Historisch Archief 1877-1940
Fo. 1414
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
bouwd, villapark verrijzen, in dat oord waar
reeds langen tijd tal van malarialijders
geaondheid zochten en terugvonden.
En ten slotte : eere wien eere toekomt!
Het is de Centraalspoorweg, die toen door
den heer Muller den eersten stoot aan de
bebouwing van de omstreken van Zeist ge
geven was, met vooruit/denden blik ontdekte
Tfelk een toekomst dit schoone en gezonde
dorp tegemoet gaat. Door den aanleg van een
spoorlijn tot midden in het dorp, door zich
meester te maken van de Stichtsche tram,
door de goedkoope vrachten en vele en zeer
gwiéfelifk ingerichte treinen waarmede
men reed' nu in 33 minuten van Zeist naar
Amsterdam reist, heeft de Centraal-spoorweg
de uitbreiding der kleinere gemeenten zeer
in de hand gewelkt en hunne belangen ten
zeerste bevorderd.
Be Japanscho volksgeest en de
oorlog.
. Reculer pow mieux sauter.
Zou het .waar zijn, dat generaal
Eouropatk-ine tegenover zijn Japansche tegen
standers voortdurend en consequent deze
taktiek toepast?
Bleef het bij terugtrekken alleen, dan
zonden de slimme Japanners zich zeker
afVragen, of zij niet in den val werden
gelokt. Maar de Russen verweren zich,
Dikwijls zelfs krachtig en dapper. Onwil
om den strijd' te aanvaarden, bestaat dus
van hunne zijde zeker niet, en zoo moeten
de steedfr vooródringende Japanners wel
«ten indruk verkrijgen, dat het terugwij
ken hunner vijanden aan .onmacht toe
te schrijven is.
De Japansche legeraanvoerders hebben
getoond, voortreffelijke tactici te zijn.
een der geheimen- van de moderne oor
logsstrategie is hun verborgen gebleven.
En niemand zal durven beweren, dat
deze lof zonder voorbehoud aan de Rus
sische aanvoerders kan worden toegekend.
Over alle hulpmiddelen der techniek be
schikken de Japanners zeker in niet
mindere mate dan de Russen. Doch niet
slechts deze beide factoren komen in
aanmarking, maar ook het levend materiaal,
dat onder de bevelen der aanvoerders is
gesteld, bovenal de geest, die deze troe
pen bezielt.
In dit opzicht zijn de Japanners, tot
dusver, bepaald in het voordeel. Yamato
damashi" letterlijk vertaald de Japansche
ziel," 1) ziedaar den factor, die in dezen
oorlog reeds menigmaal den doorslag
heeft gegeven. Talloos zijn in de laatste
maanden bij de Japanners de voorbeelden
geweest van hetgeen men, met eene
Europeesche uitdrukking doodsverachting
aou noemen. Juister is het misschien, dit
vrijwillig tegemoet gaan van den dood,
dat zijn hoogtepunt in zelfmoord bereikt, 2)
in 'verband te brengen met den
algemeenen doodencultus, de vereering van
de geesten der voorouders. Een echt
Japanner is overtuigd, dat zijn ziel na
zijn dood blijft voortleven en, of in het
lichaam van een pasgeboren kind over
gaat, of op mysterieuse wijze zijn invloed
1) Zie het artikel Yamato damashi" in het
Berl'vner Tageblatt van 24 Juli.
2) Zoo als bij de officieren van het door een
groote Russische overmacht vermeesterde
transportschip Kinchoe Maroe.
MMTtiiHitniniimiiniiitiiiiiiiiiiMiiMimiiiiiimiHiiii
BE PREDIKANT'S-DOCHTER.
Uit he.t Deensch
VAN
KAKIN MICHAELIS.
De predikant woondo op de heide, die
omgeven was van hooge heuvels ; de schapen
liepen er in vrijheid te grazen. Boomen
waren er schaars en de bewoners zijner ge
meente, stille brave menschen, die zelden
feest vierden en nooit dwaze streken of
zotternijen uithaalden. De eene dag geleek
volkomen don anderen. Enkele der dorpe
lingen sneden kerven in de hanebalken, om
daarnaar den tijd te berekenen, doch de
meeaten lieten die berekening eenvoudig aan onzen
Weven Heer over. De zomer kwam als
't zomertijd was en, de winter duurde net
zoo lang ala 't uitviel.
Boven van de heuvels zag men neer op
met eric» begroeide heide en heuvels. De
spitse kerktorentjes aan den horizon, staken
uit als naalden tusschen het heidekruid.
Het naaste dorp lag mijlen ver verwijderd.
De predikant leefde sedert jaren in die
stille eenzaamheid geheel voor zijn gemeente ;
in zijn onschijnbare maar taaie volharding,
geleek zijn werk op de erica zelf; zér veel
bloempjes zyn noodig eer 't purper de heide
dekt.
Zijn geheele bezitting bestond uit schapen,
'n strook akkerland en de vier gebouwtjes
??stal en, schuren rondom zijn huis, en
die wrakke optrekjes trilden en zwiepten bij
stormweer.
Daar hij zich de mogelijkheid voorstelde,
dat zijn opvolger iemand kon zijn met een
groot gezin, vond hij 't zijn plicht, zijn pas
torie en akkerland goed te onderhouden, de
gereedschappen te repareeren, de groene heg
om den bloemloozen tuin te besnoeien en de
gemeente aan 't geven van geschenken te
gewennen.
Zijn predikantskleed wrts glimmend ge
worden door 't lange dragen, maar zijn kragen
waren sneeuwwit nog witter dan de
frischgekalkte wanden van zijn kerkje?want dat
linnen werd gewasschen en gestreken door
zijn dochter Malene. Wanneer de predikant
vaa huis ging om verdwaalde schapen, van
eigen of anderman's kudde, op te sporen of
om turf te-helpen uitsteken in Uggelmoor
of wel zijn gewone wandelingen maakte om
z\jn kinderen" beurtelings te bezoeken, van
£örenvanesed in Gultgaarden tot Rövereden
toe, dan zat Malene allén in de pastorie te
naaien of verrichtte allerlei andere huiselijke
bezigheden. Voor alles wist ze tijd te vinden,
voor wasschen en strijken, voor weven van
op de getrouwen des volks blijft doen
gelden. Zoo schrijft de Mikado, in zijne
proclamaties, de door het leger behaalde
overwinningen, even als zijne eigene
regeeringsdaden, toe aan de roemrijke
geesten van den grondvester van Ons
Huis en van al onze andere keizerlijke
voorvaderen"; zoo schrijft admiraal Togo,
getrouw aan de volkstraditie, zijn eigen
succes toe aan de deugden van den keizer,
die het onveranderlijk voortbestaan van
Japan vertegenwoordigt.
In den strijd staan bij den Japanner
persoonlijk behaalde roem en eer boven
het succes, waarvoor het leven wordt
gewaagd. Dat deze.opvatting soms ge
vaarlijk kan worden, begrijpen, de intel
ligente Japansche aanvoerders zeer goed.
De kapitein-ter-zee Yuasa waarschuwde
zijne manschappen uitdrukkelijk: Laat
ieder uwer elke gedachte, orn zich een
naam te Hinken, ter zijde stellen; laat
ons allen samenwerken tot het bereiken
yan, ons doel. Het is een verkeerd begrip
van dapperheid, al§men onnoodig den
dood zoekt. Kiet de dood is ons doel,
maar de overwinning, en wij sterven te
vergeefs, als' wij geen succes hebben."
Met geheel in overeenstemming met
deze juiste, althans praktische opvatting
is het feit, dat de bij eene poging tot
versperring der haven van Port-Arthur
omgekomen Japansche kapiteins, officie
ren en machinisten na hun dood in rang
zijn verhoogd, terwijl van de overleven
den in het rapport van admiraal Togo
geen melding wordt gemaakt, al was hun
optreden zeker niet minder dapper. Maar
met do Yamato damashi was admiraal
Togo zeker beter in overeenstemming
dan kapitein Yuasa.
De eigenaardige Japansche volksgeest,
die ook het Japansche leger bezielt, en
wel in hooger mate omdat het tot hooger
krachtsinspanning geroepen is, verklaart
het succes der Japanners in menigen
aanval, maar óók de groote verliezen aan
manschappen, met welke dit succes moest
worden betaald. Indien elk Japansch
soldaat naar de traditiën van
Napoleon's grandearmée, den maarschalkstaf
in den ransel draagt, dan moet dit de
staf van den ouden Blücher, van Mar
sehall Voncarts zijn!
Maar hoe lang en tot hoever zullen
de Japnners dit onstuimig optreden kun
nen volhouden ? Verliezen aan
menschenmateriaal, die door Rusland nauwelijks
gevoeld en daarom licht gesteld worden,
zijn voor hen van groote beteekcnis, en
zullen weldra onherstelbaar worden. Wat
in de eerstvolgende twee of drie maanden
zal gebeuren, laat zich niet voorzien.
Maar indien in dit tijdsverloop de Japan
ners geen beslissende, afdoende overwin
ning hebben behaald, zullen hun kansen
waarschijnlijk voortdurend slechter wor
den omdat zij tegenover de aanhoudende
versterkingen van het Russische leger
geen nieuwe krachten zullen kunnen
stellen en steeds verder van hunne opera
tie-basis zullen verwijderd zijn.
De oorlog tegen Rusland is in Japan
beslist in hooge mate populair. Tot dus
ver is de uiting van den volksgeest aan
het succes der Japansche wapenen ten
?MIMimmmillllMIMiHlMIIIHItMIMIIIMIIIIIHItmlIUIIWIIIIIIMIIUlnltmM
fijn linnen voor hemden en grover voor
lakens, die ze dan te bleeken spreide voor
't scheren en inpekelen van schapen en nog
zooveel nieer ; dat alles bezorgde Malene zelf.
Sedert haar twaalf Ie 'aar, toen haar moeder
stierf, was de zorg van het huishouden op
haar neergekomen en met elk jaar waren
haar mér lasten opgelegd; maar ze had
jonge, sterke schouders, die't dragen konden
en groeide krachtig en ink op.
Met de luuüd in de hand rustte Malene
dan van haar arbeid uit. Ze naaide niet
altijd in dezelfde kamer, maar hield er van
om telkens ergens anders te gaan zitten : aan
't venster dat op 't Westen lag, als de zon
bijna onderging, in de kamer die op 't Noorden
uitzag, als de wind 'n heirleger van grauwe
en witte wolken voor zich uitjoeg en aan 't
Oosten, wanneer ze weemoedig gestemd wa°.
Daar kwam de zon op, van daar brak de
nieuwe da* aan, waar ze eiken avond naar
verlangde, waarvan ze 's nachts droomde.
Maar ze stelde zich dien komenden dag ook
niet zóó voor als de vorige geweest was.
Wanneer de dageraad gloorde en die teere
zachtroze wolkjes achter de heideheuvels
opzweefden en langzaam, statig schenen nader
te komen, was 't haar, als brachten ze schoone
beloften en groeten van uit onbekende landen
mee .... Daarom was de rnorgenschemering
haar lief en lag ze reeds heel vroeg te bed
op haar stroozak naar buiten te turen, om te
zien hoe 't zwart en grauw van den nacht
plaats maakte voor het glanzend goud en
purper tot ten laatste de zon in al haar
pracht, te midden van een web van stralen
aan den hemel stond, 's Zomers viel er dauw
op de heide, aan de gele bremtakken hingen
dauwdroppels en aan de puntjes van het
trilgras, dat op de bemoste daken groeide,
glinsterden drupjes.
Maar in den winter lag er over alles witte
rijp en dan geleek de heide op een groot
bleekveld, waarop linnen gespreid lag.
Malene hield veel van de kleine lammetjes,
waar ze vaak mee speelde, tusschen de heuvels,
wanneer ze blatend achter de moeder
atiugesprongen kwamen.
Dat bij al den groven arbeid dien ze ver
richtte haar handen ruw, grof en plomp
werden daaraan dacht Malene in't geheel
niet en evenmin dat haar oogen door de
inspanning van 't vele naaien roodgerand
waren. Een spiegel gebruikte ze niet en
de hoogsteenvoudigo bruine kleeren die zo
zelve weefde en maakte, zaten haar zoo goed
en kwaid als 't ging.
't Was geen verlangen naar scherts en dans
dat haar wel eens deed zuchten en soms
schreien, 't Was 'n verlangen, waaraan ze
geen woorden kon geven. Haar dagelijksche
bezigheden verrichtte ze zonder behoefte aan
waardeering; voor alles wat ze deed, prees
de predikant haar steeds met dezelfde woorden:
Zóó is 't goed, Malene!"
goede gekomen. Wat echter tot dusver
een bron van kracht was, kan een bron
van zwakheid worden, liet zou-ons niet
verwonderen, als de flinke Japanners,
die in een halve eeuw meer hebben ge
leerd dan aridete volken in vijf eeuwen,
ook deze moeielijkste aller lessen, de les
der zelfbeheersching, met bekwamen
spoed leerden.
IIIIIIIIMIIIIIIIIIilliniMfllllllllllHIIIIIIMIIItllllflIlilllllllllllllllllllHIIIU»
Sociale,
iHiHiiMHiiiiiiirmiwiiHtiiniiiinnNiiii
Een woniHBEflerzöröte Rotterdam.
i.
Het woningvraagstuk, hoe nijpend ook
voor de armste klasse der groote steden,
en hoe dringend ook vragend om oplossing
in het belang der openbare gezondheid,
verkeert in de meeste onzer groote steden
nog in zijn allereei ste stadium van oplossing.
])e kern van het womrjgvraagstuk is niet: de
'oouwspeculatiö, de woningbouw aan de
zoomen der groote steden, de revolutiebouw
enz., al valt daarin veel te verbeteren; de kern
is: do toestand der woningen in do bin
nenste gedeelten der groote steden, inge
bouwde zijstraten, sloppen, stegen, vol
bevolkt omdat ze in de centra gelegen zijn ;
bevolkt niet door de eig>-nlijke werklieden
in den gewonen zin van 't woor.1., maar door
liet bezinksel der groote steden: paria's,
venters, weduwen, onbeschrijflijke nering
doenden, bedeelden, gure caf'ó's en de be
woners of bewoonsters daarvan,....
Wie aan die kern van het woningvraag
stuk begint, moet zich bewust zyn van het
vooruitzicht, dat hier voor de ingrijpende
verbetering, van de bewoners zelf geen of
weinig medewerking te wachten is, geen
initiatief, maar ook «een draagkracht. In
een soort lethargie berusten 2.0 in hun lot,
nestelen zich er in, hebben geen begeerte
naar wat beters. Hier kan alleen een
krachtig ingrijpen van buiten af hulp
brengen; een ingrijpen wat zich niet slechts
bepaalt tot dwingend optreden der overheid,
om de menschen uit de stinkbuurten te
verjagen, maar ook op zijn tijd moet weten
te helpen en te voorzien in den nood, die
door het optreden is veroorzaakt.
Maar vóór alles is noodig: een nauwkeurig,
systematisch onderzoek. En wil ten slotte
de gemeente, op grond der Woningwet, hier
niet alleen afkeurend en afbrekend, maar
ook bouwend en helpend optreden, dan mnet
zij, langs officieelen weg, eerst nauwkeurig
met den toestand op de hoogte komen.
In dat allereerste stadium verkeert thans
het vraagstuk der woningen voor de laagste
klasse, in de meeste onzer groote tteden;
alleen Amsterdam is er wat mér mee ge
vorderd. Maar dat moest ook, want daar
is de toestand het ergst!
In Rotterdam is nog maar enkele jaren
het woningvraagstuk actueel.
Het eerst werd er, in 1900, de aandacht
op gevestigd door de Yolksteliers, die in
het publiek uiting gavsn aan hun afgrijnzen
over al hetgeen ze, bij het binnengaan van
de woningen der achterbuurten, hadden
gezien en vernomen.
L)e Vereeniging voor Gemeente- en Volks
belangen" benoemde toen een commissie,
die een meer systematisch onderzoek zou
instellen. De Commissie kwam wel, en
ging ook wel onderzoeken, maar bleet' in 't
werk steken !
Een poging, door de afdeelingvan 't Nut"
?tUUMIIII Uil IIWI IIMDIIIlnmllmtllllllllMllllllll l IIMIUIMIIIIIIMUNMMWI
Dat zei hij even zoo goed als ze het stroodak
der schuur had in orde gemaakt, wanneer er
stukken van door den stormwind waren w
ggeslingerd, als wanneer ze hein een hemd
met mooi gewerkt borduursel aan den hals
toonde, of wel de weefstoel bespannen was
met ruig wollen stof voor een winterpak.
Malene's moeder had haar ? zoo goed als
ze 't zelve kende wat fransch en dui'sch
geleerd en van die kennis was haar vrij wat
bijgebleven terwijl ze zorgen en kleine
verdrietelijkheden snel vergat. Ze placht dan
in haar eenzaamheid zich vaak te oefenen in
verbuigingen en werkwoorden of de kleine
versjes en fabels op te zeggen die ze geleerd
had. 't Was of een stem haar toefluisterde:
Die kennis is een gouden sleutel, die je aan
een koordje om den hals draagt; verlies hem
niet." De sleutel verroestte wel, maar ze
verloor hem niet.
De boekenrekken van den predikant stonden
vol met geleerde boeken over de Heiligen
Leer, maar heel boven was een vak met
kleine dikke deeltjes van fraiische klassieken.
Malene deed liaar best ze te lezen, wat haar
wel moeite maar ook vreugde gut'. Maar toen
de predikant haar eens daarmee bezig zag,
zei hij : Laat die boeken liggen, 't is beter
dat je ze niet leest".
En Malene raakte ze niet meer aan. Ze
lagen als zoete vruchten onder 't bereik van
haar hand, maar aanroeren deed zij zo niet.
Met Kerstmis en Paschen werd ze ge
woonlijk bij het minst arme gezin van bot
dorp ten eten uitgenoodigd, maar daar ze
bijna menschenschuw was, zat zo er meteen
verdrietig lang gezicht bij of kroop stil in 'n
hoekje. Meiden en knechts schertsten en
plaagden elkaar, mannen en vrouwen ver
telden van allerlei wat in Oost en West
voorgevallen was. Maar Malenc ztit er bij als
was ze doof en blind en dan zei de predikant:
Malene past 't best bij haar werk thuis ;
Daarin is ze de flinkste".
Toen Maleno nog 'n heel klein meisj-e was
en haar moeder honderde vragen deed, die
deze geduldig beantwoordde, placht ze op
'n bankje aan moeder's voeten te gaan zitten ;
't bankje sleepte ze mee, overal waar die
heenging.
De moeder spon, weefde en naaide ijverig:
Dat zijn lakens voor je uitzet, Malene." En
toen ze vroeg wat uitzet beteekende, kreeg
ze er een verklaring van. Toen de moeder
stierf waren er al veel lakens en sloopen
klaar, gemerkt met Malene's naam en droeg
moeder haar op, daar vlijtig mee voort te
gaan. En Malene aanvaardde die nalatenschap.
/e weelde van de beste, gelijkste vlasdraden,
mooi, fijn linnen, naaide alles en bond wat
gereed was in pakken saam. Ze maakte
hemden, nachthemden en onderrokken en
pakte alles in de bruine, met snijwerk ver
sierde houten kist. Ze weefde ook de stof
voor 't bruidskleed en die. was wit en soepel
ingesteld, gaf eveneens slechts ponere resul
taten.
In den winter van 1902?1903 werd door
twee sociaaldemocraten, Spiekman en
Schotting, gedurende een maand lang een
dagelijksche tocht ondernomen door de
armelui'sbuurten, en hunne bevindingen in een
levendige schildering weergeven in het
boekske Arm Rotterdam", dat bijzonder
de aandacht trok, en in alle kringen der
stad indruk maakte.
Voor een stelselmatig, systematisch onder
zoek in een stad als Rotterdam, is echter
mér tijd, geld en introductie noodig dan
waarover particulieren kunnen beschikken
en vooral voor eene breed-opgezette be
handeling in den Raad kan men met par
ticuliere gegevens niet volstaan.
Deze overwegingen, en dan nog de over
tuiging dut het woningvraagstuk, hoe
moeilijk ook, niet mag blijven rusten, zullen
het zijn geweest, die er de Rotterdamsche
Gezondsheidscommissie in Juli 1903 toe
leidden, een sub-couimissie te benoemen,
om zulk een stelselmatig eu systematisch
onderzoek in te stellen naar de n-, twee
en driekamer-woningen. Het onderzoek
wordt ingesteld door n ploeg: een chef
en een hulp, heide menschen, die er voor
worden gesalarieerd, en dus hun fieelen tijd
er voor vrij hebben. Dat zal wat lang
duren, mnar men heeft dan ook de zekerheid
dat het secuur gebeurt en naar n maatstaf.
De gegevens worden verzameld in een
kaartcatalogus ; de kaarten gekleurd al naar den
aard der woningen, b.v. brons voor afge
keurde panden; bruin voor panden die
afgekeurd moeten worden ; geel voor wonin
gen die, hoewel nog niet af te keuren, toch
onherstelbare gebreken hebben; enz. Deze
kaarten worden in doozen geplaatst, zoodat
het overzicht steeds gemakkelijk is. Men
onderzoekt bloksgewijs, en zal, als spoedig
de nieuwe . bouwverordening (in over
eenstemming met de woningwet gebracht)
aangenomen is, ook voorstellen tot verbete
ring bloksgewijs indienen. Wat niet weg
neemt, dat verbeteringen, die oogenblikkelijk
noodig zijn, ook wel gerapporteerd worden.
Uit deze bijzonderheden over de wijze
van het onderzoek blijkt duidelijk, dat het
onderzoek der Rotterdamsche commissie
waarvan thans rapport is uitgebracht
over twee complexen grondig wordt inge
steld, en waard is, dat er aandacht aan
geschonken wordt. Dat men een grondig
onderzoek wil, eu de taak ruim opvat, blijkt
ook uit de formulieren, waarin de bezoekers
hun gegevens hebben op te teekenen, niet
alleen worden alle, bijzonderheden gevraagd
over de woningen, verlichting, vocht, rook,
enz., maar ook omtrent het beroep der
be woners.
Twee complexen zijn thans onderzocht.
Het eerste is begrensd door Achterklooster,
Oostpleüi, Oostvestplein en Goudsche Wa
genstraat, en verder het complex, gelegen
tu&schen Kipstraat, Goudsche Wagenstraat
en Ged. Goudschesingel. Dat is tezamen
wijk 12", met 1335 woningen die in de
termen vallen vau het onderzoek. Het
tweede complex, aangeduid met wijk 4",
ia het stadsdeel, begrensd door
Westnieuwland, Groote Markt, Steigergracht,
Leuvehuven, ]S'oordblaak en Beurs. Een
der oudste gedeelten der stad dus, maar met
slechts in de verborgen stegen en sloppen
de werkmanswoningen.
En nu de gegevens on cijfers. Het rapport
bevat niet minder dan 36 tabellen, elk op
zichzelf belangrijk ; zoodat eenmaal aan de
cijfers beginnende men waarlijk niet weet,
waar te heginnen en waar te eindigen.
Ik zal dus moeten volstaan met slechts
enkele van de meest belangrijke cijfers or
IMIIIItlllHIIIIIIIIIIJItllullUI
MIIIMIIIIIIlUJIUUjHIlUIHItUIIM
als bloemblaadjes. De kist, waarin dat alles
geborgen werd, was reeds tot den rand toe
vol; de deksel werd toegehaald en de sleutel
omgedraaid.
Zij zelve merkte wel dat ze fpoedig moe
werd, als ?/.& de schapen najaagde om ze te
vangen. Op zekeren dag zei de predikant tot
haar: ,,^,'u ben je al zoo 'n oude vrijster,
maar voor den goeden God ben je toch nog
jong genoeg!"
Oud of jong zijn, daar had Malene nooit
over nagedacht; maar 't kwam haar voor,
als was 't een soort schande, dat ze al zoo
oud was. Wanneer ze in de kerk onder den
kansel zat. om naar de eenvoudige rede vau
den predikant te luisteren, dan viel 't haar
moeilijk haar gedachten bij elkaar te houden :
Gedenk degenen, die als wilde vogels
rondlladderen, zonder dak; boven 't hoofd, zonder
geloof in het hart."
Malene zag door 't kerkraam de wilde
vogels die over de heide vlopen, ver. ver
weg. Haar geloof en zaligheid zon ze er
voor hebben willen geven, om evenals die
vogels, ver we,; gedragen te worden ... Maar
tot vluchten was ze niet dapper genceg.
Het brecde pad, dat van de pastorie naar
den landweg voerde, was zeker niot kort,
maar de predikant was er op gesteld, dat steeds
goed te onderhonden. Hij trok liet onkruid
uit, spitte en schoffelde 't, en ruimde 's winters
de sneeuw er van weg. Maar daarbij moest
Malene helpen, zij was zóó sterk en werkte
als een man ; arbeid gaf haar de grootste vol
doening.
't Was op een kouden winterdag dat ze
beiden bezig waren de sneeuw weg te vegen;
ieder waren ze aan een kant van 't pad be
gonnen, in 't midden zouden ze elkaar ont
moeten.
Malene kon hu ar vader door de sneeuw
jacht niet zien. l.Iverig werkte ze door, maar
't was of ze 't midden nooit bereiken zou.
Had vader het werk wellicht gestaakt'.'....
Toen ze hem vond lag hij dwars over het
pad, reeds half rnet sneeuw bedekt.
Malene droeg hem naar huis. Toen waadde
ze anderhalve niijl ver, om een dokter te
halen. Ken verlamming had hem getroffen;
Melane waakte bij heni.
Do weefstoel stond nu lang stil en werd
met stof bedekt. Do wind sleurde telkens
meer stukken van 't dak weg, zonder dat er
iets aan gedaan werd. De schapen werden
slecht verzorgd; met moeite vond Malene
tijd, om ze het voer te brengen en de stallen
eeuigermate te reinigen.
Na dezen winter kwam de lente. De pre
dikant was en bleef verlamd, maar zijn spraak
had hij behouden eu daar hij niet meer zijne
kinderen" kon bezoeken, kwamen zij tot
hem. Maar op den duur kon dit niet zoo
blijven en moest hij 'n hulp hebben ki zijn
ambt. En die hulp kwam dan ook in den
persoon van Arvid Eriksen. Malene maakte
uit te pikken en daarbij de meest opvallender
feiten die het rapport vermeldt, raededeelen.
Hierbij dient men opgemerkt, dat door de
commissie 2 kinderen beneden 10 jaar ge
rekend worden voor I volwassene. En dan
blijkt uit elke bladzijde, ja, uit elke regel
van dit rapport, dat inderdaad de woning
toestand in de tweede stad des lands alles
behalve aan de redelijke eischen voldoe t!
Wanneer men als benoodigd de redelijke
maatstaf bezigt van l kamer voor 2 per
sonen, 2 kamers voor 4 personen en 3 kamers
voor 6 personen, dan waren er in wijk 12
van de n-kamer-woningen voldoende 437
of 53.75 pCt., onvoldoende 576' of 46.25pCt.
In wijk 4 is er van de n-kamer-woningen
3S.Or>pCt. onvoldoende! Reeds vóóraan in
haar rapport constateert dan ook de Com
missie: Deze laatste cijfers geven weleen
heel treurigen kijk in de woningtoestanden
van deze stadsgedeelten. Eén kamer,
waarin geslapen, gekookt, gewasscheu en
vaak nog gewerkt wordt, voldoet niet aan
de geringste behoeften. En hier blijkt,
dat ruim de helft van de bevolking van
wijk 12 in dergelijke omgeving woont,
waarbij men dan ook nog in het oog moet
houden, dat juist van de
n-kamerwoningen het meerendeel in een hoogst
onvoldoenden toestand verkeert!"
Van de 1275 bewoonde woningen in wijk
12 waren er nJ. 813 n-kamer-woningen
met 2093 bewoners; 347 twee-kamer
woningen met 3181 bewoners, en 115
drickamer-woningen met 510 bewoners. Meer
dan de nelft dezer bevolking woont dus
in zulke hoogst onvoldoende n-kamer
woningen!
De woning-misère blijkt óók sprekend
uit 't geen wordt gemeld over de bedsteden.
In wijk 12 zijn er b.v. van de 855 n
kamer-woningen 738 met ne bedsistede! In
wijk 4 is het niet veel beter: daar moeten
van de 219 gezinnen in n-kamer-woningen
185 zich behelpen met ne bedstede ! Wan
neer men toch als redelijke eischen stelt,
dat een gezin met mér dan twee kind eren
minstens 3 slaapplaatsen noodig heeft, dan
moet men de conclusie waartoe het rapport
komt, wel toestemmen.,, dat het hier een
hoogst gebrekkige" toestand is!- De n
kamer-woningen laten bovendien het plaat
sen van ledikanten ook niet toe, zoodat in
de meeste gevallen de kinderen dezer lieden
's nachts pp den grond worden gelegd ook
in den winter.
Inderdaad men moet het, gelijk schrijver
dezes, gezien hebben, hoe in dió boven- en
achter-krotten hier of daar in een hoek een
onbeschrijflijke matras ligt met wat lompen
als bedekking er op, om te kunnen gevoelen,
wat hier ontbeerd engeleden wordt!
(Slot volgt.) H.
in.
Jui.ius RÓNTGEX. Sonate in E-dur voor
Piano en Viool. Opus 40. Middelburg,
A. A. Nos»e.
E. JfACiEL. Mutsuhito. Japansche Marsch
voor piano. Amsterdam,G. Ahbaeh& Co.
L. ADR. v, TETTERODK. Avondvrede. Ge
dicht van Marie Boddaert, voor een
zangstem met klavier. Opus 42. Am
sterdam, G. Alsbach & Co.
HMIItllmillllllltlllltmillllllJlllllllllilHIIIIIIIIIIIJIIItlllllllimilllHIUMIMII
twee kamers voor hom in orde, want hij zou
in de pastorie zijn intrek nemen. Den dag
dat hij komen zou, kookte ze soep en dekte
netjes de tafel.
Arvid Eriksen was klein en mager en hij
sprak met 'n buonder zachte stem. Malcne
schrikte zoo van haar eigen, zware stem, dat
ze begon te fluisteren.
De jonge, kortzichtige man hield haar voor
de meid, en Malene liet hem in die meening
en hielp hem zijn koffers en kisten naar
binnen te dragen. Na tafel, toen hij begrepen
had, wie ze was, spraken ze 'n poosje met
elkaar.
Vóór dat 't zomer werd, kende de nieuwe
hulp-prediker de verhoudingen der gemeente
en ging eiken dag van huis om te helpen
waar dit noodig was. Hij had een klein
harmonium en daarop speelde hij eiken avond
kerkelijke liederen. Malene zat in een hoek
en luisterde er gaarne naar; soms weende
ze stilletjes. Wanneer hij geëindigd had, ging
ze naar de keuken om voor het avondeten
te zorgen en Arvid Eriksen begon dan een
gesprek met den predikant.
Malene is 'n beste meid," zei deze eens
op 'n avond.
Uw dochter is 'n ware engel," antwoordde
Arvid Eriksen.
De deur ging open en Malene trad binnen.
Ze had de laatste woorden gehoord.
Dien avond had ze wel twintig verdwaalde
schapen hebben kunnen opvangen, zonder
inoe te worden.
Toen de predikant naar bed gedragen en
Arvid Eriksen naar zijn kamers gegaan was,
sloop Malene naar het vertrek waarin het
orgeltje stond. Ze boog zich diep en kuste
de toetsen waarop zijn vingers gerust hadden.
Met 'n kaars in de hand, steeg ze stil naai
de zolderkamer waarin haar uitzetkist stond,
opende het, haalde de pakken met goed en
het mooie fijne linnen en de soepele witte
stof voor het bruidskleed er uit. Haar gezicht
straalde, toen ze dat alles voor zich zag, als
ware 't een bloeiend, zonnig veld geweest,
en baar hart klopte zoo heftig, dat ze haar
hand op de borst drukte, om het te doen
bedaren.
Een windvlaag doofde het licht uit en de
duisternis eu kou om haar heen bekropen
haar als 'n voorgevoel van verdriet eu smart.
Tastend legde ze weer alles in de kist,
sloot haïir' af en begaf zich ter rustte. Den
volgenden dag werd ze vijf-en-dertig jaar.
Ja, nu is Malene al een oud juffertje, maar
'n beste, brave meid," zei de predikant en
Arvid Eriksen voegde er bij: Al was u ook
vijftig jaar Juffrouw Malene, ik zou u toch
niets oud vinden. Voor mij is u als 'n zuster,
ja, zelfs mér dan mijn eigen zuster ooit voor
me geweest is."
(Sl,t ro!.jt).