Historisch Archief 1877-1940
Ho. 1396
DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAHD.
op een boom en eindigt met respect voor
bet jongste Parijs.
Ik zeg : bet jongste Parijs.
Want wat de oudereu betreft, die voor het
buitenland nog de jongere school" vormen
en die zoowel in Frankrijk als in den vreemde
ternauwernood aanvaard zijn, ik bedoel de
Impressionnisten : Monet, Manet, Kenoir e.a.,
die hebben van de publieke geringschatting
weinig meer te lijden, hun schilderijen
gaan van 't atelier naar de kunstkoopers, en
met de groote sommen, die er voor worden
gemaakt, zitten de heeren in kasteeltjes en
rijden automobiel!
Maar de jongsten, die moeten hun wereld
nog veroveren.
De regelloosheid en anarchie, die der
Fransche cultuur in 't bloed '/At, gaf Imn als goede
vrucht de jurylooze salon : hoe zou ook
in 't keurslijf van conservatisme het altijd
gistende Fransche gevoel kunnen blijven be
sloten I In dien Salon hangen ze hun werk
nu, groepsgewijs, vriendjes bij vriendjes. Men
ziet er de. i'ervents" tusschendoor loopen
met de bovengenoemde moordenaarsmautels
«n de punthöeden van middeleeuw-sche al
chimisten. Meestal maken ze stille gebaren.
Voor hen zit het levensraadsel in iedere
grasspriet.
Daar is er een aan 't beweren. Men staat
voor een interieur van Laprade, een
deiwerkelijk talentvolle Jongsten. Ik hoor van
bossuhen en bergen, en daar er ai, ai, een
bok op komst is, meng ik mij in 't gesprek
van de vrienden.
Mesieu," zeg ik, die bosschen en ber
gen als 't u blieft "
Ziet u die dan niet':" en er-komt iets
warms in de stem van den fervent, neemt
u dan eens Carrière, wat is er in y'i kunst?
-Heeft hij niet de rotsen gezien en de groote
bosschen, de heuvels van Frankrijk, de
wolken. ..."
U spreekt over Carrière?"
Parfaiteinent, die visioenen van het Fran
sche land heeft hy in zijn portretten gelegd.
En nu Laprade" daar zullen we't hebben:
deze Laprade staat in kunstsoort zoover van
Carrière af als, slaan we er een slag naar,
Brrfituer van Votli Laprade, mesieti, is
gróóter dan Carrière. Hij is gróóter, mesieu !
Hij heeft in stoelen, tapijten en spiegels de
wolken en de bosschen en de bergen gegeven!"
Parfaitemeiit", zeg ik.
Maar laten wij die fervents, die al in hun
nopjes zijn als ze de klok hooren luideii.de
vrijheid in hun. eigen sop gaar te koken,
en /ien we rond.
Van wat wij de Jongsten noemen zijn op
dezen Salon twee st roomingen te onderkennen.
Laprade, die als daareven bleek, moet op
passen voor zijn vrinden, vertegenwoordigt
met Vuillard de eene: die van 't met nieuw
karakter voortwerkeii op de Impressionisten.
Deze langzamerhand al oude
Impressionnigten, wier taak liet is geweest het
binnenkamersehe uit de schilderkunst, met name
uit de landschapschilderkunst weg te krijgen
en een plein air te bereiken ook in 't in
terieur, worden in Laprade en Vuillard, laat
ik zeggen, geserreerd.
Van die zoet-burgerlijke, en, o ik spot niet,
dikwijls zoo innige romantiek van een Monet
bijvoorbeeld romantiek van een naturalist
- is weinig meer te onderkennen, en te
scherper komt een zucht naar de vereenvou
diging van schilderen uit, die die
nauwsluitender, reecler en misschien ook kouder visie
geeft, welke deze Jongsten teekent.
Koud ;r echter alleen van gevoel. Want wat
gloed van kleuren betreft, daarin zij u hun
de Luminiiten de baas niet, en ook merkt
men nog een neiging voor pompcuse effecten.
Hangt er dus werk in dien Salon des
Indépendants, dat een Monet, een Kenoir
komt verdringen? Is het al uit met het rijk
llllltllllllllUllllllilllMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIimilllllHIIIIIIIHIIIIIIllim
De grot van Genoveva,
VAN
CLARA VI E BI G.
Naar het Dullsch, door M. v. O.
Zou
VII.
ze gevlucht zijn ? . . . 'n Zucht van
verlichting steeg bij die gedachte in Milde
op, maar zijn oog viel op liet hol, dat daar
donker, geheimzinnig gaapte en waarvan de
ingang half verborgen was door neerhan
gend u groene ranken.
De rechter hief zijn hand op : Zoek daar
binnen, mannen !"
Aha!!" Ze vertrappen 't gras en de
bluemen, ze rukken de groene slierten af en
dringen voorwaarts. Niemand te zien. diepe
schemering heerscht er, na de wanne bui
tenlucht voelt men hier een kilte die huive
ren doet; druppels vallen neer.
De dikke Lippi strijkt een lucifer af en haalt
'n stompje kaars te voorschijn. Het (lauwe
licht beschijnt de rotswanden, de groole steen
in 't midden, die ongeveer den vorm vau een
tafel heeft, de lange bank van zandsteen, aan
de eene zijde. Daar liggen'n paar gescheurde
dekens, 'n hoop strou, een oude ketel, een
omgevallen mand en eenige kleeren. De zoe
kenden gaan er op af, werpen alles door
elkaar .. . Luister ? wat was dat ? .. .
Kindergesehrei! Dof weergalmt het in 't hol, lang
gerekt, klinkt 't als een onnatuurlijke klaag
toon. 111 bijgeloovigen schrik staan de mannen
ontzet stil! De hand die Milde opheft siddert;
hij wijst op den verst verwijdenden
donkersten hoek.
Vastberaden heft de politieagent zijn licht
in de hoogte . . . d.'uir !. . . '11 meerstemmige
kreet, die hol weerkaatst wordt. . . Daar
achter 'h uitstekende rotspunt, dicht tegen
den grotwand aangedrukt, zit ineengedoken
een vrouw, onbeweeglijk, star, zelve als uit
steen gehouwen!
Sprakeloos blijven de mannen staan, en
staren haar aan ; met n stap staat de rechter
naast haar en de hand op haar schouder
leggende: In naam der wet, neem ik u
gevangen !"
Geen antwoord; bewegingloos blijft het
zonderlinge wezen op den grond neergehurkt.
Barbara Holzer, sta op ! Ge wordt ver
dacht Lorenz Pfalzel van Ehrang vermoord
te hebben."
Wat ? .. . Wat ? ? Is dat Barbara ! de meid
van den Pfalzelhof? Is 't mogelijk? Jezus
Maria ' neen maar .. . zóó wat!"
De vrouw beweegt zich niet. Ruwe vuisten
trekken haar omhoog, men sleept haar...
stoot haar het hol uit daar staat ze in
havelooze, gescheurde wollen rok, het grove
van die groote hervormers? Zoetjesaan!
De wereld gaat niet op stelten: Vuillard,
Laprade zijn slechts aan 't begin van de
baan. 't Zijn, ik spreek van hun kunst, nog
maar jongelieden met het eerste dons op de
lippen ! Maar : hun nieuw karakter hebben
ze uitgesproken, cii een kunst met nieuw
karakter is een te zeldzaam verschijnsel om
er niet met wat ophef over te spreken.
Een andere richting, die op dezen ophef
aanspraak maakt, is die van de nieuw-primi
tieven, laat ons ze zoo doopen, kunstenaars,
welke in 't spoor gaan van dien jongge
storven Gauguin, van wiens leven en werken
een tentoonstelling en een conférence in
Parijs hebben getuigd, en die onlangs met
een belangwekkend feuilleton in het Aliji'in.
Ihmdtls/jlail ook den weg gevonden heeft
naar ons vaderland.
Volgers van Gauguin.
Was Gauguin dan een meester ? Dat nief.
Maar deze vrijwillige balling, die ouder een
on beschaafd eilanden volk het oerleven trachtte
te naderen en er van primitieven een om
gang zocht, welke hem op zijn
neo-primitieveii-kunst gunstig moest werken, kan,
ook /onder zelf het groote te hebben uitge
drukt, voor een reeks vau talentvolle volgers
de baanbreker geweest zijn.
Zijn volgers hebben talent, al zijn ze
nog niet, waar ze vezen moeten.
Mauguiii Leeft het met een stilleven het
verste gestuurd. Er komt ouder andere een
potje op voor van Bretonsch aardewerk,
dat dooi: den eigenlijk nog middeleeuwscheii
pottebakker met niet meer eenvoud van ziel
en liefde voor innig eoloriet kun gemaakt
zijn dan de schilderij, die 't inspireerde. En
toch welk een afstan l van cultuur tusschen
dien autochtoon van Bretagne en een Jongste
van 't verfijnde Parijs!
Ook Bréal heeft aan goed primitivisme
gedaan.
Ik herinner mij ouder andere een kaïn
erhoek, waar een vrouw, met den rug naar
den beschouwer gekeerd, haar lange
enrijkbruiue haveu aai! 't kammen is. Een bod-eind,
naar voren stekend, draagt als sierdek een
wit satijnen lap, waarop een tak appel bloesem
gestikt is, dieppaarsch van kleur. Eenvoudig,
zonder kunstjes vau schaduwing in de plooien,
ligt iiet daar vlak neer. Maar het innigst
van kleur zijn de haren, diep als amber. Er
is een simpelheid aan 't komen in de/e kunst,
welke van de gewone brouhaha" des levens
ver staat, eu als een zoete ven.de.ning aan
doet. Wie zegt, waarheen 't nog voert!
Ik heb dus de volgers der l mprossionnisten
op den voorgrond gesteld en deze
iiieuwprimitieven.
Vallen die beide scholen dan zoo op? Zijn
zij liet, die groepjes om zich heen trekken,
als op de groote Salons de povtietten van
P.irijsche moudaincs? Volstrekt niet. Wat
wij zien zijn slechts embryonale teekons van
wat er komen kan. Maar: leekenen des tijds.
Want dit werk is eeu logische voortzetting van
wat een vroeger geslacht gepraesteerd heeft
en daarom de uiting van een generatie niet
toekomst. Als zoodanig hebben zij op be
spreking meer recht dan honderd anderen,
die knapper zijn met het penseel, maar
oorspronkelijkheid missen.
Oorspronkelijk in hun streven, doch niet
direct tot een van beide scholen te rekenen,
zijn Camoin en Deins.
Deze Deilis is oen primitief vrij van
Ga-ugnhi". Zijn voornaamste schilderij op
den Salon stelt een strand voor met een
paar lieggen en struiken beplant en waarop
een zee vol zon haar groene golven werpt.
Vrouwen, als het strand roze van kleur.
baden en dansen daarin rond, en een snelt
er weg, een vlieger oplatend, die, kanm>zijn
van kleur, tusschen dat helle groen en roze
een heerlijke noot zet. Simpele fautaisie en
rijpheid van smaak strijden hier om den
voorrang.
Van Camoin, bizonder knap teekenaar,
wil ik ook slechts n schilderij releveeren.
Het heet .levme Créole". Op een breeden
divan, overtrokken met een kleed van zacht
anemonen-violet, ligt een naakt model, een
kind nog, en teekent zich met haar non
chalant bruin lijfje prachtig af tegen een
achtprhangende lap, groen, met middenin
enkel een groot wijnrood embleem. De kleuren
zijn mooi, heel mooi. Maar de bekoring, die
uit het schilderij komt, heeft toch meer
! oorzaak in de zuivere verhoudingen, waarin
het eenvoudig onderwerp is geschikt. Er is
in dat kleine liggende wezen, languit en lui
op een grooten rust bank en uitkomend tegen
een sierlijk en deftig voorhangsel, zoo'n
begrip gegeven van ruimte en eenvoudigen
rijkdom, dat men wel gaarne meer zag van
dezen veelbelovenden vhüdei'.
We hebben het over oorspronkelijke]! ge
had, laten wij bij do oorspronkelijke)! blijven.
i Zwijgen we dus over de verdienstelijke maar
niets nieuws brengende volgers van Kenoir
en Maufra. van d'Espagnat, van Van
Kysselbcrglie. Zwijgen we over d'Espagnat zelf,
die weer heel mooi is maar nu al te zeer
bekend, en over Van Kysselberghe, welke na
zijn schitterend optreden van vurig jaar zijn
zending van nu had kunnen thuis huilden.
En laten we 't weer, zij 't ook maar voor
de aardigheid over een' oorspronkelijke heb
beu, dien we ditmaal overigens een origineel
dienden te noemen.
Ik wou muitrc Hervéwel eens op straat
: zien, dat moet dunkt mij een leuke dragon
der zijn, een kunst-drag..;uler. Ileerejee, wat
heb ik hem al lang in de gaten !
Eerst was het op een grauwe muur bij het
j Pantheon der Onsterfelijke-)!, dat hij mijn
aandacht trok door de opstelling achter glas
van een zecgezicht. Vitknipseltjcs, dezen
uitvinder van het expressionnisme" loven Ie,
! had hij er bij gedaan. Xu gooit hij me bij
de Jndépendants met zes schilderijen dood.
En allemaal onzin; Allemaal Fnin^che blut'.
Ach, arme maïtre ilervé, uw bovenkamer
j ziet er toch zou eender uit als van zooveel
anderen, </<V slw/m, terwijl die toch óók hun
fervents en zichzelf bij den neus hebben,
toch óók tot de kunst niet hooren. Waarom
legt gij dan alleen het loodje?
Ja, waarom?
Zie, dier maitre, het leven heeft diepten
van onrecht, die een Fran^chman, au coeur
tendre!, niet pi ilen kan.
Och. waarom zouden wij den Farijzenaar
niet eens een niallighcidje vergeven'.' Die
| zitten in 't bloed Hij is achttien jaar," zei
onlangs Antoine.
Maar een Xour, die F ransel', e fervent s
kweekt, en die ons met e>-n nieuwe manier",
met ..een kunst vol oorspronkelijkheid" niets
komt brengen dan . . . een nieuwe manier,
dat vind ik erger.
Een impressionnisme van lange lijnen, dat
de goégemeente van d-j confetti naar de
serpentine brengt, heeft de/e Diriks wel
goed in zijn macht, hij geeft" daarmee
i werkelijk wel eeu kant van de natuur
weer", maar wij zijn nu eenmaal
meer! eisenend dan onze oompjes waren, en vragen
iiiiii'ncriixj. Leege eierdopoen lusten wij niet.
En daarmee heb ik de voornaamste broe
ders genoemd.
Men kan mij nu nog vragen naar een in
druk van 't geheel. \ '? 's g'-'eii and-Te dan
welke ik het vorig jaar hier ter plaatse
weerga f',dien van sympathie met zulk een Salon.
Elk die eeu gering bedrag betaalt xendt
zijn werk maar in : kindcrwerk, meesterwerk.
doet er niet toe. Men ziet er een mooi ge
voel uitgedrukt bij weinig techniek. fantaWo
j bij weinig behcersching. Symbolisten hebben
;ekke kuren. Een kleureiibachanaal hangt
hemd met bloed bespat, het haar verward ;
up de kruin is een bosje uitgerukt. Haar
oogeii zijn neergeslagen, de kleur van haar
gelaat is nog valer, bleeker dan dat van den
doode. Haar rechter arm hangt slap neer, in
den linker houdt ze een bundel lompen tegen
zich aangedrukt, waarin haar kind zich be
weegt en schreit. Lippi knoopt 'n paar hals
doeken aan elkaar om haar handen er mee
vast te biniien. Willoos Iaat ze hem begaan,
alleen toen men haar het kind afnam, heeft
ze de oogen opge.-lagen en kwam er een
hartverscheurende uitdrukking van smart op
haar gelaat. Een der mannen draagt het nu;
hij heelt thuis zelf ook zoo'n klein, hulpeloos
i wezentje als dit; vol medelijden houdt hij
l het bundeltje zorgvol in zijn arm. Milde heeft
de angstige, wanhopige blik opgevangen,
waarmee de moeder naar haar kind keek;
hij laat den man die 't draagt naast Barbara
ioopen. En nu gaan ze de misdadigster in
't midden, met de handen op den rug ge
bonden ; achteraan marcheert Lippi met
getrokken sabel. De hecslertakken zijn weer
terugg -slagen eenzaam is 'r. nu weer op
't zonnige groene grasveldje voor 't hol.
De opgaande morgenzon van den volgenden
'lag scheen o)> het kleine getraliede venstertje
in den zijmiiiir van het brandspuithiiis van
; Timing. Daar lag het, kamertje, waarin
geI Woonlijk allerlei gereedschappen bewaard
werden; d.iarin had mr:) de moordenares
voor den nacht opgesloten. Daarnaast, inliet
groute vertrek, had gisteren nog ile lijk
schouwing van den doode plaats gehad.
waarna men hem in zijn woning, bij zijn
ouders op den Pfalzelhet' g'-bracht had. Do
boerin was met een luiden gil bij de,
baaiineengezakt ze lag i u liauwto ; Simeon
Pfalzel zat als een blok naast het lijk van
zijn zoon ; hij roerde zich niet, dol' mompel
den slechts af en toe zijn lippen : Alles voor
niets geweest . . . Alles voor niets ! . . . Lorenz!
word toch "wakker '. Luren/ ! . . ."
Vóór 't gebouwtje stond Lippi met getrok
ken sdbel o]) wacht. In den nacht had de
nachtwacht hem voor 'n paar uurtjes afge
lost, maar nu was hij weer present. Ja, ja,
Lippi wi.jt wel hoe 't hoorde, hij was uu een
, gewichtig persoon. Gisteren en vandaag...
j dat waren lichtmomenten in zijn leven !
In militaire pas schreed hij op en neer, de borst
\ vooruit! Wat had hij 't gisteren druk gehad
bij 't transport der schuldige en de aankomst
in 't dorp. Als 'n loopend vuurtje was 't
beken ! geworden, dat Barbara Holzer ver
dacht werd van den moord op Lorenz Pfalzel,
en dat ze opgebracht werd. Met gebalde
. vuisten en kreten van woede was ze
onti vangen geworden ; 'n h.igol van steem-n was
tegen den zijnmur en het getraliede ven
stertje geworpen. -,
K u was 't nog vroeg in den morgen en
zeer stil. Lippe floot 'n deuntje.. . daar
naast een houterig portret. Ieder doet wat
hij wil, en 't geheel wordt vanzelf een geheel.
Want het is Parijs in hoeken en gaten,
Parijs van straat en boulevard, het is de
cosuiopolitischc stad, zooals ze leeft en lijdt.
En daarom heb ik dezen Salon zoo lief.
Geen avondje met kappersbedienden, zooals de
vroeg-voorjuarssalons, geen congres met
heeren-kappers zooals de groote. liet leven, hoe
gek dan ook, hoe wanstaltig dikwijls, hoe
verdrietig, hoe weinig hoopvol.
Want hoop die vindt men in Babel weinig.
P a r ij s. H. WIESSING.
kraakte aan den overkant de deur van't huis
[ van den burgemeester en de rechter .Milde
stak de straat over. Hij had «lollig slecht
' geslapen . . . gisteren tot laat in den nacht
te doen gehad eu nu ai weer op?
Agent ! maak de deur open '."
Tot uw dienst, meneer de rechter!"
Lippi rammelde omslachtig niet de sleutel*,
de poortdeur knarste en week zwaar terug'.
Mlijf maar hier, ik zal verder wel zelf
open maken." En Milde nam .Lippi den sleu
telbos uit dj hand; deze bleet' ontstemd
iU.'hter; hij was wat graag meegegaan om 'n
kijkje bij de gevangene te nemen. Milde sloot
de poortdeur achter zich, liep haastig door
de sehcmenu'h1. ige ruimte' waar in 't midden
de brandspuit s'.ond, en stak 'u sleutel in
i de lage deur rechts; zachtjes opende hij die
i en trad binnen.
! Dooi- het tralievensterlje drong voldoende
lielu door ; 'n straal viel (Mi den hoop stroo
op den grond, en >ehcon o"k op il-- in elkaar
gedoken gvstalto van Barbara Holzer. Ze zat
in dezelfde houding waariH men haar gisten-n
gevonden bad, met :t hoofd vooruilgestrekt
i en de oogen strak op n punt gevestigd.
Karhara llulzer!" -Milde trad nader en
raakte Hebt haar schouder aan ; ze schokte
', op, en dook toen schuw nog dieper ineen.
| ..Barbara Ih-lzer, go wordt van ecu zware
misdaad verdacht, hebt ge iets te zeggen
dat. . . '
.,.M'n kind!... M'n kind!" Met dien
jammerenden kreet richtte- de ongelukkige zich
op on tastte zoekend met de handen om
zich heen; /e hadden haar het kind niet
teruggegeven. M'n kind ! . .. m'n kind !"
Ais het kermen van een gemartelde klonk
die klaagroep der moeder; 't drong Milde
in de ziel ; hij zette zich op 't krukje naast
liet struologer en zei zacht: Wees gerust
liarbara, uw kind is in goede handen, daar
voor heb ik gezorgd."
l"? u?" 'n Ongelooi'ige verbazing klonk
in haar stem. U is zóó goed geweest'.' zoo
goed ?."'
Ja. het onschuldige kind hoeft toch niet
voor de misdaad der moeder te boeten!
Barbara, de bewijzen voor uw schuld stapelen
i zich oj). Het mes waarmei' Lorenz gedood
werd blijkt een keukenmes te zijn uit den
1 Pfalzelhuï', dat, sedert uw heimelijk vertrek
vandaar, ook verdwenen is. Ik weet het. 't,Is
uwe hand geweest, die hem de doodelijke
l wonde heeft toegebracht, spreek ... Zeg
! 't me. Is uw geweten niet bezwaard ?"
De rechter had niet streng gesproken, maar
bedaard, rustig en overredend, zooals men
met een onverstandig groot kind spreekt.
Eén oogenblik was 't stil in 't kamertje,
heel stil, toen 'H diepe zucht: ,,Ja, ik ben't
geweest."
Met 'n diep medelijden, gemengd met ont
zetting, zag Milde de jonge nisdadigster aan.
Welk ecu afgrond van ellende ! En uit den
Htl impressionisme oer Fransclen.
Km aliiemfi'iii' hfïsrliomvinrf na/ir nartle'/rUng
ran ile Libre Esthétif|iie" te Jiruum'l.
Komende uit het museum dor vroegere
| schilders en door hun werk de oogen willig
voor schoonheid was het mij, de zaal van
de Libre Fsthéque binnengaand, of ik kwam
van uit een kamer in het buiten of in den
tuin want zoodanig-is het verschil in
licht.
Hoewel Manet voor ons niet zoo hel is,
dat we nu nog wél kunnen verstaan zelfs
om zijn klaarst schilderwerk, dat er zulk
! oen strijd gestreden wiord en hij nu soms
! donker schijnt zoo diep doordrong deze
! invloed al 't werk van later is het
ver! schil niet werk van vroeger eeuwen groot.
De richting die onder den naam impres
sionisme monschen voreenigt als Degas den
teekenaar en Signac den neo-impressionist
(welk oen verschil in beide) on opstand was,
boven.alles opstand was togen do Formule"
bracht oen erkenning vau het moderne
levon on oen waarlijker aanschouwen van
het vibrooron van hot licht on de buitonkleiir.
Ze bracht goon edeler bezonken aandacht
voor de malschheid van een stof of de
weligheid van fluweel; ze bracht geen dieper
speuren in het karakter uitgedrukt door de
schilderkunst deze dingen waren haar
goon voorwerpen van eerste zorg zo was
bovenal oen /i//.y.«.V/.r t>nticikkt'lin</ nm lii't on/j.
Pat was haar wil. En gaande van Man et
langs Monel komt go aan schilders als Signac.
Deze, schilder van havens uit hot zuiden
met oen gloedende helderheid schijnt ecu
eind aan deze richting. En tevens wordt
in hem. die het hoogste punt bereikt, aan
geduid waarin hot tekort van deze kunst is.
Al haar schilders, zelfs Manet, bezitten ecu
kleine maat van geestelijke diepte, van die
gevoelens, die men dj religieuso mocht noe
men en die het verband aanduiden, hetzij
tusschen monschen onderling, hetzij tusschon
deze en de aardt-. Ge kunt zeggen dat Degas
een fijne opmerkende goost is, niet zonder
wee-moed in zijn observatie eigentlijk, niet
zonder zacht verlangen in zijn schijnbaar
mcedoogenloos-steüige teekoning (hij i< niet
half zoo cynisch als Thönvl maar toch
is ook bij hem il' luti'i'l'jki- </i'*te, het niterl'jk
ijc/i'iar, veelmaals hoofdtaak.
Een riikolo, oon tweetal wol, kan hiervan
worden afgezonderd : Cézanne en Vincent
van Gogh. Van Gogb was bovenal, oen reli
gieus gevoel ; ieder voorwerp) was hom be
langrijk om d-'ii arbeider, die het hanteerde.
om den men-vli die het, aanvatte on ook
de stillevens on do landschappon van Cé/anne
bezitten deze eigenschap.
De anderen missen dit.
Mauot mot do. vl-ioiondo weligheid van
zijn meesterschap. Kenuir mot zijn hoogste
deftigheid in La Loge", een meesterwerk
voor allen tijd ; Monet met zijn iijn-bewogon
landschappen, die toch grootsoh van ruimte
zijn ; Pisarro met de stadsgezichten en het
gckriel van Maker en mensch indeweidsche
avenuon ; Kv.sselberghe gezond, hoewel soms
hard en de gloedvolle Signac ? een winst
hebben ze gebracht, maar eene die, was
niet een verder doordringen in
gemoedsdiepte of weergave van stof maar het
was een actie gerïclit tegr.ii traditie; een obser
vatie die steun vindt in zulken als Venneer;
een loutering was het en een verscherping ran
liet zien ten opzichte ran liet om de veoravrpen
vlbreerend licht.
Brussel. PLASSCHAEET.
ECU en acflfr over Top Nafff en feaar mixte
weriï; 't Men",x)
Het talent van Top Naeif gelijkt een fraai
gekleurden vogel, die opgegroeid is in een
volière. Dat daar buiten de vergulde kooi,
de groote ruimte is, de blauwe lucht, dat
zijn vleugels flink genoeg zijn om daarin op
te stijgen, hij weet het niet, en stelt zich
tevreden met de vluchtige bewondering der
voorbijgangers. Jammer is dat. Want hier is
ecu rijk, een warm talent, dat haast ondanks
zichzelf menige snaar in het menschelijk
hart kan doen trillen.
Hier is een jonge vrouw, die de in ons land
zoo zeldzame gave bezit van geestig en dartel
te zijn, te tintelen van levenslust en over
moed. Zij heeft vooral een grooten afkeer van
het conventioneele en kónd-vormelijke, en
deze eigenschap maakt wel het aantrekkelijke
uit. van het bes-te gedeelte uit haar nieuwste
werk: 't Veulen", nl. de teekening van het
gezin van den armen journalist, die met zijn
vrouw, eene zangeres, zijn schoonzus-je Jo,
bijgenaamd : het Veulen", en zijn twee kleine
stoute jongetjes ia eeu boerenhuisje woont,
dat zij gedoopt hebben tot Villa Treurniet".
,,1'ora geeft zanglessen en .lo -paste op haar
twee kleine jongens en bestuurde op zeer
luchthartige wijze, de eenvoudige huishou
ding. Zij hadden geen van drieën begrip van
orde, regelmaat of geldzaken, en zaten steeds
in, en redden zich wonderwel uit de .grootste
moeilijkheden. Maar zij hadden wel begrip
van hartelijke liefde en zorgclooze pret en
leefden in het kleine buitenhuisje als drie
groote en twee kleine kinderen, blijmoedig,
door de dagelijksche beslommeringen
ongoj decrd. Doi'a, klein-gezet vrouw tje, met vrien
delijk stralend gezicht boven het kort dik
halsje, wie men haar volle heldere
sopraanstem, volgens haai- echtgenoot, aanzag vóór
zij nog een mond had opengedaan, Dora als
de niüeke." en Jo zóó mager dat ze beweerde
haar eigen ribben te hooren rammelen, veel
te lange armen, en stclfen-beeneii als het
Veulen, en Loet, d'- heer des huizes in
sluagelaehtigheid meer Jo gelijk, a's de chef van
de familie. Om nog niet te spreken van de
tallooze vrienden en vriendinnen, die de
| loopers kaal liepen en komende tegen liet
uur der maaltijden, gaarne mede
aan-choven". Als contrast van het leven in Villa
Treurniet, wordt dan met sterke kleuren
do omgeving van de stijve oude dame ge
schetst bij wie Jo. door geldnood gedwongen,
als gezelse.hapsjuU'rouw in betrekking zal gaan.
Vooral de eerste dag van Jo's opvoeding'
tot ..gezelsehapsjiilfrouw" wordt geestig be
schreven :
Xa het eten bood zij (Jo) met een buiging
de oude, dame weder haar arm aan, en ge
leid Ie haar, gevolgd door den knecht, die Ie
warme stoof droeg, terug naar de voorkamer.
Daar stond reeds het theeblad te blinken
ond< r de brandende h'.mp op de tafel, en
de gordijnen waren gesloten. Jo hoopte
1^<-;nu'lijk dat mcviouw een dutje zou gaan do< n,
terwijl zij. al was tt maar een kwartiertje,
vrij, onbo.spird, zou mogen zitten xo<>aU ze
zelf wou. achter in haar stoel, het eene been
over het andere gewipt. Maar mevrouw,
11 Amsterdam H. J. W. Becht.
iiimiiiiiimniiMiitmi
imiiiiMiiliimiiiiiiliimiiiHi
grond van zijn hart zeide hij zacht : O '
ongelukkige !"
Ze sloeg do oogen op en kook hem aan ;
opeens, moest hij denken aan den hond, dien
hij onlangs op do brug over de Moezel gezien
had. Straatjongens hadden 't dier een touw
om don hals gebonden met een zwaren steen
er aan ; rillend stond het beest zijn lot afwach
tend. Hij had hot uit de handen der kwa
jongens bevrijd, het touw losgemaakt en toen
! had het dier, mot zijn verstandige, trouwe
t hondenuogon hom aangekeken mot oon blik ...
j Juist met zóó'n blik had de jonge vrouw nu
i opgekeken. Jn de sombere, wczenlooze oogen
«?as oen schuw-verwonderde, dankbare
uit! drukking .gekomen . . . toen boog ze het blonde
[ hoofd on een klagend stenen drong haar uit
de ziel.
P.arbara Ifjlt/.er. ik heb medelijden mot je,
zeg mo, wat hooft hij jo gedaan '.'"
'n Lange pau/.e dan 'n kermen on
i hevig snikken ! Ze springt op, strekt de han
den uit, valt oj) haar knieën en slaat met
haar voorhoofd o]> den grond! M'n kind!
m'n kind ! !"
.Hot is Milde niet mogelijk een woord over
i zijn lippen te brongen bij die uitbarsting vau
wanhoop, verstomt hij.
'n Tijdlang 1)1 ij ft, 't stil ... in een hoek
knaagt 'n muis on trippelt, vlug over don
grond... N n logt de rechter zijn hand zacht
i op hot blonde, hoofd. Zo, richt hot betraande
gelaat op, krampt de trillende vingers in zijn
', ja-pand: Hoer, heer, help mij ... M'n kind!"
i Ik kan je niet holpen!" Stokkend komen
die woorden over Milde's lippen, ge hebt
een zware misdaad begaan! Maar spreek,
spreekt met me. stel je voor, dal ik je biecht
vader ben, aan wion je al wat er in jo omgaat
wilt zeggen, of donk dat ik je vader ben
zeg mo alles wat jo op 't hart hebt. Ik heb
zielsmodelijden niet jo, kind! sta op !"
! Maar ze blijft, op haar knieën liggen, vaster
nog omvatten haar vingers de puint van
zijn .ia*.
O meneer! goede meneer! ik bon zóó
ongelukkig geweest, verlaten van God en
iedereen on 't is Lorenz. die me slecht
hooft gemaakt ! En dan heeft hij mo m'n
kind willen afnemen !"
Ze springt met vlammende oogen op.
j Hoort u dat? begrijpt u dat? Eenzaam heb
ik daar boven in de Gonovovagrot geleefd
Loreiiz had me daar verstopt mot m'n
kind on ik ben 'r zoo gelukkig geweest
tot dat. Op 'n dag is m'n tante
Ivathriju Holzer 'r geweest en die vertelde
me, dat Lorenz zou gaan trouwen met Anna
van den Kamstein! Dat hij niet met mij wilde
trouwen wist ik, maar met oon andere
i noen dat nooit! dat heeft hij ook bij het
Allerheiligste gezworen ! En hij is toen ook
j niet meer bij me gekomen .
Ik heb daar boven gezeten ... o ! met pijn
on ellende hier... in m'n hart. Ik heb hem
opgewacht, als hij 's avonds van den Kamstein
terugkwam en hem gesmeekt en gebeden ...
op m'n knieën heb ik voor 'm gelegen
maar hij was boos en hard en hooft mo van
zich gostooton . . . Laat mo met vrede !" zei
hij. Ik heb hem bezworen bij de zaligheid
van zijn ziel. . . bij ons kind maar 't
was alles voor niets ! En dien boelen nacht
ben ik opgebleven en heb zitten denken ?
en alles draaide in m'n hoofd als dol in de
rondte, aldoor in do rondte o! En op 'n
anderen avond, ben ik 'm weer gaan op
wachten en dat mes had ik in mijn zak
gtstopt ik wist zelf niet waarom ! En
toen ik 'm weer zoo gesmeekt had 't niet te
doen, zei hij, dat hij wat bedacht had : we
moesten 't kind in den Kamsteiu vóór de
deur neerleggen, dan zou hij Anna en haar
ouders wol bepraten om 't to houden als
'n goed werk van barmhartigheid en als
hij dan mot Anna getrouwd was, zoudon ze
'r kind bij zich nomen... en goed behan
delen... nuuir ik moest maken dat ik weg
kwam . . . toen .. . toen ben ik helsch gewor
den ! Jk heb 'm 't mos getoond en ge
zegd : l.otvnz, pas op! ik geef m'n kind niet
af ik ga niet weg van m'n kind! Toen
heeft hij mo gepakt on op m'n gezicht ge
slagen : Vod! dat je bent ! zwijg! anders
stock ik je overhoop!... on toen hij mo zoo
boet pakte on 't mes nit m'n hand wou ruk
ken toen toen o', onze hoer
Jezus vergeve 't me! toon heb ik
toegestooten . . . 011 hij viel neer zonder geluid te
geven ! . . ."
De toehoorder huivert : Om God's wil...
ongelukkige wat hol) jo godaan !''
Godaan?" Zij ziet hem strak aan en knikt
langzaam met 't hoofd : op haar gelaat, ligt
'n uitdrukking van onbuigzame weerspan
nigheid.
Ik ga niet van m'n kind :''
En nu zal dat toch moeten, arme ziel !"
Ze hoort hem niet. Ze heft haar handen
o]), strekt ze voor zicli uit en terwijl ze er
mot ontzetting op staart, mompelt ze: Bloed...
bloed kleeft er aan !" Ze huivert . . . als in
ecu droom (luistert zo, toonloos : Ik be-.i weer
naar boven gerond, en heb m'n kind opge
pakt en mo heel diep in 't donker verstopt...
t n toen . . . en toon . . . bon ik gevangen geno
men .'..." En met 'n kreet, die door morgen
been drong: Och meneer! help me toch !...
M'n kind .' . . . m'n kind ! . . ." Zo huilt als 'u
wild dier, in haar wanhoop stort ze zich weer
voor hem neer, met haar voorhoofd slaat zo
telkens weer op zijn voeten . Hijzelf
is zeer bleek geworden, het zweet parelt op
zijn voorhoofd... Zacht legt hij zijn hand op
haar schouder : Ik kan je niet helpen. Bar
bara Holzer! God erbarme zich over.je ?;'
Hij gaat heen, de deur valt achter hem
dicht! haar hopeloos gejammer snijdt hom
door do ziel.
(Slot volgt).