomsch-Katholieke studenten in
Ncderland,van dit en van het vorig jaar, schreven,
bemerkt men dat zij tevreden zijn, en met
recht, over de toenemende verlevendiging
van het Katholiek bewustzijn onder de
studeerenden, die behooren tot hnn kerk.
Maar zelfs, zoo het hun lusten mocht b.v.
aan een of meer hunner seminariën, een
letterkundige en juridische afdeeling te
geven, welk een behoefte zouden zij ge
voelen aan een Universiteits-etiquet, als
maar door de invoering van een Staats
examen voor den effectus civilis van
het diploma was gezorgd! De
grootdoenerij, die Kuyper in zijn daden zoo
dikwijls kenmerkt, heeft, voor zoover wij
kunnen nagaan, voor zijn Katholieke
bondgenooten weinig bekoring. En nu
is het papier wel niet heel duur, en de
nationale tijd ook Kuypcr's tijd
niet zoo bijzonder kostbaar, maar hoeveel
had er niet in dit tweeërlei opzicht
kunnen worden uitgewonnen, als de
premier met een sober doch redelijk
voorstel, en zonder gouddraadtrekkerij in
zijn toelichtingen, ware voor den dag
gekomen!
Wettelijke regeling der
Accountancy.
11.
Volgens het verslag in de dagbladen
heeft de heer Jhr. Mr. van Nispen tot
Scvenaer in zijne redevoering op 8 De
cember j.l. in de Tweede Kamer o. a.
gezegd:
En nu zijn in den laatsten tijd tal
van personen opgetreden, die zich den
naam van Accountant toekennen zonder
de waarborgen voor de noodige
bokwaamheid te kunnen geven. Het particulier
initiatief is in deze geheel te kort
guschoten. De particuliere vereenigingen
voor de vorming en de examineering
van accountants geven geen waarborg.
Velen kennen zich Jen naam van
accountant toe en weinigen zijn er, die
dezen naam verdienen."
De Accountant, orgaan van het Neder
landsen Instituut van Accountants, stelt
in het Januari nummer daartegenover,
dat volgens de Handelingen deze spreker
iets geheel anders heeft gezegd:
Naast de werkelijk degelijke
beoefenaars van het vak, waren er velen, die
zonder voorafgaande studie het beroep
gingen uitoefenen. Daarom vereenigden
zich verschillende van de beste
beoefenaars van het vak en richtten een
vereeniging op, om controle te kunnen
uitoefenen op de personen, die zich als
accountant wilden vestigen. Zij stelden
een diploma in, dat na met goed gevolg
afgelegd examen werd verleend. Maar
naast die Vereeniging werden er andere
opgericht, die gretig zonder te veel
contróle nieuwe leden aannemen, omdat
eenc vereoniging zonder leden nu
eerimaal niet kan bestaan.
Het beoogde resultaat om orde te
brengen in de uitoefening van het
accountnntsberoep, kon zoo niet worden
bereikt. En na een streven van
vcrschillende jaren, vindt men dan ook in
| de vakbladen de klacht, dat het particulier
initiatief is te kort geschoten, dat er
velen zijn, die met den naam van
! accountant prijken, terwijl er maar
weinigen zijn, die er aanspraak op mogen
maken, en dat voor, een beroep, dat in
zoo hooge mate oen beroep is van ver
trouwen."
Allereerst valt in 't oog, dat de hoor
van Nispen,?volgens de Handelingen
onderscheid maakt tusschen 't Neder
landsen Instituut en de andere organi
saties. Dat is dan ook de reden, dat <lc
Accountant dagblad-verslag en Hande
lingen togen over elkaar stelt.
Inderdaad is 't Nederhmdsch Instituut
de eerste aceountants-organisatie;
indor| daad heeft 't getracht de accountancy
als beroep te regelen; inderdaad heeft
't een examen ingesteld, dat enorme
eischoii stelt, zoodat die accountants,
die 't examen-diploma van 't Neder
landsen Instituut bezitten, waarborgen
van meer dan voldoende theoraü*«ie
bekwaamheid geven.
En, dit dient erkend, waren de
zaken geloopeii, zooals 't Ned. Instituut
zich had voorgesteld, dan was na verloop
van jaren de toestand gezond ge
worden, 't /ou te voorzien geweest zijn,
dat niet alle aanstaande accountants zich
den mocilijkon weg via 't Instituuts
examen zouden hebben getroost. Reeds
in 't begin wees 't Instituut zelf daarop.
Maur de meest-serieusen zouden voor een
examen, dat werkelijk waarborgen biedt,
niet zijn teruggedeinsd. En 't publiek,
door 't Instituut en de vakpers voorge
licht, zou de gediplomeerden boven de
wilden" hebben verkozen.
De publieke opinie zou in dezen de
scheidsrechter zijn geweest, zou onbe
voegden zonder praktijk hebben gelaten,
en 't is zeer juist van't Instituut gezien,
voortdurend de openbare meening als
oordeel hoog te stellen.
Maar de organisatie maakte
prineipiëelo en taktische fouten, die oorzaak
waren van 't gedeeltelijk falen harer
actie.
Deze fouten zijn:
lo. Te ruime openstelling van de
deuren bij de oprichting on tegelijkertijd
2o. te beperkte toelating óók bij
de oprichting.
Er. werd niet gevraagd, wie accountants
waren, 't beroep als zoodanig uitoefenden,
op waardige wijze natuuilijk. De on
volledige ontwikkeling van 't vak toen
tertijd maakte 't onmogelijk te
eisenen,dat men van de accountancy zijn hoofd
beroep maakte. Daarvoor had de accoun
tancy zich in Nederland nog te weinig
vasten voet verworven. Examineeren
was uit den aard der zaak een paskwil
:de oprichters hadden elkaar moeten
examineeren. Had men examens willen
eischen vóór de oprichting, (fan zou de
eenige weg geweest zijn, dat, eeiiige
personen zich hadden onderworpen aan
't Engelsche acconiitants-examon, om
daarna de examen-commissie te vormen,
die tot taak had de caiididaat-leden voor
't Ned. Instituut aan oen onderzoek naar
theoretische bekwaamheid te onder
werpen.
Men ging van ceno andere redeneering
uit. Een aantal personen, die ouderling
van eikaars bekwaamheid en betrouw
baarheid waren overtuigd, richtten 't
Instituut op en stelden zich ten doel:
een corps bekwame, betrouwbare ac
countants te vormen."
Dit principe is zuiver.
Maar: in den kring van bekenden
nam men ieder, die op administratief
gebied een zekeren naam had, op. Daar
onder waren boekhouders, procuratie
houders en leeraren (privaat-docent-jii en
leeraren aan H. B. S. en Handelsscholen).
Ook hier zal men gedacht hebben: dat
eene vereeniging zonder leden nu een
maal niet kan bestaan." Intusschen,
deze ruime toelating zou geen bezwaar
hebben opgeleverd, als men eene schei
ding' had gemaakt tusschen:
a. leden, die 't beroep uitoefenen;
/;. leden, die alleen meewerken tot 't
bereiken van 't doel.
Men verzuimde zulks en daardoor
bestaat nu nog 't eigenaardige feit, dat
er leden Ie klasse van 't Ned. Inst. zijn,
die 't boekhouden slechts kennen als
onderwijs-vak en eorie handelsadmini
stratie alleen wel eens van buiten hebben
gezien. Hoeveel theoretische kennis van
accountancy die heeren hebben, laat zich
gemakkelijk afleiden, om van practische
kennis en bekwaamheid maar te zwijgen,
Persoonlijk hoorde ik zoo'n Ie klasse lid,
leeraar, vorklaren, dat hij zich
niet gaarne aan accountantswerk zou
bezondigen.
Dat is n uiterste, ongevaarlijk,
omdat de personen van eigen onbevoegd
heid zijn doordrongen.
't Andere uiterste wordt gevormd door
de leden Ie klasse, die van de accoun
tancy hun hoofdberoep maken, die hun
diensten beschikbaar stellen voor 't
publiek, dus piihlic-iicconiifunt zijn;
en die zich een goeden naam hebben
verworven.
Ook dezen, zeer gering in aantal,
zijn ongevaarlijk. Integendeel, van
huu invloed heeft de accountancy als
vak veel te verwachten.
Maar de breede schare tnsschen die
twee uitersten is gevaarlijk en brengt
de accountancy in discrediet.
Ik ben hier genaderd tot fout:
ui), identificeering van het Instituut
en i/e Accountancy.
Als de fouten l en 2 niet gemaakt
waren, zou het Instituut de Accoun
tancy vertegenwoordigen; zou ieder Inst.
lid een bekwaam en betrouwbaar accoun
tant zijn en ieder bekwaam, betrouw
baar acconntaut-lid van 't Inst.
Behalve nu 't feit, dat onder de Ie
klasseledcn velen zijn, die op den naam
accountant geen aanspraak mogen maken,
zijn buiten 't Inst. bekwame, betrouw
bare accountants, die door fout 2 werden
buitengesloten.
De eenige Nederlandsche accountant,
voor zoover mij bekend, die zich
publicaccountant" noemt en daardoor blijk geeft,
een juist begrip te hebben van de onder
scheiding, die in de verschillende
accountants-soorten moet worden gemaakt, werd
indertijd buitengesloten.
Andere accountants vallen buiten 't
Inst. door fout
4o. onnoodige bemoeilijking van hen,
die niet bij de oprichting of gedurende
den tijd der overgangsbepalingen konden
worden toegelaten.
Dat deze accountants niet eene quantit
négligeable" zijn, bewijst 't zelfde publiek,
waarop 't Ned. Inst. zich met voorliefde
beroept, door die accountants-outsiders
zooveel praktijk te geven, dat zij kunnen
bestaan.
Met deze 4e fout is nauw verbonden do
5o. ondoordachte beloften aan de a.s.
Inst. accountants, de assistenten.
Als 't Inst. er op wijst, dat er twee
wegen zijn: of-liever; de breede weg
en 't smalle pad, n.l. 't zichzelf accoun
tant noemen en zich aan 't Inst. examen
onderwerpen, wrordt 't laatste sterk aan
bevolen, en terecht. Maar 't wordt dan
voorgesteld (niet moedwillig, maar niet
temin even bedriegelijk), dat iemand,
die 't examcndiploma in zijn zak hoeft,
zich daarmede ook een bestaan heeft ver
worven. Er wordt niet op gewezen, dat
zoo iemand in dezelfde positie verkeert
als een pas-gepromoveerd advocaat of ge
neesheer. Misschien wel, dat hier de vrees
werkzaam is, dat anders 't aantal accoun
tants, die zich zonder eenigen waarborg
opwerpen, nog meer zou toenemen.
Daarbij bevat 't examen gedeelten, die
overbodig zijn, waardoor de studietijd
onnoodig wordt gerekt en de a.s. accoun
tants te lang assistent blijven, gedurende
welken tijd zij niet zelfstandig als accoun
tant mogen optreden. Wel moeten de
leden van 't Inst. zich ter assistentie bij
voorkeur bedienen van assistenten van
't Inst. (ingeschreven examen-candidaten
zou men ze kunnen noemen), maar 't
aantal public-accountants is, zooals ik
boven reeds zei de, zeer gering, zoodat
deze bepaling nagenoeg waardeloos is.
Hieraan is 't dan ook te wijten, dat
de verhouding tusschen 't aantal assis
tenten en 't aantal, dat voor 't examen
slaagt, belachelijk is.
Een factor, die hierbij ook opvalt, is
fout:
Co. de opleiding is onvoldoende. Cur
sussen vanwege 't Inst. zijn meestal een
fiasco, al zijn zij volgens de officiëele
verslagen vrij bevredigend. Een rubriek
,Uit de Praktijk' kan in 't orgaan maar
niet tot bloli komen, 't geen ook in niet
geringe mate samenhangt met de fout:
7o. men wil alles in ne hand
concentreeren; de macht van 't bestuur is
te groot. De voorzitter heeft 't recht,
censuur over 't orgaan uit te oefenen,
zoodat dit allerminst eene vrije tribune
is. Dit houdt weer verband met de
He fout. Door vallen en opstaan moet
de accountancy groeien, op fouten moet
de aandacht worden gevestigd; daarvan
kunnen de accountants en de assistenten
veel leeren. Neen, zegt 't Inst., 't
prestige naar buiten moet worden be
waard; de leden van 't Inst. maken geen
fouten. Aantoonen, dat zij geen fouten
maken, is ook overbodig. Óver de moge
lijkheid van fouten-maken mag niet
worden gesproken.
/eer waarschijnlijk hangt hiermede
onmiddellijk samen de verbrokkeling van
krachten, die o.a. blijkt uit de oprichting
van een blad Accountancy", dat bij
eene oordeelkundige organisatie een onder
deel van 't officieel orgaan had moeten
zijn, onder redactie vaneen
leklasselid en uit 't feit, dat men er nog steeds
niet in geslaagd is, een handboek,
(studiewerk) samen te stellen,?'t geen toch voor
oordeelkundige opleiding onmisbaar is.
Een andere fout is:
80. inconsequentie en gebrek aan
samenwerking.
't Laatste bleek reeds in de voorgaande
alinea. Van inconsequentie een
sterksprekend staaltje :
Twee assistenten van 't Inst., wien 't
wachten te lang valt, gaan zelfstandig
optreden en associëeren zich, let wel,
met een lid Ie klasse
(oud-bestuurslid). Gevolg: zij worden als assistent
geschrapt, 't Gebrek aan onderlinge
samenwerking leidt daarna tot inconse
quentie : waar outsiders door 't Inst.
niet worden erkend en samengaan met
hen is buitengesloten, wordt 't aanbod
van een dezer ex-assistenten, een vaste
rubriek in 't orgaan te redigeeren, in
dank aanvaard. Maar, nog geen
inconsequentieyjenoeg,?deze ex-assistenten
maken den wensch kenbaar, tot 't examen
te worden toegelaten. En niettegen
staande volgens statutaire bepalingen al
lén assistenten aan 't examen mogen
deelnemen en deze ex-assistenten juist
om hun zelfstandig optreden werden
uitgesloten, worden zij (schoon nog steeds
optredend als accountant) door de
algemeene vergadering tot 't examen toege
laten.
Is er sterker bewijs van weifelmoe
digheid en innerlijke zwakte ?
En om 't lijstje voorloopig te sluiten:
9o. de Raad van Tucht is een wassen
neus. Deze instelling, die theoretisch
een permanente waarborg voor de
be